Cirque des Vampires: Skey's geschiedenis

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

Grappig dat de wolf van de kasteelheer ook naar Skey luistert. En Skey is bijna klaar, benieuwd wat er dan komt! oh en ik vroeg me af, hoeveel dagen heeft skey hier nu ongeveer gelegen? hoeveel dagen duurt zo'n transformatie.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel! :D jullie raden het goed haha. Yociame, de transformatie heeft zeven dagen en zeven nachten geduurd, zo'n week ongeveerd dus :)

_________________________________________________________________________________

Het gebeurde toen hij het vierde stuk brood had doorgeslikt. Het eerst wat hij voelde was een scherpe steek die dwars zoor zijn maag trok. De pijn was heftig en onverwacht en zijn lichaam klapte dubbel. Met een ruk kwamen de riemen om zijn polsen strak te staan. Hij kreunde, maar vrijwel direct volgde er nog een steek, scherp en snijdend, alsof zijn maag in elkaar kromp maar tegelijkertijd ergens van binnenuit door opengesneden werd.
Skey hoestte. Met dichtgeknepen ogen probeerde hij opzij te rollen, maar de riemen boden hem daar nauwelijks ruimte voor. Opnieuw trok er een steek door zijn maag en hij kreunde.
‘Heer?’ hoorde hij Naïma bezorgd vragen. ‘Heer? Wat is er? Wat er aan de hand?’
Hij kon niet antwoorden. Er drukte iets tegen zijn maag en zijn slokdarm begon te branden. Hij kokhalsde en er sprongen tranen in zijn ogen: een volgende steek deed zijn lichaam opnieuw dubbelklappen. Zijn maag brandde en protesteerde en opnieuw kokhalsde hij. Toen gaf hij over.
Hij gooide alles eruit. Het brood, tenminste. Gek genoeg hield zijn lichaam het bloed binnen, ook al had hij daar de afgelopen dagen veel meer van binnengekregen dan van het water en het brood dat Naïma hem gegeven had. Toch werd dat uit zijn maag geperst, tot de laatste kruimel, alsof zijn lichaam het afstootte, het niet meer accepteerde. Hij hing zo ver als de riemen dat toelieten over de rand van het bed en kon niet anders dan wachten tot zijn maag weer tot rust was gekomen. Toen dat gebeurd was, bleef hij hijgend en met zijn ogen dicht over het bed hangen, met een sterk gevoel van wanhoop dat zich van hem meester maakte. Het gebeurde echt. Het gebeurde echt, het gebeurde snel en er was geen enkele weg meer terug.
Toen hij niet langer overgaf, merkte hij dat Naïma’s handen hem vastpakten.
‘Kom maar, heer, ik help u. Kom maar.’ Ze hees hem overeind en legde hem weer op zijn rug op bed, waar hij hijgend bleef liggen. Hij voelde dat ze zijn mond en zijn voorhoofd schoonmaakte met de natte doek en met haar hand over zijn haar streek. Toen legde ze de doek weer in de kom en draaide zich om, maar Skey wist haar bij haar hand te pakken. Haar hand voelde warm en zacht aan het was er iets vanuit haar hand naar die van hem stroomde, een energie, iets wat hij niet goed kon omschrijven.
‘Naïma…’ bracht hij uit. ‘Wat…’
Naïma draaide zich weer naar hem om en suste hem. Ze keek naar hem en legde haar hand tegen zijn gezicht.
‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Ik moest de kasteelheer halen wanneer dit zou gebeuren. Het spijt me, heer.’
Skey’s lichaam verkrampte en hij merkte dat ze even medelijdend in zijn hand kneep. Toen hij zijn ogen weer opendeed, lag er iets triests, verdrietigs in haar blik. Ze liet haar hand over zijn gezicht glijden, en toen boog ze naar hem toe en drukte zacht een kus op zijn lippen. Het was of zijn huid onder haar lippen dwars door alle pijn heen begon te tintelen, heel even maar, een fractie van een seconde.
Naïma kwam wat overeind en keek naar zijn gezicht, haar lippen maar enkele centimeters van de zijne verwijderd.
‘Het spijt me,’ zei ze weer. ‘We zullen elkaar niet meer zien.’ En ze liet hem los. Ze liet hem los, haar hand gleed uit de zijne en ze liep weg. Ze liet Skey achter op het bed en hij keek haar na, met een hevige pijn in zijn borst die voelde of er een gat in achterbleef, en hij balde zijn handen tot vuisten om de pijn te onderdrukken.
‘Naïma…’ bracht hij nog één keer uit, en het leek of Naïma nog een keer naar hem om wilde kijken, maar ze liep door. Met gebogen hoofd vervolgde ze haar weg naar de deur. Ze legde haar hand op de knop, trok de deur open en liep daar bijna vol tegen Domingues op.
De kasteelheer stond in de hal, voor de deuropening. Zijn gezicht was blanco en zijn ogen waren vrijwel direct op Naïma gericht, alsof hij haar al door de deur heen aan had zien komen. Ook de wolf, die rondjes om zijn benen draaide, had zijn ogen op Naïma gericht.
Naïma schrok van de plotselinge aanwezigheid van de kasteelheer. Ze leek moeite te moeten doen om niet achteruit te deinzen en boog haar hoofd.
‘Heer…’ zei ze. ‘Ik wilde u net gaan halen… ik probeerde hem eten te geven, maar… hij houdt het niet meer binnen. Hij geeft over, en hij heeft pijn.’
Er was geen emotie uit Domingues’ crèmekleurige ogen op te maken. Hij keek haar aan en bewoog geen spier.
‘Het is tijd,’ zei hij. ‘Ga weg en stuur Gerald en Heinric.’
Naïma aarzelde niet: zonder iets te zeggen liep ze geruisloos langs hem heen de kamer uit. Ze wierp nog één laatste, gepijnigde blik op Skey voor ze uit het zicht verdween.
Domingues liep door de deuropening de kamer in. Skey keek naar hem, door de pijn van zijn protesterende lichaam heen, maar de kasteelheer keek niet naar hem terug. Hij ging samen met de wolf in een hoek staan en bleef daar zonder naar Skey te kijken staan wachten. Hij had de zelfde afstandelijke uitstraling als hij de afgelopen dagen altijd bij Skey in de buurt had gehad.
Het duurde niet lang voor Skey mensen aan hoorde komen. Hij rook dat het mannen waren, wist niet hoe hij dat wist, en hij hoorde dat ze iets bij zich hadden wat rinkelde. Toen ze binnenkwamen, zag hij wat het was: het waren kettingen. Ze droegen allebei twee lange schakelkettingen en enkele sloten met zich mee, die grof waren en sterk roken naar roest.
De mannen liepen naar Skey toe en gingen bij het bed staan. Zwijgend begonnen ze de kettingen om zijn polsen en enkels te wikkelen. Hij had zodanig pijn dat het hem niet lukte zijn hoofd ver genoeg opzij te draaien om te zien wat ze verder deden, maar toen ze bij zijn enkels kwamen, zag hij vaag dat ze bezig waren de riemen die hem in bedwang hielden te vervangen met de kettingen. Ze waren zijn boeien aan het versterken.
Toen de mannen klaar waren, keken ze op naar Domingues. Die stond nog steeds in de hoek en knikte met zijn hoofd naar de deur.
‘Laat ons alleen,’ zei hij. ‘Laat niemand in de buurt komen.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Hm, als ze kettingen nodig hebben zal hij wel sterker worden. Jammer dat Naïma weg moet, ze kan toch nog steeds zijn gezicht wassen (A) Ze is juist zo'n leuk personage!
Ze wierp nog één laatste, gepijnigde blik op Skey voor ze uit het zicht verdween.
Ze had de deur toch achter zich dicht gedaan? :$

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

ik ben benieuwd!!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel! :D @ Maaike, die had ze open gedaan om de kasteelheer te halen en toen stond hij ineens voor haar neus, of bedoel je dat niet?

________________________________________________________________________________

De mannen knikten en gehoorzaamden hun kasteelheer. Ze namen de riemen mee en liepen achter elkaar aan de kamer uit. De deur ging achter hen dicht en het gevoel van hun aanwezigheid verdween.
Skey zag met half dichtgeknepen ogen dat Domingues naar de deur liep. Hij draaide hem van binnenuit op slot en draaide zich toen om. Hij pakte zijn lange jas vast en begon de knopen los te maken. Hij deed het langzaam, uitdrukkingsloos, maar toch sierlijk, zoals hij altijd bewoog. Toen hij de knopen los had, trok hij de jas uit en legde hem over de stoel waar ook Skey’s kleren over hingen.
Toen vond zijn blik Skey. Er zakte iets kouds in Skey’s maag neer en een brandende sensatie begon door zijn lichaam te trekken, nu niet alleen meer door de pijn, maar ook door een heftige angst en vrees. Hij begon te worstelen toen Domingues zijn kant op kwam lopen, rukte aan alle macht aan de kettingen, maar er zat geen enkele beweging in de schakels om zijn ledematen.
Domingues kwam dichterbij. Hij stak zijn hand naar hem uit en Skey vocht, harder dan hij ooit gevochten had, in blinde paniek en vrees. Iedere cel in zijn lichaam wilde weg, weg van Domingues, weg van wat er zou gebeuren. Dit was het einde. Hij wist het, voelde het aan alles. Als hij nu niet wegkwam, zou het afgelopen zijn.
Maar het lukte hem niet om weg te komen. De kettingen waren te stevig en Domingues hand die zich om zijn hals sloot was sterk als altijd. Ondanks dat bleef hij worstelen, en Domingues klom op het bed en sloeg zijn been over hem heen, zodat hij op zijn knieën boven hem zat om hem in bedwang te houden, en zijn hele uitstraling was net zo koud en emotieloos als altijd. Zijn hand gleed om nek zijn omhoog, sloot zich om zijn onderkaak en draaide Skey’s gezicht opzij, zodat de stukgebeten linkerkant van zijn hals naar boven kwam te liggen.
Toen boog hij zich naar hem toe. Er trok een tergende pijn door Skey’s hals toen twee scherpe hoektanden zich net onder zijn kaak in zijn hals boorden, een pijn die erger was van die van alle voorgaande keren bij elkaar. Hij vocht, rukte aan de boeien om zijn armen, schopte met zijn benen, maar Domingues zat als een onvermurwbaar standbeeld bovenop hem en dronk van hem, met zijn hand om zijn nek en zijn tanden diep weggezonken in zijn hals. De pijn was vreselijk en Skey kreunde gesmoord vanachter zijn op elkaar geklemde tanden, met zijn ogen dichtgeknepen en worstelend om de kasteelheer van zich af te krijgen.
Net toen hij dacht dat het niet erger kon worden, hield de kasteelheer op met drinken. Hij kwam overeind en ging rechtop zitten, met zijn verbleekte, crèmekleurige ogen op Skey gericht. Er liep een straaltje bloed vanuit zijn mondhoek naar beneden en Skey kon het ruiken, zoals hij ook het rijkelijk vloeiende bloed in zijn hals kon ruiken, maar het was of er iets anders was, of zijn bloed anders rook dan hij zich van vroeger herinnerde, al kon hij zich niet herinneren dat hij ooit eerder had geweten hoe zijn bloed geroken had.
Domingues bleef naar Skey’s gezicht kijken toen hij hand naar zijn mond bracht. Zijn kaken kwamen van elkaar en hij zette zijn hoektanden in de linkerzijde van zijn linkerhand. Skey keek naar hem, hijgend, lijdend, en hij begon heftig met zijn hoofd te schudden toen Domingues zijn hand naar zijn gezicht bracht, worstelend, met zijn ogen dichtgeknepen om oogcontact te voorkomen.
Maar toen rook hij het.
Bloed.
Zijn ogen gingen open. Er gebeurde iets met hem toen de geur tot zijn hersenen doordrong. Hij stopte met worstelen en bleef plotseling liggen, als verstijfd. Nietzienend staarde naar een punt rechts van hem, volledig in beslag genomen door de geur. Het rook beter dan wat dan ook ter wereld en deed al het andere verdwijnen, de pijn in zijn hals, de golven die door zijn lichaam trokken, de geur van zijn eigen bloed. Alles in zijn hele wezen werd naar die geur toegetrokken.
Langzaam, met grote ogen, draaide Skey zijn hoofd richting de geur. Domingues’ hand verscheen in zijn blikveld, en Skey keek naar het donkerrode bloed dat uit de wonden stroomde en in straaltjes langs de bleke pols naar beneden liep. De kleur was prachtig, de glans was prachtig, de koperachtige, zoute geur die er vanaf kwam nog mooier. Het verlangen ernaar leek hem in een magneet te veranderen die sterk reageerde op de wond in Domingues’ hand. Het was zo sterk, het trok hem er naartoe, hij kon er geen weerstand aan bieden. Er bestond niets anders meer.
Toen, op hetzelfde moment als Domingues zijn hand dichter naar Skey toe bracht, kwam Skey’s hoofd van het kussen en sloot hij zijn lippen om de wond.
Hij dronk. Hij dronk en het voelde beter dan alles wat er bestond. Het bloed was warm in zijn mond en was alsof hij vloeibare hemel dronk, het beste ter wereld, magische mede die zijn hele lichaam deed gloeien. Zijn lichaam ontspande, zijn ogen draaiden weg en gleden dicht, maar hij dronk door. De koperachtige smaak van bloed tintelde in zijn mond en deed een warme, krachtige sensatie door zijn hele lichaam trekken. Hij wist niet meer wat hij deed, het drong niet meer tot hem door dat hij Domingues’ bloed dronk en zijn eigen vonnis tekende. Alles was gericht op het bloed en het zoveel mogelijk drinken daarvan. Die drang was sterker dan al het andere in zijn lichaam.
Domingues liet hem een tijd drinken, maar haalde na verloop van tijd zijn hand weg. Skey viel met een plof terug op zijn bed, hijgend, met de prikkelende smaak nog in zijn mond. Hij keek naar Domingues, die zijn mouw weer omlaag trok en van het bed klom. Het gevoel van zijn bloed trok door zijn hele lichaam, wervelde door zijn hoofd, door zijn geest, en gaf hem toen een harde klap in zijn maag.
Daar begon het mee. Een stekende pijn in zijn maag, erger dan het brood net veroorzaakt had. Hij klapte dubbel zover als de kettingen dat toelieten en de lucht werd in een korte kreun uit zijn longen geperst. Zijn gezicht vertrok en zijn ogen knepen samen toen er nog een klap volgde, en nog een steek, en nog één.
Toen begon het zich te verspreiden. Er verscheen een genadeloze druk op al zijn spieren, die verkrampten en begonnen te krijsen. Zijn rug kromde zich en met een ruk kwamen de boeien om zijn ledematen strak te staan. Kreunend rolde hij over het bed, met zijn ogen dichtgeknepen en zijn handen tot vuisten gebald. Zijn aderen begonnen te branden en zijn gezicht begon pijn te doen, zijn gebit, alsof er iemand bezig was met iets zwaars tegen hoektanden te duwen. Hij sperde zijn kaken open en de schreeuw die uit zijn keel ontsnapte werd een grom, een scheurende grom die bijna niet meer menselijk klonk. Zijn lichaam kronkelde op het bed, met verkrampte spieren, zijn rug krommend, zijn vuisten samenknijpend, terwijl zijn voeten zich probeerde schrap te zetten op het bed en weggleden op het matras. De brandende pijn deed alles teniet, alles van de afgelopen dagen, deed ze dagen in het paradijs lijken en de voorafgaande golven enkel golven van plezier vergeleken bij wat hij nu voelde. Het was verschrikkelijk, het was sterker dan hem en het was meer dan hij aankon. De pijn sneed nog één laatste keer langs zijn ruggengraat, er werd aan zijn tanden gerukt, zijn adem werd in laatste een kreun uit zijn lichaam geperst en toen verloor hij het bewustzijn.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

ah, ik ben van jou niet gewend om wel 5 hele dagen te moeten wachten op wat nieuws, ik ben ongeduldig!!
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Die had ze open gedaan om de kasteelheer te halen en toen stond hij ineens voor haar neus, of bedoel je dat niet?
Ja, dat bedoelde ik. Mm, ik heb er denk ik over heen gelezen. :)

Waarom slaat hij hem nou? :O
Ik vraag me af hoe lang het nog duurt voordat hij volledig getransformeerd is en zelf op jacht kan.

