Cirque des Vampires: Skey's geschiedenis
Dank je wel Marina, ben blij dat je nog meeleest! 
________________________________________________________________________
Niet lang daarna ging de huifkar met Skey en de andere slaven op weg naar Reids werkgrond. De paarden voor de kar kwamen in beweging en al gauw waren ze op weg naar de plaats waar Reid kamp had opgeslagen. Het was een rustige rit: de paarden legden hem af in afwisselend stap in een rustige draf en de omgeving waar ze doorheenreden, leek steeds rustiger te worden naarmate ze verder kwamen. Ze begonnen te klimmen en al gauw merkte Skey dat ze in de bergen beland waren. Er werd niet geschreeuwd tegen de paarden of tegen de slaven en even was de rust om hen heen haast sereen.
In de stilte van het gebied om hen heen, zat Skey met de drie anderen slaven in de kar. De vrouwen bleven de hele tijd zo ver mogelijk bij hem vandaan in de andere kant van de huifkar zitten, zo nu en dan zag met elkaar pratend en etend van hun brood. Ze waren echter nog steeds bang, voor hen en voor wat de toekomst hen zou brengen, dus meestal waren ze stil. Voor Bor gold dat echter niet: Bor leek vastbesloten Skey uit zijn schulp te halen en zijn eigenwaarde op te krikken en hij praatte bijna de hele weg met hem, met een rustige toon van zijn herkenbare, lage stem. Hij vertelde Skey wat over zijn leven, over zijn leven als vechter voor verschillende vechtersbazen, over dingen uit zijn privéleven en dingen die hij wist over LeFevre en haar zoons. Hij vroeg Skey zo nu en dan naar dingen uit zijn leven, waarschijnlijk in een nobele poging hem aan het praten te krijgen, hem zich wat minder afgesloten van de wereld te laten voelen, maar Skey vertelde hem niet teveel. Hij gaf hem antwoord, soms, maar hield zijn antwoorden kort en zorgde dat hij niet teveel vertelde. Ook al leek de slaaf het beste met hem voor te hebben, hij vond het nog altijd moeilijk om te praten en mensen te kunnen vertrouwen.
Ergens na een hele tijd, toen de warmte van de zon alweer begon af te nemen, begon Skey weer energie te voelen, energie en uitstraling van mensen. De kar had toen een tijdlang door een bergachtig gebied gereden en kwam na een tijd aan op een stuk grond dat wat horizontaler liep. De wielen hobbelden over stenen die er knerpend onder vandaan schoten en kwamen toen tot stilstand op een recht stuk grond. Skey hoorde er stemmen, van mensen die praten, dingen riepen en met karren heen en weer reden. Schijnbaar waren ze op Reids werkgrond aangekomen.
Skey en de andere slaven keken opzij toen de rol die de huifkar afsloot weer omhoog gerold werd. Ze zagen het groepje werkers van Reid weer staan dat hen ook had ingeladen. Ze klommen de kar in, pakten de slaven bij hun arm en hielpen hen overeind. Skey’s chaperonne had de doek weer bij zich die hij op de heenweg ook had gehad: hij legde hem over Skey’s hoofd en rug en vouwde hem aan de voorkant over zijn handen heen dicht, zodat al zijn huid aan het zonlicht ontrokken zou zijn.
Toen nam hij hem mee de kar door en hielp hem het afstapje naar buiten op.
Skey zag dat hij gelijk had toen hij had gedacht dat ze op hun plaats van bestemming waren aangekomen. Ze waren gestopt op een enorm, plat rotsplateau, dat omringt werd door hoge bergen in lichtgrijs steen met wittige aderen. Hier en daar tegen de rotswanden waren stukken uitgehakt, waar touwen vandaan naar beneden liepen waarlangs op het moment werkers bezig terug naar het plateau te klimmen. Onderaan, op het plateau, stonden een soort lange tunnels bestaande uit palen overspannen met een wit doek erboven, die leidden naar verschillende werkplaatsen die bestonden uit palen rondom met een wit doek erboven. Waarschijnlijk waren de gangen en werkplaatsen zo gecreeërd om de werkers gedurende de dag tegen de zon te beschermen, die fel was op deze hoogte van de berg. Gelijk begreep Skey daardoor waarom Reid het geen probleem had gevonden hem te kopen ondanks zijn problemen met de zon die DuChenet aangekaart had: als hij werk moest doen dat in de schaduw van de gangen of overdekte werkplaatsen uitgevoerd moest worden, kon hij gewoon overdag werken zonder dat hij last zou hebben van het zonlicht.
Skey keek naar de werkplaatsen en zag dat er mensen bezig waren karren heen en weer te rijden en stenen te poetsen en te sorteren. De meeste karren waren zo goed als leeg en de volledig legen werden op nette rijen onder één van de werkplekken gezet. Hij herkende de bezigheden nog uit de mijn, die de afronding van de dagwerkzaamheden betekenden. Waarschijnlijk werkten ze maar tot zonsondergang in verband met het gebrek aan licht en zat de werkdag er voor de werkers alweer op voor vandaag.
