Cirque des Vampires: Skey's geschiedenis

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

En toen vlogen ze elkaar in de armen, Skey fluisterde zijn naam. En toen vluchtte ze samen weg (A)

Ga zo door! Ben benieuwd wat er werkelijk gebeurt! :D
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha dank jullie wel voor de leuke reacties! :D

_____________________________________________________________________________________

Lorelei nam niet de tijd de deur achter zich dicht te doen. Ze liet de sleutel in het slot steken en rende de cel in. Het licht van de lantaarn danste heen en weer over de muren van de en Skey zag de tranen over haar wangen lopen terwijl ze naar hem toekwam. Toen liet ze zich voor hem op haar knieën zakken. De lantaarn klapte naast haar op de grond neer en het volgende moment sloeg ze haar beide armen om zijn nek. Skey bleef zitten, niet direct in staat op haar omhelzing te reageren, en hij voelde voor het eerst sinds tijden weer een ander lichaam tegen het zijne, ademhaling in zijn nek, iemands hartslag tegen zijn borst.
Lorelei drukte haar gezicht tegen zijn hals.
‘O god,’ zei ze. ‘O god, het spijt me zo. Het spijt me zo, het spijt me zo, het spijt me zo dat ik je hier al die jaren heb laten zitten.’
Ze liet hem los en haar gezicht verscheen weer in zijn blikveld. Ze huilde, hij rook het zout van haar tranen en zag ze glimmen op haar gezicht. Haar ogen waren triest en zelfs de stand van haar wenkbrauwen straalde pijn uit. Ze pakte zijn gezicht vast, streek een pluk haar bij zijn ogen weg en streek over zijn vuile wangen.
‘Het spijt me zo,’ zei ze weer. ‘Kijk wat ze met u gedaan hebben. Al die jaren, ik was weg en u was gewoon hier terwijl ik…’ Haar gezicht vertrok terwijl ze naar hem keek. Ze boog weer naar hem toe en opnieuw sloeg ze haar armen om zijn hals. Ze begroef haar gezicht in zijn hals en Skey deed even haar ogen dicht. Het lukte hem zijn hand op te heffen en hem op haar rug te leggen.
‘Lorelei,’ bracht hij toen uit. Zijn stem klonk raar, schor, gedempt, maar het was hard genoeg om verstaanbaar te zijn. Hij hoorde Lorelei’s adem naast zich stokken en prompt ging ze weer rechtop zitten. Ze sloeg haar hand voor haar mond en keek hem met grote ogen aan.
‘U kunt praten,’ zei ze met een stem die nu net zo schor was als de zijne. ‘U kunt praten en u weet hoe ik heet. U heeft het onthouden.’
Skey knikte even heel licht met zijn ogen dicht ter bevestiging. Hij zocht naar woorden, in zijn hoofd, in het gedeelte van zijn brein dat hij al zo lang niet meer gebruikt had, om te kunnen zeggen wat hij wilde zeggen.
‘Ik…’ Hij gebaarde naar zichzelf, zocht naar het volgende woord, maar hij kon het niet vinden. Hij deed zijn ogen even dicht, bracht zijn hand toen omhoog en gebaarde als alternatief naar zijn slaap. Toen vervolgde hij: ‘Aan je, iedere dag. Altijd.’
Naast de pijn in Lorelei’s energie, die zo sterk voelbaar was dat hij overal doorheendrong, voelde hij nu ook een soort dankbaarheid en euforie omdat hij tegen haar praatte. Ze keek naar hem, schoof dichter naar hem toe en pakte met beide handen zijn hand vast.
‘Ik ook aan u,’ zei ze. ‘Ik heb iedere dag aan u gedacht nadat ik hier was weggegaan. Alleen in mijn gedachten was u hier al lang weg .Vrijgelaten, of ontsnapt. Ik dacht dat u vrij was en ergens op een boerderij zou leven, met iemand van uw eigen soort.’ Haar ogen gingen dicht toen er opnieuw tranen over haar wangen rolden en ze drukte zijn hand tegen haar lippen.
‘Het spijt me zo,’ zei ze weer. ‘Het spijt me zo dat ik ben weggegaan en dacht dat het goed was gekomen. Ik had nooit verwacht dat u hier nog zou zitten, al die jaren. Als ik dat geweten had.’
Skey strekte zijn wijs- en middelvinger en liet ze even langs haar lippen glijden. Ze waren zacht en warm en voelden als iets onwerkelijks onder zijn huid. Lorelei sloot haar handen nog steviger om die van hem, alsof ze bang was hem kwijt te raken, en Skey keek haar aan.
‘Je…’ zei hij. ‘Je ver-… je was weg. Waarom?’
Hoofdschudden drukte ze zijn hand nog even tegen haar lippen. Toen liet ze hem in haar schoot zakken.
‘God, u heeft het nooit geweten,’ zei ze. ‘Wat u wel niet heeft moeten denken…’ Ze schudde nogmaals haar hoofd en streelde over zijn hand.
‘Het lag niet aan u,’ zei ze. ‘Het lag niet aan de situatie. Het was mijn verjaardag. Ik werd zestien, die dag, en dat was de dag dat ik officieel met een man gehuwd mocht worden en geen volwassen gezag meer nodig had. Ik verkeerde toen nog in de illusie dat ik daar zelf zeggenschap over had, maar… dat was niet zo. LeFevre regelde alles en ze wilde ons zo snel mogelijk getrouwd hebben, zodat Devin zo spoedig mogelijk als gehuwde man geld kon gaan verdienen. Ze had een baan voor hem geregeld, ver weg, vele uren ten westen van hier. De avond dat ik zestien werd, werd ik verrast met een ceremoniemeester die ons trouwde. Nog dezelfde nacht was ik getrouwd en op weg naar de andere kant van het land om mezelf in dienst te stellen van Devin en zijn nieuwe baan.’ Ze keek naar hem op. ’Ik heb nooit de tijd gehad afscheid van u te nemen. Ik heb het geprobeerd, maar ik had geen seconde de tijd om alleen te zijn. Voor ik het wist was ik onderweg naar een vreemde stad. Het spijt me vreselijk. U moet vreselijke dingen gedacht hebben.’
Maar Skey schudde zijn hoofd. Hij probeerde te slikken om weer een beetje gevoel in zijn droge keel te krijgen en wees naar haar met de hand die ze niet vasthield.
‘Waarom… terug?’ vroeg hij. ‘Jullie, allemaal?’
Lorelei ging verder met het strelen van zijn hand.
‘Vanwege LeFevre,’ zei ze. ‘Het gaat niet goed met haar. Ze is oud en ziekelijk en heeft niet lang meer te leven. We zijn hier omdat Carmin en Devin de mijn over gaan namen, over een tijd. Ze moeten alvast alles leren, zodat ze gelijk kunnen beginnen als LeFevre er niet meer is.’
Ze sloot haar handen om die van hem en tilde hem wat op.
‘Ik ga proberen u hieruit te krijgen,’ zei ze. ’Ik ga er alles aan doen om u te bevrijden.’
Skey keek haar aan. Na al die jaren had hij niet de hoop meer dat goede dingen mogelijk waren. Hij haalde zijn schouders wat op.
‘Hoe?’ vroeg hij.
Maar Lorelei liet zich niet van haar apropos brengen. ‘Dat maakt niet uit. Op welke manier dan ook. Ik ga praten met Devin, misschien zelfs met Carmin. Misschien kan ik u meenemen als huiswerker en u dan laten gaan. Ik verzin wel iets. Ik zal u bevrijden, uit deze hel, al is het het laatste wat ik doe.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

:app: Lorrelei, Lorrelei goooooooooooooooo Lorrelei :app:
(stel je een hele groep cheerleaders voor die dit roepen met pompons enzo)
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha ik moest lachen om je reactie yociame, ik zag het al helemaal voor me :D

______________________________________________________

Skey keek haar aan, maar toen knikte hij wat. Haar woorden waren mooi, maar hij kon ze niet meer geloven. Hij mócht ze niet meer geloven. Hij was al te vaak teleurgesteld. Zijn hele wezen beschermde zich automatisch tegen een volgende tegenslag.
Lorelei wierp een blik over haar schouder. Toen keek ze weer naar hem om. Haar blik vond die van hem en ze streek met haar hand over zijn gezicht.
‘Het spijt me, maar ik moet weer weg,’ zei ze. ‘Ik heb gezegd dat ik bij de paarden ben gaan kijken, en als ze erachter komen dat ik daar niet ben…’ Ze schudde haar hoofd een beetje bij de gedachte. Toen keek ze weer naar hem en legde haar hand tegen zijn wang. .
‘Ik kom snel terug,’ zei ze. ‘Ik om voor u terug. Ik zal alles wat er in mijn macht ligt doen om u te helpen. Ik zal u niet weer alleen laten. Ik…’ Haar ogen gleden heen en weer over die van hem en ze slikte. Het leek of ze iets wilde zeggen, maar de woorden niet kon vinden. Haar mond bewoog zonder dat er geluiden uit haar keel kwamen en haar ogen gingen over haar gezicht. Ze vonden zijn lippen en Skey voelde dat de spanning in haar energie aansterkte, zijn hoogtepunt dreigde te bereiken. Net toen hij dacht dat ze het niet meer zou houden, dat ze zich zou omdraaien om weg te rennen, boog ze echter naar hem toe: ze pakte zijn gezicht in haar handen en drukte haar lippen op die van hem. Skey was even overdonderd door het gevoel van haar warme lippen en de tinteling van haar handen op zijn huid, en voor hij had kunnen reageren, waren haar lippen alweer verdwenen. Toen hij haar aankeek, zag hij dat ze haar ogen dichthield. Ze hijgde en langzaam gingen haar ogen weer open. Ze vonden die van hem weer en keken hem aan. Hij dacht dat ze geschrokken zou zijn van zichzelf, dat ze alsnog zou wegrennen, maar dat deed ze niet. Het was of de kus die ze hem gegeven had haar juist sterkte in wat ze deed, in wat ze wilde, voelde. Haar handen bleven op zijn gezicht liggen en opnieuw boog ze naar hem toe. Haar lippen raakten die van hem weer en nu lieten ze ze niet meer los. Haar lippen kwamen van elkaar en Skey’s ogen gleden dicht toen ze hem zoende, echt zoende, als een volwassen vrouw, een geliefde, en hij bracht zijn hand naar haar gezicht. Hij liet zijn vingers langs haar wang glijden en voelde haar tong, haar lippen, op een vreemde, intense manier die hij voor het eerste meemaakte sinds hij veranderd was. Langzaam kwam er iets terug in zijn hoofd, begon hij het weer te voelen, wist hij haar terug te zoenen, hoe hij op haar moest reageren. Alles was anders, hij kon veel meer proeven en ruiken dan vroeger, maar tegelijkertijd was het gevoel zoveel sterker, zo veel krachtiger dan het ooit eerder geweest was.
Nog even bleef Lorelei zo zitten, met zijn gezicht in haar handen, terwijl ze elkaar zoenden en hij zich even ergens anders dan in die kerker voelde. Toen liet ze hem weer los. Ze liet haar voorhoofd tegen het zijne rusten, beet op haar lip en streek even over die van hem, kijkend naar zijn mond. Toen ging haar blik terug naar zijn ogen. Haar blik was anders, nu, rustiger, minder pijnlijk, en ze keek hem aan. Ze liet haar ene hand tegen zijn wang liggen en streek met de achterkant van de vingers van haar andere over zijn gezicht.
‘Ik hou van u,’ zei ze. ‘Ik kom terug voor u. Dit keer wel. Ik beloof het.’ Nog één keer gaf ze hem een kus op zijn lippen. Toen liet ze hem los. Ze pakte de lantaarn naast zich weer op en kwam overeind.
‘Houd vol,’ zei ze. ‘Ik zie u snel weer.’ En toen liep ze de kerker uit, deed de deur achter zich dicht en verdween met een laatste zweem van haar geur en haar jurk de ruimte uit.


De eerste dagen na zijn ontmoeting met Lorelei, dacht Skey aan haar ondanks het feit dat hij het probeerde te voorkomen. Hij droomde zelfs over haar. Hij dacht aan het geluid van haar stem, het gevoel van haar lichaam tegen het zijne en haar lippen op die van hem. Het was of het beeld van haar gezicht temidden van een cirkel van licht in zijn geest bleef steken, tussen alle andere dingen die al lang geleden donker en onherkenbaar waren geworden. Die cirkel breidde zich uit en begon ook in andere hoeken van zijn geest weer dingen zichtbaar te maken, in licht te zetten. Ineens herinnerde hij zich de dag weer die hij met de werkster bij het meer had doorgebracht toen hij nog bij Nickelson werkte. Hij herinnerde zich haar naam, Bette, het geluid van de ruisende bomen om hem heen, en hij herinnerde zich haar stem die zijn naam zie weer. Hij wist zijn naam nog. Lorelei had die teruggehaald, samen met andere mooie herinneringen die nog ergens ver weg in zijn hoofd hadden gezeten. Hij herinnerde zich het geluid van water, van knetterend vuur en van de feesten bij Nickelsons kamp. Hoe hard hij het ook probeerde, hij kon het niet tegenhouden.
Desalniettemin wilde hij dat echter wel. Hij wilde niet dat de goede herinneringen terugkwamen, dat hij weer aa mooie dingen dacht of aan Lorelei en haar belofte. Al die dingen dreigden hadden namelijk weer iets anders in hem aan kunnen wakkeren, nieuwe spruiten van de hoop die hij al zo lang geleden had laten varen. Zijn geest was te murw om nog te kunnen hopen en daar was hij blij om. Wat hij de afgelopen jaren geleerd had, was dat hoop alleen maar teleurstelde. Schijnbaar had hij het recht niet geholpen te worden, bevrijd te worden. Hij had zich er al lang geleden bij neergelegd dat dit zijn lot zou zijn en dat was een stuk makkelijker als hij geestelijk niet helemaal meer aanwezig was.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Wow! Dit had ik niet verwacht... wel heel mooi beschreven. Ik voelde de wanhoop en de opluchting van Lorelei heel sterk. Meer :)
Feather__
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 29 jan 2011 01:56

Wauw.
verder pls ;D
If you dream it, you can do it.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel allebei! :D

___________________________________________________________________________________

Hij was dan ook niet verbaasd toen Lorelei niet meer terugkwam. Vier dagen na haar eerste bezoek aan zijn kerker was ze nog niet bij hem teruggeweest. Gelukkig had hij dat echter al gedacht en was hij zodanig overal voor afgesloten dat het alleen de eerste dag even pijn had gedaan in zijn geest, heel licht. Toen had hij het alweer laten varen. Hij was teruggekeerd naar de afgesloten toestand van zijn geest, was weer in zijn tics vervallen en had Lorelei’s gezicht in zijn hoofd en het licht dat ze uitstraalde weer vlotjes zien uitdoven. Hij had het immers kunnen weten.
Al gauw werd alles in zijn leven dus weer gewoon. Voor zover het nog gewoon te noemen was, dan, want blijkbaar had Lorelei wel de waarheid gesproken over het lot van LeFevre in de mijn. In de dagen dat hij weer werkte, maakte hij minder uren en waren de slavenmeesters geagiteerder, haastiger. De karren waren minder vol, maar tegelijkertijd werd hij gedwongen ze sneller naar boven te brengen dan normaal. Er stonden meer mensen bij de sorteerruimten dan gewoonlijk regelmatig hoorde hij buiten paarden en koetsen, alsof het zilver allemaal zo snel mogelijk werd afgevoerd nadat het gesorteerd was. Het zag er inderdaad naar uit dat LeFevre nog bezig was zo snel mogelijk haar aandeel in de mijn veilig aan het stellen was voor ze hem aan haar kinderen moest overgeven.
Skey sloeg er echter geen acht op. Hij sloot zich weer overal voor af en dacht niet meer na, niet over wat er gebeurde, niet over de toekomst. Hij probeerde Lorelei en haar woorden te vergeten en niet te denken aan wat er verder zou gebeuren. Hij had haar dan ook al lang en breed weer opgegeven toen ze echter na vier dagen na een lange werkdag ineens plotseling voor zijn kerker stond.
Het moest laat zijn, toen het gebeurde, al lang en breed avond. Skey zat op de grond in zijn kerker, die langzaam gevuld was geraakt met de geur van de nacht, en alles was. Hij keek voor zich uit en was bezig de hele rechterkant van zijn linkeronderarm, zijn pols en de muis van zijn hand kapot te bijten. Zijn tanden waren sinds een dag weer volledig op lengte en de pijn die bijten veroorzaakte was altijd vele malen effectiever dan degene van het bonken tegen de muur. Daardoor was zijn trance dieper en vele malen aangenamer dan degene van het alternatief.
Hij was dan ook half aanwezig toen er voetstappen klonken. Hij was Lorelei al lang en breed weer vergeten en verwachtte de slavenmeesters, die kwamen kijken of hij nog leefde of die hem een nieuwe slaaf kwamen brengen om zich mee te voeden. Het was al weer dagen geleden, dus dat zou hem niets verbazen. Het was het echter niet het geval, bleek later: de energie die dichterbij kwam was zacht en de geur was overduidelijk die van een vrouw.
De pijn en zijn trance waren op dat moment echter belangrijker en overheersender en daarom reageerde hij er niet op. Hij hoorde nauwelijks dat de deur van het slot werd gehaald en er voetstappen dichterbij kwamen. De gedaante gehuld in de donkere cape met de capuchon had net zo goed een hersenspinsel of de schaduw van een rat kunnen zijn in het licht dat hem niet opviel. Pas toen een warme hand zich om zijn pols sloot, hield hij op met het kapot knauwen van de muis van zijn hand.
Skey staarde voor zich uit toen zijn hand zacht bij zijn gezicht werd weggehaald. Even bleef hij zo zitten, alsof de stofjes die zijn lichaam verdoofden die zijn beten veroorzaakten bezig waren uit te doven nu de pijn verdween, maar toen gleden zijn ogen omhoog. Vaag zag hij een gezicht, onder een donkere capuchon, een zacht gezicht dat hem niet bekend voorkwam.
Even bleef hij nietszienend naar het gezicht kijken. Toen hij geen blijk van herkenning gaf, zakte het gezicht omlaag en kwam het dichterbij, zodat het op zijn hoogte kwam.
‘Ik ben het,’ hoorde hij een stem fluisteren. ‘Herkent u me niet? Ik ben het, Lorelei.’
De figuur voor hem nam haar capuchon af en er kwam een bleek, sierlijk gezicht met rood haar tevoorschijn. Nog even keek Skey er nietszienend naar, maar toen werkte de trance uit en werd zijn zicht weer scherper. Hij herkende de groene ogen en de jukbeenderen, en toen ook de geur en het gevoel van de energie. Lorelei. Het was Lorelei.
Skey knipperde een keer met zijn ogen en schudde licht met zijn hoofd, in een poging terug te komen naar de werkelijkheid. Hij keek haar aan en ging wat rechter op tegen de muur aanzitten.
‘‘Orelei,’ zei hij, waarbij de L wegviel door de schorheid van zijn stem. ‘Wat… doe je hier?’
Maar Lorelei legde haar wijsvingers tegen zijn lippen en trok met de andere hand haar capuchon weer op haar hoofd.
‘Ik ga doen wat ik u beloofd had,’ fluisterde ze. ‘Ik ga u eruit halen. Ik had het anders willen doen, maar er is haast bij. We moeten stil zijn, hopelijk kunnen we dan ongezien wegkomen.’ Ze haalde een sleutelbos tevoorschijn en pakte een grove, oud uitziende sleutel in het midden. Skey herkende de sleutel: het was eenzelfde soort sleutel als de slavenmeesters doorgaans gebruikten om zijn boeien los te maken, alleen was hij wat minder versleten. Waarschijnlijk had ze een sleutelbos van LeFevre gestolen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Feather__
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 29 jan 2011 01:56

Skey zat op de grond in zijn kerker, die langzaam gevuld was geraakt met de geur van de nacht, en alles was.