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Sorry sorry sorry, ff vreselijk druk gehad hier :) en een schrijfdipje van een paar dagen, maar ben er gelukkig weer uit, dus alles is weer mooi en rooskleurig haha.

Maaike, dat is niet de kasteelheer die dat doet, het komt door de transformatie dat het voelt alsof hij een klap in zijn maag krijgt :)

_____________________________________________________________________________
Hoofdstuk

Skey werd wakker in de slaapkamer in het slot van de kasteelheer. Hij lag nog altijd op zijn rug op het hemelbed dat aan de zijkant van het vertrek stond. Zijn lichaam was nog naakt, met enkel het laken dat hem ter hoogte van zijn heupen bedekte. Er zaten kettingen om zijn polsen en enkels, dezelfde als degene hem vastgeketend hadden gehouden voor hij buiten bewustzijn was geraakt. Er was niets veranderd, dacht hij in een flits van opluchting.
Al een seconden later merkte hij echter dat behalve de omgeving alles anders was. Zijn lichaam. Zijn zintuigen, het gevoel van zijn spieren, de kracht in zijn ledematen, zijn waarneming. Alles was sterk, intens. Het was een openbaring, en tegelijkertijd doodeng. Hij zag details en kleuren die hij nog nooit had gezien: de rode kleuren om hem heen, die eerst allemaal hetzelfde hadden geleken, bleken allemaal verschillende tinten te hebben; hij zag het exacte kleurverloop van de vlammetjes van de kaarsen meters verderop en de vormen van de barokke krullen in de meubels aan de andere kant van de kamer waren zo scherp en helder dat het was of hij er met zijn neus bovenop stond.
En er waren geuren, overal geuren. Hij rook de stof van het bed, hij rook bloed, zijn eigen bloed, hij rook het hout in de kamer en een vage hint van de zeep van Naïma, die was blijven hangen nadat ze was weggegaan. Hij kon geluiden horen van buiten die zo helder klonken alsof ze zich in zijn kamer afspeelden. Hij hoorde personeel praten, kon precies opvangen wie wat zei, hoorde hoeveel paarden er buiten liepen en waar in het slot zich mensen bevonden. En hij kon ze voelen. Ze straalden iets uit, alsof hun aanwezigheid een soort krachtveld uitzond dat hij kon opvangen.
En ze stonden vlak bij hem.
Skey had niet de tijd dat besef of zijn hernieuwde zintuiglijke waarneming en het effect daarvan op zich in te laten werken. Want er stonden inderdaad mensen bij hem, en nog geen seconde nadat hij zich dat gerealiseerd had, werd hij plotseling van alle kanten vastgegrepen. Hardhandig werd er aan alle kanten aan hem getrokken Hij voelde hun lichamen, hun handen op zijn ledematen.
Hij schrok van de intensiteit waarmee ze hem vastpakten, waarmee hij hun aanrakingen voelde. Toen hij zijn mond opendeed, werd hij zich bewust van iets scherps bij zijn tong: de hoektanden in zijn onder- en vooral zijn bovenkaak waren vele malen langer en puntiger dan zijn andere tanden.
Skey’s hart werd zwaar en hij begon te worstelen tegen de handen die hem omklemden. Zijn gevoelens waren raar, alsof zijn emoties ergens door geblokkeerd werden, of de schok werd afgezwakt en moeite had naar de oppervlakte te komen. Zijn bewegingen waren echter krachtig, met een enorme, ongekende kracht in zijn spieren. Het kostte hem zo weinig moeite zich te bewegen dat het bijna beangstigend was.
‘Houd hem vast!’ hoorde hij één van de vier mannen die hem in bedwang hielden roepen. ‘Houd hem omlaag! Duw hem op zijn buik!’ Skey rukte aan zijn armen en merkte dat de kettingen zo hard strak kamen te staan dat het hout van de palen van het hemelbed kraakten. De schakels drukten in zijn armen, maar het deed geen pijn meer. Hij voelde niets meer.
De vier mannen hielden hem in bedwang op het bed. Het kostte ze moeite, zoveel moeite hem op het bed te houden dat zijn kracht niet meer menselijk leek te zijn. Hij realiseerde zich dat hij dat ook niet meer was. Het was de kasteelheer gelukt. Hij had hem zoals zichzelf gemaakt.
Hij kreeg echter nauwelijks tijd om dat besef te verwerken. Voor de gedachte ook maar een plek had gevonden in zijn hoofd, werd hij hardhandig omgedraaid op het bed. De mannen hadden zijn armen losgemaakt en ze duwden zijn armen op zijn rug, maakten zijn polsen daar bij elkaar vast met de kettingen en de sloten. Weer bonden ze hem vast, weer ketenden ze hem. Weer maakten ze hem een gevangene.
Dat besef wakkerde een enorm sterke weerzin in hem aan, een ontvlammende woedde die brandde in zijn lichaam. Hij produceerde een geluid dat als een grauw klonk en vocht tegen de mannen, probeerde overeind te komen. Het lukte hem bijna, maar twee sprongen bovenop hem terwijl de anderen de kettingen om zijn polsen vastmaakten. Ze hielden hem omlaag gedrukt tot hij geboeid was en toen trokken ze hem van het bed af.
Ze waren alle vier nodig om hem mee te krijgen. Ze trokken hem overeind en begonnen hem naar de deur te slepen, maar Skey spartelde tegen en vocht tegen hen en ze moesten hem met zijn vieren beethouden om te voorkomen dat hij los zou komen. Ze trokken hem mee de kamer uit terwijl hij tegenworstelde en begonnen hem al dingen over hen weer roepend door het slot heen te vervoeren. Ze sleepten hem door gangen, langs kamers en van trappen, steeds verder naar beneden, tot de muren onbewerkt begonnen te worden, de vloerbedekking veranderde in onbewerkte stenen en de temperatuur daalde. Skey’s hernieuwde zintuigen roken vocht en aarde naarmate ze verder afdaalden en de temperatuur koelde steeds verder af, tot ze in een gang stenen met enkele massieve, houten deuren uitkwamen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

het komt door de transformatie dat het voelt alsof hij een klap in zijn maag krijgt
hm, misschien dat ik daar overheen heb gelezen, want ik dacht toch echt dat het de kasteel heer was :P

Ik vind dat je dit nieuwe stukje goed geschreven hebt. Vooral de details van de dingen die hij beter waarneemt dan eerst.

Ga zo door! Ik wil weten wat er achter die deur is :P
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

Super goed geschreven inderdaad :D
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel voor de leuke reacties, top dat jullie nog steeds meelezen :)

_____________________________________________________________________________________

Eén van de manen trapte de linkerdeur open en sleepte de nog steeds heftig worstelende Skey mee naar binnen. Ze kwamen uit in een soort kerker, ondergronds, met rondom muren van dikke, grijze stenen en wat boeien en kooien tegen de muur. Ze sleepten Skey mee naar een ronde kooi bij de achtermuur, net groot genoeg om het lichaam van één mens te herbergen, waarin overtreders normaal werden opgehangen om als straf het mikpunt van het publiek te zijn.
Skey wist niet waarom ze hem in die kooi wilden hebben, maar wat hij wel wist, was dat hij er absoluut niet in opgesloten wilde worden. Hij begon heviger te worstelen en probeerde zijn blote voeten schrap te zetten op de stenen onder zijn voeten.
‘Til hem op!’ hoorde hij één van de mannen naar zijn collega’s roepen. ‘Til hem op en duw hem erin, snel!’
De andere mannen deden wat hij vroeg en Skey voelde dat ze hem een stuk van de grond probeerden te tillen, zodat hij zich niet langer af zou kunnen zetten met zijn voeten. Het lukte hen en ze trokken hem verder de kerker in, maar vlak voor de kooi wist hij zijn benen omhoog te zwaaiden en zijn voeten met een klap tegen weerskanten van de deuropening van de kooi te zetten, zodat ze hem er niet verder inkregen.
‘Zijn voeten!’ riep een andere van de mannen die hem vasthadden die hem nog altijd met grof geweld in de kooi probeerden te krijgen. ‘Duw zijn voeten erin!’
Skey gromde en rukte aan de boeien om zijn polsen, zijn eigen lichaam nog altijd tegenhoudend met zijn voeten, maar één van de wachters zette zijn schouder tegen zijn been en duwde het met zijn volle gewicht opzij. Skey’s voet gleed weg op de platte, zwarte spijlen van de kooi en schoot naar binnen: het lukte hem nog even zijn andere been om de spijlen te klemmen om zichzelf zo buiten te houden, maar na verloop van tijd kregen ze ook die los. Ze duwden hem met zijn gezicht van hen af de smalle deur door en sloegen die met een klap achter hem dicht.
De klap was hard en met een ruk draaide Skey zich zo goed en kwaad als dat ging in de kleine ruimte om, woedend, met brandende emoties in zijn binnenste. Hij zag het slot op de deur en schreeuwde grommend, ramde met zijn schouder tegen de spijlen en schopte met ontzaglijke kracht tegen het ijzer. De kooi kraakte en schudde heen en weer, maar gaf ondanks zijn hernieuwde kracht geen millimeter mee. De mannen die hem naar beneden hadden gesleept, leken er ook van overtuigd dat dat niet zou gebeuren: ze schonken nauwelijks aandacht aan hem, waren nog steeds heen en weer aan het roepen en met allemaal andere dingen bezig. Tussen zijn aanvallen op de kooi door zag Skey dat ze met water en emmers bezig waren en een trap bij zijn kooi zetten. Toen ze klaar waren, liepen ze allemaal naar hem toe. Er klom er één op de trap, de anderen kwamen om hem heen staan en ze hieven de emmers op. Toen gooiden ze allemaal tegelijk de inhoud over hem heen.
Het water was ijskoud. Het trok door tot in zijn huid, maar de kooi omsloot hem bijna volledig en hij had niet genoeg ruimte om zich om te draaien of ervan weg te komen. Het gevoel maakte hem nog kwader: hij grauwde en beukte weer tegen de kooi, die piepte en kraakte, maar op geen enkele plek meegaf. De mannen trokken zich niets aan van zijn protest: ze kwamen met doeken en zeep naar hem toe en begonnen door de openingen tussen de tralies heen zijn lichaam schoon te boenen. Ze behandelden hem als een handelspaard, dat moest werd opgepoetst voor het voor de verkoop de markt op zou gaan. Het was vernederend en maakte hem kwaad, maar er was niets wat hij ertegen kon doen. Zijn armen waren strak op zijn rug gebonden en hij had niet genoeg ruimte om te bukken, weg te draaien of effectief naar ze uit te halen. Hij kon niets anders dan blijven staan en het laten gebeuren, af en toe tegen de kooi beuken of een vergeefse poging doen een hand met zeep weg te duwen.
Door zijn woede en het feit dat die samen met zijn kracht opgesloten was in de kooi, werd hij alleen maar opgefokter. Zijn geworstel werd heviger en de kooi begon steeds meer te kraken als hij ertegenaan beukte. De mannen hadden dat ook in de gaten.
‘Haal hem eruit!’ riep één van hen. ‘De kooi houdt hem niet lang meer. Hij is schoon genoeg zo. Kom, we moeten hem eruit halen voor hij er doorheen komt!’
Zo gezegd zo gedaan, dus zo kwamen er vele paren handen door de spijlen om hem op zijn plek te houden terwijl een laatste paar de deur van de kooi weer losmaakte.
Skey zag zijn kans toen dat gebeurde. Hij draaide zijn lichaam met een enorme ruk opzij en wist zich zo uit de greep van alle handen te bevrijden. De handen bij de deur grepen hem echter beet en trokken hem achteruit de kooi uit. Hij viel hard op de grond, maar werkte zichzelf al overeind voor de andere handen hem weer omhoog hadden kunnen trekken. Hij vocht uit alle macht, sprong, draaide, schopte, grauwde als een wild beest, het lukte hen nauwelijks hem te pakken te krijgen en vast te houden.
‘Sla hem neer!’ hoorde hij een stem roepen. ‘Domingues vermoordt ons als hij ontkomt! Sla hem neer, verdomme, nu!’
Skey draaide zich grauwend om naar de plek waar de stem vandaan kwam, maar voor hij iets had kunnen doen, gaf iemand hem een harde elleboog in zijn maag. Hij klapte dubbel en gromde, en toen hoorde hij dat iemand achter hem uithaalde. Hij wilde zich omdraaien, maar voor hij daar de kans toe kreeg, gaf iemand hem een harde klap op zijn hoofd en voor de tweede keer in korte tijd werd alles zwart.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Hm, jammer dat Naïma hem niet meer mag wassen. Daar bleef hij wel rustig tegen (A) En ik ben benieuwd wat Domingues met hem van plan is :O

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

Kijk dit lijkt er meer op stuk sneller; fijn.
Arme skey, ik ben benieuwd wat dominigues van plan is. Ik heb natuurlijk enkele ideeën door dat ik het eerdere verhaal gelezen heb, maar je zei dat je het aangepast had dus ben benieuwd
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel voor het nog altijd meelezen en de leuke reacties :) wordt zeer gewaardeerd en is erg motiverend haha :)