Skey’s vermoeden werd bevestigd toen hij verder keek en ergens verderop een stroom werkers zag die zich vanaf de werkplekken naar de andere kant van het plateau begaven. Het verschil van hun gedrag met dat van de slaven in LeFevre’s mijn was tekenend: deze werkers liepen rustig naast elkaar en in groepjes naar de andere kant terwijl ze met elkaar praatten en soms zelfs lachten. Ze liepen langs een paar kampleiders richting een enorme holte onder overhangende rotsen aan de andere kant van het plateau, waaronder zo te zien met tentdoeken afscheidingen voor slaapvertrekken waren gemaakt.
Skey en de andere slaven van LeFevre werden door hun begeleiders dezelfde kant op gebracht. Ze liepen in het voorbijgaan langs de rij werkers, die wat langzamer waren omdat de kampleiders bezig waren ze te tellen, en Skey keek naar en vanonder de doek over zijn hoofd. De mensen reageerden anders op hen dan hij gewend was van de slaven uit de mijn: ze bekeken hem met interesse en hij voelde geen angst in hun energie, eerder een soort nieuwsgierigheid, opgewektheid. Sommigen groetten hem of knikten zelfs naar hem en een paar meter voor zich hoorde hij Bor zelfs een paar woorden wisselen met iemand die hij blijkbaar nog kende van vroeger. Het leek erop dat werken bij Reid bij iedereen als goed te boek stond.
Skey wendde zijn blik weer af en liep met zijn begeleider verder naar de nis in de rotsen. Hij was echter al halverwege de rij toen hij plotseling een stem hoorde die hij herkende.
‘Dertig, tweeëndertig, vierendertig… kom op, Lizla, doorlopen. Of wil je graag koud eten? Nou, kom op dan…’
Even staarde Skey voor zich uit terwijl hij doorliep, terwijl de stem inwerkte op zijn geest en hij zich uit alle macht de herkomst ervan probeerde te herinneren. Het duurde even, maar toen, een paar passen later, klikte er plotseling iets in zijn geest. Er verscheen een gezicht voor zijn netvlies en op hetzelfde moment voelde hij een bekende energie.

________________________________________________________________________
Niet lang daarna ging de huifkar met Skey en de andere slaven op weg naar Reids werkgrond. De paarden voor de kar kwamen in beweging en al gauw waren ze op weg naar de plaats waar Reid kamp had opgeslagen. Het was een rustige rit: de paarden legden hem af in afwisselend stap in een rustige draf en de omgeving waar ze doorheenreden, leek steeds rustiger te worden naarmate ze verder kwamen. Ze begonnen te klimmen en al gauw merkte Skey dat ze in de bergen beland waren. Er werd niet geschreeuwd tegen de paarden of tegen de slaven en even was de rust om hen heen haast sereen.
In de stilte van het gebied om hen heen, zat Skey met de drie anderen slaven in de kar. De vrouwen bleven de hele tijd zo ver mogelijk bij hem vandaan in de andere kant van de huifkar zitten, zo nu en dan zag met elkaar pratend en etend van hun brood. Ze waren echter nog steeds bang, voor hen en voor wat de toekomst hen zou brengen, dus meestal waren ze stil. Voor Bor gold dat echter niet: Bor leek vastbesloten Skey uit zijn schulp te halen en zijn eigenwaarde op te krikken en hij praatte bijna de hele weg met hem, met een rustige toon van zijn herkenbare, lage stem. Hij vertelde Skey wat over zijn leven, over zijn leven als vechter voor verschillende vechtersbazen, over dingen uit zijn privéleven en dingen die hij wist over LeFevre en haar zoons. Hij vroeg Skey zo nu en dan naar dingen uit zijn leven, waarschijnlijk in een nobele poging hem aan het praten te krijgen, hem zich wat minder afgesloten van de wereld te laten voelen, maar Skey vertelde hem niet teveel. Hij gaf hem antwoord, soms, maar hield zijn antwoorden kort en zorgde dat hij niet teveel vertelde. Ook al leek de slaaf het beste met hem voor te hebben, hij vond het nog altijd moeilijk om te praten en mensen te kunnen vertrouwen.
Ergens na een hele tijd, toen de warmte van de zon alweer begon af te nemen, begon Skey weer energie te voelen, energie en uitstraling van mensen. De kar had toen een tijdlang door een bergachtig gebied gereden en kwam na een tijd aan op een stuk grond dat wat horizontaler liep. De wielen hobbelden over stenen die er knerpend onder vandaan schoten en kwamen toen tot stilstand op een recht stuk grond. Skey hoorde er stemmen, van mensen die praten, dingen riepen en met karren heen en weer reden. Schijnbaar waren ze op Reids werkgrond aangekomen.