De zin is niet af..
If you dream it, you can do it.
Marina
Potlood
Potlood
Berichten: 75
Lid geworden op: 26 jan 2013 11:33

Ik heb de eerste twee pagina's gelezen en ik vind het verhaal lekker weglezen. Er zit een goede flow tussen de zinnen. Ik vind dus dat je een goede schrijfstijl hebt. :)

Ik heb nog wel een tip. Ik zie af en toe een zin waarvan ik denk dat je later de zin hebt aangepast, maar de zin daardoor nog niet helemaal af is.

en een spelfout: verassing
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

zucht ik/wij wachten hier nou al zo lang op, geef het ons NU!!
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Zeg haar je naam! Argh... het arme kind is voor je teruggekomen en nog geef je haar niet waar ze stiekem zo naar verlangt :P

Ben benieuwd hoe en waar Lorelei Skey heen brengt. Spannend! Ga zo door :)
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Sorry voor de late reactie allemaal, mijn laptop was overleden dus die ben ik een paar weken kwijt geweest, among other issues, maar nu weer een stukje erbij!

___________________________________________________________________

Lorelei schoof wat opzij en inderdaad begon ze vlug de boeien om zijn polsen los te maken.
‘Ik heb drie dagen met Devin gepraat,’ zei ze. ‘Over of ik u als huiswerker mocht meenemen, of ik u anders anderszins mocht kopen, maar hij gaf maar niet toe. Pas na drie dagen, kwam ik erachter waarom. De mijn gaat naar Carmin als LeFevre dood is, maar Carmin wil hem helemaal niet houden. Hij gaat alles verkopen, los van elkaar, zodra het aan hem overgedragen is. De opbrengst deelt hij met Devin en als het goed is, is die zo hoog dat hij de er de rest van zijn leven van kan rondkomen zonder dat hij ooit nog iets hoeft te doen. Dat is precies wat Carmin wil.’ Ze kreeg één van zijn boeien los en verplaatste naar de andere.
‘Ze zullen alles verkopen,’ zei ze terwijl ze aan het volgende slot begon te morrelen. ‘De mijn, de werktuigen en alle slaven. U ook. Alle slaven gaan naar een handelaar en die verkoopt ze weer door, aan mensen net als LeFevre. Daarom moet we snel zijn. Ik wil niet dat u nog een keer zo’n leven krijgt en als LeFevre sterft, is het te laat. Ik moet u hier zo snel mogelijk weg zien te krijgen. U verdient dit leven niet. Niemand verdient dit.’ Toen klikte ook de andere boei om Skey pols los. Lorelei stopte snel de sleutel weer weg en pakte hem bij zijn hand.
‘Kom, snel,’ zei ze. ‘Er is geen tijd te verliezen.’
Ze zette lichte druk op zijn arm en Skey kwam overeind. Het ging allemaal een beetje te snel voor hem om te bevatten wat er gebeurde, wat ze van plan was, maar hij voelde zenuwen en agitatie in haar energie en wilde haar daarom zo min mogelijk tot last zijn. Hij zei dus niets en protesteerde niet toen ze hem, toen hij eenmaal overeind stond, aan zijn hand meetrok naar de deur van de cel. Ze nam hield de lantaarn in haar andere hand en nam hem mee de kerker uit, de ruimte met kooien door en zelfs die uit: ze gingen linksaf ze Lorelei begon hem mee te voeren door de lange gangen in de mijn. Hij voelde dat ze bergopwaarts gingen, maar kon daar nauwelijks een conclusie aan verbinden. Het was al onwerkelijk genoeg dat hij ineens, zomaar, buiten de kerker stond waar hij zo lang in had doorgebracht.
Hij keek achterom, een blik op het gat in de muur dat naar zijn kerker leidde werpend, en draaide zich toen weer om naar Lorelei.
‘Lorelei, waar…’ bracht hij uit, en Lorelei keek naar hem om.
‘Naar boven,’ zei ze. ‘Het is nacht, dus ik neem u mee naar buiten. We glippen het terrein over en lopen naar de stallen. Daar heb ik twee paarden voor ons gezadeld staan: we nemen er allebei één en dan rijden we weg, samen, ver hier uit de buurt, ver weg van LeFevre, Carmin en Devin. We rijden tot ze ons niet meer kunnen vinden en dan zal geen van ons nog een gevangene zijn.’
Ze verstevigde haar greep om zijn hand en Skey volgde haar, een beetje overdonderd, terwijl hij probeerde haar woorden tot zich door te laten dringen. Het duurde even voor hij het begreep, in de donkere, holle leegte van de gangen. Als het waar was wat ze zei, als ze echt zouden doen wat ze wilde, dan zou het voorbij zijn. Dan zou het afgelopen zijn, zijn lijdensweg in de kerker, in de mijn, dan zou aan alle ellende een einde komen. Het was nauwelijks te bevatten, maar als hij daar weg was, dan zou hij weer vrij zijn. Vrijer dan hij ooit geweest was.
Dat besef kreeg moeilijk vat op Skey. Hij volgde Lorelei en haar dansende licht door de gangen en was zo bezig met waar ze liepen en het letten op haar dat het hem nauwelijks lukte dat surreële idee tot zich door te laten dringen. Pas toen ze aan het einde van de gang kwamen, begon het hem te dagen dat het echt zo was. Ze gingen richting een uitgang. De stilte van de gang verdween langzaam, werd vervangen door geluiden die steeds dichterbij kwamen. Het waren geluiden die hij jaren niet gehoord had, maar die ondanks dat toch gelijk weer hun oorsprong terugkregen in zijn hoofd. Hij hoorde het ruisen van bomen, het stromen van water. Hij hoorde verder weg het geschraap van hoeven op de grond en briesende paarden. Hij rook de stallen, de mest, het gras en de bloesembomen buiten en kon de zachte koelte van de nachtbries voelen, net als de energie van de paarden en de mensen die er in de buurt waren.
Het overdonderde hem een beetje, al die dingen. De veelvoud aan geluiden en geuren en het het kleine vlammetje hoop dat in hem ontvlamde, namen even al het andere over terwijl hij achter Lorelei aan door de gang omhoog liep. Ze keek naar hem om en zei dat ze er bijna waren, en haar hand was warm om de zijne en haar capuchon werd licht in beweging gebracht door de bries die ze steeds verder naderde. Ze gingen de bocht om en daar zag hij een gat in de muur, met donkere lucht erachter, de vage kleuren van gras, van bomen, een buitenwereld. De geuren werden sterker, kwamen dichterbij, namen hem over en wakkerden een intens gevoel van geluk in hem aan, van hoop, dat zo sterk was dat het al het andere deed verdwijnen. Het was zo sterk dat het zelfs het andere dat hij boven alles op had moeten merken, niet juist interpreteerde.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Yay! Skey is bijna vrij! - En ja ik weet het wel, je gaat vast iets onprettigs laten gebeuren dat Lorelei niet meekan, maar dat maakt me lekker even niet uit, want nu ziet het er nog even rooskleurig uit :D
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Feather__
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 29 jan 2011 01:56

Nee, Lorelei gaat mee.. Toch?
Ja toch? ah toe..?
If you dream it, you can do it.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Hmpf ik wou dat ik jullie bij kon maken :(

_________________________________________________________________________________

Op het moment dat ze de mijn uit stapten, de koele, heerlijk zuivere lucht onder de prachtige sterrenhemel in, hoorden ze het. Wapens. Er tikten zwaarden, speren en wapens werden geladen. Het volgende moment omsloten de punten en lopen hen van alle kanten om hen heen.
Abrupt bleven ze staan. Lorelei’s hand schokte in die van Skey en tegelijk met de angst in haar energie, werd hij zich bewust van het gevoel van mensen. Hij keek richtte zijn blik van de lopen en zwaarden voor zich af en keek verder, naar wat erachter lag. Hij had het niet goed gevoeld, net. De mensen wiens energie hij oppikte waren geen slaven in de gang, geen mensen die bij de paarden bezig waren: het was een bonte verzameling van slavenmeesters, lakeien en knechten van LeFevre die in een grote cirkel om hem en Lorelei heen stonden.
‘Betrapt, madame,’ zei één van de knechten, die gezien zijn kleding waarschijnlijk het hoofd van LeFevre’s huishouding vormde. ‘Er ontsnapt hier niets aan mij toezicht, madame. Vooral niet als het op u of één van de slaven van Madame aankomt.’ Hij keek om naar de slavenmeesters. ‘Breng de vampier terug naar zijn kerker. Breng haar naar Madame LeFevre.’
Het volgende moment, voor hij goed en wel doorhad wat er gebeurde, sloten allerlei handen zich om Skey’s armen. Er trok een schok door hem heen en hij voelde angst in Lorelei’s energie toen ook zij vastgepakt werd. Even was hij zo van zijn stuk gebracht door het feit dat al zijn hoop plotseling weer in duigen was gevallen dat dat alles was wat er bestond, maar toen drong het tot hem door waar de angst van Lorelei vandaan kwam. ‘Betrapt’, had de lakei gezegd. Ze had dit stiekem gedaan. Ze had waarschijnlijk tientallen regels overtreden door hem te helpen, door een slaaf te stelen met een gestolen sleutel en hem met gesloten paarden bij zijn rechtmatige eigenaar weg te halen. Ze zouden haar niet naar LeFevre brengen zodat ze haar leven gewoon weer kon leven. Ze zouden haar naar LeFevre brengen om haar straf te bepalen.
Toen dat tot Skey doordrong, begon hij te worstelen. Hij zocht Lorelei met zijn ogen, zag haar angstige gezicht, en probeerde zijn armen los te rukken om bij haar in de buurt te komen, haar te beschermen. Zijn eigen lot verdween even, op dat moment, en het enige wat er nog was was haar beschermen, haar behoeden voor het lot dat ze zou moeten ondergaan vanwege hem.
‘Lorelei!’ riep hij schor. ‘Lorelei!’
Maar Lorelei werd van hem weggevoerd, de andere kant op, en hij was niet sterk genoeg om alle slavenmeesters en knechten die hem vasthielden van zich af te schudden. Ze voerden hem mee, achteruit, bij Lorelei uit de buurt terwijl hij haar naam riep en een zwaar gevoel zich van hem meester maakte. De sterrenhemel verdween toen ze hem de mijn weer introkken, de koele bries van buiten viel weg, de grond onder zijn voeten werd weer hard en ruw en de duisternis viel weer over hem heen. Lorelei’s gezicht werd kleiner, ze keek naar hem en leek iets te willen roepen, maar er kwam niets uit haar keel. Ze wist niet hoe hij heette. Hij had haar zijn naam nooit kunnen vertellen.

Een tijd later zat Skey weer in de duisternis van zijn kerker. Een halfuur geleden hadden de slavenmeesters en knechten hem weer aan de boeien aan de muur vastgeketend. Ze hadden hem alleen achtergelaten, in de duisternis die hem zo gewoon was geweest. Ze hadden hem niet gestraft, nog niet, maar hij wist heel goed dat was niet was altijd nog kon komen.
Zijn eigen lot was echter niet wat Skey zorgen baarde. Zijn ruw versplinterde hoop viel in het niet bij zijn gedachten over Lorelei. Hij maakte zich vreselijk zorgen om haar. Hij vreesde voor wat er met haar zou gebeuren, nu ze hadden ontdekt dat ze een band met hem had, hem kende, geprobeerd had hem vrij te krijgen. Hij had de knechten horen praten toen ze hem weer terug naar zijn kerker brachten en ze hadden gesproken over hoogverraad, excommunicatie en allemaal termen die hem allerminst op zijn gemak hadden gesteld. Hij was bang dat ze haar iets zouden doen, dat ze opnieuw zou verdwijnen zonder dat hij wist wat haar lot zou zijn, nu definitief. Hij was bang dat ze haar zouden laten boeten voor wat ze had geprobeerd, voor haar poging hem na al zijn jaren die vrijheid terug te geven. Misschien zou ze wel moeten boeten voor het feit dat ze überhaupt met zo’n laag iets als hij was omgegaan.
Het was des te frustrerender voor Skey dat hij niets hoorde of meekreeg van wat Lorelei’s lot was. Hij luisterde gespannen, of hij geluiden hoorde in de mijn, misschien slavenmeesters hoorde praten, maar geen van dat alles was het geval. Het bleef stil, afgezien van het gedruppel van condens en de gebruikelijke eenzame kreet van een wanhopige slaaf uit een vertrek verderop. Hij kon de resten van Lorelei’s geur nog ruiken, de energie voelen in die in zijn kerker was blijven hangen, maar van haar persoon ontbrak ieder spoor. Ze hadden haar in ieder geval weggevoerd van de mijn, ver genoeg bij hem vandaan om haar nog op te kunnen merken.
Door de spanning in Skey’s lichaam wilde alles bewegen. Hij wilde lopen, ijsberen, in een poging zijn energie af te laten vloeien en zijn gedachten op een rijtje te krijgen, maar de boeien om zijn polsen beletten hem daarvan. Hij kon alleen maar zitten en gedeeltelijk liggen en omdat hij daar zijn energie niet mee kwijt kon, zat hij in kleermakerszit voor zich uit te staren terwijl hij met zijn bovenlichaam van voren naar achteren wiebelde. Het was gedeeltelijk onbewust, maar het hielp wel. Het had dezelfde uitwerking op hem gehad als ijsberen dat gehad zou hebben als hij in staat was geweest om te lopen.
Ondanks dat lukte het Skey echter evengoed niet helder na te denken. De onwetendheid over Lorelei’s lot bleef een feit en hoe hard hij zijn hersenen ook weer aan de praat probeerde te krijgen, er was niets wat dat feit weg kon nemen. Hij wilde meer dan alles iets doen om haar te helpen en hij had het gevoel dat de muren van de kerker om hem heen steeds dichterbij begonnen te komen. De boeien om zijn polsen werden steeds zwaarder en na een tijdje begon hij er af en toe weer aan te rukken, in een vergeefse poging los te komen, Lorelei te kunnen helpen, maar het had geen enkele zin, De boeien gaven geen centimeter mee, maar hij was zo ver weg met zijn hoofd dat zijn pogingen om los te komen na verloop van tijd automatisch weer veranderden in het om de zoveel tijd weer dwangmatig trekken aan de boeien zonder dat hij bewust doorhad wat hij deed. Daardoor zakte hij steeds verder in zijn hoofd weg en hoe langer hij na bleef denken en hoe langer hij niets hoorde, hoe meer bange vermoedens hij begon te krijgen over wat er van Lorelei geworden kon zijn en hoe meer de wereld om hem heen weer verdween.
Tot hij na verloop van tijd uit zijn gedachten werd opgeschrikt door het geluid van voetstappen. Hij was gelijk klaarwakker, alert, en hield terstond op met wiebelen. Hij rechtte zijn rug en luisterde ingespannen, en hij hoorde dat het geluid dat hij hoorde bestond uit meerdere voetstappen. Veel voetstappen, zelfs. Toen hij zich door alle emoties heen op de energie probeerde te focussen, vertelde iets hem dat er minimaal tien mensen zijn kant op kwamen. Uit alle macht concentreerde hij zich, probeerde hij de energie op te delen, haar uit elkaar te trekken. Hij voelde Carmin, Daina en Devin en zijn hart sprong op toen hij ook nog een vierde energie herkende. Het was Lorelei.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Marina
Potlood
Potlood
Berichten: 75
Lid geworden op: 26 jan 2013 11:33

Zo spannend wanneer hij bij het kasteel aankomt, de blikken, de lege hal. En ook de stukken die daarna volgen, wanneer hij wakker wordt in bed et cetera. Echt goed beschreven! Het is net alsof ik van dichtbij meekijk. :)

Wel sadistisch dat die wachter langs moet komen, dat Skey al dagen alleen een handdoek draagt en die wond die maar blijft bloeden. Arme, arme jongen. :(

Ik ben met lezen aangekomen bij het stuk dat Skey aan het einde van zijn transformatie is, aan het begin van de vierde pagina.
Afgelopen week ben ik nog een paar kleine dingetjes tegengekomen. (het is van een tijd geleden, dus weet niet of je deze stukjes ondertussen zelf nog hebt aangepast, maar zet het hier toch maar even neer)

In het stukje geplaatst op 20 dec. 2012:

Net toen hij zich bedacht dat hij echt niet wist wat hij moest doen, gingen plotseling, zonder aankondiging, in één alle kaarsen in de hal uit.
-> in één keer
En waarom gingen deuren uit zichzelf dicht en gingen en plotseling kaarsen uit?
-> gingen er
Zijn spieren spanden zich toen er nog gesmoorde kreet uit zijn keel ontsnapte.
-> een gesmoorde kreet (volgens mij kan 'nog' hier wel weg, want volgens mij was het zijn eerste kreet).