___________________________________________________________________________

De tweede keer dat Skey uit zijn bewusteloze toestand wakker werd, lag hij op de grond in een onbekende ruimte. Het was donker om hem heen en hij kon de vage omtrekken om zich heen niet goed plaatsten. Vaag merkte hij dat hij kleren aanhad. Hij wist niet hoe lang hij buiten westen was geweest, maar schijnbaar was het lang genoeg geweest om aangekleed te worden door het personeel van Domingues.
Skey rolde wat op zijn zij, wat lastig ging omdat zijn armen nog steeds op zijn rug gebonden waren, en keek omlaag. Hij zag dat hij het goed gevoeld had. Hij droeg een zwarte pantalon en een witte blouse, met ruches aan de mouwen en de kraag, en zijn lange, rode krullen waren gekamd en in een staart gebonden. Zijn huid rook naar zeep en het uitblijven van de geur van bloed gaf hem te kennen dat de wonden in zijn hals dichtgetrokken moesten zijn.
Skey wendde zijn blik af. Hij probeerde zijn ogen aan het gebrekkige licht te laten wennen en keek om zich heen. Hij bevond zich in een kleine ruimte, net groot genoeg om in te liggen. Het rook er naar hout en iets wat hij niet direct kon plaatsen. Hij draaide wat verder opzij om zijn nieuwe onderkomen beter te kunnen bekijken en zag enkel hout om zich heen, lange planken die muren zonder ramen vormden en een vloer en een plafond van hetzelfde materiaal. Hij merkte dat er iets vreemds met de ruimte aan de hand was. Als hij bewoog, was het of het hele geheel licht met hem mee bewoog, alsof het op de één of andere manier niet zo stabiel was als een normale kamer en beïnvloed werd door zijn gewicht en zijn bewegingen. Ook kon hij de geluiden vanachter de muren opvallend duidelijk horen. Hij hoorde paarden, stemmen, zelfs het gefluit van vogels. Het klonk als buiten, het rook naar buiten. Waar hadden ze hem heengebracht?
Skey wierp een blik naar achteren, naar zijn armen die op zijn rug waren gebonden, en toen op de ruimte om te zien of hij ergens steun zou kunnen vinden om overeind te komen. Dat was niet het geval, dus probeerde hij maar met een combinatie van een draai met zijn bovenlichaam en het verplaatsen van zijn gewicht op te staan. Hij had het niet verwacht, maar het lukte hem verbazingwekkend makkelijk. Het was of bewegen veel makkelijker en vanzelfsprekender ging dan voor alles met Domingues.
Skey had nog amper de tijd gehad om wat er allemaal gebeurd was te verwerken, om tot zich door te laten dringen wat alle ontwikkelingen van de afgelopen tijd betekenden. Hij wist niet wat de veranderingen in zijn lichaam betekenden, wat die voor zijn toekomst zouden betekenden en wat er nu zou gebeuren. De tijd om daar over na te denken kreeg hij echter ook niet, want hij was nog nauwelijks overeind gekomen toen de ruimte waarin hij zich bevond plotseling begon te bewegen. Het vertrek schokte en Skey viel achteruit met zijn rug tegen de muur toen het zich ineens verplaatste. Het begon te hobbelen en te kraken en hij voelde dat het die vaart die hem naar achteren had gedrukt bleef houden. Het geluid van paardenhoeven deed hem beseffen wat er gebeurde en wat de geur was die hij net had geroken: hij zat in een wagen, een wagen die werd voortgetrokken door paarden. Twee paarden, naar het geluid van de hoeven te oordelen.
Skey probeerde door de kar te lopen, zoekend naar kieren tussen de planken om naar buiten te kunnen kijken, maar de kar hobbelde erg en het kostte hem moeite om zijn evenwicht te bewaren. Bovendien waren de planken zodanig dicht op elkaar geslagen dat ze geen ruimte lieten om naar buiten te werpen: zelfs het zonlicht kwam er niet doorheen. Maar misschien was dat juist wel de bedoeling.
Skey leunde tegen één van de vier muren aan en liet zich weer op de grond zakken terwijl de kar verder hobbelde. Hij dacht aan Domingues, aan wat Naïma hem allemaal verteld had. Wat was Domingues? Was het wat hij dacht, dat woord dat hij niet over zijn lippen kon krijgen, dat hij niet wilde denken? Het moest haast wel. Hij leefde van bloed, kwam alleen ‘s nachts buiten en kon vreemde dingen met zijn geest. Mensen controleren door oogcontact, met dieren communiceren zonder tegen ze te praten.
En dat had hij ook gekund, die laatste keer. Hij had de wolf gezegd weg te gaan en dat had hij gedaan. Nee, hij had het niet gezegd, hij had het alleen gedacht. En de wolf had gedaan wat hij zei, zoals het paard van de kasteelheer deed wat hij ervan vroeg. En zijn bloed, hij had zijn bloed gedronken. Niet meer omdat hij hem gedwongen had, maar omdat hij het gewild had. Zelf, uit vrije beweging. Zijn lichaam had erom gesmeekt, ernaar verlangd, was er als een magneet naartoe getrokken. Zelfs nu kon hij het nog voelen: als hij er alleen maar aan dacht, kon hij die drang in zijn lichaam weer voelen alsof hij weer terug was op dat bed bij Domingues.
Skey deed zijn ogen dicht. Toen hij zijn kaken op elkaar klemde, voelde hij de nadrukkelijke aanwezigheid van zijn lange, scherpe hoektanden tegen de andere tanden aan. Hij dacht aan de pijn die Domingues hem gedaan had, aan Naïma’s woorden, aan de smaak van bloed in zijn mond, en de emoties borrelden brandend op in zijn borst. Hij voelde weer die woede, maar ook een enorm, onbeschrijflijk gevoel van machteloosheid en uitzichtloosheid. Omdat woede echter de eenvoudigste emotie was, uitten zijn emoties zich daarin: er kwam een schreeuw uit zijn keel en hij bonkte hard met zijn hoofd tegen de houten wand achter hem. En nog een keer, en nog een keer. Dit kon niet, dit mocht niet. Als het waar was wat hij dacht, wat Naïma gezegd had, was hij iets vreselijks geworden. Dan zou hij nooit meer buiten kunnen komen, nooit meer naar een zonsopkomst kunnen kijken. Hij zou nooit meer mede kunnen drinken of hertenbiefstuk kunnen eten. Hij zou moeten doden. Hij zou talloze, honderden mensen moet doden. Dat weigerde hij te doen. Als het zo moest, ging hij nog liever zelf dood.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Als Skey kan zien dat hij in een "kist" zit, dan moet hij toch door de kieren naar buiten kunnen gluren om te zien waar hij is? Ik neem aan dat er geen lamp is. En als het donker zou zijn, zou hij de planken ook niet kunnen zien, hmm..

Het wordt tijd dat hij gaat proberen te ontsnappen (A)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

Hmm maar vampieren hebben toch nachtzicht?
Anyway ik wel meer weten en kan alleen meer weten als jij meer schrijft dus...
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Wow blijkbaar krijg ik geen mailtjes meer :s
Maar geen nood ik ben helemaal bijgelezen :D
Weer super stukjes! Snel meer!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank voor de vele en meedenkende reacties! Skey kan nu inderdaad goed zien 's nachts, ik zal dit er nog even in verwerken, voor mij is het al zo logisch dat ik vergeet het te vermelden denk ik haha :) en bedankt voor de nominaties voor de OV awards!

___________________________________________________________________________________

Maar wat als hij geen keuze zou hebben? Wat als die drang die hij bij Domingues had gevoeld nog sterker zou worden? Wat als het zo erg werd dat hij er geen controle meer over zou hebben?
Het was of er met die laatste gedachte iets geblokkeerd werd. Het voelde er iets was wat daar voor sprong voor dat besef concreet tot hem was doorgedrongen, omdat de klap te groot zou zijn als het wel door zou komen. Ondanks dat bleef het drukken op de achtergrond en het maakte het gevoel van machteloosheid en spijt alleen maar erger. Nog een keer bonkte hij met zijn hoofd tegen de wand. Waarom was hij niet voorzichtiger geweest? Waarom had hij niet naar zijn eigen gevoel geluisterd toen hij had gedacht dat er iets niet klopte?
Waarom had hij Bette alleen naar het slot laten gaan toen ze daarover begonnen was?
Skey’s ogen gingen open bij de gedachte aan Bette. … keek hij voor zich uit, naar de houten planken aan de andere kant van de kar. Bette was er niet meer. Hij was te laat geweest om haar te redden. Domingues had Bette gedood, zoals hij zo vaak mensen doodde. Ze had niets voor hem betekend, was gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plek geweest. En als hij haar niet had laten gaan, of in ieder geval niet alleen, was het nooit gebeurd. Hij had mee moeten gaan. Misschien waren ze dan evengoed tegen Domingues aangelopen, maar dan had hij vijftig procent kans gehad dat hij hem aangevallen had. Bette had kunnen vluchten. Dat had hij duizend keer liever gehad. Hij had er zijn leven voor gegeven om niet zo te hoeven zijn als hij nu was. Hij had er zijn leven voor gegeven om dat van Bette te sparen.
Maar dat kon nu niet meer. Er was geen weg terug. Hij was veranderd in iets vreselijks, wat alle verstand te boven ging, en Bette was er niet meer. En niemand zou het ooit weten. Nickelson, Spurr en Dorian zouden denken dat hij een gelukkig, nieuw leven had, Adriane dacht dat haar zus haar plek op het slot gevonden het. Hij was een gevangene, hij kon ze niet vertellen dat het anders was. Hij kon niets meer doen om haar te helpen.
Skey kneep zijn ogen dicht. Hij voelde zijn lange hoektanden tegen zijn andere tanden drukken en beet ze zo hard op elkaar dat het pijn deed. Hij voelde het meer dan dat hij zijn binnenste nog voelde. Bette’s dood deed hem pijn, tot in zijn hart, zijn ziel, maar die emotie voelde raar, afgevlakt. De woede was zo sterk als hij oplaaide, maar dit voelde hij niet meer zo als hij zou moeten. Hij kon niet eens meer voor haar huilen. Hij had geen tranen meer. Zelfs dat had de kasteelheer hem afgenomen.

Voor Skey’s gevoel duurde de rit in de paardenkar eindeloos. De kale ruimte was geestdodend en de onzekerheid voor wat er ging gebeuren slopend. Hij had geen idee waar ze hem naartoe brachten, wat er zou gebeuren. De kar hobbelde en schokte maar door zonder dat hij ook maar één keer de kans kreeg erachter te komen wat zijn bestemming was.
Om niet overmand te worden door onzekerheid, die al net zo sterk afgevlakt was als het verdriet aan Bette, en niet volledig in beslag te worden genomen door gedachten aan Bette’s dood, probeerde hij zich op zijn omgeving te controleren. Zijn hernieuwde, versterkte zintuigen stelden hem goed in staat dat te doen. Vooral als hij zijn ogen dichtdeed, kon hij nieuwe geuren oppikken die hij nog nooit eerder bewust had geroken, maar waarvan hij instinctief toch wist waar ze vandaan kwamen. Hij hoorde het kraken van de kar, en daarachter hoorde hij de dingen die zich eromheen afspeelden, steeds verder weg, steeds moeilijker waarneembaar, maar nog altijd op te vangen. Hij hoorde de wielen van de kar draaiden om de constructie die ze bij elkaar hield hoorde het precies als ze over een steen of over een graspol heenreden. Hij kon de paarden horen lopen en kon uit het ritme van hun passen opmaken of ze draafden of galoppeerden. Meestal galoppeerden ze, soms draafden ze, maar ze stapten nooit. Schijnbaar hadden ze haast. Hij rook dat de paarden na verloop van tijd begonnen te zweten, hoorde dat hun ademhaling zwaarder werd, maar de koetsier nam geen gas terug. Er werd niet uitgestapt, geen vaart geminderd, niet gepauzeerd. Schijnbaar hadden ze een duidelijk doel waar ze op of voor een bepaalde tijd wilden of moesten zijn.
Door zich op de geuren en geluiden van buiten de wagen te concentreren, probeerde hij erachter te komen waar ze zich bevonden. In het begin had hij nog geuren van rogge en tarwe geroken, die hem verteld hadden dat ze zich nog ergens op de landerijen van Domingues gebied hadden bevonden. Na verloop van tijd waren ook die geuren echter verdwenen. Hij had eerst een tijd gras geroken, veel gras en soms wat water, en toen de bomen van een bos. Hij kon dieren horen, en de geluiden die ze maakten gaven hem te kennen dat het dieren waren die overdag leefden. Het moest dus dag zijn. Later had hij beseft dat hij dat ook kon voelen: het was of zijn lichaam zich bewust was van het feit dat de warmte in de lucht door de zon veroorzaakt werd. Hij voelde ook een soort spanning door die constatering, alsof zijn lichaam hem waarschuwde vooral niet direct in aanraking te komen met die brandende zon die de warmte veroorzaakte.
Na een hele tijd had hij weer andere geuren op kunnen pikken. De lucht van het bos was na een rit van uren en uren weer weggestorven en nu had hij iets anders geroken. Hij rook water, fruitbomen en de geur van gras kwam terug. De onregelmatige bodem onder de wielen van de kar was langzaamaan regelmatiger geworden en het was kouder geworden om hem heen. Ook rook hij mensen. En hij rook ze niet alleen, hij voelde ze ook.
Het was bizar toen hij zich daar bewust van werd. Het was alsof zijn gevoel een soort donkere deken over de omgeving legde, die alles verduisterde, behalve de energie van levende dingen. De figuren van mensen leken op te lichten als kleine bronnen in die donkere deken, als sterren aan een donkere hemel, hem zo in staat stellend hun precieze locatie en vaak ook geslacht, klederdracht of bezigheden te bepalen. Hij merkte dat het er steeds meer werden naarmate ze verder reden. Het leek erop dat ze weer bij een dorp of een nederzetting aankwamen, want de weg onder de wielen van de kar was veranderd in een zandpad dat kraakte onder het hout. Ook het tempo van de paarden werd teruggenomen en teruggebracht tot een rustige draf.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

tundundundun
Spannend schrijf snel verder!
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

En wat gaat er dan gebeuren.... spannend!

Deze zin snapte ik niet helemaal en kon ook niet vinden hoe ik hem juist moet maken
voelde er iets was wat daar voor sprong voor dat besef concreet tot hem was doorgedrongen
Ga zo door! Ben benieuwd waar ze Skey heenbrengen :)
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel voor de leuke reacties! :D Maaike, die zin klopt inderdaad niet, er moet een 'dat' tussen 'voelde' en 'er', maar dan is het nog een beetje een vage zin, dus ik zal hem even gaan aanpassen. Excuses voor eventuele foutjes, heb een beetje tijdtekort dus heb niet altijd tijd om alles extra na te kijken, sorry daarvoor! :)

______________________________________________________________________________

Skey keek op toen hij de paarden hoorden briesen toen ze zich door de vermindering van tempo konden ontspannen. Hij merkte dat het tempo nog meer terugzakte en nieuwe geuren kondigden hun aankomst bij hun plaats van bestemming aan. Hij rook meer mensen, meer paarden, de geur van een stenen gebouw en ergens heel ver weg een hint van eten dat bereid werd. Zijn vermoeden werd bevestigd toen de kar nog meer vaart minderde en toen krakend tot stilstand kwam. Dit moest het eindpunt van de reis zijn.
Skey draaide zijn hoofd opzij toen hij iemand iets hoorde zeggen. De kar bewoog en er klonken wat ploffen op de grond, van mensen die van een bok afsprongen. De voetstappen liepen langs het hout van de kar heen en hij voelde dat die vreemde uitstraling van hun energie hem passeerde. Hij kon ze zo duidelijk voelen dat hij niet wist op welke van de drie die hij voelde zich moest concentreren.
Dat bleek echter ook niet nodig, want de drie mannen die hij had gevoeld, kwamen al naar hem toe voor hij op hen had kunnen reageren. Hij had al aangevoeld dat het dezelfde mannen waren als degene die hem in Domingues slot in de kooi hadden opgesloten en gewassen en toen de deuren van de kar opengingen, zag hij dat hij dat inderdaad goed gevoeld had. Er verschenen er drie in de opening van de kar, die vrijwel direct bij hem naar binnen klommen. Achter hen zag hij het pad dat ze net afgelegd hadden, een zandpad temidden van grote grasvelden en enkele grote, stenen potten met exotische planten erin. Het schemerde buiten: dat was waarschijnlijk de reden dat hij het een tijd terug kouder had voelen worden.
Het besef dat ze bij hun plaats van bestemming aankwamen, veroorzaakte een lichte spanning in Skey’s lichaam. Vroeger was het misschien angst geweest, vrees, maar nu was het nauwelijks meer als zodanig te omschrijven. De vlakke gedeelten die ervan overbleven, versmolten met opnieuw dat gevoel van woede, dat iedere andere negatieve of onzekere emotie leek over te nemen.
Skey probeerde zo snel mogelijk overeind te klimmen, maar de mannen leken te weten waar ze mee bezig waren en ze grepen hem vast voor het hem gelukt was. Ze duwden hem plat op zijn buik op de houten vloer en trokken aan zijn armen, waarschijnlijk om zijn boeien te controleren. Toen voelde hij dat er één een touw om zijn nek legde en dat hoog om zijn hals dichtkneep. Het zat niet strak genoeg om zijn adem af te snijden, maar wel strak genoeg om hen een extra houvast te geven om hem in bedwang te houden.
Toen alles voor de mannen naar wens leek te zijn, werd hij aan het touw om zijn nek overeind getrokken. Het sneed in zijn huid en hij klemde zijn kaken op elkaar, maar ze hielden hem stevig vast en sleepten hem de kar uit. Hij kwam op het pad terecht dat hij net ook al had gezien en werd van daaruit langs de kar heen meegenomen de andere kant op. Daar zag hij het gebouw van steen wat hij net geroken had. Het lag in het centrum van een enorme tuin met grasvelden, priëlen en grote, stenen bakken met bloemen en planten erin en was in niets te vergelijken met het slot van Domingues. Dit gebouw was lichtgekleurd en bestond uit velen zuilen, gladde, stenen wanden en een licht puntdak boven een immense entree. Ervoor lag een voorportaal in een halve cirkel, met sierlijke trap ernaartoe en balkonachtige, stenen hekken er omheen. Het was een prachtig gebouw, en deed haast denken aan een raadshuis of koningsonderkomen uit andere tijden of contreien.
Skey werd met zijn handen op zijn rug en het touw om zijn nek meegevoerd naar het grote huis. Hij wist niet waar hij terecht was gekomen en of hij beter kon vechten of niet, dus hij hing half tegen en gaf zo nu en dan een ruk aan zijn armen terwijl ze hem meenamen. De voetstappen van de mannen naast hem klonken vast en zeker op het krakende zand en hij hoorde zelf hoe terughoudend en protesterend het geluid van zijn eigen passen was.
Gedrieën trokken de mannen hem mee naar de trap die naar het voorportaal leidde. Ze namen hem mee naar boven en staken het voorportaal naar de entree van het gebouw over, over roodbruine, platte vierkante tegels die naar materiaal roken dat niet lokaal was. Er stonden wat palmbomen in witte, stenen potten naast de grote zuilen die het uitstekende dak boven de ingang overeind hielden. Alles zag er exotisch en duur uit. Wie het dan ook was die hier woonde, leefde er schijnbaar goed van.
De bijpassende, witte deuren bij de ingang werden opgedaan door twee wachten die er aan weerszijden naast stonden. Zonder bij de drempel te aarzelen of iets tegen de wachten te zeggen, trokken Domingues mannen Skey naar binnen. Skey had net genoeg ruimte bij het touw om zijn nek om een beetje om zich heen te kijken. Ook binnen werden de hoge plafonds overeind gehouden door witte zuilen en in de ruimten die hij in het voorbijgaan kon inkijken, kwamen dezelfde exotische planten terug als hij net buiten had zien staan. Alles zag er hier net zo duur uit als buiten. Hier en daar lag hoogpolig tapijt, er lagen huiden van tijgers op de grond en er stonden canapés en stoelen die overtrokken waren met sterk geurend, duur wit leer. De kroonluchters die om de zoveel meter aan het plafond hingen, waren van zilver en gevuld met tientallen kaarsen. De grootste hing gelijk achter de deuren in de binnenkomsthal: hij had tientallen armen en moest wel honderd kaarsen dragen.
Skey’s bewaarders namen Skey echter mee de hal uit, een volgende ruimte in. Er lag rood tapijt op de vloer en ook hier stonden veel witte en zilveren meubelen. Het rook er sterk naar bloemen en leer.
De mannen trokken Skey mee rechtsaf, naar de zijkant van het vertrek. Ze gingen een halfronde trap van een paar treden af en daar tegenover zag Skey een muur met vele kunstwerken eraan. Tijd om er goed naar te kijken had hij echter niet, want het volgende moment haakte één van Domingues mannen een voet achter de zijne en werd hij met het touw om zijn nek op zijn knieën gedwongen.
Het touw sneed in zijn nek en Skey klemde zijn kaken op elkaar. Zijn handen balden zich achter zijn rug tot vuisten en hij overwoog een poging te doen om weer op te staan om los te komen, maar toen begon één van de mannen aan zijn zijde te praten.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

En wat zei die dan? :O Waarom stop je nu net daar?

