Bedankt voor de reacties nog Nele en Maaike! Weer een stukje erbij
___________________________________________________________________________________
‘Deze sterke werker is een mijner van halverwege de dertig,’ hoorde hij Du Chenet naast zich zeggen terwijl hij het publiek inkeek. ‘De sterkste werker van de mijn, zoniet van het hele gebied. Hij is van het zwijgzame type, maar hij is gehoorzaam en is het gewend om zwaar werk te doen. Kijk naar zijn armen en bedenk je de kracht die daarin verborgen zit. Verdubbel dat driemaal en dan heeft u weet van de werkelijke kracht van deze slaaf. Dat wetende, zult u het feit dat zijn ogen door jarenlange trouwe dienst in de duisternis geen zonlicht meer kunnen verdragen ongetwijfeld op de koop toenemen.’
Skey hoorde opnieuw het bonkende geluid. Vanuit zijn ooghoek zag hij dat Du Chenet dat geluid veroorzaakte, met de lange, houten paal in zijn hand waarmee hij op het houten podium bonkte.
‘We openen, hoe toepasselijk voor nummer dertig, op dertig. Wie biedt er dertig voor deze sterke slaaf?’
‘Dudok biedt dertig,’ klonk het verderop in de ruimte en Skey zag een oudere man met een snor en een puntige sik die duidelijk een werkbaas was zijn hand opsteken.
Du Chenet knikte tevreden.
‘Dertig voor trouwe meneer Dudok,’ zei hij. ‘Wie geeft er meer?’
Eén van de twee middelbare mannen die de brede slaaf achter Skey ‘perverselingen’ had genoemd, stak zijn hand op.
‘Vijfendertig voor De Sade en Marqieës,’ zei hij.
Du Chenet wilde knikken, maar voor hij iets kon zeggen, had de vrouw die Skey aan LeFevre had doen denken ook haar hand opgestoken.
‘Veertig voor Johanson,’ zei ze.
Naast Skey knikte Du Chenet alsnog.
‘Natuurlijk, veertig voor Johanson,’ zei hij. ‘Voor de lichte zeden en gezelschap op gezette tijden is hij natuurlijk ook uitermate geschikt. Biedt er iemand meer?’
De middelbare man vooraan, De Sade, stak zijn hand weer op.
‘De Sade biedt vijfenveertig,’ zei hij.
Verderop stak de werkbaas zijn hand echter weer op en zei: ‘Zevenveertig voor Dudok.’
Voor Du Chenet kon herhalen, hief er echter verderop een gezette man midden in het publiek een witte hoed op. ‘Vijftig voor Reid, alsjeblieft.’
Du Chenet wees tevreden naar de man met de hoed.
‘Vijftig voor opzichter Reid,’ zei hij. ‘Gaat iemand daar overheen?’ Hij knikte naar zijn hulpje naast Skey, die Skey met zijn rug naar het publiek draaide en zijn lange staart van zijn rug wegduwde, waarschijnlijk in een poging meer kanten van hem te laten zien en zo de prijs op te drijven. Terwijl de man hem zo vasthield, hoorde Skey achter zich: ‘Coyman biedt tweeënvijftig.’
‘Johanson biedt drieënvijftig.’ De vrouw.
‘De Sade vijfenvijftig.’ De perverseling.
‘Coyman zesenvijftig.’ Een onbekende.
‘Graag zestig voor Reid’ De opzichter.
‘Vierenzestig voor De Sade.’ Weer de perverseling.
Skey werd weer omgedraaid, naar de zaal die nu stil bleef. Zijn blik gleed naar La Sade, de laatste die op hem geboden had, en er trok een spiertje in zijn kaak. Verbeten sloot hij zijn handen stevig om de takjes in zijn hand. Voor het eerst, voor het eerst sinds lange tijd, voelde hij weer wat. Hij voelde weerzin. Hij wilde niet door La Sade en de andere man gekocht worden. Hij zou nog maar één uitweg hebben en hoewel die uitweg al drastisch genoeg was, zou hij alsnog dagen als ziek speeltje in het gezelschap van de twee door moeten brengen voor hij daartoe kon komen. Hij wilde niet nog meer vernederd en gebruikt worden. Zijn hart voelde al zwaar bij alleen de gedachte al.