Tekst van 18 jan.:

Haar hand voelde warm en zacht aan het was er iets vanuit haar hand naar die van hem stroomde, een energie, iets wat hij niet goed kon omschrijven.
-> alsof er iets + punt voor ‘het was’
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Thanks voor de likes Nele en Maaike en Marina voor de feedback! Leuk dat je nog mee aan het lezen bent en bedankt voor de foutjes, sommigen had ik nog niet gezien! :)

_______________________________________________________________________

Skey kwam zo goed en kwaad als het ging overeind toen de voetstappen dichterbij kwamen. Hij rukte aan de boeien en probeerde op te staan zo ver als de kettingen dat toelieten. Ingespannen keek hij naar de wand van zijn kerker en toen zag hij mensen voor de tralies verschenen. Het waren er inderdaad veel, een stuk of elf, zoals hij verwacht had. Hij herkende twee van de slavenmeesters en Daina, Devin en Carmin. Devin was doodsbleek, maar Carmin daarentegen had een tevreden, haast zelfvoldane uitdrukking op zijn gezicht. En toen zag hij, inderdaad, ook Lorelei. Zijn hart werd zwaar toen hij haar zag: haar handen waren voor haar lichaam geboeid en ieder van haar armen werd vastgehouden door een lakei. Haar gezicht was bleek en strak door de angst en een losgeraakte lange pluk rood haar hing langs haar gezicht omlaag.
Skey probeerde nog verder overeind te komen, in een reflex om naar Lorelei toe te komen, maar de kettingen rinkelden toen ze kwamen strak te staan en de boeien om zijn polsen sneden in zijn huid. Hij deed zijn mond open, zocht naar woorden, adem om iets te zeggen, maar hij werd daarvan weerhouden toen hij merkte dat de anderen stil waren omdat de groep nog niet compleet was. Er kwam meer energie dichterbij. Een paar van de lakeien maakten plaats en stapten opzij en hij hoorde nog meer voetstappen, drie paar. Zo snel mogelijk probeerde hij zich te concentreren op de energie, de geur die dichterbij kwam, hem op te delen en aan gezichten toe te wijzen. Hij realiseerde hij zich dat hij één van de geuren kende, al was hij nu nog maar een glimp van wat hij vroeger was geweest. Nu was de geur vermengd met een zware lucht, een negatieve lucht, die hij maar als één lucht kon omschrijven. Het was de geur van dood. De lucht was sterk en overheerste bijna de persoonseigen geur van degene die hem met zich meedroeg, maar desalniettemin was de combinatie daarvan voldoende om hem doen beseffen wie er naderde.
LeFevre.
Skey zag haar verschijnen, in gedeelte achter de tralies van zijn kerker. Ze zag er vreselijk uit, hij had er niet bij nagedacht hoeveel ze veranderd zou zijn in de jaren dat Lorelei alleen maar mooier was geworden. LeFevre was oud, ze was dunner, liep gebogen en haar haar was lichter geworden. Haar huid vertoonde ouderdomsvlekken en plooien die hij eerder nog niet had gehad en haar hand, die nog steeds op de stok steunde, was als die van een lijk. De stok was bovendien niet afdoende meer: één van de lakeien had zijn arm gebogen en LaFevre hield die vast, terwijl ze in een traag tempo naast hem voortliep. Niet haar kinderen, dacht Skey in een flits, maar een lakei die haar moest helpen.
Ondanks haar verschrompelde uiterlijk, was LaFevre’s energie nog altijd hetzelfde als hij zich herinnerde. Ze was hard, kil en hautain, ook al was er niet veel meer in haar uiterlijk wat dat uitstraalde. Het enige wat haar gezag nog verraadde, waren de afwachtende blikken en houdingen waarmee de anderen naar haar keken toen ze voor de wand van de cel stil bleef staan.
LaFevre draaide zich naar de traliewand van de kerker toe. Even keek ze naar binnen, met ogen die nog hetzelfde uitstraalden als vroeger, al was één ervan bedekt met staar. Ze keek even naar Skey, sloeg hem gade, maar toen hief ze haar hand op. In een gemakkelijk, haast achteloos gebaar dat niet bij haar uiterlijk leek te passen, gebaarde ze toen de kerker in.
Net als vroeger kwam gelijk iedereen in actie. De deur werd van het slot gehaald en de twee slavenmeesters liepen de cel in. Skey protesteerde licht toen ze hem bij zijn armen pakten en ze met zijn boeien begonnen te rommelen. Ze maakten ze los en trokken hem overeind, waarna ze hem op zijn voeten zetten, zijn armen op zijn rug met een ketting bij elkaar boeiden en hem naar voren begonnen te duwen. Skey worstelde, tot hij voelde dat er een bekende energie dichterbij kwam. Hij keek op en zag dat ze aan de andere kant van de kerker tegelijkertijd bezig waren Lorelei naar binnen te voeren, naar hem toe. Toen zijn blik de hare vond en hij haar groene ogen zag, hield hij op met worstelen en liet de slavenmeesters hun gang gaan.
De slavenmeesters zetten Lorelei en hem tegenover elkaar neer. Hij wist niet wat de bedoeling was, wat er zou gebeuren, maar hij probeerde alle onzekerheid uit te bannen en zich alleen maar op Lorelei te concentreren. Hij keek naar haar groene ogen zoals zij naar hem keek en liet haar blik niet los, het gevoel van haar energie, haar warmte zo dicht bij hem. Hij voelde aan haar dat ze bang was, maar ze was sterk: haar gezicht was strak en afgezien van emotie in haar ogen was haar angst niet aan haar af te zien.
‘Kijk naar haar, vampier,’ hoorde hij Carmin toen zeggen. ‘Kijk naar wat je gedaan hebt. Als je een goede slaaf was geweest, als je gewoon op je plaats had gebleven zoals je verwacht werd, had ze hier nu niet gestaan. Dan was dit niet de laatste keer geweest dat je haar zou zien. Dan hadden we haar niet hoeven doden wegens verraad.’
Nog even bleef het stil. Skey voelde dat iedereen naar hen keek, naar Lorelei en hem, maar nog even gebeurde er niets. Hij rook tranen en zag dat Lorelei’s ogen glommen, maar zij was niet de enige die huilde. Ook Devins ogen waren vochtig.
Toen, echter zag hij vanuit zijn hooghoeken dat Carmin knikte. Het volgende moment, voor hij Lorelei’s gezicht goed en wel nog een laatste keer in zich op had kunnen nemen, werd hij achteruit getrokken. Skey worstelde toen het tot hem doordrong dat ze hem van haar vandaan sleepten, maar de slavenmeesters hielden hem stevig vast. Ze trokken hem mee, draaiden hem om en gaven hem een harde duw terug naar de achterwand van cel, bij de deur vandaan. Toen hij zijn evenwicht wist te herstellen, gaf één van de twee hem een trap na, waardoor hij naar de muur viel en er met zijn schouder en hoofd tegenaan stootte.
De klap was hard en even zag Skey sterretjes. Hij schudde zijn hoofd en probeerde overeind te komen, zijn evenwicht te hervinden temidden van zijn draaiende cel, zijn zicht weer helder te krijgen. Hij wankelde en tastte naar de muur, zakte weer op de grond, maar toen hoorde hij een geluid. Het deed gelijk alles om hem heen teniet en met een ruk keek hij om. In zijn nog nadraaiden cel zag hij Lorelei staan, temidden van de twee lakeien. Eén van de slavenmeesters had een mes tevoorschijn gehaald.
Skey’s hart sloeg een slag over toen het tot hem doordrong.
‘Nee,’ zei hij terwijl hij probeerde weer overeind te komen. ‘Nee!’ Maar de slavenmeester legde het mes langs Lorelei’s keel en toen, voor hij nog iets had kunnen doen, trok hij een lange haal aan de zijkant van haar hals. Het was niet te diep om haar te doden, maar diep genoeg haar te schaden. In het donker liepen haast zwarte straaltjes langs haar hals omlaag en de kerker werd gevluld met de geur van bloed.
Tot zijn afschuw merkte Skey dat zijn hart sneller begon te kloppen bij die geur. Hij kneep zijn ogen dicht en kromp in elkaar, probeerde zijn lichaam en geest onder controle te houden, maar de geur van bloed werd nog sterker toen de lakeien Lorelei loslieten en haar naar hem toe duwden. Ze viel op de grond, maar Skey keek niet naar haar op, ook niet toen de anderen de deur achter hen dichttrokken en hem met haar alleen in de kerker achterlieten. Hij had al zijn energie nodig voor zijn pogingen zich te beheersen, te vechten tegen het vreselijke verlangen van bloed dat in hem aanwakkerde, de instincten die zijn lichaam dreigden over te nemen. Het deed pijn en het voelde alsof zijn rationaliteit langzaam verdrukt begon te worden in zijn hoofd.
Skey kneep zijn ogen stijf dicht.
‘Nee!’ stootte hij met op elkaar geklemde kaken uit, vechtend tegen zichzelf. ‘Nee!’ Maar het had geen zin. De drang naar bloed was altijd sterker dan alles, dan zijn geest, zijn verstand, en zijn laatste beetje rationaliteit werd krijsend verpulverd en een uitzinnige kracht maakte zich van zijn lichaam meester. De geur van bloed nam zijn hersenen over en toen verloor hij.
Langzaam keek hij op, naar de bron van de geur. Vaag, door de waas van bloeddorst heen, zag hij Lorelei staan. Ze was overeind gekrabbeld en leunde tegen de muur van de kerker, niet ver bij hem vandaan, met haar handen nog altijd voor haar lichaam geboeid. Hij zag haar gezicht echter niet meer, noch zag hij de gezichten van de anderen die zwijgend toekeken vanachter de tralies, maar hij zag alleen nog het dieprode bloed dat langs haar hals naar beneden droop en haar decolleté en haar jurk rood kleurde.
‘Vampier,’ hoorde hij haar nog zeggen op het moment voor hij alles verloor. ‘Het is goed. Ik hou van-’ Maar toen klonk er een grauw door de kerker. Er volgde een flits van rood haar en een ontbloot bovenlichaam en toen stond Lorelei niet langer tegen de muur. Ze kon haar zin niet meer afmaken. Ze had nooit kunnen zeggen van wie ze hield. Ze had zijn naam nooit geweten.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Feather__
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 29 jan 2011 01:56

O.. my... f.. god..
Wat ben jij erg :(
HOE KUN JE DIT LATEN GEBEUREN :(
If you dream it, you can do it.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Gemene schrijver! Ik wist het :O Ik wist het! :O Arme Skey, het zit hem ook nooit mee :'( Snif...
Of wacht.. misschien laat je het alleen maar over komen dat ie der vermoord maar eigenlijk.. hmmm... :P
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha door jullie commentaren moest ik denken aan Davy Jones die in Pirates of the Caribbean op zijn schaar tikt en zegt: 'Life is cruel.' Ik kreeg er een beetje hetzelfde idee bij haha.

_______________________________________________________________________________

Hoofdstuk

In de tijd daarna was alles donker. Skey had zich nog nooit zo gebroken en verslagen gevoeld als in de dagen na de avond met Lorelei en LeFevre.Toen hij weer helder was geworden, toen hij zich bewust was geworden van de smaak van bloed in zijn mond en Lorelei met starende ogen bij zijn voeten op de grond had zien liggen, was er iets gebroken in zijn hoofd. Op dat moment was alles verloren, alles weggevallen. Hij had geschreeuwd, alleen nog maar geschreeuwd, tegen LEFevre, de grijnzende Carmin, de huilende Devin, naar zichzelf, toen ze haar levenloze lichaam zijn cel hadden uitgesleept, hem weer hadden vastgeketend en hem alleen achter hadden gelaten, ook toen ze allang weer verdwenen waren. Hij had geschreeuwd tot hij te schor en te moe was om nog te schreeuwen, tot hij omlaag was gezakt langs de muur en op de vloer van zijn cel was neergeploft. Hij had moeten huilen, maar hij had het niet gekund. Zijn hoofd voelde of het explodeerde, of het tranen moest vormen om de emotie af te laten vloeien, maar het lukte niet. Het was of zijn lichaam geen tranen meer maakte en zijn ogen bleven droog.
Ook daarna, na die eerste nacht, toen zijn schreeuwen gedoofd waren, bleef alles in duisternis gehuld. Dagenlang droomde hij, over Lorelei’s lach, over hun ontsnapping die goed afliep, over hoe ze samen op paarden ergens over een uitgestrekte vlakte hadden gereden, gewoon, als mensen, in de zon. Hij droomde over haar armen om zijn nek, haar warmte tegen hem aan, haar hand om die van hem. Het was te mooi, zo mooi dat de realiteit alleen nog maar pijnlijker werd als hij weer wakker werd. Hij had nog dagenlang de vreselijke smaak van haar bloed in zijn mond gehad en hij voelde haar nog lang in zijn geest, zijn gedachten, zijn lichaam. Het gevoel van haar energie, het leven dat hij genomen had, overheerste alles en was het enige wat er nog over bleef, tergend en pijnlijk en geen seconde afwezig.
Het had hem zodanig verslagen dat hij niets meer wilde. Hij wilde niet meer slapen, niet meer wakker zijn, niet meer werken, niet meer drinken. In eerste instantie weigerde hij, bleef hij als een lijk op de grond zitten als de slavenmeesters probeerden hem overeind te krijgen en liet hij zich weer door zijn benen zakken als ze hem rechtop zetten, maar de slavenmeesters gebruikten harde middelen. Na al die jaren wisten ze hoe erg hij het vond om te doden en ook wisten ze dat hij zijn lichaam en instincten daar niet van kon weerhouden, dus ze dreigden hem iedere dag te laten doden, tot hij weer aan het werk zou gaan. Het kon Skey echter niets meer schelen, in eerste instantie, en dus deden ze dat ook. Iedere dag werden er mensen voor hem neergezet, waarvan Skey geen idee had waar ze ze vandaan haalden, en de slavenmeesters trokken lange halen langs hun armen of hun hals en Skey doodde ze zonder dat hij zich er nog tegen verzette. Hij zag ze niet meer, kon hun gezichten niet meer onderscheiden, zag niet meer of het zwervers of slaven waren, of hij hun gezichten kende of niet. Hij was zich nog nauwelijks ergens van bewust en deed alleen wat zijn lichaam automatisch deed, waar het nog wel de kracht op voor kon brengen. Lorelei’s gezicht relativeerde ieder slachtoffer, op een vreemde kromme manier, en daardoor maakte het hem niet meer uit wat ze hem lieten doen.
Totdat hij op een dag een slachtoffer kreeg toegeschoven waar iets anders mee was. Hij merkte in eerste instantie niet wat, omdat zijn hoofd te ver weg was en bij de geur van bloed altijd alles wazig werd, maar ergens, in een hoekje van zijn geest, merkte hij het al op toen hij het in handen kreeg. Het voelde anders toen hij zijn slachtoffer vasthad, toen hij het leegdronk, het was lichter en kleiner dan de slachtoffers die hij normaal kreeg aangeleverd. Ook was het ritme van het hart sneller en stopte het veel eerder met kloppen, alsof het nog niet genoeg kracht had meer weerstand aan hem te bieden.
Dat besef was echter niet sterk genoeg om door de bloeddorst heen te komen en dus dronk Skey tot de energie wegviel. Pas toen, toen hij het lichaam op de grond had laten vallen en weer helder werd, zag hij wat hij had gedaan. Het was een kind. Aan zijn voeten lag een kleine jongen, met zijn ogen dicht en wonden aan de rechterkant van de hals. Hij had eenvoudige kleding aan en moest nauwelijks tien jaar oud zijn. Zijn gezicht was bleek en zijn hart klopte niet meer. Ze hadden hem een kind gegeven. Hij had een kind gedood.
Dat besef brak hem volledig. Het brak zijn geestelijke barrière, zijn laatste kracht, zijn restjes weerstand. Hij zat eerst een tijd bij de jongen op de grond, schuddend aan zijn hand, proberend de wonden te stelpen, strijkend over zijn haar in een poging hem weer tot leven te wekken, en toen dat niet lukte, zakte hij achteruit tegen de muur. Daar zat hij eerst een tijd wezenloos voor zich uit te staren, tot de slavenmeesters het lijkje kwamen weghalen. Toen ze treiterig vroegen of hij het lekker had gevonden, of hij er nog een jonkie wilde doden, gaf hij het op. Hij kwam overeind, liet zich boeien en liep met ze mee naar de mijn. Daar liet zichzelf inspannen en ging weer aan het werk.
Omdat hij de dagen die hij geweigerd had te werken, maakte hij daarna in eerste instantie lange dagen. Het was zwaar, voor zijn lichaam, maar geestelijk kreeg hij er niet veel meer van mij. In het begin werkte hij automatisch terwijl hij aan Lorelei dacht, maar op een gegeven moment verdwenen ook die gedachten, alsof zijn geest ze blokkeerde omdat het te pijnlijk was om ze door te laten. Hij werkte, sliep en dronk, nu nog meer dan tevoren als een machine, een leeg omhulsel zonder inhoud. In het begin was alles nog zacht, voelde hij zich kwetsbaar, naakt door wat hij met Lorelei gedaan had, met het kind, maar als vanzelf begon zijn geest zich na verloop van tijd weer af te sluiten, vormde uit zelfbescherming een soort muur om hem heen, zodat alles wat de toekomst mocht brengen hem niet meer zou kunnen schaden. Zijn geest ging in overlevingsmodus en zijn emoties werden afgevlakt, uitgedoofd. alles wat ooit zacht was geweest, werd hard, van zijn geest, zijn gezicht en de laatste resten van wat er over was van zijn gevoel.
Zo leefde hij door, een paar dagen, misschien een week lang, terwijl zijn lichaam werkte en zijn geest verder en verder wegzakte. Hij was zich nauwelijks meer bewust van zijn wegglippende bewustzijn en ook niet van het feit dat er veranderingen om hem heen plaats begonnen te vinden. Tenminste, zo was het tot hij op een dag ineens niet uit zijn cel werd gehaald. Het duurde even voor het tot hem doordrong, moest al bijna middag zijn voor het vat op hem kreeg, maar na een tijd realiseerde hij zich dat het veel te lang duurde voor iemand hem kwam halen. Toen hij zich beter op zijn omgeving constateerde, merkte hij dat het ook veel te stil was in de rest van de mijn. Op dit tijdstip zou hij vanuit zijn kerker het geluid van houwelen moeten horen, van slavenmeesters die bevelen over en weer riepen, van ezels die met karretjes sleepten, maar de hele mijn was in stilte gehuld. Er was niemand aan het werk. Hij luisterde nog er nog even naar, maar legde zich er toen bij neer: waarschijnlijk was het één of andere feestdag en zouden ze pas later die ochtend aan het werk gezet worden.
Toen er nog een tijdje niets gebeurde, begon Skey uit verveling zijn pols weer kapot te bijten. Het ging moeizaam omdat zijn tanden pas drie dagen geleden geknipt waren en ze nog niet op lengte waren, en het kostte hem meer moeite door zijn huid heen te bijten. De hevigere pijn die dat veroorzaakte, maakte zijn trance echter juist dieper. Het was daardoor al lang en breed avond toen hij zich realiseerde dat de dag voorbij was. Hij rook de lucht van de nacht en de mijn was nog steeds stil. Hij kon zich ook niet herinneren dat hij ergens die dag door zijn roes heen geluiden had opgevangen. Ze hadden de hele dag niet gewerkt. Er moest iets aan de hand zijn.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Marina
Potlood
Potlood
Berichten: 75
Lid geworden op: 26 jan 2013 11:33