Hm, vraag me af waar Skey is. Klinkt als een mooi stulpje :)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha dank je Maaike! :D

______________________________________________________________________________

‘Madame,’ hoorde hij hem zeggen. ‘Wij willen u heer Domingues’ present ter consolatie van het heengaan van uw echtgenoot aanbieden. Heer Domingues biedt u een werker die sterker is dan ieder mens en beter kan zien in het donker dan al uw andere werkers. Tevens kunt u het present van heer Domingues gebruiken om u van uw overvloedige ballast te ontdoen, zoals u gevraagd heeft.’
Skey verloor zijn aandacht voor zijn eigen ontsnappingsplan toen hij zich bewust werd van de aanwezigheid van andere mensen in de ruimte. Het waren er drie. Ze stonden ergens voor hem en roken naar dure kleding. Twee van hen waren mannen, maar degeen die het dichtste bij stond, was een vrouw. Zij moest degene zijn die Domingues’ man net aangesproken had.
‘Ik heb de brief met de specificaties van het present van uw heer reeds ontvangen, dus ik zou het op prijs stellen als u mijn tijd niet verder verdoet met het herhalen daarvan,’ hoorde hij een vrouwenstem zeggen. Het klonk kil en aan de stem hoorde hij dat hij niet met een jonge vrouw te maken had. Toen hij opkeek, zag hij dat hij gelijk had. Vanaf de andere kant van het vertrek kwam een vrouw van rond de vijftig naar hem toelopen, met een ivoren stok die ze niet gebruikte om erop te steunen. Ze droeg kleding van zijde en bont, die in diverse lagen perfect passend om haar ietwat gezette lichaam sloten. Ze had grijs haar dat in een strakke knot wat opgestoken, had haar kin opgeheven een en sterk hautaine uitdrukking op haar gezicht.
De vrouw kwam naar met haar ogen op Skey gericht zijn kant op lopen. Bij iedere pas zette ze de stok op de grond zonder erop te steunen en haar tempo was langzaam, alsof haar besteding van tijd de enige was die ertoe deed. Ze had een strakke trek om haar mond en ze bekeek Skey met een kille blik terwijl ze langs hem heen liep.
‘Dit is hem?’ vroeg ze terwijl ze hem passeerde. ‘De vampier die heer Domingues me beloofd heeft?’
Skey balde zijn handen tot vuisten bij het horen van dat woord. Hij probeerde haar te volgen met zijn blik toen ze om hem heen liep, maar een ruk aan het touw om zijn nek weerhield hem daarvan.
‘Ja, madame,’ hoorde één van Domingues mannen boven zijn hoofd zeggen. ‘Heer Domingues heeft de verandering pas onlangs voltooid. Zijn lichaam is nog niet in staat zijn bloeddorst onder controle te houden.’
Skey hoorde dat de vrouw weer aan zijn andere kant tevoorschijn kwam. Hij liet zijn ogen naar haar opzij glijden, maar door de gedwongen houding van zijn hoofd kon hij alleen de lagen van haar zijden gewaden en de onderkant van de ivoren stok zien. Hij zag dat ze de stok ophief en voelde dat ze er een paar tikken mee tegen zijn arm gaf.
‘Is hij sterk?’ hoorde hij haar vragen.
‘Ja, madame,’ klonk het opnieuw boven zijn hoofd. ‘Hij is sterk. Als u zijn bloedvoorziening op pijl houdt, zal hij sterker zijn dan uw sterkste mens en uw beste ezel.’
De vrouw liep verder en verscheen weer in Skey’s blikveld. Hij vanuit zijn ooghoeken naar haar terwijl ze hem hooghartig bekeek en weer voor hem stil bleef staan.
‘Ik kan hem niet goed zien,’ zei ze. ‘Laat me zijn lichaam zien. Ik wil weten hoe sterk hij is voor ik besluit of ik hem neem of niet.’
Er werd niet geprotesteerd en Skey merkte dat twee van zijn begeleiders zich over hem heen bogen. Het touw om zijn nek kwam strakker te staan en trok zijn hoofd omhoog, zodat de andere mannen de ruimte hadden bij zijn borst. Ze pakten zijn blouse vast en scheurden hem open bij de kraag, zodat zijn borst en zijn armen bloot kwamen te liggen, zodat de vrouw hem zou kunnen beoordelen als een koe op een veemarkt. Hij klemde zijn kaken op elkaar, maar het touw hield zijn hoofd nu zodanig hardhandig omhoog getrokken dat hij geen geluid kon produceren.
De vrouw voor Skey bekeek hem met nog altijd die hooghartige uitdrukking op haar gezicht. Haar ogen gleden over zijn borst en zijn armen, keurend, bestuderend. Toen hief ze haar stok op en duwde met de punt tegen de spieren in zijn borst. Skey voelde een vlaag woede door zijn lichaam trekken door hoe ze hem behandelde, vernederde, en hij wendde zijn gezicht af zodat ze zijn gezicht niet zou zien. Na een paar seconden voelde hij echter koud ivoor onder zijn kin: de stok duwde zijn hoofd omhoog en draaide het weer haar kant op. Zijn blik gleed naar die van de vrouw en hij zag dat ze naar hem keek, naar de uitdrukking in zijn ogen. Nog even bleef ze zo staan, maar toen knikte ze.
‘Goed,’ zei ze. ‘Zeg tegen Heer Domingues dat ik zijn present accepteer. U kunt hem overdragen aan mijn personeel.’
De stok verdween vanonder Skey’s kin en ze draaide zich om. Ze liep naar de twee mannen die Skey net al geroken had, die bij de wand stonden en dienstkleding aanhadden die duurder en tegelijkertijd belachelijker was dan die Domingues mannen hadden gedragen, en maakte een gebaar naar hen.
‘Merk hem en gooi hem in de kerker,’ zei ze tegen hen. ‘Zodra de nacht om is, gaat hij aan het werk. Verzeker je ervan dat ze ervoor zorgen dat hij werkt naar wat hij kan.’
De twee bedienden knikten naar haar en maakte een korte buiging. Ze wachten tot de vrouw naar de deur gelopen was en liepen toen naar Skey en de mannen van Domingues toe. Skey verschoof wat op zijn knieën toen het touw in zijn hals sneed en keek naar de vrouw, maar die verdween de ruimte uit zonder nog naar hem om te kijken.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
K.C. Warro
Potlood
Potlood
Berichten: 41
Lid geworden op: 21 jan 2013 00:43
Locatie: Hollandia

Wow dit is echt zo goed geschreven o.O
Ik dacht eerst dat ik het helemaal niks zou vinden, maar uiteindelijk kon ik niet meer stoppen :P
Het is heel zeker en overtuigend geschreven, alsof je al precies weet wat je gaat schrijven. Dat leest heel prettig. Het enige minpuntje is dat er een aantal foutjes in zitten, vooral dat er woorden worden vergeten. Maar verder helemaal top, dus ik blijf lezen :)
Life can do terrible things. I want to see you smile again.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Mm.. ze wil hem laten werken als het dag is? Maar.. maar dan verbrandt ie :O En wat voor werk moet ie eigenlijk doen?

Spannend! Ik kijk uit naar het vervolg :) Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel voor jullie leuke en meedenkende reacties! :D K.C., super dat je ook meeleest, een ook fijn dat je aanstipt dat het overtuigend is en de reden daarvoor, daar heb ik met andere verhalen namelijk ook heel veel aan :) van de foutjes ben ik me terdege bewust, het is één van de eerste versies en ik heb nog geen tijd gehad het te filteren op fouten, dus vandaar, mijn excuses daarvoor!

_________________________________________________________________________________

De twee bedienden knikten naar haar en maakte een korte buiging. Ze wachten tot de vrouw naar de deur gelopen was en liepen toen naar Skey en de mannen van Domingues toe. Skey verschoof wat op zijn knieën toen het touw in zijn hals sneed en keek naar de vrouw, maar die verdween de ruimte uit zonder nog naar hem om te kijken.
Hij liet zijn aandacht van de vrouw afdwalen toen hij de kleding van de belachelijke dienstpakjes dichterbij rook komen. De bedienden waren naar hem toegelopen en vlak voor hem blijven staan.
‘Je kunt hem aan ons overdragen,’ zei één van de twee tegen Domingues’ mannen. ‘Hij is nu het eigendom van Madame LeFevre.’
De man die hij aansprak, trok het touw om Skey’s net wat strakker aan, die daardoor zijn rug moest rechten om er niet door gewurgd te worden.
‘Dat zal best, maar met zijn tweeën hou je hem met geen mogelijkheid. Wil je dat wij meelopen?’
Skey klemde zijn tanden op elkaar uit ergernis naar het snijdende touw, dat inmiddels zo strak stond dat hij bijna van de grond getrokken werd, en liet zijn ogen omhoog glijden. Vaag zag hij dat de bedienden van LeFevre een blik met elkaar wisselden. De linker knikte.
‘Goed,’ zei de rechter toen die zich weer tot Domingues’ mannen richtte. ‘Dan kunnen jullie hem gelijk vasthouden terwijl we hem merken. Maar alleen jij en hij. Madame LaFevre wil zo min mogelijk pottenkijkers op haar land hebben.’ Hij draaide zich om en wierp een blik naar Domingues’ mannen. ‘Volg mij maar.’
‘En geef mij dat maar,’ voegde de andere bediende eraan toe terwijl hij achter Skey langs liep. Skey voelde dat hij het touw van één van zijn begeleiders aanpakte en het strak aantrok. Met een ruk dwong hij hem op te staan.
‘Op je voeten, hond,’ zei hij. ‘Opschieten.’
Skey balde zijn handen tot vuisten terwijl hij aan het touw om zijn nek en aan zijn armen overeind getrokken werd. Hij gaf kort een ruk aan de boeien om zijn lichaam, maar deze bediende hield hem jammer genoeg net zo goed vast als Domingues’ mannetje op de heenweg had gedaan.
Toen begonnen ze te lopen, achter de voorste bediende aan. Die leidde hen in zijn belachelijke pakje weer terug, naar de hal waardoor ze naar binnen waren gekomen. Ze liepen tussen de zuilen door naar het voorportaal en gingen de trap weer af. Nu liepen ze niet in de richting van de kar, maar gingen de andere kant op, om het huis heen. Daar kwamen ze bij een bos uit, waar dwars door de bomen heen een zelfde soort zandpad was aangelegd als in het veld lag dat aan de andere kant aan het huis grensde. Ondanks de fakkels die om de zoveel meter langs het pad stonden, was het er donker en de duisternis versterkte Skey’s ongewoon krachtige zintuigen nog meer. Hij rook bomen en aarde, maar het viel hem op hoe onnatuurlijk stil het verder was om hem heen. De bomen ruisten zo nu en dan licht, maar het geluid van vogels of andere dieren bleef uit. Hij hoorde nog minder dan hij had kunnen horen voor Domingues’ zijn zintuigen versterkt had. Het was of al het leven uit het bos was verjaagd, of al het positieve rondom het grote huis was weggetrokken.
Naarmate ze verder het bos in trokken, merkte Skey dat het niet alleen de natuur was die ongewoon was. Hoe verder ze bij het huis vandaan en hoe dichter zij bij hun plaats van bestemming aankwamen, hoe bedompter de sfeer werd. Hij voelde een soort spanning in de lucht, net zoals hij de energie van individuen kon voelen, maar nu was het iets groters, als een net of een deken dat over de omgeving heen lag dat steeds dikker werd terwijl ze verder liepen. Het was een deken van wanhoop, ellende en pijn, en hij merkte dat die sfeer zijn eigen gevoel beïnvloedde. Hij realiseerde zich dat wat hij voelde ook een uitstraling van energie was, maar dan van veel meer mensen bij elkaar.
Al gauw kwamen ze bij de bron van de negatieve sfeer uit. Na een paar minuten hield het bos op en liep het pad tegen een hoge, grove rotswand aan. Er zat een gat in dat naar beneden liep en daarachter zag hij iets iets wat hij in het donker als een tunnelachtige gang kon onderscheiden. Ook verderop in de rotswand zag hij dergelijke gaten, aan zowel zijn linker- als zijn rechterkant, en sommige van de gaten hadden houten ombouwen, stellages langs de kant of takels boven de opening waarin kettingen naar beneden hingen. Dat, in combinatie met de lucht die hij rook, deed hem vermoeden dat LaFevre de eigenaresse van een zilvermijn was.
Skey’s lijfwachten trokken hem mee rechtsaf, achter de voorste biedende aan. Ze gingen één van de kleinere gaten in en liepen daar door een tunnel die schuin naar beneden afliep. De bediende stak een fakkel aan en leidde hen langs bochten en krommingen naar beneden. De energie die Skey gevoeld had werd sterker en gaandeweg kwam hij erachter waar die vandaan kwam: om de zoveel meter zaten er uitsparingen in de zijkanten van de tunnel, uitsparingen met hekken ervoor. De hekken waren beveiligd met kettingen en sloten en erachter zaten mensen opgesloten. Ze keken zwijgend naar hem en de bedienden terwijl hij langsliep, met magere gezichten en diepliggende ogen die donker waren in het licht van de fakkel. Skey kon ze ruiken en voelen, voelde de pijn en negativiteit in hun energie. De mensen die in LeFevres mijn werkte waren daar niet vrijwillig. Ze waren slaven. Ze waren slaven zoals hij ook een slaaf zou worden.
Skey kreeg een ruk aan het touw om zijn nek toen hij zijn hoofd opzij draaide om naar de werkers te kijken en werd verder door de tunnel gevoerd. Nog een heel stuk lager kwamen ze bij een zijgat uit dat naar een ander vertrek leidde. Dit vertrek was een grote holte in de rotswand, waarin enkele kerkers gebouw waren. Het waren er drie naast elkaar, gelegen aan de rechterkant van het vertrek, gebouwd uit grove, dikke stenen met cement ertussen en hoge traliehekken ervoor. Voor de kerkers, op een open stuk in het vertrek, stonden wat kasten en tafels met boeien, zwepen, poken en andere martelwerktuigen die her en der verspreid lagen en aan de muur gehangen waren. Ineens begreep hij de angst en pijn die hij in de energie van de andere slaven had gevoeld.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