Skey en de andere slaven keken opzij toen de rol die de huifkar afsloot weer omhoog gerold werd. Ze zagen het groepje werkers van Reid weer staan dat hen ook had ingeladen. Ze klommen de kar in, pakten de slaven bij hun arm en hielpen hen overeind. Skey’s chaperonne had de doek weer bij zich die hij op de heenweg ook had gehad: hij legde hem over Skey’s hoofd en rug en vouwde hem aan de voorkant over zijn handen heen dicht, zodat al zijn huid aan het zonlicht ontrokken zou zijn.
Toen nam hij hem mee de kar door en hielp hem het afstapje naar buiten op.
Skey zag dat hij gelijk had toen hij had gedacht dat ze op hun plaats van bestemming waren aangekomen. Ze waren gestopt op een enorm, plat rotsplateau, dat omringt werd door hoge bergen in lichtgrijs steen met wittige aderen. Hier en daar tegen de rotswanden waren stukken uitgehakt, waar touwen vandaan naar beneden liepen waarlangs op het moment werkers bezig terug naar het plateau te klimmen. Onderaan, op het plateau, stonden een soort lange tunnels bestaande uit palen overspannen met een wit doek erboven, die leidden naar verschillende werkplaatsen die bestonden uit palen rondom met een wit doek erboven. Waarschijnlijk waren de gangen en werkplaatsen zo gecreeërd om de werkers gedurende de dag tegen de zon te beschermen, die fel was op deze hoogte van de berg. Gelijk begreep Skey daardoor waarom Reid het geen probleem had gevonden hem te kopen ondanks zijn problemen met de zon die DuChenet aangekaart had: als hij werk moest doen dat in de schaduw van de gangen of overdekte werkplaatsen uitgevoerd moest worden, kon hij gewoon overdag werken zonder dat hij last zou hebben van het zonlicht.
Skey keek naar de werkplaatsen en zag dat er mensen bezig waren karren heen en weer te rijden en stenen te poetsen en te sorteren. De meeste karren waren zo goed als leeg en de volledig legen werden op nette rijen onder één van de werkplekken gezet. Hij herkende de bezigheden nog uit de mijn, die de afronding van de dagwerkzaamheden betekenden. Waarschijnlijk werkten ze maar tot zonsondergang in verband met het gebrek aan licht en zat de werkdag er voor de werkers alweer op voor vandaag.
Skey’s vermoeden werd bevestigd toen hij verder keek en ergens verderop een stroom werkers zag die zich vanaf de werkplekken naar de andere kant van het plateau begaven. Het verschil van hun gedrag met dat van de slaven in LeFevre’s mijn was tekenend: deze werkers liepen rustig naast elkaar en in groepjes naar de andere kant terwijl ze met elkaar praatten en soms zelfs lachten. Ze liepen langs een paar kampleiders richting een enorme holte onder overhangende rotsen aan de andere kant van het plateau, waaronder zo te zien met tentdoeken afscheidingen voor slaapvertrekken waren gemaakt.
Skey en de andere slaven van LeFevre werden door hun begeleiders dezelfde kant op gebracht. Ze liepen in het voorbijgaan langs de rij werkers, die wat langzamer waren omdat de kampleiders bezig waren ze te tellen, en Skey keek naar en vanonder de doek over zijn hoofd. De mensen reageerden anders op hen dan hij gewend was van de slaven uit de mijn: ze bekeken hem met interesse en hij voelde geen angst in hun energie, eerder een soort nieuwsgierigheid, opgewektheid. Sommigen groetten hem of knikten zelfs naar hem en een paar meter voor zich hoorde hij Bor zelfs een paar woorden wisselen met iemand die hij blijkbaar nog kende van vroeger. Het leek erop dat werken bij Reid bij iedereen als goed te boek stond.
Skey wendde zijn blik weer af en liep met zijn begeleider verder naar de nis in de rotsen. Hij was echter al halverwege de rij toen hij plotseling een stem hoorde die hij herkende.
‘Dertig, tweeëndertig, vierendertig… kom op, Lizla, doorlopen. Of wil je graag koud eten? Nou, kom op dan…’
Even staarde Skey voor zich uit terwijl hij doorliep, terwijl de stem inwerkte op zijn geest en hij zich uit alle macht de herkomst ervan probeerde te herinneren. Het duurde even, maar toen, een paar passen later, klikte er plotseling iets in zijn geest. Er verscheen een gezicht voor zijn netvlies en op hetzelfde moment voelde hij een bekende energie.
Maaike, Marina, Nele, zijn jullie er nog? Ik ben dit verhaal helemaal aan het nakijken en zit er helemaal in en ik mis jullie! 
___________________________________________________________________________________________________
‘Spurr,’ zei hij, nauwelijks verstaanbaar. Hij keek op en liet zijn blik door zijn omgeving glijden terwijl zijn begeleider hem de schaduw van de berg inleidde. Even zag hij niets, maar toen zag hij een paar meter verderop een bekende, slanke gestalte met roodblond, piekerig haar staan. Hij vertraagde zijn pas en trok de doek voor zijn gezicht weg.