Ik probeer jullie reacties zo min mogelijk te lezen. :) Want wil het in het verhaal lezen.

Zo lief dat Lorelai zijn rug komt schoonmaken, is hij niet meer zo alleen.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha leuk dat je nog meeleest Marina en bedankt voor de like Nele!

_______________________________________________

Echter niet meer in staat zich nog druk te maken om wat er om hem heen gebeurde, zakte Skey na verloop van tijd gewoon in slaap. Hij droomde over dingen zonder begin en zonder einde en sliep diep, onrustig, maar vast door de trance waar hij zichzelf naartoe had gebeten voor hij in slaap was gevallen. Hij raakte ver weg en was daardoor even van zijn apropos toen hij de volgende ochtend ineens wel wakker werd gemaakt. Hij was gelijk uit zijn ritme en al gauw drong het tot hem door dat dat kwam omdat ze hem veel vroeger wekten dan normaal. Het rook om hem heen nog steeds naar nacht en de warmte van de zon was nog niet doorgedrongen tot in zijn gedeelte van de mijn. Het moest nog nauwelijks ochtend zijn.
Niet alleen het ritme, maar ook de slavenmeesters waren die dag anders. Ze waren geagiteerd, bleek al gauw, haastig en geïrriteerd, en deden daardoor ruw en hardhandig, tegen hem, maar ook tegen de andere slaven. Eenmaal in de mijn moest alles snel en ze schreeuwden tegen de slaven als ze iets verkeerd deden of niet hard genoeg werkten, nog meer dan normaal. Ook waren de werkzaamheden veranderd, bleek toen hij naar de mijn werd gebracht: er werden geen gangen meer uitgegraven, geen stenen meer weggehakt, maar er werden alleen nog karren die de vorige dagen waren vol geraakt naar boven gereden en gesorteerd zonder dat er nog nieuw zilver bijkwam. Bovendien werd er opgeruimd, merkte hij: er sleepten overal slaven met touwen en houwelen, de karren die leeg waren werden op een plateau naast elkaar opgesteld en de geraamten van de slaven die ooit de diepte van de mijn in waren gestort en niet eerder waren weggehaald, werden naar boven gehaald. Langzaamaan begon het tot Skey door te dringen wat dat betekende; de mijn werd klaargemaakt voor verkoop, zoals ze dat ook ooit met hem gedaan hadden. Dat moest betekenen dat LeFevre overleden was, onlangs. En het betekende dat Lorelei gelijk had gehad. Carmin had de mijn nagelaten gekregen en hij was bezig hem op te knappen voor eventuele kopers. Hij zou alles doorverkopen en gaan rentenieren van de opbrengst, zodat hij de rest van zijn leven niet meer hoefde werken
En inderdaad, niet veel later gedurende die dag bleek dat Skey en Lorelei gelijk hadden. In de middag, toen er geen karren meer waren om naar boven gebracht te worden, werd Skey aan het werk gezet in één van de sorteerruimten. Hij was daar net grote, zware zakken met zilver en gesteente van de ene naar de andere tafel aan het verplaatsen toen Carmin binnenkwam. Hij had dure kleren aan en werd bijgestaan door de man die hij die nacht met Lorelei ook had gezien, die het hoofd van LeFevre‘s huishouding vormde. De bediende leidde Carmin de ruimte door en wees hier en daar wat dingen aan terwijl ze naast elkaar verder liepen.
‘Ze zijn nu met de laatste twee karren bezig,’ hoorde Skey de hoofdbediende tegen Carmin zeggen terwijl hij zakken van de ene naar de andere tafel verplaatste. ‘Ze zijn nu bij die tafel bezig met het uitsorteren van gesteente en bij die tafel met het schoonmaken van de stukken zilver. Als ze daar in deze en in de andere twee ruimten mee klaar zijn, is alles afgerond. We zorgen dat alles opgeruimd is en dan kunt u spoedig de kopers laten komen.’
Carmin knikte tevreden terwijl hij naar de werkzaamheden van de slaven keek. ‘Prima. Ik neem aan dat de laatste lading vandaag nog op weg gaat?’
De andere man knikte. ‘Ja, heer, zeker. Het wordt verwacht dat de karren morgen in de stad zijn en dat u dan direct de prijs zult krijgen.’
Carmin knikte ook. ‘Goed. Ik krijg over twee dagen de eerste kopers, dus ik wil graag dat tegen die tijd alles weg en opgeruimd is.’
De bediende boog zijn hoofd wat. ‘Daar zorg ik voor, heer. De karren behoren tot de inboedel en de lastdieren zijn al verkocht.’ Hij draaide zijn hoofd richting de werkers. ‘Wat wilt u dat ik met de arbeiders doe?’
Ook Carmin keek de kant van de slaven op.
‘Verkoop ze,’ zei hij. ‘We hebben ze niet meer nodig en los van de mijn leveren ze meer op. Laat Du Chenet langskomen om te kijken welke hij wil hebben. De rest ruim je op.
De andere man knikte. ‘Prima, heer. En de vampier?’ Hij knikte Skey’s kant op en ook Carmin keek naar hem om. Skey wendde zijn blik af en werkte door terwijl hij luisterde.
‘Verkopen,’ hoorde hij Carmin toen zeggen. ‘Vertel Du Chenet niet wat hij is en zeg dat hij stom is en geen zonlicht kan verdragen omdat hij zo lang in de mijn heeft gewerkt, maar dat hij wel hard kan werken. We hebben hem gratis gekregen, dus ik hoef er niet veel voor te hebben.’
‘Prima, heer. En als Du Chenet hem niet wil hebben?’
Carmin wendde zijn blik af. ‘Dan neem je hem mee naar de binnenplaats en laat je hem daar verbranden. Gooi wat er van hem over is van de rotsen de zee in.’
De bediende knikte. ‘Ik ga het regelen, heer. Zoals u wenst.’
Carmin draaide zich om. ‘Daar reken ik op. Vergeet niet de vampier een keer te voeden en zijn tanden te knippen voor Du Chenet langskomt. En bind zijn armen vannacht achter zijn rug zodat hij er niet meer bij kan en zijn polsen een beetje helen. Ik wil graag zo veel mogelijk slaven verkopen en er zo min mogelijk weggooien. Alle beetjes maken bij elkaar een groter geheel.’
De bediende volgde zijn heer terug naar de uitgang.
‘Dat begrijp ik, heer,’ zei hij. ‘Ik contact Du Chenet en laat hem morgen langskomen. Ik zal hem de slaven die hij koopt gelijk mee laten nemen, zodat de mijn schoon is als de kopers komen.’
Carmin knikte. ‘Graag. Ik ben morgen weg met Daina, dus regel het voor me. Ik hoor wel hoe het gegaan is. Stel me niet teleur, Danis.’
‘Dat zal ik niet doen, heer.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Wat een koude kikker die Carmin! Bah echt een walgelijk ventje! Ik ben benieuwd wat er met Skey zal gebeuren...
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Harteloze gevalletjes. En dan worden vampiers als doden gezien :O Die Carmin zit er zelf niet ver vanaf. Maar ik heb hoop, dat nu eindelijk de cirkel doorbroken zal worden. Wordt ook wel tijd, eigenlijk ;)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Marina
Potlood
Potlood
Berichten: 75
Lid geworden op: 26 jan 2013 11:33

Ik ben helemaal bij gelezen. Ik werd wel droevig toen ik las over Lorelai. :(
Gelukkig heb ik goede hoop doordat ik je eerdere verhaal al had gelezen.
Ben benieuwd wat er nu gaat gebeuren.

Wat betreft Feedback geldt wat ik al eerder aangaf. (soms te zien dat je een zin hebt aangepast + let op verrassend ipv verassend)
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel meiden! Even druk gehad hier maar weer een stukje erbij! :)

______________________________________________________

Al gauw merkte Skey dat Carmin blijkbaar nu echt de dienst uitmaakte in de mijn. Wat hij gedacht had klopte: LeFevre moest dood zijn en Carmin wilde zo snel mogelijk zijn geld innen. Alle werkzaamheden werden nog diezelfde dag afgerond, precies zoals hij het bevolen had. Ze gingen door tot diep in de nacht: het laatste zilver werd gesorteerd, schoongemaakt en naar de koetsen buiten gedragen, en de karren werden schoongemaakt en Skey moest de omlaag gestortte exemplaren optakelen uit de diepte, waarna de brokstukken, naar de geur die de mijn in drong te oordelen, buiten verbrand werden. Hier en daar werden lampen langs de paden gehangen en vervangen en de ezels en muildieren werden opgepoetst voor hun nieuwe eigenaar ze een dag later zou komen ophalen.
Het enige waar verder geen aandacht aan werd besteed, waren de slaven. Skey en de andere werden aan het einde van de dag teruggebracht naar hun gebruikelijke onderkomen en daar opgesloten zoals iedere andere dag. Zoals Carmin had gezegd kreeg Skey nog een slaaf toegewezen, een jong meisje dat zo zwak was dat ze waarschijnlijk kozen omdat ze toch niet meer verkocht zou kunnen worden, en zijn tanden werden geknipt, maar verder werden zowel hij als de andere slaven niet verder opgepoetst of schoongemaakt. Het deed hem vermoeden dat wat Lorelei gezegd had klopte: de man die de dag erna zou komen, Du Chenet, zou waarschijnlijk niet de eindkoper zijn, maar een tussenpersoon. Een slavenhandelaar, had Lorelei gezegd. Waarschijnlijk zou er pas verdere zorg aan de slaven besteedt worden als duidelijk was wie er wel en niet verkocht zouden worden.
Skey voelde relatief weinig, bij alles wat er stond te gebeuren. Het drong wel door, hij begreep het wel, maar het was of het schild dat zich de afgelopen tijd om hem heen had gevormd zo dik was geworden dat hij er niets meer bij voelde. Hij was niet blij dat hij misschien weg zou komen uit de mijn, en ook niet bang dat hij gedood zou worden als hij niet uitgekozen zou worden of nieuwsgierig waar hij terecht zou komen als dat wel zou gebeuren. Hij wist dat hij toch niets zou hebben aan die emoties. Als er iets was wat hij de afgelopen jaren had geleerd, was het dat niets wat hij zelf dacht of wilde zijn lot nog kon beïnvloeden. Hij liet het allemaal maar gewoon gebeuren en zou later zien wat de uitkomst was. De zeggenschap over zijn leven was hij toch al lang geleden kwijtgeraakt.
Zo kwam het dus dat Skey die nacht doorbracht als ieder ander. Hij hing tegen de muur, bonkte een tijdlang met zijn rug en hoofd tegen de stenen om in zijn trance raken en van daaruit zakte hij verder en verder weg, tot zijn bewustzijn hem verliet. Zijn ogen vielen dicht en hij sliep een tijd, onrustig maar vast, tot hij weer gewekt werd, door niets in het bijzonder. Toen hij zijn ogen weer opendeed, was het al later dan normaal, maar desalniettemin was er nog geen beweging in de mijn. Het was stiller dan het ooit geweest was en de gebruikelijke geur van de lampen en vonken die de houwelen veroorzaakten, leek al voor een groot deel weggestorven te zijn.
In de stilte om hem heen bleef Skey tegen de muur aanzitten, op zijn vaste plek. Hij kende geen andere plaats, ondanks het feit dat hij nu de ruimte zich had te verplaatsen. De ketenen die normaal aan de stenen vastzaten waren weggehaald zodat de slavenhandelaar niet het vermoeden zou krijgen dat hij gevaarlijk was en de slavenmeesters hadden zijn handen in plaats daarvan een dag eerder op zijn rug gebonden met een ketting die was omwikkeld met touw, hij zichzelf niet meer kon beschadigen en het leek of hij niet sterker was dan een gewoon mens. Ook waren zijn tanden geknipt en was het bloed van het meisje gisteravond van zijn gezicht gehaald. Ze hadden hem nog net niet op een podium uitgestald. Alles stond in dienst van de farce die de verkoop van hem en de andere slaven moest begunstigen.
Ondanks het feit dat Skey nu meer bewegingsvrijheid had dan voorheen, bleef hij op de grond zitten. Hij had de laatste dagen niet meer de behoefte om te bewegen als er niemand was die hem daartoe beval en daarom kwam hij ook nu niet van zijn plek. In plaats daarvan begon hij, bij gebrek aan zijn polsen waar hij in kon bijten, weer met zijn gewoonlijke gebonk tegen de muur achter hem om de tijd te doden. De vibraties in zijn borstkas die dat veroorzaakten waren fijn en dat verdoofde de pijn zijn geest een beetje, maakte dat de verveling en duisternis minder drukkend aanvoelden.
Zo bleef Skey zitten, half wel, half niet luisterend naar de geluiden om hem heen. Zijn gebonk maakte hem afwezig en na een tijd voelde hij niet meer wat hij deed. Hij had dan ook geen reden gehad ermee op te houden, ware het niet dat hij zich na verloop van tijd bewust werd van het gevoel van energie. Hij voelde het eerder dan hij de bijbehorende voetstappen hoorde, verderop in de gang die langs de slavenvertrekken leidde, en toen hij ophield met zijn tic en beter luisterde, hoorde hij stemmen in de tunnel. Hij kon ze niet verstaan, maar voelde wel dat het twee mannen waren. Eén van de twee herkende hij als Danis, de bediende van Carmin die dag alles zou regelen omtrent de verkoop van de slaven. Hij had een andere persoon bij zich en Skey voelde aan hun energie dat ze bij één van de slavenvertrekken verderop in de gang bleven staan. De andere man moest de handelaar zijn waar Carmin en Danis het over hadden gehad.
Toen Skey zich beter concentreerde op de energie van de twee mannen, kon hij ook die van de slaven verderop voelen. De uitstraling was zwak, maar toch kon hij hun angst en de vernedering erin waarnemen. In hun angstige stilzwijgen hoorde hij Danis af en toe iets zeggen en dan veranderde de energie van de slaven even, hoorde hij gekrabbel. Vermoedelijk beval Danis zo nu en dan één van de slaven op te staan als Du Chenet hem beter wilde bekijken, zodat de handelaar kon besluiten of hij tot koop wilde overgaan of niet.
Een tijdlang luisterde Skey naar de namen en naar hoe Danis en Du Chenet steeds een vertrek verder liepen, onderwijl de slaven besprekend terwijl ze onderhandelden over prijzen. Ze praatten met elkaar en soms lachten ze, wat sterk in contrast stond met de steeds banger wordende energie van de slaven. Na ongeveer een halfuur voelde hij dat ze dichterbij kwamen en toen liepen ze zijn vertrek met kerkers in. Hun energie vulde de ruimte en hun voetstappen kwamen dichterbij.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Bedankt voor de likes Nele en Maaike :D leuk dat jullie nog meelezen :)