‘Hij moet daarheen,’ hoorde hij de bediende met de fakkel zeggen, die naar het gedeelte met martelwerktuigen wees. ‘Met zijn hoofd op het hakblok.’
Skey voelde een vreemde sensatie door zijn lichaam trekken bij het horen van het woord hakblok. Die sensatie werd nog sterker toen hij verderop inderdaad een hakblok zag staan.
Er trok een vreemde, afgezwakte stoot adrenaline door hem heen. Zijn spieren werden hard en hij begon te worstelen, tegen te werken, maar de drie mannen die hem vasthadden, trokken hem mee het vertrek in en sleepten hem naar de plek de bediende aanwees. Hij rukte aan zijn armen, maar ze dwongen hem op zijn knieën voor het hakblok en duwden hem voorover. Ze drukten zijn hoofd met de linkerwang op het koude steen en hielden hem zo in bedwang. Skey kronkelde, bewoog iedere spier in zijn lichaam in een poging los te komen, maar met de twee die zijn hoofd in bedwang hielden en de ander die met zijn volle gewicht op zijn rug steunde, lukte het hem niet om uit de gedwongen houding weg te komen.
Achter zich hoorde hij de bediende met de fakkel, die hij inmiddels aan een houder in de muur had gehangen, bij de kasten heen en weer scharrelen. Er gingen deuren open en er werd met dingen geschoven. Er tikte ijzer tegen elkaar aan, er schraapte iets en toen rook Skey brandende roest. Verhit ijzer. De pook. De bediende had één van de poken in het vuur gehangen.
‘Trek zijn shirt uit,’ hoorde hij de bediende achter zich zeggen.
Skey merkte dat één van de mannen bij zijn hoofd opzij keek terwijl hij Skey’s geworstel onderdrukte.
‘Wil je hem brandmerken?’ zei hij. ‘Dan wens ik je veel succes, want hij is binnen een week geheeld. Hij is een vampier, weet je nog?’
Skey hoorde aan een schrapend geluid dat de bediende de pook uit het vuur van de fakkel trok.
‘Vast, en daarom merken we hem dubbel,’ zei hij. ‘We nemen het zekere voor het onzekere. Trek zijn shirt uit en haal zijn haar uit zijn nek weg. Snel, graag.’
Er werd niet meer geprotesteerd. Er klonk een scheurend geluid en Skey probeerde zijn schouders los te rukken toen hij voelde dat zijn shirt langs zijn rug opgescheurd werd. Hij worstelde toen hij de geur van het brandende ijzer dichterbij kwam, maar de andere mannen verstevigden hun houdgreep om zijn hoofd en hielden hem in bedwang. Zijn hart sloeg zwaar in zijn borst en hij voelde een sterke weerzin door zijn anderen trekken, die door zijn lichaam werd omgezet en brandende, pijnlijke woede en haat.
Toen kwamen de voetstappen van de bediende naast hem tot stilstand. Hij kon niets zien, zijn hoofd was de andere kant opgedraaid, maar hij kon de warmte van de pook al van verre op de huid van zijn nek voelen. Hij rook vuur, ijzer, de hitte in zijn nek werd verzengend en toen werd het brandende ijzer net onder zijn haar in zijn nek in zijn huid werd gedrukt.
Een paar seconde lang liet zijn lichaam de werkelijke sensatie van de pijn door. Het verzengende gevoel was vreselijk en er kwam een scheurende grom uit zijn keel. Er siste iets, maar al heel gauw was het of de pijn plotseling werd afgezwakt, alsof zijn hersenen doorkregen dat hij pijn leed en ze plotseling ingrepen, ze zijn gevoel er grotendeels voor afsloten. Hij voelde het echter nog wel, op een manier die hij als pijn kon omschrijven, en hij rook de geur van brandend vlees en stollend bloed en voelde de hitte doordringen tot in zijn nekwervels. Net toen er een grommende schreeuw uit zijn keel ontsnapte, werd de pook echter weer met een misselijkmakend gevoel van zijn huid losgetrokken. Door het brandende gevoel in zijn nek en de woedende sensatie die dat voorzaakte in zijn lichaam heen hoorde hij de bediende lopen en iets oppakken, wat klonk als glas dat langs steen schraapte, en er drong een andere geur zijn neus binnen: die van inkt. Het volgende moment voelde hij koude stralen langs zijn brandende nek lopen toen de bediende de inkt over het brandmerk in zijn nek uitgoot. Het brandde en hij kneep zijn ogen dicht.
‘Zie je,’ hoorde hij de bediende zeggen toen die de inkt geheel over hem had leeggegooid. ‘Zijn huid mag misschien helen, maar de inkt trekt diep in de wond in zijn vlees. Zijn huid zal er overheen helen, maar de inkt zal voor altijd in deze vorm onder zijn huid opgesloten blijven. Hij zal LeFevres zegel voor altijd met zich meedragen.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Heh, bahbahbah, moet je nu echt zo gemeen zijn tegen Skey :( Ik weet wel dat hij in deel II verscheurd werd door herinneringen aan vroeger.. maar toch... ik hoop dat er snel iets goed met hem gebeurd ;) Heeft ie wel verdiend.

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

ik ben het volledig met maaike eens. Het is gewoon oneerlijk, skey is zo'n schatje en dan krijgt hij dit.
K.C. Warro
Potlood
Potlood
Berichten: 41
Lid geworden op: 21 jan 2013 00:43
Locatie: Hollandia

Ik ben het ook met Maaike en Yociame eens. Hopelijk gebeurd er snel iets goeds :)
Life can do terrible things. I want to see you smile again.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel voor jullie reacties, super dat jullie allemaal nog meelezen! :D

______________________________________________________________________________________

Er klonk een tik toen het lege potje inkt ergens werd ingegooid en een schrapend geluid toen de bediende de fakkel weer uit de houder trok.
‘We zijn klaar,’ zei hij. ‘Trek hem maar overeind. Hij moet in de achterste kerker.’
Het touw om Skey’s nek kwam weer strak te staan en er trok een schrijnende sensatie door zijn lichaam toen het ruwe materiaal langs de wond zijn nek schuurde. Hij werd overeind getrokken door de lijfwachten en ze begonnen hem mee naar de achterste kerker te slepen. Het was een donker vertrek, van zo’n drie bij drie meter, zonder ramen of wat dan ook. Het zware traliehek ervoor kwam tot het plafond en viel precies in de ronde vormen van de grot. In het midden van de achtermuur zaten boeien met kettingen en grove bouten in de stenen bevestigd.
De bediende met de fakkel wees naar de boeien in de achtermuur en de andere mannen sleepten hem ernaartoe.
‘Trek zijn blouse uit voor je hem vastzet,’ zei de bediende terwijl de anderen hem bij de achtermuur weer op zijn knieën dwongen. ’Dan voelt hij de zweep beter als hij morgen aan het werk moet.’
Aan een scheurend geluid hoorde Skey dat er gedaan werd wat hij zei, en niet veel later belandden de resten van zijn blouse ergens verderop op de grond. Hij werd op zijn buik op de grond gedrukt, zijn armen werden naar achteren getrokken en er rinkelden kettingen: hij voelde dat er brede, ijzeren boeien boven de kettingen om zijn polsen werden gesloten. Hij klemde zijn kaken op elkaar. Hij had gehoopt dat hem eerst los zouden maken voor ze de anderen boeien zouden bevestigen en hem zo een kans zouden geven te ontsnappen, maar zo stom waren ze jammer genoeg niet.
Eén van de mannen hield Skey met zijn voet omlaag gedrukt tot ze de kettingen om zijn armen hadden losgemaakt. Het touw werd met een snijdende beweging van zijn hals getrokken en toen lieten ze hem los.
Skey begon overeind te krabbelen toen de mannen naar de poort van de kerker liepen. De kettingen aan zijn boeien waren niet lang. Ze zaten te strak om te staan en gunden hem enkel genoeg ruimte om met zijn rug tegen of iets van de muur vandaan op de grond te zitten. Zowel de boeien als de kettingen waren zwaar en trokken zwaar aan zijn polsen en zijn armen.
Skey boog zijn hoofd wat naar voren en hief zijn hand op. Hij tastte in zijn nek en voelde een brandend gevoel toen hij zijn huid aanraakte, alsof zijn lichaam het waarschuwde er vanaf te blijven. Toen hij zijn hand weghaalde, zat die onder de zwarte inkt.
Hij keek op toen de deur van zijn keker met een klap werd dichtgetrokken. De bediende met de fakkel wachtte tot zijn collega de deur had afgesloten en keek toen op naar Skey. Hij hief de fakkel wat op toen hij hem zag kijken, zodat het licht van de vlammen wat meer op zijn gezicht veel.
‘Welkom bij de rest van je leven,’ zei hij. Toen draaide hij zich om en met een knetterend geluid van de fakkel liepen hij, zijn collega en de mannen van Domingues bij de kerker weg. Skey hoorde dat ze het vertrek uitliepen, de gang insloegen en doorliepen tot ze buiten zijn gehoorafstand verdwenen.
Nu ze weg waren, deed Skey zijn ogen even dicht. Er trok een scheut vloeibaar vuur door zijn nek en hij ontblootte zijn tanden. Hij drukte zijn nek tegen de koele stenen achter zich en probeerde de pijn te verbijten, wat makkelijker ging dan hij verwacht had. Hij voelde het wel, maar alle pijnsensaties leken afgezwakt te zijn, alsof zijn pijngrens op de één of andere manier verhoogd was. Het was een vreemde gewaarwording, want zijn zintuiglijke waarnemen en de aanrakingen die geen pijn deden, voelde hij juist wel sterker dan voorheen. Het leek of zijn lichaam nu beter onderscheid kon maken tussen pijnprikkels en andere prikkels, en beter in staat was die eerste te verwerken.
Skey voelde een koud straaltje inkt van zijn nek langs zijn ruggengraat naar beneden lopen. Hij deed zijn ogen open en concentreerde zich even op het gloeiende gevoel in zijn nek. Toen bracht hij zijn hand er naartoe en liet zijn vingers langs de verdiepte plekken van het brandmerk gaan. Hij voelde de omtrek van een cirkel met een L en een F erin, ongeveer vijf centimeter groot. LeFevre.
Skey liet zijn hand weer zakken en drukte zijn lichaam tegen de koude stenen. Zou het waar zijn, wat de bediende van Domingues had gezegd? Zou zijn lichaam in staat zijn de wond binnen een week te helen? Was dat mogelijk? Als hij er over nadacht, was het niet geheel onwaarschijnlijk. De bijtwonden in zijn hals waren ook al voor een groot deel weggetrokken en die waren diep en talrijk geweest. En Domingues had zichzelf verwond, iedere keer als hij hem had laten drinken, maar als hij er over nadacht, kon hij zich niet herinneren dat hij daar de volgende dag nog de sporen van had kunnen zien. Het was of zijn lichaam sneller genas, sneller heelde, alsof vooral de kleine wondjes al snel weer verdwenen waren.
De kettingen rinkelden toen Skey zijn hand tegen zijn kapotgebeten hals legde. De wonden waren dicht en ze voelden al veel zachter, maar toch deed de aanrakingen hem even, in een flits denken aan de pijn die Domingues veroozaakt had met zijn beten. Hij liet zijn hand zakken en wierp een blik naar de bouten in de muur achter zich toen de kettingen opnieuw rinkelden. Toen keek hij om zich heen, naar zijn kale kerker. Het vertrek bestond alleen uit muren en de vloer, met enkel de ketenen aan de achterwand die anders waren dan het steen dat hem omringde. Het rook er naar vocht en steen en verder weg kon hij de lucht van vuur en zilver ruiken. Zou de bediende gelijk hebben? Was dit zijn toekomst? Zou hij hier de rest van zijn leven moeten doorbrengen?
Dat idee veroorzaakte een zwaar, beklemmend gevoel in Skey’s borst, dat sterk voelbaar voor hem was, ondanks het feit dat zijn lichaam het probeerde te onderdrukken. Hij dacht aan zijn werk op het land, aan zijn kamer in de werkersbarak, aan Nickelson, Spurr, Dorian, aan Adriane en Sophia. Hij zou hen nooit meer zien. Als de bediende gelijk had, kwam hij hier nooit meer weg. De kerker zou zijn nieuwe onderkomen zijn. Zijn kamer in de werkersbarak op Nickelsons land zou voor altijd leeg blijven, met zijn onopgemaakte bed en zijn rondslingerde werkkleding wachtend op zijn terugkomst. Het wachten zou tevergeefs zijn. Hij zou er nooit meer terugkeren.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Aww.. dat klinkt al zoo lang geleden, als een vervlogen herinnering. Wel mooi beschreven :)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Weer bijgelezen! Wat een sombere vooruitzichten voor Skey!!
Meer!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel! Sorry voor mijn late reactie, ff vreselijk druk hier :/

_____________________________________________________________________________

De rest van de nacht probeerde Skey alles wat er de afgelopen dagen gebeurd was te verwerken. Ondanks het feit dat zijn lichaam om rust begon te zeuren, sliep hij niet. Zijn hoofd was veel te vol met gedachten. Oprechte gedachten, aan Bette, aan Nickelson en aan de beangstigende woorden van de bediende van LeFevre, maar ook gekunstelde gedachten die dat laatste weer probeerden te onderdrukken. Hij kon het niet accepteren, allemaal nog niet, wat er gebeurd was, wat er voor hem lag. Hij kon niet accepteren dat hij hier de rest van zijn leven zou moeten doorbrengen, dat iemands naam in zijn nek gebrand stond omdat hij tot een eigendom was verworden, en hij kon niet accepteren dat Domingues hem gemaakt had tot dat ene woord dat LeFevre had gebruikt toen ze hem voor haar hadden neergezet.
Om daar niet aan te hoeven denken, om die beangstigende gedachten weg te krijgen, probeerde hij aan andere dingen te denken, aanspraak te doen op zijn verstand, zijn rationaliteit. Voornamelijk probeerde hij te bedenken hoe dit allemaal met elkaar samenhing, zijn uitnodiging naar Domingues slot, wat de kasteelheer met hem gedaan had, het feit dat hij daarna hier naartoe was gebracht. Hij had in eerste instantie gedacht dat de kasteelheer hem naar het slot had laten komen omdat hij te dichtbij was gekomen, om hem onschadelijk te maken, om hem op de één of andere manier uit de weg te ruimen voor hij te veel van zijn geheim te weten zou komen en hem zou verraadden. Dat was waarschijnlijk ook zo, maar dat was waarschijnlijk maar één aspect van het verhaal. Wat had LeFevre gezegd? Ze had een brief gehad van de kasteelheer over hem, over de vampier die hij haar beloofd had. Hij was een present, dat haar aangeboden was om het leed van het heengaan van haar man te verzachten. Als Domingues haar daarom iets verschuldigd was, betekende dat waarschijnlijk dat hij een aandeel in dat heengaan had gehad. Vermoedelijk had hij de man van LeFevre gedood tijdens een jacht of in een moment van zwakte. Als dat het geval was, had Domingues hem gewoon gebruikt om twee problemen in één keer op te lossen. Hij had Skey naar het slot laten komen en omdat hij toch van hem af moest, had hij hem gelijk veranderd, om hem als vergoeding aan LeFevre aan te kunnen bieden. Hij had geweten wat er met hem zou gebeuren en toch had hij het gedaan. Skey kon zonder twijfel zeggen dat hij liever had gehad dat Domingues hem ter plekke gedood had dan dat hij hem hiertoe veroordeeld had.
Het moest nog nacht zijn toen Skey’s vermoedens over de intenties van Domingues en LeFevre bevestigd werden. Ze kwamen hem al vroeg halen, nog voor het ochtend was, ruim voor de zon buiten opgekomen moest zijn. Het waren twee mannen, brede, grote mannen, met eenvoudige kleding die onder de vlekken zat. Ze waren grof en ruw en behandelden hem als een hond. Skey zag dat één van de twee drie verschillende opgerolde zwepen aan zijn riem had hangen.
Ze sloegen met ijzeren kettingen tegen de tralies van zijn cel toen ze hem kwamen halen.
‘Wakker worden, vampier,’ riep één van de twee, degene met het kortste haar. ‘Tijd om aan het werk te gaan.’
Ze kwamen de kerker in en trapten hem tegen de grond: met zijn tweeën begonnen ze de boeien aan de muur te vervangen door boeien om zijn polsen, die met elkaar werden verbonden door een zware ketting ter tussenin. Ook zijn enkels werden op die manier aan elkaar vastgeketend, zodanig dat hij nog net zou kunnen lopen. De man met het korte haar gaf Skey slaag met één van zijn zwepen toen hij tegenworstelde. Daarna trokken ze hem overeind en namen hem door het gat in de muur mee het vertrek met de kerkers uit.
Ze leidden hem de rechterkant op, verder naar beneden, nog verder weg van het gat waardoor ze gisteren van buiten naar binnen waren gekomen. Tegen Skey’s verwachtingen in, begon hij meer warmte en energie te voelen naarmate ze verder de tunnel afdaalden. Aan het einde van de gang kwam hij erachter hoe dat kwam: de tunnel kwam uit in een grote grot waarin tientallen mensen aan het werk waren. De grot was een groot geheel met ronde, uitgehakte wanden en diverse lagen, die zowel natuurlijk als kunstmatig uitgehouwen leken te zijn. Overal stonden houten stellages, karren, trappen en houten balken die de wanden van de grot moesten verstevigen. De krochten werden verlicht door fakkels langs de wanden verspreid hingen en de kleinere fakkels die de werkers met zich meedroegen. Het gehak van hun beitels en houwelen zorgde voor een oase van klinkende, tikkende geluiden die sterk galmde tussen de massieve, ronde wanden.
De werkers keken naar Skey toen hij door de twee mannen dieper de grot in werd geleid. Ze keken naar hem, maar zeiden niets. Er werd helemaal niet onderling gesproken, alleen door stemmen die bevelen schreeuwden en riepen dat er harder gewerkt moest worden. Wel voelde Skey sterke emoties in hun energie, een sterke angst en haat die naar hem gericht waren. Hij begreep niet waarom: hij kende geen van hen en had hen nooit iets gedaan.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