‘Spurr,’ herhaalde hij, en in een reflex trok hij aan zijn armen in een poging te blijven staan, los te komen. ‘Spurr!’
Hij hoefde het maar één keer te roepen. De gestalte keek om en inderdaad zag Skey het gezicht van Spurr dat zijn kant op draaide. Zijn haar was door de jaren heen lichter geworden en zijn gezicht was ouder, met wat rimpeltjes rond de ogen, maar hij was het wel degelijk. Zijn uitstraling was nog precies hetzelfde als vroeger, al leek hij wat zekerder op zijn benen te staan dan Skey zich herinnerde.
Even keek Spurr om zich heen, maar toen zag Skey dat hij zijn gezicht en zijn opvallende rode haar herkende. Spurrs ogen werden groot en hij draaide zich naar hem om.
‘Skey?’ zei hij. ‘Mijn god, echt?’ Hij schudde zijn hoofd wat, wilde naar hem toelopen maar leek zich toen te realiseren dat hij aan het werk was geweest. Hij stootte een collega naast zich aan en gebaarde naar de werkers achter hem.
‘Kaln, neem de telling even voor me over, wil je? Ik was bij 43.’ De andere man knikte en Spurr draaide zich om. Hij draafde hoofdschuddend naar Skey toe toen zijn collega zonder morren de telling overnam. Er stond een grote lach op zijn gezicht.
‘Skey,’ zei hij weer. ‘Mijn god, man, ik had niet verwacht dat ik jou ooit nog zou zien.’ Hij spreidde zijn armen en liep naar hem toe. ‘Kom hier.’ Hij sloeg zijn armen om Skey heen en klopte hem nog even ongecoördineerd als vroeger op zijn rug. Toen hij hem loshield, hield hem een stukje van zich af en bekeek hem hoofdschuddend.
‘God, ik kan het nauwelijks geloven,’ zei hij. ‘Hoe lang is het geleden? Negen, tien jaar? Ik neem hem wel, Marcus.’Hij keek naar Skey’s ontblote bovenlichaam en toen naar zijn gezicht terwijl Skey’s vorige begeleider zich uit te voeten maakte.
‘Je ziet er goed uit, man,’ zei hij. ‘Je bent geen dag ouder geworden. Wat doe je hier?’
Skey hief zijn armen op, zodat de boeien eraan rinkelden.
‘Je baas,’ zei hij. ‘Hij heeft me gekocht, vanmorgen, als het goed is.’
Spurr keek hem aan en wat meewarrig schudde hij zijn hoofd, nog met die grijns op zijn gezicht die nu een beetje ongelovig werd.
‘Wat?’ zei hij. ‘Waar heb je het over? Reid koopt alleen slaven, zo nu en-…’ Toen veranderde er echter iets aan het einde van zijn zin, alsof die een bewustwoording in plaats van een tegenwoord werd, en zijn laatste woorden stierven weg. Zijn blik gleed van Skey’s boeien naar zijn gezicht, gleed daar even peilend, haast zoekend over zijn ogen heen en weer en ging toen weer naar de boeien. Hij keek even naar Skey’s kapotte arm en de plekken die de boeien in zijn huid hadden gemaakt en het was of iets van de vrolijkheid in zijn gezicht uitdoofde.
Hij keek weer naar Skey op.
‘God,’ zei hij. ‘Maar… jij? Maar… hoe dan? Domingues… Nickelson zei dat hij een brief van je had gekregen, een paar jaar terug, dat de kasteelheer je een eigen stuk grond had gegeven, als opzichter.’ Hij schudde zijn hoofd wat. ‘Heeft hij gelogen?’
Skey’s boeien rinkelden toen hij zijn handen weer omlaag liet zakken en zijn blik naar de grond wendde.
‘Nee,’ zei hij. ‘Nickelson heeft altijd de waarheid gesproken. Domingues heeft gelogen. Hij heeft over veel gelogen.’
Hij merkte dat Spurr naar hem keek, naar zijn gezicht, de boeien om zijn handen.
‘God, Skey…’ zei hij. ‘Als we dit geweten hadden… het spijt me verschrikkelijk voor je.’ Hij knikte naar Skey’s arm. ‘Hebben je mannen je slecht behandeld onderweg? Je arm ligt open, bij je pols.’
Skey keek even naar de bijtwonden in zijn arm, maar draaide hem toen van Spurr weg en keek de andere kant op. ‘Nee. Het is niets.’
Maar Spurr gebaarde over zijn schouder. ‘Zal ik het voor je laten schoonmaken? Het ziet er pijnlijk uit.’
Skey schudde zijn hoofd. ‘Nee, het is goed, het-’
Maar Spurr leek vastbesloten iets voor Skey te doen, hem te helpen nu hij daar de kans toe kreeg, haast weer zoals vanouds enthousiast nu hij een manier had om de tijd van hun hereniging zo lang mogelijk te rekken.