Ondanks Skey’s weerzin, bleef het echter stil. Du Chenets stem klonk raar ver weg toen Skey hem hoorde zeggen: ‘Vierenzestig voor De Sade? Blijft het daarbij, kopers? Niemand die eroverheen gaat?’ Het bleef stil. Met pijn in zijn hart zag Skey dat Du Chenet zijn stok ophief.
‘Vierenzestig voor De Sade,’ zei hij. ‘Dan is dat eenmaal, andermaal-’
Maar toen, als bij een godswonder, ging er middenin de zaal een wiite hoed omhoog.
‘Sorry, heren,’ zag Skey de gezette man die Du Chenet opzichter had genoemd zeggen. ‘Toch maar zesenzestig voor Reid.’
De Sade, de man vooraan, keek geërgerd naar de opzichter achterom.
‘Zevenzestig voor De Sade,’ zei hij.
Maar de man maakte een gebaar met zijn hoed en zei: ‘’Tuurlijk. Zeventig voor Reid.’
Er ging gemompel door het publiek en Du Chenet wees met zijn stok naar de gezette man met de hoed.
‘Zeventig voor opzichter Reid,’ zei hij. ‘Gaat daar iemand overheen? Heren De Sade en Marqiëes? Uw laatste kans?’ Hij keek naar de twee mannen vooraan de menigte en daardoor deed Skey automatisch hetzelfde. Hij zag het tweetal naar elkaar toegebogen op gedempt volume met elkaar discussiëren, even alleen met zichzelf bezig, maar toen richtte één van de twee zijn hoofd weer op. Hij keek Du Chenet aan, maar toen sloeg hij zijn armen over elkaar en schudde zijn hoofd. Ondanks het feit dat Skey geen idee had in welk werkveld opzichter Reid zich bevond, maakte een heel licht gevoel van opluchting zich van hem meester.
Na het gebaar van De Sade, wees Du Chenet nogmaals breed grijnzend met zijn stok naar de gezette man met de hoed.
‘Dan is dat zeventig voor opzichter Reid,’ zei hij, duidelijk in zijn nopjes met die prijs. ‘Dat is dan eenmaal, andermaal…’ Hij wachtte nog even, maar toen niemand er meer iets aan toevoegde, liet hij zijn stok met een klap op het houten podium neerkomen.
‘Verkocht,’ voegde hij eraan toe. ‘Opzichter, u kunt uw aankoop na de veiling komen ophalen, maar dat hoef ik u vast niet te vertellen. Dank en dan gaan wij verder met de volgende.’
En toen, voor Skey goed en wel had kunnen laten bezinken wat er gebeurd was, kwam de man naast hem in beweging. Hij herstelde zich snel en liep met de man mee toen die hem naar de andere kant van het podium afleidde, naar de deur aan de andere kant. Op het moment dat hij door de deur heen geleid werd, kwam de brede slaaf net door de andere deur naar binnen en Skey’s blik ving die van hem even. De slaaf keek hem aan en heel zacht zei hij: ‘Dat was op het nippertje, rooie.’ En toen werd Skey de deur door geleid en verdween de brede slaaf uit zijn zicht. Hij wendde zijn blik af en keek voor zich uit. De woorden van de slaaf klonken nog een keer door zijn hoofd en hij voelde even een lichte vlaag van dankbaarheid. Voor het eerst sinds tijden verscheen er een hele lichte glimlach op zijn gezicht. Naar alle waarschijnlijkheid had de slaaf dan al niet bewust zijn leven gered.
Hoofdstuk
Na de veiling werd Skey een tijdlang terug naar de andere verkochte slaven in de schuur gebracht. Inmiddels stonden de slaven daar anders dan voorheen: schijnbaar hadden Du Chenets mannen ze al op de kopers ingedeeld. Skey werd achterin de hoek neergezet, bij twee jongen vrouwen die jonger waren dan Lorelei bij haar terugkomst geweest was. Ze waren bleek en stil, maar huilden niet, in tegenstelling tot de vrouwen die aan minder plezierige bieders waren verkocht. Blijkbaar was opzichter Reid een opluchting voor hen in vergelijking met de sadistische types aan wie ze ook verkocht hadden kunnen worden.