_________________________________________________________________________

‘Dit is de laatste,’ hoorde hij Danis zeggen tegen de handelaar toen ze naar de kerker liepen. ‘Ik zeg eerlijk dat hij de beste arbeider is, maar zal ook eerlijk toegeven dat hij wat mankementen vertoont. Enkelen daarvan kunt u misschien zelf al zien.’
Skey keek op en er verschenen twee mannen voor zijn cel. Hij herkende Danis, die een lantaarn in zijn hand had, en naast hem stond een andere man, die dezelfde lengte als de bediende had maar er minder netjes uitzag. Hij had haar tot voorbij zijn kaken en een stoppelbaard en zijn kleren waren minder duur dan die van het hoofd huishouding. Hij zag er echter wel een stuk beter uit dan de slaven, dus Skey vermoedde dat hij nu, in deze tijd en in deze omgeving, tot de middenklasse van de maatschappij behoorde.
‘Kijk, dit ziet er een stuk beter uit,’ zei de man toen ze stopten voor Skey’s kerker en met het licht mee naar binnen keken. ‘Goed doorvoed en goed bespierd. Heeft hij een naam?’
Danis schudde zijn hoofd. ‘Nee, en dat is gelijk één van zijn mankementen. We weten niet of hij doof is, maar hij is in ieder geval stom. Hij spreekt niet, tegen niemand. We vermoeden dat hij het gewoon niet kan. Dat is ook de reden dat hij apart zit: het werkt niet om een stomme te houden bij anderen die wel praten.’
Du Chenet keek naar Skey. ‘En dat is één van zijn mankementen? Wat is de rest?’
Danis hief de lamp wat hoger op. ‘De zon, heer. Hij heeft zo lang in de mijn gewerkt dat hij geen zon meer kan verdragen.’
‘Is hij blind?’
‘Nee, maar dat zal hij waarschijnlijk worden als hij aan het licht wordt blootgesteld. Hij leeft al jaren in het donker. Zijn ogen zijn het niet meer gewend om uit de duisternis te komen.’
De man, Du Chenet, knikte peinzend terwijl hij Skey bekeek. Even gleden zijn ogen naar zijn armen en het touw eromheen.
‘Waarom zitten zijn armen vast?‘ vroeg hij. ‘Is hij agressief?’
Danis schudde zijn hoofd weer. ‘Nee, heer. Hij maakte zijn kleding kapot als hij zijn handen vrij heeft. De heer bleef nieuwe broeken voor hem kopen. Dit was een goedkopere oplossing.’
Het was zo’n slappe verklaring dat hij bijna lachwekkend was, maar Skey keek zwijgend naar de twee mannen voor de kerker. Hij had zo lang niet gelachen dat hij niet eens meer had geweten hoe het moest als hij het gewild had. Waarschijnlijk was deze verklaring de enige die de verkoop of de prijs het minst zou schaden.
‘En die verwondingen op zijn arm?’ hoorde hij de handelaar vragen. ‘Komen die door de touwen?’
‘Ja, heer. De slavenmeesters willen nogal eens ruw zijn als ze ze aantrekken of losmaken.’
Du Chenet knikte. Nog even keek hij naar Skey, maar toen stak hij zijn hand uit naar de lantaarn. Hij pakte hem aan en gebaarde naar de deur, die de bediende voor hem openmaakte. De handelaar liep naar binnen, hief de lamp op en liep wat om Skey heen. Toen hield hij stil en hurkte voor hem neer. Hij pakte Skey’s gezicht vast, draaide het heen en weer om het te bekijken en bestudeerde zijn lichaam. Hij voelde aan zijn armen en bekeek zijn voeten. Skey keek naar hem terwijl hij bezig was, maar hij deed niets: hij wist dat het toch geen nut zou hebben. Eerder, toen LeFevre zo met hem omgegaan was, had hij het erg gevonden, maar nu voelde hij er niets meer bij. Zijn gevoelens waren uitgeschakeld en het schild om hem heen was dik. Na al die jaren was hij er wel aan gewend om als handelsdier behandeld te worden.
Du Chenet kneep wat in Skey’s armen.
‘Weet je hoe oud hij is?’ vroeg hij de bediende zonder zijn aandacht van Skey af te wenden. ‘Zijn leeftijd?’
Vanuit de ruimte van de deur van de kerker keek Danis hun kant op.
‘Nee, heer, niet precies,’ zei hij. ‘We vermoeden ergens halverwege de dertig. Hij kan nog wel geruime jaren mee.’
Opnieuw knikte Du Chenet peinzend. Nog één keer pakte hij Skey’s gezicht vast, keek naar zijn ogen, zijn hals en zijn schouders. Toen liet hij hem los en kwam overeind.
‘Wat wil je heer ervoor hebben?’ vroeg hij Danis.
Danis gebaarde wat Skey’s kant uit.
‘In principe is hij een zeer goede arbeider,’ zei hij. ‘Hij is de sterkste man die we hebben, dus de heer dacht aan vijftig. Gezien zijn mankementen, zijn we echter bereid er iets vanaf te halen. Zelf dachten we aan vijfendertig.’
De handelaar hief zijn lantaarn naar Danis op.
‘35?’ vroeg hij ter bevestiging.
Danis knikte en Du Chenet keek weer om naar Skey. Hij hief de lantaarn op en bekeek hem terwijl hij het licht omlaag liet bewegen.
‘Ik heb wel interesse in hem,’ zei hij. ‘Maar zijn ziekte en het feit dat hij niet onder de zon kan werken, beperken mijn verkoopmogelijkheden enorm. Tevens is het moeilijker te communiceren met een stomme en is hij beschadigd. Zijn arm ziet er niet mooi uit. Daarom ben ik bereid een tegenbod van 25 te doen.’ Hij keek om naar Danis. ‘Hoger ga ik niet. Ook al is hij de sterkste man van het land, ik kan en wil je niet meer geven voor een slaaf met dergelijke tekortkomingen, hoe veelbelovend hij er ook uitziet. Eigenlijk is hij niet meer dan 20 waard.’
Danis keek hem aan, half verlicht door de gloed van de lantaarn.
‘Dus 25 is uw top?’ vroeg hij.
Du Chenet knikte.‘Ja. Dat is het en dat blijft het.’
Danis deed niet eens alsof hij twijfelde: hij boog zijn hoofd wat en knikte. ‘Dan is 25 wat het zal zijn. Hij is voor u.’ Hij stapte opzij toen DuChenet zijn kant op kwam lopen. ‘Ik zal hem erbij schrijven op de lijst. We houden hem hier en dan kunt u hem vanavond samen met de anderen die u gekozen heeft komen collecteren.’
Du Chenet stak zijn hand naar hem uit.
‘Graag,’ zei hij. ‘Dan is dat een afspraak. Hoeveel maakt dat met deze dan totaal?’
‘Drieëndertig arbeiders, heer. Vierentwintig mannen en negen vrouwen bij elkaar.’
Drieëndertig, realiseerde Skey zich. Dat was nog niet eens de helft van alle slaven die nog opgesloten waren in de mijn. En dat terwijl de prijzen zo laag waren. Als de andere slaven net zo weinig hadden opgebracht als hij, was dat een koopje voor Du Chenet. De meest ezels en muildieren van LeFevre waren al voor het dubbele verkocht.
Du Chenet schudde de hand van de bediende.
‘Klinkt naar behoren,’ zei hij tevreden. ‘Ik ben in de stad tot mijn wagens er zijn en als alles ingespannen is, kom ik terug om ze te halen. Het is fijn zakendoen met jou en je heer, Danis. ’
Danis schudde de hand van de handelaar en knikte beleefd.
‘Ingelijks, heer. Het is een genoegen u onze arbeiders te verkopen. Blijft u nog even voor een versnapering?’
Du Chenet knikte en hij draaide zich om.
‘Uiteraard,’ zei hij. ‘Daar zeg ik geen nee tegen.’
En Skey keek ze na terwijl ze wegliepen. De deur ging dicht, de lamp danste langs de traliewand en toen verdwenen Danis en Du Chenet de ruimte uit zonder nog naar hem om te kijken.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Moeten ze niet vermelden dat ie bloed nodig heeft? Lijkt me niet geheel onbelangrijk, anders is Skey zo dood... Of weet Danis van zijn aard en is hij de redder in nood? (A)

Ga zo door :)
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha nee ze willen hem aanbieden als mens omdat ze hem anders waarschijnlijk niet verkopen :) daar kunnen ze nog hele mooie smoesje vor verzinnen haha ;)

___________________

Hoofdstuk

Du Chenet kwam die avond vlak na zonsondergang terug om zijn koopwaar op te halen. Skey had niets gedaan, in de tijd dat hij wachtte. Na het vertrek van Danis en Du Chenet was er niemand meer bij hem geweest en had hij met zijn handen op zijn rug gebonden tegen de muur van zijn cel gezeten. Hij had geprobeerd na te denken, te voelen, zich te concentreren op zichzelf en te bedenken wat er nu zou gebeuren, maar het was tevergeefs. Hij was redelijk helder, voelde zich minder geestdood dan hij de afgelopen maanden door alle het nieuwe van die dag, maar het was of het hem aan interesse ontbrak. Hij kon zijn gedachten niet meer op een rijtje krijgen, voelde niets meer bij de recente ontwikkelingen, waarschijnlijk omdat het hem niet meer interesseerde. Iedere keer als hij probeerde te bedenken wat er nu zou gebeuren, dan realiseerde hij zich dat het geen zin had, dacht vervolgens ‘het zou wat’, en dan liet hij al zijn gedachten meer varen. Hij wachtte maar gewoon af, niet meer verslagen, gebroken, maar nu eerder onverschillig. Carmin en Danis hadden door hun zwijgen over zijn ware aard immers voor één ding gezorgd en dat schepte een zekere rust in zijn geest: als het nodig zou blijken, zou hij nu zijn eigen uitweg kunnen maken.
Skey wachtte dus, met zijn armen op zijn rug gebonden tegen de muur geleund, tot er iets zou veranderen. Pas aan het eind van de dag gebeurde dat. Het moest zo’n vijf uur na Du Chenets bezoek aan zijn kerker zijn toen hij voor het eerst weer voetstappen hoorde in de mijn. De geluiden zwollen snel aan: hij hoorde mensen praten, of bevelen roepen, voornamelijk, en hoorde dat ze rinkelende kettingen bij zich hadden. De energie van de slaven een paar ruimten verderop werd geagiteerder, angstiger, en hij voelde dat hun energie uit elkaar viel in kleinere delen. Er klonken voetstappen, gesmeek, en de uitstraling van de energie uit de slavenvertrekken werd steeds minder groot. Skey vermoedde dat hij voelde dat ze van elkaar gescheiden werden. Schijnbaar was Du Chenet bezig het gedeelte van de slaven die hij had uitgekozen op te halen en naar buiten af te voeren.
Skey keek op toen hij ook voetstappen naar zijn kerker hoorde komen. Hij zag mensen binnenkomen, drie mannen, waarvan één Du Chenet was. De andere twee waren gezien hun kleding waarschijnlijk personeel van hem. Ze hadden de kettingen bij zich die hij net had horen rinkelen in de gangen.
Du Chenet maakte de deur van de kerker open.
‘En deze,’ zei hij tegen de andere twee mannen. ‘Zet hem bij de anderen op de laatste kar. Zorg dat je opschiet; ik wil voor zonsopkomst terug zijn bij het dorp. Duidelijk?’
De andere mannen knikten instemmend en Du Chenet draaide zich om.
‘Goed,’ zei hij. ‘Ga je gang. Ik ben bij de karren om toezicht te houden en de sleutels in te leveren. Maak haast.’ En hij draaide zich om en verdween weer uit Skey’s zicht. De twee mannen, daarentegen, liepen naast elkaar de cel in. Ze pakten Skey bij zijn armen, trokken hem overeind en zetten hem op zijn voeten. Skey bleef staan, terwijl de ene hem bij zijn arm vasthield en de ander de touwen en boeien om zijn armen losmaakte. Hij zou ze af kunnen schudden, was sterk genoeg om zich los te rukken, ze te doden en weg te rennen, maar hij voelde er niets meer voor, wetende dat ze hem buiten zouden tegenhouden en alles weer opnieuw zou beginnen. Hij had de afgelopen vijftien jaar gevochten en dat had hem nooit ergens gebracht. De enige die hem nu wel ergens anders zouden brengen, wrang genoeg, waren Du Chenet en zijn mannen.
Skey bleef op zijn plek staan terwijl de mannen van Du Chenet zijn armen voor zijn lichaam met twee boeien en een ketting met een haak eraan ertussen aan elkaar bevestigden. Hij keek naar de deur, meters verderop, de deur van de kerker die op een kier stond, maar hij voelde geen verlangen meer om er doorheen te rennen. Hij voelde alleen het koude ijzer om zijn polsen en de druk op zijn arm toen de mannen hem mee begonnen te voeren, de kerker door, langs de traliewand naar buiten. Hij wist dat hij iets zou moeten voelen, toen hij voor de laatste keer de kerker waar hij zo lang in had doorgebracht verliet, maar dat gebeurde niet. Er was geen spoor van de opluchting waarvan hij zo lang gedroomd had op de momenten waarop hij eraan dacht dat Lorelei hem uit de kerker haalde, en al helemaal niet nu Lorelei er niet was om met hem mee te lopen. Het was te laat om nog opluchting te voelen, om überhaupt nog iets te voelen. Zijn gezicht bleef strak, hij liep met de mannen mee en keek niet meer om.
Buiten de kerker voerde het tweetal hem mee de ruimte naast de tunnel uit, de gang naar boven in. Eerst was daar nog niets, maar toen, na een paar bochten, zag Skey in de verte een stroom andere slaven achter elkaar staan, die allemaal dezelfde boeien aanhadden als hij en begeleid werden door enkele mannen van Du Chenet. Ze waren bezig geweest langzaam de gang naar boven uit te lopen, onzeker, met weerzin, maar toen ze omkeken omdat ze voetstappen hoorden en Skey aan zagen komen, voelde hij iets veranderen in hun energie. Hij werd bang en paniekerig en in één keer ging de hele gang naar boven ineens twee keer zo snel, alsof ze zo snel mogelijk bij hem uit de buurt wilden komen. Ze waren nog steeds bang voor hem. Niemand had hen ooit verteld dat hij alleen gevaarlijk was als hij erge dorst had of er bloed vloeide. Waarschijnlijk hadden de slavenmeesters er alles aan gedaan om hen van het tegendeel te overtuigen om hen bang te houden, zodat ze maar naar het beste van hun kunnen zouden werken.
De mannen die Skey begeleidden, merkten echter niets van de reactie van de andere slaven. Ze voerden Skey mee verder omhoog de gang in en sloten aan bij de anderen. De slaaf voor Skey, een man van een jaar of dertig, keek angstig achterom en schoof zo ver mogelijk naar voren, zich zo tegen de slaaf voor hem aandrukkend om afstand van Skey te houden, maar Skey sloeg geen acht op hem. Hij wachtte en liep langzaam achter de rij aan naar boven, terwijl de laatste paar slaven voor hem zo veel mogelijk bij hem vandaan en op elkaar gepropt de koele nacht instapten.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Aww, dat was wel te verwachten dat de andere slaven zo zouden reageren. Ben benieuwd wat voor reacties er ontlokt worden als ze samen in zo'n kar zitten. Skey zal wel niet zo goed met ze kunnen praten...