‘Nee, kom maar,’ zei hij terwijl hij Skey bij zijn arm pakte en hem begon mee te voeren. ‘Ik laat je wel even opknappen. En ik zal je gelijk de kamers laten zien, anders, waar we slapen goed? Hé, wil je anders met mij delen? We slapen met drie mannen of vrouwen in een ruimte, dus ik kan wel wat schuiven voor ons. Gaaf, toch? Dan is het net als vroeger.’ Enthousiast trok hij Skey mee, verder de schaduw onder de berg in. Na twee stappen bleef hij echter alweer staan, alsof hij zich plotseling iets herinnerde, en keek naar Skey om.
‘O, wacht, weet je trouwens nog iemand? Iemand die aardig is, of een vriend? De kamers gaan per drie, dus…’
Skey bleef ook staan.
‘Eh…’ zei hij, terwijl hij om zich heen keek, en toen viel zijn oog op Bor, die een stuk verderop door een man richting de berg geleid werd. Hij knikte zijn kant op. ‘Nou, Bor is wel oké.’
Spurr keek om en volgde zijn blikrichting richting Bor.
‘Die brede, daar?’ vroeg hij. ‘Oké, dan nemen we hem ook.’ Hij rechtte zijn rug wat en keek over de andere werkers heen naar de begeleider van Bor.
‘Hé, Gianno!’ riep hij over de anderen heen zijn kant op.
De begeleider draaide zijn hoofd naar hem om en ook Bor keek hun kant op toen hij bleef staan.
‘Wat?’ riep de man terug.
Spurr wenkte hem met een gebaar van zijn hand. ‘Breng hem hierheen, die werker! Hij gaat met mij mee.’
De begeleider keek om zich heen en fronste zijn wenkbrauwen toen wat. ‘Wat? Waarom? Ik dacht dat hij naar de westelijke slaapvertrekken moest?’
Spurr knikte ongeduldig en wenkte hem opnieuw. ‘Ja, maar daar zorg ik wel voor vanaf nu. Kom, breng hem hiernaartoe en volg mij maar. En stuur Joline ook even deze kant op met het kistje!’ Hij draaide zich weer om naar Skey toen Bor en zijn begeleider hun kant op kwamen en nam hem mee.
‘Kom, Skey,’ zei hij. ‘Ik laat het je zien.’

___________________________________________________________________________________________________
‘Spurr,’ zei hij, nauwelijks verstaanbaar. Hij keek op en liet zijn blik door zijn omgeving glijden terwijl zijn begeleider hem de schaduw van de berg inleidde. Even zag hij niets, maar toen zag hij een paar meter verderop een bekende, slanke gestalte met roodblond, piekerig haar staan. Hij vertraagde zijn pas en trok de doek voor zijn gezicht weg.
‘Spurr,’ herhaalde hij, en in een reflex trok hij aan zijn armen in een poging te blijven staan, los te komen. ‘Spurr!’
Hij hoefde het maar één keer te roepen. De gestalte keek om en inderdaad zag Skey het gezicht van Spurr dat zijn kant op draaide. Zijn haar was door de jaren heen lichter geworden en zijn gezicht was ouder, met wat rimpeltjes rond de ogen, maar hij was het wel degelijk. Zijn uitstraling was nog precies hetzelfde als vroeger, al leek hij wat zekerder op zijn benen te staan dan Skey zich herinnerde.
Even keek Spurr om zich heen, maar toen zag Skey dat hij zijn gezicht en zijn opvallende rode haar herkende. Spurrs ogen werden groot en hij draaide zich naar hem om.
‘Skey?’ zei hij. ‘Mijn god, echt?’ Hij schudde zijn hoofd wat, wilde naar hem toelopen maar leek zich toen te realiseren dat hij aan het werk was geweest. Hij stootte een collega naast zich aan en gebaarde naar de werkers achter hem.
‘Kaln, neem de telling even voor me over, wil je? Ik was bij 43.’ De andere man knikte en Spurr draaide zich om. Hij draafde hoofdschuddend naar Skey toe toen zijn collega zonder morren de telling overnam. Er stond een grote lach op zijn gezicht.
‘Skey,’ zei hij weer. ‘Mijn god, man, ik had niet verwacht dat ik jou ooit nog zou zien.’ Hij spreidde zijn armen en liep naar hem toe. ‘Kom hier.’ Hij sloeg zijn armen om Skey heen en klopte hem nog even ongecoördineerd als vroeger op zijn rug. Toen hij hem loshield, hield hem een stukje van zich af en bekeek hem hoofdschuddend.
‘God, ik kan het nauwelijks geloven,’ zei hij. ‘Hoe lang is het geleden? Negen, tien jaar? Ik neem hem wel, Marcus.’Hij keek naar Skey’s ontblote bovenlichaam en toen naar zijn gezicht terwijl Skey’s vorige begeleider zich uit te voeten maakte.