De mannen aan Skey’s zijde leidden hem mee naar de linkerkant van de grot, waar diverse ezelskarren opgesteld waren. Ze stonden aan de voet van een andere tunnel, die schuin omhoog liep en verderop na een bocht uit het zicht verdween. Ze waren gevuld met ruwe stukken zilver, sommigen helemaal vol, anderen nog half leeg.
Skey had al een vermoeden wat er van hem verwacht werd toen hij zag dat de karren geen ezels hadden om ze te trekken en zijn vermoedden werd bevestigd toen de mannen hem naar het plateau toebrachten.
‘Hier, slaaf,’ zei één van de twee terwijl hij Skey naar de bomen van de kar sleurde. ‘Je gaat alles wat de werkers hebben losgehakt in deze karren naar boven transporteren. En dat doe je snel. Als de wachtrij van karren langer wordt, ga je na het einde van de werkdag net zo lang door tot je alles weer hebt ingelopen. Als je zodanig achterloopt dat alle karren vol komen te zitten, krijg je op je lazer.’ Hij zette Skey tussen de bomen neer en haakte zijn handen met een ijzeren haak die hij aan de boeien bevestigde aan de bomen vast. Toen liet hij hem een lange, lederen band zien.
‘Zie je dit?’ zei hij. ‘Dit gaat om je nek. Het andere uiteinde gaat aan de kar vast. De kar is zwaar, dus als je hem loslaat, schiet hij achteruit terug naar beneden. Ik denk dat je je wel kunt voorstellen wat er dan gebeurt.’
Skey begreep inderdaad wat hij bedoelde. Hij liet zijn ogen naar de man glijden en keek hem donker aan. Diens gezicht vertrok en hij haalde uit met een korte zweep. Het uiteinde striemde Skey’s gezicht. Skey draaide zijn gezicht weg van het striemende gevoel en hij klemde zijn kiezen op elkaar.
‘Waag het niet me aan te kijken, hond,’ hoorde hij de man zeggen. ’Jij bent helemaal niets, hier. Je bent een lastdier, een plaatsvervangende ezel met iets meer hersencellen. Je spreekt niet en je maakt geen oogcontact, met niemand. Je gehoorzaamt en je werkt en verder hou je je koest. Dit is nu je leven. Als je niet dagelijks afgeranseld wilt worden, kun je daar maar beter aan wennen.’
Hij duwde Skey’s hoofd ruw opzij en legde de lederen band om zijn hals. Met een ruk trok hij hem aan, rolde hem uit en maakte hem achter Skey aan de voorkant van de kar was. Toen haalde hij een andere zweep tevoorschijn en klapte ermee.
‘Zo,’ zei hij. ‘Als ik jou was, zou ik gauw die kar pakken en beginnen te trekken. Nu.’ En Skey hoorde dat hij het blokkeerblok achter de achterwielen van de kar wegschopte. Omdat het plateau waar de karren opstond iets schuin afliep, schoot de kar onmiddellijk achteruit naar beneden. Skey voelde een ferme ruk in zijn nek en kon nog net de bomen vastgrijpen om de kar op zijn plek te houden om te voorkomen dat die hem aan zijn hals mee de diepte in zou trekken.
Een gevoel van woede maakte zich van hem meester. De kar was zwaar, voelde hij. Als hij hem los zou laten, zou de band hem mee omlaag trekken en hem waarschijnlijk wurgen als hij van de rand afstortte.
‘Waar wacht je op?’ hoorde hij achter zich. ‘Hup, lopen! Omhoog met die kar!’
Er klonk een klappend geluid door de lucht en het volgende moment raakte het uiteinde van de zweep zijn rug. Deze zweep was anders dan degene die de man eerder had gebruikt. Het uiteinde ervan sneed in zijn rug en Skey’s kiezen knarsten. Toen hij nog een klap kreeg, begon hij te trekken, aan de bomen van de kar. Tot zijn eigen verbazing lukte het hem het loodzware ding in beweging te krijgen, met moeite, maar nog altijd makkelijker dan hij had verwacht. Hij begon te lopen, langzaam, met grote, zulk regelmatig mogelijke stappen. Hij had geen schoenen aan en de rotsen waren ruw en glad onder zijn voeten, maar de man sloeg hem nog een keer.
‘Sneller, slaaf!’ riep hij. ‘Een blinde ezel met een manke poot loopt nog sneller dan jij. Doorlopen voor ik jou ook blind maak!’
De zweep striemde Skey’s rug en Skey voelde bloed langs zijn huid naar beneden lopen. Hij klemde zijn kaken op elkaar en hing naar voren, probeerde zijn gewicht te gebruiken om te kar omhoog te krijgen. Ze begonnen te klimmen, steeds verder omhoog, langs diverse bochten, hellingen en vlakkere gedeelten. Zijn voeten gleden af en toe weg, maar hij wist zijn grip te houden: de kar hobbelde achter hem aan en hij hoorde wielen over de uitgehouwen tunnel rommelen. Hij liep meters en meters, met de kar, de schreeuwende stem en het geklap van de zweep achter zich. De route was lang en onherbergzaam en de man met de zweep gaf hem geen enkele keer de tijd om op adem te komen. Hij bleef tegen hem schreeuwen en hem slaan, tot hij op een plateau uitkwam dat naar een ander vertrek leidde. Daar moest hij de kar laten staan: en inhoud zou van daar in delen meegenomen worden om het zilver verder te verwerken. De man met de zweep maakte Skey los van de kar en liet hem met en lege kar weer de tunnel afdalen.
Die karren en de bijbehorende zweepslagen waren de eersten van die dag. Van beiden volgden er met het verstrijken van de dag nog velen meer. Skey wist in het begin nog bij te houden hoeveel karren hij naar boven en naar beneden bracht, maar na de vijftien raakte hij de tel kwijt. De karren werden steeds voller en zo nu en dan moest hij ze via andere tunnels omhoog trekken, die telkens nog onregelmatiger en steiler waren dan de vorige. En de man met de zweep jaagde hem op, sloeg hem en schreeuwde tegen hem, en liet hem kar na kar naar boven sjouwen zonder pauze. De andere werkers kregen eten, water, soms zelfs even rust, maar Skey kreeg niets. Ze lieten hem werken, alleen maar werken. Zijn voeten, handen en spieren begonnen te protesteren en ondanks zijn hernieuwde kracht werd hij na verloop van tijd moe. De man met de zweep kende echter geen genade en hoe langzamer hij liep, hoe harder hij hem afranselde.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Bedankt voor de like Maaike! :)

__________________________________________________________________________________

Behalve zijn begeleider sprak er niemand tegen Skey. De man had hem verboden te spreken of oogcontact met de andere slaven te maken en die leken daar ook net zo min behoefte aan te hebben. Ze keken soms even naar hem, als hij met en kar stond te wachtten en ze ladingen zilver kwamen brengen, maar hun gezichten waren strak en ze zeiden nooit iets tegen hem. Ze gingen met hem om of hij een nieuwe lastezel was die niet te vertrouwen was, die iedereen liever kwijt dan rijk was omdat hij onlangs iemand gebeten of geslagen had. Bij sommigen voelde hij angst en bij nog meer van hen haat in hun energie, die duidelijk naar hem gericht was. Hij wist nog steeds niet waarom ze zo over hem dachten en het was niet fijn, omdat hij wist dat het de kans dat hij ooit contact met de andere gevangen zou leggen, nog vele malen kleiner zou maken.
Want hij had graag contact gewild, met anderen, tijdens het werk of erna. Het was zwaar dat hij zowel in zijn cel als tijdens het werk op zichzelf aangewezen zou zijn. Het was donker en somber in de oranje duisternis van de mijn en het werk was geestdodend. Hij was gewend met mensen om te gaan, ook als hij werkte, maar nu was er niemand anders die in zijn buurt werkte: de enigen die ook bezig waren karren naar boven en beneden te brengen, was een tweetal ezels met hun begeleiders, die enkel soms tegen zijn begeleider spraken, maar niet tegen elkaar. Zolang de begeleider in de buurt was, kon hij sowieso niet praten: die had hem dat immers verboden.
Skey hoopte dat hij aan het einde van de dag misschien de kans zou krijgen contact te leggen met anderen, maar dat bleek niet het geval. Hij had gehoopt dat ze hem nu bij de andere gevangen zouden plaatsen, dat hij alleen de eerste nacht in de kerker hoefde te blijven, maar dat was niet zo. Toen ze klaar waren, werd hij mee terug naar boven gesleept en opnieuw in zijn eentje in de kerker gegooid. Hij baalde van de eenzaamheid die dat zou brengen, maar ondanks dat was de rust die hij daardoor kreeg een opluchting. Zijn hele lichaam deed pijn en hadden de boeien om zijn enkels en voeten zijn huid beurs en kapot gemaakt. Hij was ook de pijn in zijn nek weer heviger gaan voelen, alsof zijn lichaam minder weerstand kon bieden tegen de pijnprikkels als zijn energie opraakte. Hij had geen idee hoe laat het was en hoeveel karren hij uiteindelijk naar boven en weer naar beneden had gebracht. Het was alleen maar donker in de mijn en hij had geen enkel besef van tijd. Voor zijn gevoel had hij eeuwig met de karren lopen slepen. Hij moest uren gewerkt hebben, minimaal tien achter elkaar.
Eenmaal weer boven, in het hol waar de kerkers zich bevonden, liet Skey zich door twee begeleiders tegen de achtermuur van de kerker op de grond duwen. Hij zakte met zijn rug tegen de muur aan en keek wezenloos voor zich uit terwijl ze aan de boeien om zijn armen vervingen voor die aan de muur en die om zijn enkels weghaalden. Hij liet ze gaan zonder te protesteren. Hij voelde zich murw en letterlijk lamgeslagen, door het werk, de hele situatie, en hij wilde rust, nu alleen even rust. Het werk had hem ondanks zijn sterke lichaam veel energie gekost en de striemen op zijn rug en de plek in zijn nek brandden. Hij was zodanig vermoeid dat hij zich niet verzette tegen het vooruitzicht van een volgende, eenzame nacht in de lege kerker. Hij zou worstelen, hij zou ertegen vechten, later, maar nu niet. Nu wilde hij alleen maar rust.
Toen de mannen klaar waren met Skey’s boeien, namen ze de spullen mee de kerker uit, sloegen de deur dicht en draaiden hem op slot. Ze wisselden wat woorden met elkaar en hun voetstappen stierven weg. Skey was zodanig vermoeid dat hij al gauw wegzakte op de harde vloer toen het gevoel van hun aanwezigheid verdwenen was.
Hij kwam in een soort roes terecht, waarbij de beelden van vandaag vermengt met de gezichten van Domingues, Nickelson en Bette door zijn hoofd spookten. Hij zag Nickelons trotste, vaderlijke blik toen hij hem had nagekeken toen hij na Bette’s brief naar Domingues was gereden, hoorde hem zijn hoop uitspreken over een beloning en een eigen stuk land. Met weemoed voelde hij zijn eigen hoop dat Nickelson misschien gelijk zou hebben. Het gevoel werd weggevaagd door het beeld van Domingues’ strakke, emotieloze gezicht iedere keer dat hij hem gebeten had, het besef dat de kasteelheer had geweten waarvoor hij hem maakte, waartoe hij hem veroordeelde. Hij hoorde Naïma zeggen dat Bette niet meer leefde en hij kon de geluiden horen van zijn middag met Bette bij het meer, bij Nickelsons land. In zijn roes kon hij haar weer voelen, haar lippen op zijn huid, haar zachte handen op zijn gezicht, haar zachte huid onder zijn vingers. Hij kon haar lachende gezicht zien en hoorde haar stem als ze tegen hem praatte. Het was of de warmte van haar aanrakingen mijlenver weg was in de donkere, kille kelder, of de herinneringen niet meer waren dan visioenen uit een ander leven, uit een droom die nooit de werkelijkheid was geweest.
Skey zakte steeds verder weg in de woelige gedachten, tot de beelden achter zijn oogleden donker en zwart begonnen te worden. Zijn geest werd lichter en sijpelde weg, leek bijna weg te willen zweven, alsof ze verdwenen, oplosten in de duisternis van de kelder. Hij probeerde ze achter na te gaan, ze vast te houden, maar toch bleef hij verder wegzakken, tot de herinneringen en beelden als kleine, lichtgevende vlinders van hem wegvlogen en ze buiten zijn bereik flapperden. Zijn hoofd zakte omlaag, zijn lichaam zakte opzij tegen de muur aan en even werd alles zwart, voor het eerst sinds tijden echt, diep, ondoordringbaar zwart. Hij sliep zonder dat hij droomde. Zijn geest leek te moe te zijn om nog mooie dingen voor zijn ogen te kunnen vormen.
Skey wist niet hoe lang die zwarte brei hem in zijn greep gehouden hield toen hij zich weer bewust werd van geluiden in zijn omgeving. Het geluid van voetstappen en stemmen haalde hem terug naar de werkelijkheid, eerst half, maar volledig toen hij zich realiseerde dat deze geluiden zich niet in zijn hoofd afspeelden. Langzaam deed hij zijn ogen weer open. Hij realiseerde dat het koud was, iets kouder dan toen hij in slaap was gevallen, maar niet veel kouder. Het moest nog avond zijn, nog geen nacht. Waarschijnlijk had hij niet zo lang geslapen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

Ah ze gaan hem toch niet al weer laten werken?
en ohja in je vergelijking, meteen ezel heb je het over gebeten of geslagen. Maar een ezel kan niet slaan, alleen schoppen
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Top dat je nog meeleest yociame! Wat betreft de ezel, bij paarden noemen we schoppen wel altijd slaan, waarschijnlijk soort van onbewuste analogie getrokken of zo haha :)