Ga zo door :)
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Idd Maaike, goed gezien, maar wie weet later! Thanks voor je trouwe commentaar! :)

_______________________________

Eenmaal buiten viel het gevoel van de nacht over Skey heen. Net als vorige keer met Lorelei voelde hij het gras onder zijn voeten, de koele lucht op zijn huid, de resten van het zonlicht in de lucht. Hij rook tientallen geuren die hij vergeten was en hoorde geluiden die hij jaren niet had gehoord. Het was nu echter bij lange na niet zo mooi als vorige keer, toen hij met Lorelei naar buiten was gekomen. Na haar dood had veel zijn werkelijke schoonheid verloren. Na de laatste keer, leek zijn geest alleen nog maar meer afgestompt te zijn dan hij al was geweest door zijn eenzame jaren in de kerker en de transformatie die zijn gevoelens en emoties voor een groot deel had afgestompt.
Toen ze ver genoeg doorgelopen waren, werden Skey en de anderen slaven naar een drietal grote, open karren gebracht. Het waren een soort houten bakken op wielen waarlangs bij de bovenrand een soort ijzeren reling liep. Het nut daarvan werd al gauw duidelijk toen Skey en de anderen de kar op werden geleid: alle slaven werden rondom langs de kant naast elkaar gezet en de haak van hun boeien werd vastgemaakt aan de reling, zodat ze niet konden verplaatsen of ontsnappen. Er waren eigenlijk te veel slaven voor de kar, dus zitten of liggen was niet mogelijk en ze zouden de hele weg op elkaar gepakt als sardientjes op hun benen moeten blijven staan.
Dat laatste bleek, vooral voor de menselijke slaven, echter makkelijker gezegd dan gedaan. Veel van de slaven waren zwak en toen eenmaal alles ingeladen en afgesloten was en Du Chenet het bevel had gegeven vanaf de voorste kar, begonnen de karren te rijden. Dat bracht een hoop gehobbel met zich mee en de slaven werden allemaal dwars door elkaar langs de reling geslingerd, tegen elkaar aan vallend en hun evenwicht verliezend. Er klonken angstige en pijnlijke kreetjes en Skey kon het geschuif van voeten horen over het geluid van de bolderende wielen heen. Hij schonk er echter geen aandacht aan en keek voor zich uit, de nacht in, onaangedaan door de problemen van de andere slaven. De slaven waren nog altijd als de dood voor hem, dus ook hier bevond er zich bijna twee meter tussen hem en het eerstvolgende groepje slaven dat angstig zo ver mogelijk uit zijn buurt op elkaar gepropt stond.
Niet lettend op het gedrag of de pijn van de andere slaven, keek Skey over zijn omgeving uit terwijl de karren LeFevre’s grondgebied verlieten. Het was vreemd, om weer buiten te zijn, dingen te zien die hij al die jaren niet had gezien. Het zien van bomen, de uitgestrektheid van de natuur en overvliegende vogels maakte niet zoveel indruk op hem als hij had gedacht. Het maakte helemaal geen indruk meer om hem. Hij keek, maar zag niet, had het idee dat zijn geest zich nog in het omhulsel van de donkere kerker bevond. Hij was zich terdege bewust van de route die de kar aflegde, van de paarden die briesten in het tuig, van de geur van bomen en het geluid van vogels, maar het was of die prikkels ophielden bij zijn zintuiglijke waarneming en niet meer de betekenis hadden die ze vroeger hadden gehad. Misschien was het maar beter zo. Hoe dan ook zou hetgeen dat het genot van deze vrijheid had moeten zijn toch maar van korte duur zijn.
Skey bleef dus voor zich uitkijken, in tegenstelling tot de andere slaven perfect in evenwicht op de schommelende kar. Hij zei en dacht niets en bewoog de hele rit nauwelijks, terwijl zijn kar de andere twee volgde over landweggetjes en dijken, door het bos en enkele kleine dorpjes heen. De paarden hadden het eerste gedeelte van de weg in stap afgelegd, maar werden later in draf aangezet, wat de toestand van de slaven, die nog steeds zo ver mogelijk bij Skey vandaan stonden, niet ten goede kwam. Er klonken zo nu en dan kreetjes en geregeld volgde er daar een harde klap op wanner één van de slaven door hobbels in de weg onderuit ging. Ondanks het lijden en lasten van de slaven had het echter wel het resultaat dat Du Chenet er waarschijnlijk mee voor ogen had gehad, want ze kwamen ruim vlak zonsopkomst bij de volgende nederzetting aan.
Het eerste dorp waarbij ze stopten in plaats van er doorheen reden, was wat groter dan de anderen die ze die nacht gepasseerd hadden. De paarden werden teruggenomen naar stap en ze verlieten de hoofdweg die door het dorp heenliep, om een andere zijweg tussen de huisjes door te nemen. In tegenstelling tot de jurken van Lorelei en de anderen, had er op het gebied van stedenbouw niet veel vooruitgang plaatsgevonden in de tijd dat Skey had vastgezeten bij LeFevre. De weg die tussen de eenvoudige huizen doorliep was hier nog onregelmatiger en de kar piepte en kraakte onder het gebonk van de wielen, de op elkaar gepropte slaven door elkaar hossend. Verderop had er één overgegeven, rook Skey, ofwel van angst, ofwel door het onprettige ritme van de kar.
Na nog wat bochten en diepe kuilen in de weg, kwamen de karren bij een soort pleintje aan. Er brandden lichten in de omliggende huizen en vanuit andere panden, die waarschijnlijk herbergen of kroegen waren, kwam gelach en gepraat. Hier en daar gingen er deuren en luiken open toen de karren tot stilstand waren gekomen en er verschenen hoofden in de ramen. De dorpelingen keken naar hen en praatten met elkaar terwijl de mannen van Du Chenet de slaven begonnen uit te laten. Terwijl Skey wachtte tot hij van de kar afgehaald zou worden, merkte hij dat er vanuit diverse richtingen ook groepjes mannen aan kwamen, lopen, die zich in enkele kringen rondom de aangekomen karren opstelden. Aan hun kleding te zien waren ze welgesteld en Skey vermoedde dan ook dat ze potentiële kopers waren, die alvast voor de veiling kwamen kijken of het de moeite waard was op de dag daarvan te komen bieden.
Skey’s aandacht werd afgeleid toen iemand hem vastpakte. Eén van de mannen van Du Chenet had hem bij zijn arm gepakt en maakte de haak van zijn boeien van de reling los. Hij hield hem vast bij zijn arm en leidde hem naar de achterkant van de kar, de klep af naar beneden. Ze liepen het plein over en begaven zich in een rij met de andere slaven naar de omstanders, die een pad naar wat blijkbaar hun bestemming was hadden vrijgelaten. Skey liet zijn blik met gebogen hoofd langs de omstanders gaan en hij zag dat de mannen naar hem keken, naar zijn gezicht, zijn armen en zijn borst, terwijl ze pijp rookten en naar hem wezen en met elkaar praatten. Sommigen staken hun handen naar hem en uit en raakten hem aan in het voorbijgaan, knepen in zijn armen of voelden aan zijn schouders. De mannen van Du Chenet minderden echter geen vaart en zonder te stoppen leidden ze de slaven de menigte door, naar een schuur aan de noordkant van het pleintje. Langs de omstanders heen werden ze door de deuren naar binnen geleid.
Skey kwam binnen in een felverlicht vertrek, een soort houten stal, met hier en daar oud stro op de grond en vele, felle lampen aan de bielzen aan het plafond. Het was er druk: er stonden groepjes mannen van Du Chenet met elkaar te praten en verderop stond een groep vrouwen in eenvoudige kleding met emmers in hun slangen in hun handen te wachten. Op de slaven, bleek al gauw, want die werden allemaal op een rij langs de wand naast elkaar opgesteld, met een meter of twee tussen iedere volgende slaaf. De haak aan hun boeien werd nu vastgemaakt aan een ketting die aan een ijzeren oog in de grond zat vastgemaakt. Blijkbaar was dit het punt waarop de slaven zouden worden klaargemaakt voor de verkoop.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Ik mis de oude Skey die het veld van de landheer aan het zwoegen is, terwijl de zon op zijn hoofd brand en hij flirt met de meiden. *zucht* de lang vervlogen fijne tijd... ;)
met emmers in hun slangen in hun handen te wachten.
Huh?

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Marina
Potlood
Potlood
Berichten: 75
Lid geworden op: 26 jan 2013 11:33

Ik ben benieuwd wat er nu gaat gebeuren. :)

Dit keer kwam ik wel wat meer foutjes tegen zoals:

.. voelde zich minder geestdood dan hij de afgelopen maanden door alle het nieuwe van die dag, maar het was of het hem aan interesse ontbrak.
dan hij .. -> ik verwacht nog een werkwoord.

dan liet hij al zijn gedachten meer varen -> maar varen
Feather__
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 29 jan 2011 01:56

Ik lees nog steeds mee. Soms :)
If you dream it, you can do it.
Marina
Potlood
Potlood
Berichten: 75
Lid geworden op: 26 jan 2013 11:33

Ben ik helemaal bij, en dan komt er geen nieuw stukje meer.
Ik hoop dat je gauw de kans ziet om weer een spannend vervolgstukje te plaatsen. :)
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Sorry sorry sorry allemaal voor de uberlate reactie, de laatste tijd druk bezig geweest met onder andere het afmaken van dit verhaal. Inmiddels is het dan ook af en ik heb het met veel plezier afgeschreven, hopelijk zullen jullie het ook met veel plezier verder lezen als ik jullie nog heb vast weten te houden ondanks mijn afwezigheid.... een nieuw stukje erbij!

________________________________________________________________________

En inderdaad, zag Skey, kwamen de vrouwen in beweging zodra er een gezet aantal slaven in de schuur stond opgesteld. Ze werden voorafgegaan door een man die een kort, scherp mes in zijn handen had: hij passeerde alle slaven één voor één en verwijderde hun kleding zodanig dat ze goed schoongemaakt en bekeken konden worden voor de verkoop. Alle mannen werden van hun bovenkleding ontdaan en zelfs voor enkele van de vrouwen gold dat, zag Skey. Ze waren bleek en huilden schone strepen over hun vuile gezichten, maar zelfs het zien en voelen van hun pijn en schaamte deed Skey niets meer.
Skey wendde zijn blik weer af toen de man met het mes bij hem aankwam. Skey had al jaren geen bovenkleding meer aangehad, maar schijnbaar was zijn broek ook niet tot de man zijn zin: hij hurkte voor Skey neer, pakte zijn broekspijp vast en begon hem rondom los te snijden, net boven zijn knie. Met korte halen sneed hij de stof door en trok toen de onderkant van Skey’s pijp van zijn been, zodat zijn kuiten en knieën goed te zien zouden zijn. Toen hij de andere pijp deed, sneed hij Skey met het mes in zijn bovenbeen, maar hij sloeg er geen enkele acht op. Hij trok ook de tweede pijp van Skey’s been, gooide de stof opzij en kwam overeind om verder te gaan met de volgende slaaf.
Zodra Skey klaar was, kwam één van de vrouwen naar hem toe. Ze droeg een wit kapje op haar hoofd en maakte een haastige, gedweeë indruk. Met snelle handelingen stak ze de slang in de emmer, zoog aan het andere uiteinde en bracht hem naar Skey toe toen er water uit begon te vloeien. Ze liet het ijskoude water over hem heenstromen en begon hem te boenen met een spons toen hij nat genoeg was. Ze maakte zijn gezicht schoon, boende zijn armen en zijn borst en zette een tijdje druk op de verse snee in zijn been, tot ze het bloeden gestelpt had en ze het bloed eromheen kon weghalen. Toen ze klaar was, kwam ze overeind, wisselde de emmer om voor een anderen en liep door, om verder te gaan met een slaaf een paar mensen verderop. Er kwam niemand achteraan om hen af te drogen en Skey zag een paar half ontblote slaven aan zijn rechterzijde rillend van de kou wachten op wat er nu zou gebeuren.
Wat de volgende stap was, werd al gauw duidelijk. Toen iedereen gewacht had tot alle slaven schoongemaakt en goed zichtbaar gemaakt waren, werd iedereen weer op zijn plek in de lange rijen gezet. Ook de laatste paar slaven werden met hun boeien aan de ogen in de vloer vastgemaakt en toen alles naar Du Chenets tevredenheid was, die de hele tijd tussen de werkzaamheden had doorgelopen, begaven zijn mannen zich naar de voorkant van de schuur, was ze net door naar binnen waren gekomen. De deuren waren eerder dichtgedaan nadat de laatste slaaf voet naar binnen had gezet, maar nu werden ze weer opengedaan. Gelijk viel er een geluid van jewelste naar binnen: de mannen die aan waren komen lopen bij de aankomst van de karren waren niet alleen blijven staan, maar ook nog sterk in hoeveelheid toegenomen. Al gauw bleek waarom: toen de deuren werden opengedaan en de mannen naar binnen werden gelaten, realiseerde Skey zich dat ze naar de binnenplaats waren gekomen omdat ze voor de veiling alvast de kans kregen de slaven van dichtbij te bekijken.
De menigte kwam dan ook als een golf de schuur binnen zetten. Gelijk verspreidden de aanwezigen zich, veelal richting de slaaf waar ze net buiten al hun oog op hadden laten vallen, alsof ze allemaal als eerste de kans wilden hebben om ze te bekijken. Skey’s zicht op zijn omgeving werd hem al gauw ontnomen toen er overal om hem heen potentiële kopers verschenen en al gauw voelde hij overal handen, op zijn armen, zijn rug en zijn gezicht, terwijl groepjes mannen en ook enkele vrouwen in dure kleren naar hem keken en zijn trekken en mogelijkheden met elkaar bespraken. Zijn hoofd werd opzij gedraaid en sommigen porden met de achterkant van hun pijpen of het uiteinde van hun wandelstokken in de bijtwonden op zijn armen, onderwijl besprekend of die hun eventuele koop wel of niet zouden beïnvloeden. Skey kon hen verstaan ondanks de drukte, zowel de mensen om hem heen als die bij de andere slaven, en hij merkte dat de meesten van hen bedrijfseigenaren waren die werkers zochten, zoals LeFevre werkers had gehad en sommige landbouwers ook gebruik maakten van slaven. Enkele anderen zochten huisslaven of kindermeisjes, die voornamelijk hun heil bij de vrouwen zochten, en ook waren er diverse mensen die slaven zochten om hun lusten op te botvieren, vrouwen, maar vooral mannen, die zowel naar de vrouwelijke als de mannelijke slaven keken. Hij kreeg twee mannen van middelbare leeftijd die iemand voor dat doel zochten die een tijd bij hem bleven staan kijken maar twijfelden omdat ze hem te oud vonden en ook bleef een vrouw die hem deed denken aan een jongere versie van LeFevre telkens terugkomen om hem te bekijken en in zich op te nemen. Gezien het feit dat hij er echter sterker uitzag dan de meeste andere slaven, leek hij toch vooralsnog de meeste interesse te wekken van mensen die werkers zochten die zwaar werk konden opknappen. Gezien het gevoel van doffe ellende en angst dat de vrouwen die werden bekeken door pooiers en perverselingen uitstraalden, kon hij daar maar beter blij mee zijn.
Toen alle geïnteresseerden een paar rondjes langs de slaven hadden gemaakt en ze klaar waren met berekeningen en aantekeningen maken, werd hen verzocht de ruimte weer te verlaten. Ze werden door de mannen van Du Chenet weer naar de deuren geleid en na de laatste groepjes werden die achter hen gesloten. Skey kon hen horen en voelen en merkte dat ze niet weggingen: in plaats daarvan verplaatsten ze zich massaal naar een plek ten oosten van hen, niet ver van de schuur met slaven vandaan. Skey vermoedde dat er zich vlakbij de schuur een buurthuis of handelspand bevond waar de werkelijke veiling zou plaatsvinden en dat de echte geïnteresseerden daar alvast heengingen zodat ze zeker wisten dat ze goede plaatsen zouden hebben. Schijnbaar wilde Du Chent zo snel mogelijk van zijn producten af en zou de veiling gelijk nog die ochtend plaatsvinden.
En toen, terwijl de kopers hun plek zochten niet bij de slaven vandaan, begon het wachten tot de voorbereidingen waren afgerond. Enkele van de slaven werden nog wat verder opgelapt, degene die wilden kregen vlug iets te drinken en toen verlieten de mannen van Du Chenet de ruimte door twee deuren in de zijwand, waarschijnlijk om verdere voorbereidingen te gaan treffen in het handelsgebouw. De slaven werden even aan hun lot overgelaten, nog altijd vastgeketend aan de vloer, en veel maakten met haast wanhopige dankbaarheid gebruik van de mogelijkheid eindelijk te gaan zitten of liggen. Overal om Skey heen zegen slaven neer in het muffe stro, vermoeid en opgebroken door de turbulente nacht, en sommigen waren zo op dat het ze zelf lukte het zelfs in slaap te vallen. Anderen zaten wezensloos voor zich uit te staren of juist te snikken en anderen rukten wanhopig aan hun boeien in een poging los te komen. Skey was, samen met een brede, mannelijke slaaf van zijn leeftijd en een meisje van rond de twintig de enige die rechtop bleef staan. Het meisje staarde naar een dood punt, maar Skey en de mannelijke slaaf keken allebei strak voor zich uit terwijl ze op de volgende fase wachtten.
Die volgende fase duurde even, naar Skey’s gevoel een uur of één, twee. Hij kon de energie voelen van de mensen die zich verzamelden op de oostelijke plek verderop en hij voelde ook dat die uitstraling van energie nog al die tijd groter werd. Schijnbaar zouden er meer mensen komen die niet allemaal bij de eerste bekijkronde in de schuur waren geweest. Misschien potentiële kopers die geen zin hadden gehad om op het vroege tijdstip al op te draven en het wel zouden zien, misschien dorpelingen die uit nieuwsgierigheid gewoon kwamen kijken. Het zou hem in beide gevallen niets verbazen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Marina
Potlood
Potlood
Berichten: 75
Lid geworden op: 26 jan 2013 11:33

Wow, dat is een snelle reactie. :) Nou moet ik net weg, maar ik zal het vervolg zeker binnenkort lezen
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Ha echt een leuk punt in het verhaal! Er hangt zoveel af van de persoon de Skey aankoopt! Super!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Bedankt voor je enthousiasme ook hier Nele! Ik schrijf hier altijd met veel plezier aan (al is het inmiddels af in een eerste versie) dus het is leuk als mensen net zo enthousiast zijn als ik :D