‘Je ziet er goed uit, man,’ zei hij. ‘Je bent geen dag ouder geworden. Wat doe je hier?’
Skey hief zijn armen op, zodat de boeien eraan rinkelden.
‘Je baas,’ zei hij. ‘Hij heeft me gekocht, vanmorgen, als het goed is.’
Spurr keek hem aan en wat meewarrig schudde hij zijn hoofd, nog met die grijns op zijn gezicht die nu een beetje ongelovig werd.
‘Wat?’ zei hij. ‘Waar heb je het over? Reid koopt alleen slaven, zo nu en-…’ Toen veranderde er echter iets aan het einde van zijn zin, alsof die een bewustwoording in plaats van een tegenwoord werd, en zijn laatste woorden stierven weg. Zijn blik gleed van Skey’s boeien naar zijn gezicht, gleed daar even peilend, haast zoekend over zijn ogen heen en weer en ging toen weer naar de boeien. Hij keek even naar Skey’s kapotte arm en de plekken die de boeien in zijn huid hadden gemaakt en het was of iets van de vrolijkheid in zijn gezicht uitdoofde.
Hij keek weer naar Skey op.
‘God,’ zei hij. ‘Maar… jij? Maar… hoe dan? Domingues… Nickelson zei dat hij een brief van je had gekregen, een paar jaar terug, dat de kasteelheer je een eigen stuk grond had gegeven, als opzichter.’ Hij schudde zijn hoofd wat. ‘Heeft hij gelogen?’
Skey’s boeien rinkelden toen hij zijn handen weer omlaag liet zakken en zijn blik naar de grond wendde.
‘Nee,’ zei hij. ‘Nickelson heeft altijd de waarheid gesproken. Domingues heeft gelogen. Hij heeft over veel gelogen.’
Hij merkte dat Spurr naar hem keek, naar zijn gezicht, de boeien om zijn handen.
‘God, Skey…’ zei hij. ‘Als we dit geweten hadden… het spijt me verschrikkelijk voor je.’ Hij knikte naar Skey’s arm. ‘Hebben je mannen je slecht behandeld onderweg? Je arm ligt open, bij je pols.’
Skey keek even naar de bijtwonden in zijn arm, maar draaide hem toen van Spurr weg en keek de andere kant op. ‘Nee. Het is niets.’
Maar Spurr gebaarde over zijn schouder. ‘Zal ik het voor je laten schoonmaken? Het ziet er pijnlijk uit.’
Skey schudde zijn hoofd. ‘Nee, het is goed, het-’
Maar Spurr leek vastbesloten iets voor Skey te doen, hem te helpen nu hij daar de kans toe kreeg, haast weer zoals vanouds enthousiast nu hij een manier had om de tijd van hun hereniging zo lang mogelijk te rekken.
‘Nee, kom maar,’ zei hij terwijl hij Skey bij zijn arm pakte en hem begon mee te voeren. ‘Ik laat je wel even opknappen. En ik zal je gelijk de kamers laten zien, anders, waar we slapen goed? Hé, wil je anders met mij delen? We slapen met drie mannen of vrouwen in een ruimte, dus ik kan wel wat schuiven voor ons. Gaaf, toch? Dan is het net als vroeger.’ Enthousiast trok hij Skey mee, verder de schaduw onder de berg in. Na twee stappen bleef hij echter alweer staan, alsof hij zich plotseling iets herinnerde, en keek naar Skey om.
‘O, wacht, weet je trouwens nog iemand? Iemand die aardig is, of een vriend? De kamers gaan per drie, dus…’
Skey bleef ook staan.
‘Eh…’ zei hij, terwijl hij om zich heen keek, en toen viel zijn oog op Bor, die een stuk verderop door een man richting de berg geleid werd. Hij knikte zijn kant op. ‘Nou, Bor is wel oké.’
Spurr keek om en volgde zijn blikrichting richting Bor.
‘Die brede, daar?’ vroeg hij. ‘Oké, dan nemen we hem ook.’ Hij rechtte zijn rug wat en keek over de andere werkers heen naar de begeleider van Bor.
‘Hé, Gianno!’ riep hij over de anderen heen zijn kant op.
De begeleider draaide zijn hoofd naar hem om en ook Bor keek hun kant op toen hij bleef staan.
‘Wat?’ riep de man terug.
Spurr wenkte hem met een gebaar van zijn hand. ‘Breng hem hierheen, die werker! Hij gaat met mij mee.’
De begeleider keek om zich heen en fronste zijn wenkbrauwen toen wat. ‘Wat? Waarom? Ik dacht dat hij naar de westelijke slaapvertrekken moest?’
Spurr knikte ongeduldig en wenkte hem opnieuw. ‘Ja, maar daar zorg ik wel voor vanaf nu. Kom, breng hem hiernaartoe en volg mij maar. En stuur Joline ook even deze kant op met het kistje!’ Hij draaide zich weer om naar Skey toen Bor en zijn begeleider hun kant op kwamen en nam hem mee.