_______________________________________________________________________________________

‘… moeten ze klaar zijn voor vandaag,’ hoorde hij toen ergens verderop een jongensstem zeggen. ‘Als het goed is houden ze hem hier.’
Hij hoorde voetstappen door de tunnel galmen en rook dat de geur van vuur en mensen dichterbij kwam. Het waren drie paar voetstappen, hoorde hij. Het waren twee mannen en een vrouw. Al van verre rook hij de geur van zeep en dure kleding. Dit waren geen andere werkers of slavendrijvers, en ook geen bedienden. Het moesten mensen uit het huis van madame LeFevre zijn.
Skey keek op toen hij de voetstappen hoorde weergalmen in het vertrek met kerkers. De drie geuren kwamen zijn kant op, de richting van de kerkers uit.
‘Hij zal wel in één van deze zitten,’ hoorde hij. ‘Ja, hier.’
Er verscheen een jongen voor de traliewand van zijn cel, met een fakkel in zijn hand. Hij was nog jong, waarschijnlijk net in de twintig, en hij had een slank postuur. Hij had sluik, halflang haar dat in het licht van de fakkel goudblond leek.
Achter de jongen zag Skey nog twee andere mensen. De middelste was ook een jongen, die iets jonger leek te zijn dan de voorste. Aan de overeenkomende trekken in hun gezicht, haarkleur en geur meende Skey te oordelen dat ze broers waren. Ook riep hun geur nog een andere associatie op: die van madame LaFevre. Het moesten haar zonen of haar neven zijn.
Het meisje, echter, had een totaal andere geur. Ze jonger dan de jongste jongen, waarschijnlijk een jaar of dertien, veertien, en had een heel ander gezicht. Ze was mooi en had diep, donkerrood haar. Waarschijnlijk was ze geen directe familie van de jongens en LeFevre, maar het vriendinnetje van één van de twee of een verre achternicht. Ondanks dat gaven haar bleke huid en dure kleding aan dat ook zij uit een rijke familie kwam.
Skey keek met halfdichte ogen naar hen toen ze voor zijn kerker stil bleven staan. De jongen met de fakkel hief die wat meer op, zodat het licht verder in de kerker naar achteren viel.
‘Ja, dit is hem,’ zei hij. ‘Moeder zei al dat hij rood haar had. Net als jij, Lorelei.’
De andere jongen, de jongere, wierp hem een geërgerde blik toe.
‘Ik zou het op prijs stellen als je Lorelei niet met dit stuk uitschot vergeleek, Carmin,’ zei hij. ‘Ook niet haar haarkleur, wat dat betreft. Lorelei is duizend keer meer waard dan hem. Hij is niets waard, zoals moeder zei. Nog minder dan een ezel.’
Maar het meisje met het rode haar schudde zwijgend haar hoofd. Haar ogen waren op Skey gericht.
‘Ik geloof er niets van,’ zei ze. ‘Is hij echt een vampier?’
De jongere jongen ging dichter naast haar staan en keek naar Skey.
‘Ja, het is echt waar. Dat hij hier zit, bewijst dat wel, toch? Als hij bij de andere werkers zou zitten, zou hij ze afmaken.’
Het meisje keek naar Skey en langzaam zette ze een stap dichter naar de kooi. Ze sloot haar handen zacht om de spijlen en keek naar hem, terwijl Skey terugkeek met het laatste beetje tegenwoordigheid van geest dat hij nog op kon brengen. Het was of ze iets zag, in zijn ogen, en die van haar werden een fractie groter.
‘Ik dacht dat jullie pochten,’ zei ze zonder haar blik van Skey af te wenden. ‘Maar het is echt waar. Jullie moeder heeft hem echt in een kerker op laten sluiten.’
De jongen met de fakkel keek trots. ‘Bewonderenswaardig, hè?’
Het meisje, Lorelei, schudde haar hoofd.
‘Nee,’ zei ze. ‘Ik vind hem zielig. In zijn eentje, in een donkere kerker. Dat kun je toch niemand aandoen?’
De jongen met de fakkel haalde zijn schouders op. ‘Hem wel. Hij is een vampier, hij voelt toch niets. En ze kunnen hem moeilijk bij de anderen houden. Het kost veel te veel geld als hij goede werkers doodt.’
‘Wie zegt dat hij niets voelt?’ zei het meisje. ‘Hij is toch ook een levend wezen? Iedereen wordt ongelukkig als hij alleen wordt opgesloten. En…’ Ze boog zich wat dichter naar de tralies toe. ‘Wat is dat, op zijn armen, en zijn rug? Is dat bloed?’
De middelste jongen knikte ernstig. ‘Waarschijnlijk, ja.’
Het meisje keek ontzet zijn kant op.
‘Hebben ze hem geslagen?’ vroeg ze vol afschuw. ‘Slaan ze hem met de zweep? Waarom doen ze dat?’
De oudste jongen, met de fakkel, haalde zijn schouders op. ‘Daarom. Dat doen ze altijd bij slaven, als ze niet hard genoeg werken. Ze moeten werken voor hun voedsel. Iedereen moet dat.’
Skey zag dat ze haar handen steviger om de tralies sloot.
‘Wij niet,’ zei ze. ‘Wij hoeven nergens voor te werken.’
De jongen met de fakkel leunde tegen de tralies en bestudeerde zijn nagels. ‘Nee, wij niet. Daar hebben wij hen voor. Dat weet je, Lorelei. Dat is hoe het hoort te zijn.’
Het meisje slikte. Skey zag dat de middelste jongen naar haar keek en toen een arm om haar heen sloeg.
‘Kom maar, Lorelei,’ zei hij. ‘Het is niet goed voor een vrouw om zoveel bloed te moeten zien.’
De andere jongen bewoog de fakkel verveeld heen en weer in de lucht.‘Ja, laten we gaan. Dit is zonde van onze avond. Zo veel stelt het niet voor. Hij doet toch niets en we mogen hem toch niet beschadigen van ma.’
Ze draaiden zich om en liepen langs de traliewand de andere kant op. De middelste jongen hield zijn arm om het meisje haar schouders, maar Skey zag dat ze nog één keer een blik zijn richting op wierp voor ze uit het zicht verdween.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Skey luisterde half naar het geluid van hun zich verwijderende voetstappen, van hun verstommende stemmen en de verdwijnende geuren. Hun woorden bleven nog even in de cel hangen pijnlijk, snijdend, maar werden toen verdreven door de donkere vermoeidheid die zich weer van hem meester maakte. Opnieuw zakte hij weg, dit keer zonder herinneringen, maar gelijk in de zwarte diepte die hem geheel verzwolg. Het was een vreemde manier van slapen, die totaal anders was dan hij vroeger was geweest. Alles werd zwart en opnieuw droomde hij niet. Het was of hij verdween, of alles uitging, maar er één plek in zijn geest alert bleef, gericht op signalen of geluiden uit zijn omgeving. De tijd verliep in sprongen: als hij wakker werd, was het alsof hij pas een seconde geslapen had en wist hij gelijk weer waar hij was. Het was of hij dieper sliep, maar of zijn geest veel helderder en alerter bleef dan hij gewend was.
Ook dit keer had hij geen idee hoeveel tijd er verstreken was toen hij na verloop van tijd weer wakker werd, opnieuw door iets van buitenaf dat door zijn geest werd opgepikt. Het duurde opnieuw even voor hij zich realiseerde wat hem gewekt had, of het echt niet iets in zijn hoofd was geweest, maar toen drong het tot hem door dat het een geluid was geweest. Zijn geest spoelde terug, zocht naar de bron, en toen realiseerde hij zich dat het het geluid van een slot was geweest.
Hij deed zijn ogen open. Hij rook een geur die hem vaag bekend voorkwam en keek opzij. Tot zijn verbazing, die ook grotendeels onderdrukt werd door de vermoeidheid, zag hij het meisje met het rode haar in zijn cel staan. Eerst twijfelde hij of hij haar echt zag, of hij niet droomde, maar haar geur en behoedzame houding waren te realistisch om niet echt te zijn.
Ze stond halverwege zijn kerker, aarzelend, twijfelend. Ze was nu alleen en had een houten emmer in haar hand. Ze keek naar hem en leek niet te weten of ze verder moest lopen, of ze de juiste beslissing had genomen door naar hem terug te gaan. De deur van de kerker achter haar stond op een kier, met de sleutel in het slot, en ze was alleen.
‘Vampier?’ zei ze. ‘Mag ik naar u toe komen? Ik doe u niets. Ik wil u helpen. Mag ik dichterbij komen?’
Skey keek naar haar, maar kon het niet opbrengen iets te zeggen. In plaats daarvan liet hij zijn ogen weer dichtzakken en leunde met zijn schouder en hoofd tegen de ruwe kerkerwand aan. Hij kon zich niet meer druk maken om wat ze kwam doen, ongeacht of dat meer of minder pijn zou betekenen.
Even bleef het stil in de kerker. Het meisje leek kort te aarzelen, maar toen hoorde hij dat ze toch naar hem toe kwam lopen. Hij kon haar door haar geur, geluiden en de uitstraling van haar energie precies volgen zonder haar te hoeven zien. Ze liep met een boogje om hem heen en bleef achter hem stilstaan, zo’n meter of twee bij hem vandaan. Hij hoorde dat ze even slikte toen ze de staat van zijn rug zag. Hij verwachtte dat ze weg zou lopen, dat ze weer weg zou gaan, maar dat deed ze niet. In plaats daarvan voelde hij haar energie dichterbij komen. Hij deed zijn ogen open toen hij plotseling iets tegen zijn rug voelde. Het was een spons, een zachte spons met warm water, waarmee ze voorzichtig over zijn wonden streek.
‘Het spijt me dat ze u pijn gedaan hebben,’ zei ze. ‘Dat moeten ze niet doen. Ze zouden niemand pijn moeten doen. Ik wist niet dat ze de mensen ook sloegen. Ik wist het van de ezels, dat vond ik al erg genoeg, maar dit…’ Hij vermoedde dat ze haar hoofd schudde. ‘Ze moeten de dieren niet slaan, en u ook niet. Niet dat u een dier bent hoor, begrijp me niet verkeerd, zo bedoel ik het niet. U bent veel meer dan een dier. U bent precies hetzelfde als ik en hen, maar dan net een beetje anders. Alleen zien zij het alleen zoals het willen zien. Zoals het makkelijk voor hen is.’
Ze streek zacht met de spons over zijn rug.
‘Hoe heet u, vampier?’ vroeg ze. ‘Heeft u een naam? Wilt u die mij vertellen?’
Skey keek voor zich uit en reageerde niet. Hij wist niet precies waarom. Hij wist niet of hij haar kon vertrouwen, ook al was ze nog zo jong, en hij wist niet wat hij haar wilde vertellen. Wat moest hij met haar, wat moest zij met hem? Zelfs dit, wat ze deed, dat ze voor hem zorgde, voelde op de een of andere manier een beetje vernederend, ook al bedoelde ze het goed. Misschien kwam het omdat hij vastgeketend was en zij voor hem zorgde op de manier waarop hij dat in de omgekeerde wereld voor haar zou moeten doen, gezien haar jongere leeftijd.
‘Misschien wilt u niet met mij praten,’ hoorde hij haar achter zich zeggen. ‘Dat begrijp ik best. Ik zou misschien ook wel niet tegen mezelf praten. Maar ik zal bij u blijven en met u praten, zodat u zich niet zo alleen hoeft te voelen. De tijd gaat zo langzaam als je alleen bent.’ Hij hoorde dat ze de spons uitspoelde in de emmer.
‘Als u liever niet wilt praten, zal ik u wel iets over mezelf vertellen,’ zei ze. ‘Ik ben Lorelei, maar dat had u vast al gehoord. Ik ben dertien jaar en ik woon hier, maar ik ben geen familie van Madame LeFevre, gelukkig.’ Iets in zijn geest glimlachte op de hartgrondige, haast kinderlijke manier waarop ze dat zei.
Het meisje ging verder.
‘Ik ben de verloofde van Devin, de jongste zoon van Madame LeFevre. Dat is jammer omdat ik dan nog steeds aangetrouwde familie van de Madame zal worden, maar goed. Ik ben uitgehuwelijkt aan Devin, dus ik zal het ermee moeten doen.’ Ze streek over zijn rug. ‘Ik kom van een familie van ver weg, bij mijn vader Jerome, mijn moeder Cecilia en mijn kleine zusje Lisette. Ze is elf en ik vond haar altijd vervelend, maar nu mis ik haar wel. Ik heb ze al bijna een jaar niet gezien. Ik ben alvast hier naartoe gestuurd omdat ik Devin dan alvast kan leren kennen en we te ver uit elkaar wonen om telkens heen en weer te reizen, en als ik zestien ben, zullen we trouwen en dan gaan we op huwelijksreis naar de watervallen in het westen.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Hehe eindelijk gebeurt er iets positiefs :D Ben benieuwd hoe lang het meisje aardig tegen hem zal zijn. Ik hoop dat ze hem helpt ontsnappen (A)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha ik zal nog niets verklappen Maaike :mrgreen:
________________________________________________________________________________

Hij merkte dat ze wat opzij boog om naar hem te kijken. ‘En u? Bent u getrouwd, vampier? Heeft u een vrouw, of een vriendin? Of kinderen?’
Skey staarde voor zich uit en zweeg. Het meisje wachtte even, maar toen hij niets zei, ging ze weer verder met zijn rug schoonmaken.
‘Daar praten we misschien later nog wel over,’ zei ze.’ Even denken…’ Half in gedachten verzonken liet ze de spons over zijn rug glijden.
‘O ja. Ik hou van gedichten schrijven en van tekenen. Van paarden tekenen, vooral. Ik ben gek op paarden, ik rij al mijn hele leven. Thuis had ik een paard, Venice, een vosmerrie met een witte bles. Ze was echt mijn vriendin, maar toen ik hier heen kwam, moest ik haar achterlaten. Want Madame LeFevre had genoeg paarden, zeiden ze. Die heeft ze ook, maar geen van hen is zoals Venice. Ik mis haar wel, maar ik rij nog steeds. Er is hier niet veel meer te doen en er zijn geen mensen van mijn leeftijd.’ Hij merkte aan haar energie dat ze zich weer tot hem richtte.
‘En u? Rijd u ook paard?’ vroeg ze. ‘U lijkt me wel iemand die goed met dieren om kan gaan. Kunt u rijden?’
Skey zei niets. Toen hij stil bleef, merkte hij dat ze de spons weer uitspoelde.
‘Misschien, als ik ouder ben, en Madame LeFevre eindelijk zo ver krijg eens naar me te luisteren, kan ik haar misschien overhalen om u uit de kooi te laten en naar buiten te gaan. Dan kunnen we samen gaan rijden, met de paarden, maar wel ‘s nachts, natuurlijk, anders krijgt u last van het zonlicht. Als Devin dat goed vindt, natuurlijk, maar dat denk ik wel.’
Peinzend streek ze met de spons over zijn rug.
‘Devin is een goede jongen,’ zei ze. ‘Ik weet dat hij net niet aardig tegen u was, maar daar moet u hem niet op afrekenen. Hij weet alleen maar wat hij van zijn moeder heeft geleerd, maar hij heeft een goed hart. Zijn broer, Carmin, is een stuk vervelender. Hij is precies zijn moeder. Misschien dat hij daarom ook nog geen verloofde heeft. Hij is zo onaardig dat niemand hem wil, terwijl hij al twintig is.’
Skey kromp in elkaar toen ze in een moment van onoplettendheid met de haar vingers in plaats van met de zachte spons over de striemen in zijn rug streek. Ze leek te schrikken en leunde wat achteruit.
‘Sorry,’ zei ze. ‘Ik doe u pijn. Dat was niet mijn bedoeling.’ Hoe voelde haar ogen over zijn huid glijden, zoekend, wachtend op een antwoord. Toen ze dat opnieuw niet kreeg, hoorde hij dat ze de spons in de emmer deed.
‘Ik zal u nu met rust laten,’ zei ze. ‘Uw rug is schoon. Als u het goed vindt, zal ik morgen weer naar u toekomen om met u te praten, zodat u niet zo alleen bent. Ik weet hoe erg het is om alleen te zijn. Misschien wilt u me dan vertellen hoe u heet.’ Ze kwam overeind en liep met de emmer naar de poort. Hij hoorde dat ze naar buiten ging en de deur weer op slot draaide.
‘O, en u kunt beter tegen niemand zeggen dat ik hier geweest ben,’ zei ze. ‘Ik mag hier eigenlijk niet komen. Ze denken dat ik bij de paarden ben. Als ze erachter komen dat ik de sleutel gegapt heb en hier ben geweest, zullen ze dat niet op prijs stellen.’ Ze trok de sleutel uit de deur en Skey zag vanuit zijn ooghoek dat ze naar hem knikte.
‘Tot ziens,’ zei ze. ‘Ik hoop dat u een beetje kunt slapen. Ik probeer mogen weer te komen.’ En ze verdween, Skey met het de geur van zeep in zijn cel achterlatend. Hij hoorde haar stem nog een hele tijd in zijn hoofd, vrolijk, licht in de duisternis, en daardoor voelde zich rustiger, minder koud dan voorheen. Toen hij wegzakte, vormden zich er beelden in zijn geest, beelden van hem en het meisje rijdend over de vlakte, galopperend over de groene heuvels, naar de oneindige horizon met een zon erboven die hem niet schaadde. Het waren loze gedachten, kinderlijk naïef, maar toch maakten ze de duisternis in zijn geest wat minder beklemmend dan voorheen toen hij weer in slaap viel.