____________________________________________________________________________________________

Toen de uitstraling van energie een lange tijd stabiel was gebleven, gingen de deuren aan de zijwand van het vertrek weer open. Er kwam weer een aantal van Du Chenets mannen terug, waaronder Du Chenet zelf, en de liggende en zittende slaven werden onder huilend protest weer overeind geholpen. Ook Skey werd bij zijn armen gepakt en net als de andere slaven werd de haak van zijn boeien weer losgekoppeld van de ketting aan de grond. Zijn begeleider draaide hem om en zette hem samen met de andere slaven in een rij voor de linker deur in de zijwand van het vertrek.
‘Is dat alles?’ hoorde hij Du Chenet roepen. ‘Zijn we compleet? Dan ga ik naar binnen, op mijn teken gelijk de eerstvolgende brengen. Des te eerder alles verkocht is, des te eerder kunnen we allemaal naar huis.’
Zijn mannen antwoorden instemmend en Du Chenet knikte. Tevreden verdween hij door de deur de schuur uit. Skey volgde het geluid van zijn voetstappen en het gevoel van zijn energie, en hij merkte dat hij door een volgende ruimte en een deur naar nog een volgende liep, waar hij zich bij de energie van alle verzamelden voegde. De stemmen van de andere aanwezigen verstomden toen Du Chenet begon te praten en hij de kopers bedankte voor de grote opkomst.
Skey liet zijn aandacht weer varen toen bleek dat hij gelijk had gehad over het verloop van de veiling. Hij wendde zijn blik af en wachtte, tot de eigenlijke veiling van start zou gaan. Ook nu duurde dat niet lang: al na een paar seconden werd de eerste uit de rij de deur door geleid en schoof de rij een stuk op. Skey hoorde stemmen, van binnen, eerst Du Chenet die de slaaf aanprees, gevolgd door aanwezigen die prijzen riepen die weer werden herhaald door Du Chenet. Nadat hij drie keer ‘eenmaal, andermaal’ had gehoord, werd de koop uiteindelijk gesloten en was de slaaf verkocht.
De rij schoof op toen de volgende slaaf naar binnen werd geleid. Toen hij de deur door verdwenen was, kwam de verkochte slaaf terug door de andere deur in het vertrek: hij werd weer naar één van de ogen in de vloer geleid en daaraan vastgeketend, wachtend tot zijn koper hem zou ophalen.
Zo volgden de slaven elkaar in een rap tempo op. Stukje bij beetje verschoof de rij verder en kwam Skey dichter bij de deur. Het was stil, in de ruimte: de meeste slaven waren bleek door de spanning en het gebrek aan slaap en voedsel en er werd niet gesproken. Alleen het geluid van rinkelende boeien, schuivende voeten of aanwijzingen van Du Chenets mannen verbrak de stilte van de bedrukte stemming af en toe. Ondanks dat de meeste slaven het gewend waren als dieren behandeld te worden, was een verkoop als deze voor iedereen hard en pijnlijk.
Skey, die ook al die tijd zwijgend in de rij had gestaan, keek op toen hij beweging vlak voor zich zag. Hij was bijna aan de beurt. Er waren nog twee slaven voor hem en de op twee na laatste werd nu door de deur de ruimte uit geleid. Skey concentreerde zich op zijn voetstappen en wilde luisteren naar wat Du Chenet over de slaaf zou zeggen, toen hij voelde dat er energie achter hem dichterbij kwam.
‘Rooie,’ hoorde hij achter zich. ‘Vampier.’
Het was natuurlijk niet te missen dat dat tegen hem gericht was. Skey kwam wat terug naar de werkelijkheid en hij keek even opzij, naar de mannen van Du Chenet. Toen hij constateerde dat ze ver genoeg uit de buurt stonden, draaide hij zijn hoofd wat naar zijn schouder en keek er zo onopvallend mogelijk overheen achterom.
Achter hem zag hij de brede slaaf staan, die hem eerder die dag ook al was opgevallen omdat hij net als Skey was blijven staan tijdens de wachttijd. Hij stond dichtbij hem en zijn ogen waren op die van Skey gericht. Skey voelde dat hij onopvallend iets in zijn broekzak schoof.
‘Haal dit zo uit je zak,’ zei de slaaf tegen hem. ‘Het is niets bijzonders, een paar takjes, maar knijp er en paar keer stevig in voor ze je halen en houdt ze met veel kracht vast als je op het podium staat. Het spant je spieren en je aderen aan en de mensen die werkers zoeken zullen meer voor je gaan bieden omdat je er sterk uitziet. Met een beetje geluk zullen ze de rest overbieden. Ik heb gehoord wie er bij je stonden en geloof me als ik zeg dat je liever door werklui gekocht wilt worden dan door de perverselingen die seksspeeltjes zoeken.’
Skey keek hem aan. Even gleden zijn ogen over die van de slaaf, maar toen knikte hij. Hij draaide zich weer om, wierp nog een blik op Du Chenets mannen en keek toen weer voor zich uit. Zo onopvallend mogelijk haalde hij de takjes uit zijn broekzak, verdeelde ze over zijn beide handen en deed wat de slaaf had gezegd. Hij wist dat hij gelijk had en dat het zou helpen, wat betreft zijn lichaam, tenminste. Of het ook het beoogde effect op het publiek zou hebben, zou hij zometeen vanzelf merken.
Skey zette een stap naar voren toen de volgende en laatste slaaf voor hem de deur door geleid werd. Terwijl hij zijn handen herhaaldelijk ontspande en weer sloot om de takjes in zijn hand, wat bovendien een kalmerende uitwerking op zijn geest had, concentreerde hij zich op de geluiden vanuit de ruimte met kopers. Hij hoorde de voetstappen van de slaaf van beton op hout overgaan en maakte uit het ritme op dat hij een trap op ging.
‘En dan nummer negenentwintig,’ hoorde Skey Du Chenets stem een paar muren verder zeggen. ‘Begin dertig, heeft zes jaar in de mijn gewerkt en daardoor als katoenplukker in het westen. Misschien niet de sterkste, maar een zeer bekwame jongenman met erg vlotte handen.’ En klonk een klap van hout op hout. ‘We openen op twintig. Wie biedt?’
Skey voelde de energie van wat mensen in het publiek veranderen.
‘Twintig voor Dudok,’ hoorde hij een mannenstem zeggen, en Du Chenet herhaalde: ‘Twintig voor meneer Dudok daar rechts. Wie biedt meer?’
‘Tweeëntwintig voor Rechters,’ klonk een lagere stem verderop, en opnieuw herhaalde Du Chenet: ‘Tweeëntwintig voor Rechters. Kom, mensen, wie gaat er overheen? Wie gaat er overheen voor deze goede slaaf die minimaal dertig waard is? Zie ik daar een hand? Ja, ik zie vijfentwintig voor LaSalle-, nee, achtentwintig voor Dudok. Gaat er iemand over Dudok heen?’
‘Dertig voor LaSalle,’ klonk een vrouwenstem door de ruimte. Voor Du Chenet echter iets had kunnen zeggen, hoorde Skey de stem die hij als eerste had gehoord weer zeggen: ‘Dudok gaat er overheen met tweeëndertig.’
‘Tweeëndertig voor de vastbesloten Dudok,’ zei Du Chenet. ‘Is er iemand die nog tegen meneer Dudok op wil bieden? Niemand? Niemand die drieëndertig wil bieden?’ Het bleef even stil, en toen klonk Du Chenets stem: ‘Dan is het eenmaal, andermaal, verkocht aan meneer Dudok voor tweeëndertig. Gefeliciteerd, meneer Dudok, ook u kunt uw aankoop na de veiling achter komen ophalen. Gefeliciteerd, een mooie aanwinst voor uw mijn.’ Er klonk weer een bonk ten teken dat de koop gesloten was en Skey keek opzij toen hij bij zijn arm gepakt werd. Eén van de mannen van Du Chenet begon hem mee te voeren, de deur door, terwijl hij Du Chenet verderop hoorde zeggen: ‘En wat krijgen we nu? Ah, nummer dertig, deze zal de werklieden onder u zeker plezieren.’
Skey voelde zijn energie dichterbij komen terwijl de man naast hem hem door een overdekte gang leidde die de schuur met de handelsruimte verbond. Hij kwam uit in een halfverlichte ruimte, bovenal van hout, met een podium voorin en verder bovenal heel veel mensen die op elkaar gedromd naar het podium stonden te kijken. Het podium was fel verlicht en het voelde vreemd, toen Skey door het hulpje van Du Chenet ten overstaande van alle mensen het podium opgeleid werd: alhoewel zijn gevoel afgezwakt was en hij wist wat er zou gebeuren, voelde het op een vreemde manier toch onwerkelijk, surreëel om daar plotseling te staan.
Skey hield zijn gezicht echter strak en sloot zijn handen stevig om de onzichtbare takjes in zijn handen. Du Chenet keek met een grote grijns naar hem terwijl zijn hulpje Skey op het midden van het podium neerzette en hem met zijn gezicht naar het publiek draaide. Skey zag de twee middelbare mannen die een tijd bij hem hebben gestaan hun rug rechten en wat werkbazen op hun stoel verschuiven. Er hing een bepaald soort spanning in het publiek, alsof ze aan een wedstrijd meededen die ze koste wat kost wilden winnen.
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Het is inderdaad een wedstrijd! Zo opbieden :)
Wel goed van die brede slaaf om Skey wat te helpen! Had ik niet meer verwacht maar nu ze in hetzelfde schuitje zitten is het wel te verstaan :)
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk dat het verhaal weer verder gaat!

Ik snap alleen niet helemaal wat er nou op het einde gebeurd. Hij wordt op een podium gezet nadat hij verkocht is. Komt een beetje vreemd over...

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Ik zal het wel scheef opgeschreven hebben maar nummer 29, de slaaf die hier verkocht wordt, is de slaaf die voor Skey in de rij stond: Skey staat nu vooraan in de rij en kan horen hoe het bieden op de slaaf voor hem gaat, die op dat moment op het podium staat. Skey is nummer 30 dus die is nu aan de beurt. Beter? :)
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Ow, dus die eerste biedingen ziet Skey gebeuren bij zijn voorganger. En daarna staat hij er zelf. Ik dacht dat Skey al verkocht was en naar een nieuw podium ging :P Maar nu is het helder ;)
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Bedankt voor de reacties nog Nele en Maaike! Weer een stukje erbij :)

___________________________________________________________________________________

‘Deze sterke werker is een mijner van halverwege de dertig,’ hoorde hij Du Chenet naast zich zeggen terwijl hij het publiek inkeek. ‘De sterkste werker van de mijn, zoniet van het hele gebied. Hij is van het zwijgzame type, maar hij is gehoorzaam en is het gewend om zwaar werk te doen. Kijk naar zijn armen en bedenk je de kracht die daarin verborgen zit. Verdubbel dat driemaal en dan heeft u weet van de werkelijke kracht van deze slaaf. Dat wetende, zult u het feit dat zijn ogen door jarenlange trouwe dienst in de duisternis geen zonlicht meer kunnen verdragen ongetwijfeld op de koop toenemen.’
Skey hoorde opnieuw het bonkende geluid. Vanuit zijn ooghoek zag hij dat Du Chenet dat geluid veroorzaakte, met de lange, houten paal in zijn hand waarmee hij op het houten podium bonkte.
‘We openen, hoe toepasselijk voor nummer dertig, op dertig. Wie biedt er dertig voor deze sterke slaaf?’
‘Dudok biedt dertig,’ klonk het verderop in de ruimte en Skey zag een oudere man met een snor en een puntige sik die duidelijk een werkbaas was zijn hand opsteken.
Du Chenet knikte tevreden.
‘Dertig voor trouwe meneer Dudok,’ zei hij. ‘Wie geeft er meer?’
Eén van de twee middelbare mannen die de brede slaaf achter Skey ‘perverselingen’ had genoemd, stak zijn hand op.
‘Vijfendertig voor De Sade en Marqieës,’ zei hij.
Du Chenet wilde knikken, maar voor hij iets kon zeggen, had de vrouw die Skey aan LeFevre had doen denken ook haar hand opgestoken.
‘Veertig voor Johanson,’ zei ze.
Naast Skey knikte Du Chenet alsnog.
‘Natuurlijk, veertig voor Johanson,’ zei hij. ‘Voor de lichte zeden en gezelschap op gezette tijden is hij natuurlijk ook uitermate geschikt. Biedt er iemand meer?’
De middelbare man vooraan, De Sade, stak zijn hand weer op.
‘De Sade biedt vijfenveertig,’ zei hij.
Verderop stak de werkbaas zijn hand echter weer op en zei: ‘Zevenveertig voor Dudok.’
Voor Du Chenet kon herhalen, hief er echter verderop een gezette man midden in het publiek een witte hoed op. ‘Vijftig voor Reid, alsjeblieft.’
Du Chenet wees tevreden naar de man met de hoed.
‘Vijftig voor opzichter Reid,’ zei hij. ‘Gaat iemand daar overheen?’ Hij knikte naar zijn hulpje naast Skey, die Skey met zijn rug naar het publiek draaide en zijn lange staart van zijn rug wegduwde, waarschijnlijk in een poging meer kanten van hem te laten zien en zo de prijs op te drijven. Terwijl de man hem zo vasthield, hoorde Skey achter zich: ‘Coyman biedt tweeënvijftig.’
‘Johanson biedt drieënvijftig.’ De vrouw.
‘De Sade vijfenvijftig.’ De perverseling.
‘Coyman zesenvijftig.’ Een onbekende.
‘Graag zestig voor Reid’ De opzichter.
‘Vierenzestig voor De Sade.’ Weer de perverseling.
Skey werd weer omgedraaid, naar de zaal die nu stil bleef. Zijn blik gleed naar La Sade, de laatste die op hem geboden had, en er trok een spiertje in zijn kaak. Verbeten sloot hij zijn handen stevig om de takjes in zijn hand. Voor het eerst, voor het eerst sinds lange tijd, voelde hij weer wat. Hij voelde weerzin. Hij wilde niet door La Sade en de andere man gekocht worden. Hij zou nog maar één uitweg hebben en hoewel die uitweg al drastisch genoeg was, zou hij alsnog dagen als ziek speeltje in het gezelschap van de twee door moeten brengen voor hij daartoe kon komen. Hij wilde niet nog meer vernederd en gebruikt worden. Zijn hart voelde al zwaar bij alleen de gedachte al.
Ondanks Skey’s weerzin, bleef het echter stil. Du Chenets stem klonk raar ver weg toen Skey hem hoorde zeggen: ‘Vierenzestig voor De Sade? Blijft het daarbij, kopers? Niemand die eroverheen gaat?’ Het bleef stil. Met pijn in zijn hart zag Skey dat Du Chenet zijn stok ophief.
‘Vierenzestig voor De Sade,’ zei hij. ‘Dan is dat eenmaal, andermaal-’
Maar toen, als bij een godswonder, ging er middenin de zaal een wiite hoed omhoog.
‘Sorry, heren,’ zag Skey de gezette man die Du Chenet opzichter had genoemd zeggen. ‘Toch maar zesenzestig voor Reid.’
De Sade, de man vooraan, keek geërgerd naar de opzichter achterom.
‘Zevenzestig voor De Sade,’ zei hij.
Maar de man maakte een gebaar met zijn hoed en zei: ‘’Tuurlijk. Zeventig voor Reid.’
Er ging gemompel door het publiek en Du Chenet wees met zijn stok naar de gezette man met de hoed.
‘Zeventig voor opzichter Reid,’ zei hij. ‘Gaat daar iemand overheen? Heren De Sade en Marqiëes? Uw laatste kans?’ Hij keek naar de twee mannen vooraan de menigte en daardoor deed Skey automatisch hetzelfde. Hij zag het tweetal naar elkaar toegebogen op gedempt volume met elkaar discussiëren, even alleen met zichzelf bezig, maar toen richtte één van de twee zijn hoofd weer op. Hij keek Du Chenet aan, maar toen sloeg hij zijn armen over elkaar en schudde zijn hoofd. Ondanks het feit dat Skey geen idee had in welk werkveld opzichter Reid zich bevond, maakte een heel licht gevoel van opluchting zich van hem meester.
Na het gebaar van De Sade, wees Du Chenet nogmaals breed grijnzend met zijn stok naar de gezette man met de hoed.
‘Dan is dat zeventig voor opzichter Reid,’ zei hij, duidelijk in zijn nopjes met die prijs. ‘Dat is dan eenmaal, andermaal…’ Hij wachtte nog even, maar toen niemand er meer iets aan toevoegde, liet hij zijn stok met een klap op het houten podium neerkomen.
‘Verkocht,’ voegde hij eraan toe. ‘Opzichter, u kunt uw aankoop na de veiling komen ophalen, maar dat hoef ik u vast niet te vertellen. Dank en dan gaan wij verder met de volgende.’
En toen, voor Skey goed en wel had kunnen laten bezinken wat er gebeurd was, kwam de man naast hem in beweging. Hij herstelde zich snel en liep met de man mee toen die hem naar de andere kant van het podium afleidde, naar de deur aan de andere kant. Op het moment dat hij door de deur heen geleid werd, kwam de brede slaaf net door de andere deur naar binnen en Skey’s blik ving die van hem even. De slaaf keek hem aan en heel zacht zei hij: ‘Dat was op het nippertje, rooie.’ En toen werd Skey de deur door geleid en verdween de brede slaaf uit zijn zicht. Hij wendde zijn blik af en keek voor zich uit. De woorden van de slaaf klonken nog een keer door zijn hoofd en hij voelde even een lichte vlaag van dankbaarheid. Voor het eerst sinds tijden verscheen er een hele lichte glimlach op zijn gezicht. Naar alle waarschijnlijkheid had de slaaf dan al niet bewust zijn leven gered.