‘Kom, Skey,’ zei hij. ‘Ik laat het je zien.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-
- Balpen
- Berichten: 213
- Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27
Wauw!!! Een super stukje!!! Echt fenomenaal geschreven
Bor en Reid zijn net wat Skey nodig heeft!
Twee dingen die me opvielen:
Het moet 'opzichter' zijn in plaats van 'opzichtiger'.
En in de volgende zin is een typo geslopen:
"Misschien was dat echte maar goed ook, realiseerde hij zich. Hij wist nog niet wat er zou gebeuren als hij aan direct zonlicht blootgesteld zou worden"
Dat moet echterrr ^^ zijn volgens mij.
Ik kijk al uit naar meer!!

Bor en Reid zijn net wat Skey nodig heeft!
Twee dingen die me opvielen:
Het moet 'opzichter' zijn in plaats van 'opzichtiger'.
En in de volgende zin is een typo geslopen:
"Misschien was dat echte maar goed ook, realiseerde hij zich. Hij wist nog niet wat er zou gebeuren als hij aan direct zonlicht blootgesteld zou worden"
Dat moet echterrr ^^ zijn volgens mij.
Ik kijk al uit naar meer!!
Ja, ik ben er ook nog.
Het vorige stukje had ik al gelezen en ik was al heel nieuwsgierig wiens energie je bedoelde, want ik had geen idee. (nu ook je laatste bericht gelezen.) Skey krijgt eigenlijk wat welverdiende positiviteit.
Er staan wel in je ene laatste stukje wat meer foutjes. (over verhaallijn heb ik verder geen opmerkingen, alleen dat van mij soms het reizen wat minder uitgebreid mag worden beschreven, maar dat past eigenlijk toch ook wel weer bij je schrijfstijl. En dat ik het verhaal nog steeds gewoon lekker vind weglezen.
Wat me nog opviel was het volgende:
-> Met de drie anderen slaven -> Met de drie andere slaven
-> zo nu en dan zag met elkaar pratend en etend van hun brood -> zag hij ze met elkaar praten / zacht met elkaar pratend
-> maar Skey vertelde hem niet teveel. Hij gaf hem antwoord, soms, maar hield zijn antwoorden kort en zorgde dat hij niet teveel vertelde. -> twee keer 'teveel' achter elkaar. Misschien de eerste alleen veel ipv teveel schrijven
-> Hier en daar tegen de rotswanden waren stukken uitgehakt, waar touwen vandaan naar beneden liepen waarlangs op het moment werkers bezig terug naar het plateau te klimmen. -> Drie keer de klank waar/waren:
-> De meeste karren waren zo goed als leeg en de volledig legen werden op nette rijen onder één van de werkplekken gezet. -> De legen is volgens mij geen zelfst. naamwoord..? ik vind het in ieder geval een beetje vreemd klinken zo
-> Skey keek naar en vanonder de doek over zijn hoofd -> deze zin vond ik niet zo mooi, duurde ook even voordat ik door had dat 'en' waarschijnljik 'hen' moet zijn.
-> mensen reageerden anders op hen -> op hen of op hem?
Ik dacht dat je ook ergens nog een werkwoord was vergeten, maar kon die nu niet meer terugvinden.


Er staan wel in je ene laatste stukje wat meer foutjes. (over verhaallijn heb ik verder geen opmerkingen, alleen dat van mij soms het reizen wat minder uitgebreid mag worden beschreven, maar dat past eigenlijk toch ook wel weer bij je schrijfstijl. En dat ik het verhaal nog steeds gewoon lekker vind weglezen.
Wat me nog opviel was het volgende:
-> Met de drie anderen slaven -> Met de drie andere slaven
-> zo nu en dan zag met elkaar pratend en etend van hun brood -> zag hij ze met elkaar praten / zacht met elkaar pratend
-> maar Skey vertelde hem niet teveel. Hij gaf hem antwoord, soms, maar hield zijn antwoorden kort en zorgde dat hij niet teveel vertelde. -> twee keer 'teveel' achter elkaar. Misschien de eerste alleen veel ipv teveel schrijven
-> Hier en daar tegen de rotswanden waren stukken uitgehakt, waar touwen vandaan naar beneden liepen waarlangs op het moment werkers bezig terug naar het plateau te klimmen. -> Drie keer de klank waar/waren:
-> De meeste karren waren zo goed als leeg en de volledig legen werden op nette rijen onder één van de werkplekken gezet. -> De legen is volgens mij geen zelfst. naamwoord..? ik vind het in ieder geval een beetje vreemd klinken zo
-> Skey keek naar en vanonder de doek over zijn hoofd -> deze zin vond ik niet zo mooi, duurde ook even voordat ik door had dat 'en' waarschijnljik 'hen' moet zijn.