Hoofdstuk

De daaropvolgende dagen waren allemaal een vrijwel exacte herhaling van de eerste dag die Skey in de mijn had doorgebracht. De dagen bestonden uit werken, zweepslagen en eenzaamheid, in de donkere kerker waarin hij ‘s nachts aan de muur vastgeketend werd. Zelfs het werk was bijna altijd hetzelfde. Heel soms lieten ze hem andere dingen doen, zoals dingen omhoog takelen aan katrollen middenin de mijn of de houten stellages verstevigen of uitbreiden, maar meestal deed hij niets anders dan karren trekken, de hele dag. Het werk was saai, zwaar en vermoeiend. Hij haatte het, meer dan dat hij ooit een bezigheid gehaat had.
De enige lichtpuntjes waren de bezoekjes van Lorelei. Het meisje kwam iedere dag naar hem toe, trouw als een hond, om zijn wonden te verzorgen en vooral om met hem te praten. Of tegen hem te praten, eerder, want Skey praatte nooit tegen haar terug. In het begin had hij niet geweten of ze te vertrouwen was, of hij haar wel iets wilde vertellen omdat ze het tegen hem zou kunnen gebruiken, maar ondanks dat zijn vertrouwen in haar gegroeid was, was hun omgang nu gewoon iets wat zo gegroeid leek te zijn. Zij praatte tegen hem terwijl ze hem verzorgde en hij luisterde zwijgend naar haar. Geen van beiden stoorde zich daar echter aan. Skey luisterde graag naar haar en hij was blij als hij haar aan hoorde komen, iedere keer weer. Ze kon met een kinderlijk, haast aanstekelijk enthousiasme over de dingen praten, over haar leven, maar ook over haar visie op de wereld of over wat ze die dag gedaan had. Ze vond altijd wel iets om het over te hebben. Al begon hij tussen de voorbijglijdende dagen van duisternis en pijn naar haar bezoekjes uit te kijken. Ze waren het enige gekleurde in de donkere wereld die momenteel zijn leven vormde.
Zo sleepten de dagen zich voort. Hij werd ‘s morgens uit de kerker getrokken, werkte, werd teruggebracht, wachtte op Lorelei en luisterde naar haar, om vervolgens tegen de stenen muur in slaap te vallen voor alles weer van voren af aan zou beginnen. Geen dag kwam er verandering in de geestdodende regelmaat die hem in zijn greep had gekregen. Het enige wat echter na een paar dagen wel bleek te veranderen, was de toestand van zijn lichaam. sleepten de dagen zich voort.
Laatst gewijzigd door Jeetje op 13 mar 2013 23:09, 1 keer totaal gewijzigd.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

lorelei is een fantastisch persoon, wat een gouden hart moet je wel niet hebben om dat te durven.
En ik vermoed dat skey nu toch echt voor het eerst iemand zal moeten vermoorden en dat hij zich zelf daarom zal haten.
Spannend en treurig tegelijk.
schrijf verder :D
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Hij wordt zwakker zeker? :s
Hij zal binnenkort weer bloed nodig hebben toch?
Dat wordt nog spannend en pijnlijk voor Skey :s!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha bedankt voor jullie reacties, jullie zijn goed! :D

_______________________________________________________________________________

Het duurde zo’n vier dagen voor hij zich er bewust van werd dat zijn lichamelijke gezondheid achteruit begon te gaan. Hij had al gemerkt dat hij steeds sneller moe werd, dat zijn spieren iedere dag meer pijn deden, maar eerst had hij daar niet direct iets achter gezocht. Hij had gedacht dat zijn lichaam moest wennen aan het werk, dat het vanzelf wel resistenter zou worden, maar dat gebeurde niet. Naarmate de dagen vorderden, werd het alleen maar erger. Het kostte hem steeds meer moeite de karren naar boven te krijgen, hun gewicht te kunnen trekken, en hij begon meer last te krijgen van zijn spieren en van de boeien om zijn polsen, zijn enkels en zijn nek. Het was of zijn lichaam gevoeliger werd, ook voor de zweepslagen en de scherpe rotsen onder zijn voeten. Het voelde haast of zijn pijngrens iedere dag een stukje meer naar beneden toe verplaatst werd.
En hij kreeg dorst, een verschrikkelijke dorst. Het was geen dorst zoals hij die gewend was geweest, een behoefte aan vloeistof of wat dan ook, maar een enorme aantrekkingskracht tot de mensen om hem heen die hij toch enkel als dorst kon omschrijven. Het was of ze hem aantrokken, of hij naar hen toegetrokken werden als een magneet. Hij merkte tot zijn schrik dat zowel zijn lichaam als zijn geest in beslag genomen werden door het verlangen hen te bijten, hen te doden. Hij vond die gevoelens vreselijk en probeerde zich er uit alle macht tegen te verzetten, maar de vlagen waren sterker dan hij en werden bovendien steeds frequenter. Zo nu en dan drong er met een klap een menselijke geur tot hem door en dan flitste er een rode waas voor zijn ogen, die zijn lichaam op een aanval voorbereidde, en enkel een klap met de zweep kon hem dan weer terughalen naar de werkelijkheid. Hij was er bang voor, voor zijn eigen gevoelens, zijn eigen lichaam. Hij had nog nooit zodanig weinig controle over zijn lichaam gehad dat het de regie van zijn hoofd overnam, dat het zich op dingen voorbereidde die hij helemaal niet wilde. Het was één van de meest beangstigende dingen die hij ooit had meegemaakt.
Zelfs tegen Lorelei, lieve, jonge Lorelei kon hij na verloop van tijd geen weerstand meer bieden. De zesde keer dat ze bij hem langskwam, gebeurde het voor het eerst. Hij zat in zijn eentje in zijn cel, tegen de muur aan, toen hij zich bewust werd van een menselijke geur. Zijn geest was de afgelopen dagen gebrand geweest op menselijke geuren en het was of er gelijk een knop omging in zijn hoofd toen hij hem in de gaten kreeg. Het rationele gedeelte in zijn hoofd, dat het bijbehorende gezicht bij de betreffende geur kon zien, werd weggedrukt in een hoekje en had geen zeggenschap meer.
Ook met Lorelei gebeurde dat. Hij had half geslapen, maar werd zich bewust van haar geur toen ze zijn kerker binnenstapte. Gelijk schoot er iets om in zijn geest, weer die rode waas voor zijn ogen veroorzakend, en de dorst overmande hem in één keer. Het oplaaiende vuur in zijn binnenste had hem met een grauw richting het magnetische veld Lorelei’s energie doen schieten, zodat de boeien om zijn armen met een ruk kwamen strak te staan. Het was gebeurd voor hij het doorhad en zonder besef van wat zijn lichaam deed en pas toen de randen van de boeien in zijn armen sneden, werd de rode waas minder. Lorelei’s gezicht was weer helder geworden en hij realiseerde zich dat hij ineens half overeind haar kant op stond, heftig in de boeien hangend, en het duurde even voor het tot hem doordrong hoe hij in die houding en op die plek gekomen was. Hij schaamde zich toen het tot hem doordrong wat zijn lichaam had willen doen. Hij had hijgend naar Lorelei gekeken, die lichtelijk geschrokken met de gebruikelijke emmer in haar handen halverwege de kerker was blijven staan. Ze hadden elkaar even aangekeken, maar toen had ze geslikt.
‘U moet vast honger hebben,’ zei ze toen. ‘Ik begrijp het. Ik zal uw rug vandaag niet schoonmaken. Ik zal hier blijven en tegen u praten, maar niet te dichtbij komen. Dat is vast voor ons allebei beter.’ En ze had de emmer neergezet en was ernaast op de grond gaan zitten, om vanaf een veilige afstand met hem te praten. Dat had ze de daaropvolgende dagen ook gedaan, zolang hij die behoefte aan bloed en doden had gehouden. Ze had zich niet laten afschrikken. Hij schaamde zich voor de reactie van zijn lichaam en het was pijnlijk om in haar buurt te zijn nu hij zich zo voelde, maar toch was hij blij dat ze volhield en bij hem langs bleef komen.
Na de achtste dag begon zijn lichaam echt snel achteruit te gaan. Hij had nu geen spierpijn meer, maar gewoon constant een pijnlijk, trekkend en beurs gevoel in zijn hele lichaam. Zijn hoofd begon pijn te doen, zijn maag voelde of hij ergens door in elkaar gedrukt werd en hij voelde zich slap en futloos. Het was een naar gevoel, alsof hij een zware griep onder de leden had die alleen maar erger en erger werd, en hij voelde zich ronduit ellendig. De steeds langzamer helende striemen op zijn rug brandden, zijn slappe spieren zeurden en zijn hoofd bonkte genadeloos. De pijnlijke sensaties in zijn maag begonnen steken te worden en het gevoel in zijn lichaam ging steeds meer lijken op het gevoel dat hij had gehad na de laatste beet van Domingues, met als enige verschil dat zijn energie nu tot op het nulpunt was gedaald en die tergende dorst die overal doorheen sneed.
Tot zijn schrik werd hij op een dag wakker met bloed aan zijn vingertoppen. Hij kwam erachter dat er bloed vanonder zijn nagels kwam, dat een gevoel in zijn vingers veroorzaakte dat zo sterk was in zijn slappe vingers dat het zelfs tot zijn botten begon door te dringen. Gedurende die dag begon hij ook te hoesten tijdens het werken en vol afschuw merkte hij dat hij bloed ophoestte. Het deed pijn aan zijn longen, zijn keel en zijn maag en zijn lichaam werd zo slap dat hij nauwelijks nog op zijn benen kon staan. De wereld begon te draaien en zijn knieën knikten bij iedere pas onder zijn eigen gewicht. Ze lieten hem gewoon werken, ook die dag, maar het ging niet meer. Het voelde of hij dood aan het gaan was. Al na de eerste kar van die dag was hij in elkaar gezakt op het plateau bovenin de mijn. Hij kon gewoon niet meer, zijn benen konden hem niet langer dragen. Gelukkig had hij geen kar bij zich gehad, maar zijn begeleider was woedend geworden en had hem afgeranseld tot zijn hele rug open lag. Het was hem gelukt weer overeind te komen, maar drie passen later was hij opnieuw in elkaar gezakt en bijna langs de rand de diepte van de mijn in gevallen. Toen hadden ze hem maar teruggebracht naar zijn kerker. Eenmaal was hij slap als een lappenpop tegen de muur aan gezakt. Hij had een vreselijke druk op zijn ogen gevoeld en er liepen zo nu en dan straaltjes van iets warms langs zijn gezicht naar beneden. Toen hij zijn hand had opgeheven en erlangs had gestreken, had er bloed aan gezeten. Zijn lichaam was op dat punt echter al zodanig op dat het de schok die hij daardoor voelde maar een seconde kon vasthouden. Het had er de energie gewoon niet meer voor. Ondertussen werd zijn aantrekkingskracht tot mensen, tot doden, steeds heftiger en intenser. Het was vreselijk, hij kon zich niet voorstellen dat er iets erger was dan dit. Het voelde alsof hij in de hel was beland.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Weet niet of iedereen bij is maar toch maar een nieuw stukje :)

________________________________________________________________________________

Hij had een hele tijd zo in zijn cel gezeten toen hij voetstappen hoorde. Hij was een beetje weggezakt in de tussentijd en merkte dat hij nog meer was achteruit gegaan in de tijd dat ze hem alleen gelaten hadden. Hij had het koud gekregen en trilde over zijn hele lichaam. Ook zijn voorheen zo verbeterde zintuiglijke waarneming leek weer afgezwakt te zijn: hij ving het geluid van de voetstappen en de geur van de mensen die zijn kerker naderde nu pas op toen ze voor zijn cel stonden. Ook de uitstraling van hun energie drong nu pas tot hem door, alsof zijn lichaam te verzwakt was om hem nu nog eerder te kunnen registreren.
Skey deed zijn ogen open toen er een oranjekleurig licht zijn cel in viel. Het licht van vlammen, een fakkel, het enige licht dat hij hier nog te zien kreeg. Knijpend met zijn pijnlijke ogen keek hij opzij. Bij het traliehek van zijn cel zag hij een paar gedaanten staan, drie naast elkaar. Het kostte hem moeite hen te onderscheiden, maar na een tijdje kwam hij er door een combinatie van energie en geur achter dat het LeFevre en de twee slavenmeesters waren.
LeFevre’s beide handen rustten op de stok, die ze voor haar voeten op de grond had gezet. Haar kin was opgeheven en ze bekeek hem met de hautaine blik waarmee ze de vorige keer ook naar hem had gekeken.
‘Je krijgt hem echt niet meer overeind?’ vroeg ze aan de slavenmeester die naast haar stond zonder haar blik van Skey af te wenden.
‘Nee, madame,’ zei de slavenmeester. ‘Ik heb hem hard geslagen, maar hij staat niet meer op.’
LeFevre bekeek zijn gezicht.
‘Bloedt hij al?’
‘Ja, madame, zijn vingers en zijn ogen, en hij hoest bloed op.’
LeFevre keek nog even naar Skey, zwijgend. Toen knikte ze.
‘Goed,’ zei ze. ‘Je weet wat je te doen staat. Begin met de slaaf die al het langste gevangen zit. Kijk uit als je klaar bent. Hij is sterk als hij net gedronken heeft.'
‘Ja, madame.’ De slavenmeesters bogen hun hoofd en bleven staan terwijl LeFevre zich omdraaide. Het geluid van haar voetstappen, afgewisseld met het getik van haar stok, stierf weg toen ze de tunnel weer uitliep.
De slavenmeesters draaiden zich om.
‘Als jij hem alvast losmaakt, ga ik die slaaf halen,’ zei degene met de zweep tegen de ander. ‘Let wel op, ik weet niet in hoeverre hij echt ziek is. Het kan zijn dat hij toneel speelt. Houd je zweep bij de hand, dus.’
De ander knikte en de slavenmeester met het korte haar draaide zich om en liep weg. Vaag hoorde Skey zijn voetstappen de grot met kerkers uit verdwijnen. Door het galmen van zijn stappen heen klikte het geluid van een slot toen de andere slavenmeester het traliehek van Skey’s kerker losmaakte. Hij pakte een stel losse boeien op en liep de ruimte in. Skey bleef in zijn hoek zitten, trillend en niet in staat zich te verzetten, terwijl de slavenmeester de boeien om zijn polsen bevestigde in plaats van die aan de muur, zodat hij geboeid was maar niet aan de muur vastzat. Toen hij klaar was, liet hij Skey zitten en ging bij de deur op zijn collega staan wachten.
Het duurde niet lang voor de andere slavenmeester terugkwam. Toen zijn voetstappen naderden, hoorde Skey dat hij niet langer alleen was: hij had nog iemand bij zich, die aan zijn terughoudende voetstappen te horen duidelijk tegen zijn zin meegebracht werd. Skey voelde aan zijn energie dat de andere persoon bang was.
‘Doe maar open,’ hoorde hij de slavenmeester zeggen. ‘Hij kan gelijk naar binnen.’ Zijn collega stapte opzij en trok de deur van het traliehek open. De andere slavenmeester verscheen in Skey’s gezichtsveld: hij had een man bij zich van achterin de twintig, die hij meevoerde aan zijn arm. De man had eenvoudige, vuile kleren aan en zag er mager en breekbaar uit. Zijn uiterlijk deed vermoeden dat hij ook als slaaf in de mijn dienst deed of had gedaan.
De man zijn energie was al angstig geweest, maar toen hij Skey in het oog kreeg, werd het gevoel van zijn angst nog drie keer zo heftig. Hij begon tegen te hangen en te spartelen en maakte protesterende geluidjes. De slavenmeesters schonken er echter geen aandacht aan en namen hem in de houdgreep. Skey zag dat degene bij de deur een mes pakte en de ander de slaaf in de bedwang hield.
‘Zet maar in zijn arm,’ zei die laatste tegen zijn collega. ‘Dat moet wel afdoende zijn.’
De andere slavenmeester greep de arm van de gevangene vast en sjorde zijn mouw omhoog. De slaaf begon te worstelen, maar de slavenmeester rukte hem naar zich toe en hield hem stevig vast. Hij draaide de onderkant van de man zijn arm naar zich toe, zette het mes erop een trok met een lange haal een diepe, lange snee in zijn vlees.
Zodra het bloed begon te vloeien, leefde er iets op in Skey’s geest, in zijn lichaam. Hij rook iets heerlijks, iets hemels, iets wat beter rook dan alles ter wereld. Toen hij opzij keek, zag dat hij prachtige stralen glanzend, donkerrood bloed langs de arm van de slaaf naar beneden lopen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”