Hoofdstuk

Na de veiling werd Skey een tijdlang terug naar de andere verkochte slaven in de schuur gebracht. Inmiddels stonden de slaven daar anders dan voorheen: schijnbaar hadden Du Chenets mannen ze al op de kopers ingedeeld. Skey werd achterin de hoek neergezet, bij twee jongen vrouwen die jonger waren dan Lorelei bij haar terugkomst geweest was. Ze waren bleek en stil, maar huilden niet, in tegenstelling tot de vrouwen die aan minder plezierige bieders waren verkocht. Blijkbaar was opzichter Reid een opluchting voor hen in vergelijking met de sadistische types aan wie ze ook verkocht hadden kunnen worden.
Een tijdje nadat Skey weer bij de twee vrouwen aan een haak in de vloer was vastgemaakt, voelde hij de energie van de brede slaaf weer terugkomen. Hij keek op toen hij voetstappen hoorde en zag dat één van Du Chenets mannen hem aan zijn arm weer naar binnen bracht. Gaandeweg viel er iets uit zijn handen. Verkruimelde takjes, zag Skey. Schijnbaar had de truc ook bij hem resultaat gehad, want het gezicht van de slaaf stond neutraal, zo niet tevreden. Toen de man van Du Chenet hem door de ruimte leidde, zag Skey bovendien dat hij naar zijn groepje gebracht werd. Ook de brede slaaf was gekocht door Reid.
De brede slaaf werd door het hulpje naast Skey neergezet. De man maakte zijn boeien weer vast en liet hen toen alleen. De slaaf keek Skey’s kant op toen hij wegliep en knipoogde.
‘Blijven we toch nog samen, rooie,’ zei hij.
Skey deed zijn best om een glimlach te produceren en wendde zijn blik weer af. De slaaf leek hem de beroerdste niet en hij wilde met hem praten, ergens, hem vragen naar het hoe en wat van Reid en zijn eigen persoon, maar dit was daar het moment niet voor, met alle mensen om hem heen. Desondanks wilde hij het op zo kort mogelijke termijn proberen. Hij wilde niet nog een keer dezelfde fout maken als hij bij Lorelei had gemaakt, pas gaan praten als het te laat was. Hoe moeilijk het ook was, hij moest proberen woorden te vinden om met hem te praten als hij daar de gelegenheid toe had. De slaaf had hem immers ook geholpen.
Skey en de slaven keken allemaal om toen er een geluid klonk vanuit de deur rechts in het vertrek. Er werd geapplaudiseerd vanuit de andere ruimte, de laatste slaaf werd naar binnen gebracht en de deur sloeg achter hem dicht. Skey voelde bovendien dat de energie vanuit de andere ruimte veranderde en hij hoorde het aanzwellen van beweging en stemmen. Schijnbaar was de veiling tot een einde gekomen.
Gelijk met dat besef werd de reactie van de slaven heftiger. Sommigen begonnen harder te huilen en anderen slikten, deden hun ogen even dicht. Het was pijnlijk om hun energie te voelen en Skey probeerde zich in plaats daarvan te concentreren op die van de kopers in de zaal. Hij voelde dat ze allemaal één kant op liepen, hoorde hen praten en lachen, en merkte dat er ergens een deur openging. De grote energiebron verplaatste zich om de schuur heen en hield uiteindelijk stil aan de voorkant, bij de grote deuren waar de kijkers ook eerder door naar binnen gekomen waren.
Naast Skey keken nu ook de andere slaven op toen er voorin het vertrek aan de deur gemorreld werd. Het gehuil zwol even aan, maar werd al gauw overstemd toen de deuren opengingen en het gepraat van de kopers en de kijkers de ruimte binnen viel. Er werden mensen binnen gelaten, zag Skey, maar nu niet iedereen: er kwam een select aantal mensen de zaal in en de rest werd bij de deur tegengehouden. Waarschijnlijk mochten nu alleen de kopers nog naar binnen om alles zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Skey liet zijn ogen langs de mensen gaan, zoekend naar Reid. Hij zag hem niet, in eerste instantie: waar de andere groepjes slaven al gauw vergezeld werden door hun nieuwe eigenaren, bleef het groepje van Skey en de brede slaaf alleen. Het duurde niet lang voor Skey zag waarom: Reid stond bij de ingang van de schuur, maar werd opgehouden door De Sade en Marqiëes, die met een stuurse houding tegen hem stonden te praten. Reid stond tegenover hen en luisterde zwijgend naar hen, met zijn armen over elkaar.
Er bekroop Skey een onaangenaam gevoel. Hij wist niet of het zo was, maar even had hij het idee dat De Sade alsnog probeerde hem van Reid te kopen.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Weet niet of mensen di tnog lezen maar heb hard geblokt de laatste tijd haha, dus dit verhaal is inmiddels af :) ik ben blij met het eind edus hopelijk zijn er nog mensen di ehet leuk vinden het tot daar te lezen :)

_____________________________________________

Er trok iets in Skey’s maag. Hij balde zijn handen tot vuisten en probeerde zich te concentreren op de stemmen van De Sade en Marqiëes, hen te verstaan, maar ze stonden te ver weg om verstaanbaar te zijn. Gezien de armgebaren en het argumentatieve karakter van De Sades betoog, vermoedde Skey echter dat hij gelijk had over diens intenties.
Toen merkte hij echter dat iemand naast hem zijn energie op hem richtte. Het was de brede slaaf naast hem.
‘Geen zorgen,’ zei hij toen Skey naar hem omkeek. ‘Reid is een bekende naam in deze omgeving, omdat hij een goede opzichtiger is. Maak je niet druk. Hij weet ook wat voor types die twee rijke stinkeds zijn en waar ze je voor willen hebben. Hij zal je niet zomaar laten gaan.’
Skey keek hem even aan, maar toen wendde hij zijn blik weer tot het drietal bij de deur. Inderdaad zag hij dat Reid nog even luisterde, maar toen zijn armen liet zakken en zijn hoofd schudde. Hij zei iets dat Skey niet kan verstaan, drukte zijn hoed vaster op zijn hoofd en klopte De Sade even op zijn schouder. Toen draaide hij zich om en liep de schuur in. Skey zag dat De Sade en Marqiëes bleven staan, wetende dat ze hem niet achterna konden komen omdat Du Chenets mannen aan weerszijden van de deur wacht hielden. Ze wisselden nog even wat woorden met elkaar, met gezichten die niet bepaald tevreden waren, en draaiden zich toen om om weer in de menigte te verdwijnen.
Skey ontspande zijn vuisten wat. Hij hoorde de slaaf naast hem bewegen en zeggen: ‘Zie je wel?’
Skey keek naar hem opzij, maar voor hij op welke manier dan ook kon reageren, was Reid echter al bij hen aangekomen. Hij had een glimlach op zijn gezicht en spreidde zijn armen voor hen.
‘Zo, als dat mijn nieuwe werkers niet zijn,’ zei hij, de eerste die het woord ‘werkers’ gebruikte in plaats van ‘slaven’. ‘Goed jullie allemaal bij elkaar te zien. Jullie zijn een goed stel bij elkaar.’ Hij klopte de brede slaaf op zijn arm terwijl hij het groepje rondkeek.
‘Ik zal jullie even uitleggen hoe het verder in zijn werk gaat,’ zei hij. ‘Ik ben Martin Reid, voormalig opzichtiger op een roggeland. Een paar jaar terug ben ik voor mezelf begonnen en nu verzamel ik natuursteen, op vraag, dus vaak op verschillende locaties. Op het moment hebben we een paar mijl hier vandaan een kamp opgezet waar we breuksteen verzamelen.’ Hij gebaarde over zijn schouder. ‘Er staat buiten een kar klaar die jullie erheen zal brengen. Voor de veiligheid zal ik jullie boeien omlaten onderweg, maar als we er zijn, zullen ze worden afgedaan.’ Hij keek naar hen en klopte ook één van de vrouwen op haar schouder.
‘Er zal goed voor jullie gezorgd worden,’ zei hij. ‘Het werk is zwaar, dat zal ik niet ontkennen, maar werk hard en dan hoeft het je verder aan niets te ontbreken. Mijn mensen zijn belangrijk voor me, dus als ze het gevoel hebben slaven zijn, dan doe ik mijns inziens iets verkeerd.’ Hij keek om naar wat andere mannen die achter hem aan naar binnen waren gekomen, aan hun kleding te zien andere werkers, en gebaarde richting de deur.
‘Zet ze maar op de kar,’ zei hij. ‘Geef iets te eten en te drinken wie aan wie dat wenst. Laat het dak erop voor het gaat regenen onderweg.’ Hij keek weer om naar de werkers.
‘Zij nemen jullie mee naar een huifkar buiten,’ zei hij. ‘Het is een halfuurtje rijden en dan zijn we op de locatie. Rust uit tijdens de rit.’ Hij klopte Skey even op zijn arm. ‘Succes. Ik zie jullie aan de andere kant.’

Hoofdstuk

Een paar minuten later werd Skey samen met de andere nieuwe werkers van Reid achter een lange rij slaven aan de grote schuur uitgeleid. De sfeer was teneergeslagen, triest, gespannen, nog altijd. Skey mocht immers geluk hebben met zijn koper, maar voor veel anderen van LeFevre’s oude slaven was dat wel anders: veel vrouwen waren aan bordelen verkocht en een groot aantal mannen aan anderen mijners, wat hen opnieuw tot jarenlange eeuwige duisternis veroordeelde. Hun vorige ervaring met mijn werk was immers net als die van Skey geen beste en daardoor was hun energie angstig, verdrietig en vooral gedesillusioneerd. Ook zij wisten aan wie ze verkocht waren en wat de alternatieven waren geweest. Dat besef werd echter nog pijnlijker omdat ze wisten dat ze er niets aan konden doen: ze waren producten, het eigendom van hun nieuwe eigenaren die zouden bepalen wat ze in de toekomst wel en niet zouden doen. Ze hadden geen zeggenschap meer over hun eigen leven.
Voor Skey lag dat echter anders. Ondanks het feit dat hij nog altijd verkocht was als slaaf, nog steeds Reids eigendom was, had hij het idee dat hij de controle over zijn leven of wat daar van over was weer terug had. Reid wist immers niet wat hij was. Nu dat zo was, nu hij van LeFevre was verplaatst naar iemand die zijn ware aard niet kende, die hem niet daarvoor had gekocht, zou hij verlost zijn van zijn grootste nemesis, van het gedwongen drinken en het doden in andersmans belang. Hij zou een keuze hebben, nu, straks, over een paar dagen, als zijn lichaam weer m leven begon te smeken omdat het een tekort aan bloed zou krijgen. Voor hij eerst zou hij geen kant-en-klare-slaaf met een onweerstaanbare wond voorgezet krijgen en daardoor zou hij nu eindelijk zelf de keuze hebben of hij zou drinken of niet, of hij besloot te doden of niet. Eindelijk zou hij zelf kunnen kiezen voor zijn eigen leven of dat van iemand anders. Hij wist nog niet zeker wat hij daarmee ging doen, het idee alleen al was nog zodanig overweldigend dat hij nog niet echt verder kwam, maar het was al een geruststellende gedachte dat het zo was.
Skey keek op toen hij bij iemand bij zijn arm werd gepakt. Al zonder om te kijken wist hij dat het een werker van Reid was. Hij leidde Skey naar twee van zijn collega’s, die bij de deur stonden, en zette hem daar stil: de twee andere werkers vouwden een donkere doek uit en hielden die boven Skey om hem te beschermen tegen het zonlicht toen ze verder naar buiten liepen.
Skey was al lang niet meer overdag buiten geweest. Hij kon het zich echter nog precies herinneren van toen die laatste keer dat hij de dag had gevoeld, in de kar op weg naar LeFevre: hij rook de zon, de geur van droog gras, water en hooi, en hij voelde de warmte in de lucht en hoorde het geluid van vogels. Ergens kreeg hij een licht gevoel van adrenaline in zijn lichaam, alsof zijn lichaam hem probeerde te waarschuwen terug naar binnen te gaan en die plek te mijden waar die gevaarlijke zon was, maar tegelijkertijd was het mooi, een herinnering aan menselijk zijn, een herinnering aan betere tijden. Hij had zijn hand uit willen steken om hem onder de doek vandaan te laten komen en de zon erop te voelen, maar de boeien om zijn armen beletten hem daarvan. Misschien was dat echte maar goed ook, realiseerde hij zich. Hij wist nog niet wat er zou gebeuren als hij aan direct zonlicht blootgesteld zou worden.
Samen met de werkers liep Skey in de schaduw van de doek mee het terrein over. Het was er een drukte van jewelste: overal stonden handelaren en grondbezitters die bevelen over en weer schreeuwden naar knechten en slaven en een bonte verzameling slaven werd kriskras door elkaar naar karren en koetsen gebracht. Er werd gehuild en gesmeekt en geroepen toen LeFevre’s slaven van elkaar gescheiden werden en om het terrein heen klonk het geluid van de dorpsbewoners die inmiddels aan hun leven van alledag waren begonnen. Skey werd, samen met de brede slaaf en twee anderen, naar een huifkar links op het terrein gebracht. De andere drie waren al ingeladen: de twee vrouwen zaten helemaal voorin op de bank aan de linkerkant van de huifkar en de brede slaaf zat tegenover hem. Ze keken allemaal naar hem om toen ze hem aan hoorden komen en Skey zag dat het gezicht van de vrouwen wat bleek wegtrok: ze schoven naar elkaar toe en drukten zich tegen de voorwand van de kar, zo ver mogelijk bij hem uit de buurt. Dankzij de reputatie die de slavenmeesters van LeFevre hem gegeven hadden, waren ze nog altijd bang voor hem. Dat gold echter niet voor de brede slaaf, die zijn mondhoek wat optrok in een grijns en zonder een spoortje angst in zijn energie bleef zitten waar hij zat.
Skey klom de huifkar in toen de mannen van Reid hem de opstap opleidden. Ze brachten hem naar voren en zetten hem daar neer op de rechter bank, naast de brede slaaf. Skey hield zijn blik omlaag gericht en de vrouwen tegenover hem drukten zich zo ver mogelijk met hun rug tegen de zijwand terwijl een andere werker de kar in stapte met een beker en een mandje. Skey rook dat er brood in zat. Hij schudde zijn hoofd toen de werker nadat hij iedereen een stuk brood had laten pakken bij hem aankwam en ook uit de beker dronk hij niet. De werker drong niet aan en toen hij de anderen een paar slokken uit de beker had laten drinken, liep hij de huifkar uit om hen aan elkaar en hun brood over te laten.
De vrouwen tegenover hem waren blijven zitten zo lang als dat nodig was geweest, maar zodra de werkers de huifkar uit waren en het doek omlaag gerold was, kwamen ze in beweging. Ze keken angstig naar Skey en schoven met het brood in hun hand opzij, stommelend in de houten kar. Ze bleven schuiven tot ze helemaal achterin zaten en bleven pas daar naast elkaar zo ver mogelijk op de linker bank bij Skey vandaan zitten.
Skey keek even naar ze, maar toen wendde hij donker zijn blik weer af. Hij keek naar de grond, gepijnigd door het gedrag van de vrouwen en de herinneringen aan de reden daarvoor die dat met zich meebracht, en klemde zijn kaken op elkaar. Toen leunde de slaaf naast hem echter wat naar hem toe, hem zacht tegen zijn schouder duwend met die van hemzelf: Skey voelde geen angst of vrees in zijn energie.
‘Trek het je niet aan,’ hoorde hij de man zeggen. ‘De slavenmeesters van LeFevre hebben je een monster voor hen gemaakt. Ze trekken wel bij als ze doorhebben dat je niet om ieder wissewasje mensen om zeep helpt.’
Skey keek even naar hem op, naar zijn rustige gezicht en zijn kaken die op het brood kauwden, maar toen wendde hij zijn blik weer af. Hij keek weer naar de grond en hij voelde dat de slaaf naar hem bleef kijken.
‘Wie ben je, rooie?’ vroeg hij toen. ‘Ik heb zo lang met je in dezelfde mijn gewerkt en ik weet niets van je. Heb je een naam? Kun je praten?’
Skey keek op. Even keek hij voor zich uit, naar de wand tegenover hem. Zoals altijd als wanneer iemand hem iets vroeg, sloeg dat gevoel van wantrouwen weer in hem toe, de onzekerheid over of hij wel of niet iets kon zeggen, over wat hij kon zeggen. Hij dwong zichzelf zich er echter nu overheen te zetten. De slaaf was altijd goed tegen hem geweest en hij wilde niet dezelfde fout maken als met Lorelei.
Toen hij dat besloten had, wendde hij zijn blik weer af.
‘Ja,’ zei hij. ‘Skey. Mijn naam is Skey.’
De brede slaaf knikte. Hij pakte zijn brood over in één hand en bracht ze naar die van Skey: hij strekte de vingers van één van zijn geboeide handen naar Skey uit om hem de hand te schudden, voor zover dat ging met de boeien om hun polsen.
‘Fijn kennis te maken, Skey,’ zei hij. ‘Ik ben Bor. Voormalig vechter met geldschulden en de enige die ooit vrijwillig bij LeFevre is komen werken. Leider van haar slavengroep en nu zelf ook slaaf onder het gezag van een opzichter die Reid heet.’
Skey keek even naar zijn hand, maar toen nam hij hem aan. Hij schudde hem aan en hij merkte dat dat de slaaf tevreden stemde. Hij voelde gelijk aan zijn energie dat hij de waarheid sprak toen hij zei dat hij LeFevre’s slavengroep geleid had: hij was degene die het voortouw nam, voor Skey zorgde en tevreden was dat hij hem kon helpen uit zijn schulp te kruipen. Hij was het gewend om mensen te helpen.
Toen ze handen hadden geschud, nam Bor weer een hap van zijn brood en leunde schuin tegen de zij-en de achterwand van de huifkar.
‘Zo, Skey,’ zei hij. ‘Vertel eens iets over jezelf. Hoe ben jij bij LeFevre terechtgekomen? Ik ben benieuwd naar jouw verhaal.’
Skey keek weer voor zich uit.
‘Dat is hetzelfde als dat van jou,’ zei hij. ‘Op dit moment tenminste wel.’
Hij merkte dat de slaaf grijnsde.
‘Waar,’ zei hij. ‘Ondanks het feit dat onze smaak wat sommige dingen betreft wat verschilt.’ Hij sloot zijn handen om zijn brood en hief het voedsel even veelzeggend omhoog. Skey rook de geur ervan en wendde zijn blik af. De brede slaaf interpreteerde zijn reactie juist: hij liet het brood weer zakken en boog wat naar hem toe.
‘Je hoeft je niet te schamen voor wat je bent, Skey,’ zei hij. ‘Je hebt er niet voor gekozen zo te zijn. Je bent een product van menselijke wreedheid en machtsbelustheid. Ik weet dat, want net als jij heb ik met vechten ook jarenlang mensen pijn moeten doen om de wensen van anderen te vervullen. Ze zodanig pijn moeten doen dat ze stierven, zo nu en dan.’ Hij klopte Skey op zijn been. ‘Het is het leven dat wreed is, vampier. Niet wij. Dus schaam je niet voor wat je bent, en voor wat je gedaan hebt. Zij hebben je lang genoeg ten schande gemaakt. Trek jezelf niet nog verder omlaag, want dat verdien je niet.’ Hij knipoogde naar Skey. ‘Al denk je zelf misschien van wel.’
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”