Een tijdje nadat Skey weer bij de twee vrouwen aan een haak in de vloer was vastgemaakt, voelde hij de energie van de brede slaaf weer terugkomen. Hij keek op toen hij voetstappen hoorde en zag dat één van Du Chenets mannen hem aan zijn arm weer naar binnen bracht. Gaandeweg viel er iets uit zijn handen. Verkruimelde takjes, zag Skey. Schijnbaar had de truc ook bij hem resultaat gehad, want het gezicht van de slaaf stond neutraal, zo niet tevreden. Toen de man van Du Chenet hem door de ruimte leidde, zag Skey bovendien dat hij naar zijn groepje gebracht werd. Ook de brede slaaf was gekocht door Reid.
De brede slaaf werd door het hulpje naast Skey neergezet. De man maakte zijn boeien weer vast en liet hen toen alleen. De slaaf keek Skey’s kant op toen hij wegliep en knipoogde.
‘Blijven we toch nog samen, rooie,’ zei hij.
Skey deed zijn best om een glimlach te produceren en wendde zijn blik weer af. De slaaf leek hem de beroerdste niet en hij wilde met hem praten, ergens, hem vragen naar het hoe en wat van Reid en zijn eigen persoon, maar dit was daar het moment niet voor, met alle mensen om hem heen. Desondanks wilde hij het op zo kort mogelijke termijn proberen. Hij wilde niet nog een keer dezelfde fout maken als hij bij Lorelei had gemaakt, pas gaan praten als het te laat was. Hoe moeilijk het ook was, hij moest proberen woorden te vinden om met hem te praten als hij daar de gelegenheid toe had. De slaaf had hem immers ook geholpen.
Skey en de slaven keken allemaal om toen er een geluid klonk vanuit de deur rechts in het vertrek. Er werd geapplaudiseerd vanuit de andere ruimte, de laatste slaaf werd naar binnen gebracht en de deur sloeg achter hem dicht. Skey voelde bovendien dat de energie vanuit de andere ruimte veranderde en hij hoorde het aanzwellen van beweging en stemmen. Schijnbaar was de veiling tot een einde gekomen.
Gelijk met dat besef werd de reactie van de slaven heftiger. Sommigen begonnen harder te huilen en anderen slikten, deden hun ogen even dicht. Het was pijnlijk om hun energie te voelen en Skey probeerde zich in plaats daarvan te concentreren op die van de kopers in de zaal. Hij voelde dat ze allemaal één kant op liepen, hoorde hen praten en lachen, en merkte dat er ergens een deur openging. De grote energiebron verplaatste zich om de schuur heen en hield uiteindelijk stil aan de voorkant, bij de grote deuren waar de kijkers ook eerder door naar binnen gekomen waren.
Naast Skey keken nu ook de andere slaven op toen er voorin het vertrek aan de deur gemorreld werd. Het gehuil zwol even aan, maar werd al gauw overstemd toen de deuren opengingen en het gepraat van de kopers en de kijkers de ruimte binnen viel. Er werden mensen binnen gelaten, zag Skey, maar nu niet iedereen: er kwam een select aantal mensen de zaal in en de rest werd bij de deur tegengehouden. Waarschijnlijk mochten nu alleen de kopers nog naar binnen om alles zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Skey liet zijn ogen langs de mensen gaan, zoekend naar Reid. Hij zag hem niet, in eerste instantie: waar de andere groepjes slaven al gauw vergezeld werden door hun nieuwe eigenaren, bleef het groepje van Skey en de brede slaaf alleen. Het duurde niet lang voor Skey zag waarom: Reid stond bij de ingang van de schuur, maar werd opgehouden door De Sade en Marqiëes, die met een stuurse houding tegen hem stonden te praten. Reid stond tegenover hen en luisterde zwijgend naar hen, met zijn armen over elkaar.
Er bekroop Skey een onaangenaam gevoel. Hij wist niet of het zo was, maar even had hij het idee dat De Sade alsnog probeerde hem van Reid te kopen.