-> mensen reageerden anders op hen -> op hen of op hem?
Ik dacht dat je ook ergens nog een werkwoord was vergeten, maar kon die nu niet meer terugvinden.
Dank jullie wel voor jullie motiverende reacties! Ik ben dit verhaal op het moment aan het redigeren en nakijken en ik ben weer helemaal enthousiast, dus bedankt voor de feedback :)vanaf hier is het nog niet eerder nagekeken dus er zullen nog aardig wat fouten inzitten ben ik bang haha. Hopelijk blijven jullie het voor de rest gewoon gewoon leuk vinden natuurlijk 
__________________________________________________________________________________________
Skey volgde hem en liep met Spurr mee naar de holte onder de berg. Het was er aangenaam koel, in de schemer, en Skey kon zich voorstellen dat het een verademing was voor de werkers om zich hier aan het einde van de dag in terug te kunnen trekken na uren in de warmte van de zon op het plateau te hebben doorgebracht. Bovendien was de ruimte groot: hij was niet zozeer hoog, maar strekte zich ver naar alle kanten om hen heen uit en was bezet met palen waar doeken tussen gespannen waren. De doeken verdeelden de grote holte in diverse afgesloten ruimten en wat paadjes en gangetjes die erdoorheen liepen. De toegang van de ruimten werd gevormd door oprolbare lap stof in het midden van de stoffen wanden. Bij sommige ruimten kon Skey naar binnen kijken en dan zag hij inderdaad in iedere kamer drie britsen, een tafel en wat eenvoudige kisten staan.
Spurr leidde hen naar een soortgelijke kamer helemaal achteraan, die bestond uit twee muren rotswand en twee muren gespannen doek. Aan de rechterkant stond één opgemaakt bed en twee andere britsen waren onopgemaakt tegen de andere wanden neergezet.
‘Dit is mijn slaapvertrek,’ zei Spurr. ‘Het is simpel, maar het voldoet. Het is allemaal zo gemaakt dat alles zo in te pakken en te verplaatsen is, omdat we veel rondreizen met Reid. Er staat nu maar één bed opgemaakt omdat kampleiders normaal de luxe hebben om alleen te slapen zolang de ruimte dat toelaat, maar die luxe lever ik met alle liefde in tegen wat goed gezelschap. We maken deze twee bedden ook klaar en dan kun jij hier slapen en je vriend hier.’
Skey keek zijn kant op. ‘Kampleider, hm? Je hebt het goed gedaan, zo te horen.’
Spurr glunderde even een beetje.
‘Ja, één van Reids vele goede kanten is dat hij hard werk opemerkt en het beloond. Hij lijkt veel op Nickelson, wat dat betreft, herinner je je hem nog? Ik ben nu zo’n vier jaar kampleider.’
Skey keek hem aan. ‘Hoe ben je hier terecht gekomen?’
Spurr gebaarde wat met zijn hand.
‘Nou, Nickelson deed het best goed, zakelijk, de jaren nadat jij wegging,’ zei hij. ‘Zijn land was vruchtbaar en hij verbouwde veel, meer dan de andere opzichtigers. Voornamelijk dankzij jou, trouwens, dankzij jouw methoden voor bewatering in de zomer. Dat werkte goed en dat bleef hij doen, dus hij verdiende veel geld in zo’n twee, drie jaar. Toen hij genoeg had, besloot hij zijn land te verkopen en verdiende daar nog meer geld mee en toen heeft hij een huis langs de kust gekocht om van zijn pensioen te gaan genieten.’ Ze keken om toen de andere begeleider binnenkwam met Bor. Achter hen aan kwam een vrouw binnen van ergens halverwege de twintig die een houten kistje met zich meedroeg. Ze had lange, blonde krullen en een zacht gezicht.
‘Ah, Joline,’ zei Spurr. ‘Goed dat je er bent. Kom maar hier, als je wilt.’ Joline kwam naar haar toe en Spurr stak zijn hand naar haar uit. Skey verwachtte dat hij haar vast zou pakken, maar het viel hem op dat hij dat niet deed: in plaats daarvan liet hij zijn hand zakken toen ze naast hem stond en gebaarde ermee naar Skey. Blijkbaar was er ook aan Spurrs wat onhandige omgang met vrouwen nog niets veranderd.
‘Dit is Skey,’ zei Spurr tegen Joline. ‘Skey is nieuw hier en zoals je ziet heeft hij wat medische aandacht nodig. Zou je zijn boeien los willen maken en zijn arm willen schoonmaken?’
Het meisje knikte beleefd naar hem en ze zette het kistje neer op één van de grote kisten naast haar in de ruimte.
‘Natuurlijk,’ zei ze, en ze keek op naar Skey. Ze glimlachte zacht naar hem. Hij kon niet ontkennen dat ze mooi was.
‘Ik ben Joline,’ zei ze. ‘Zal ik de boeien losmaken en even naar je arm kijken?’
Skey glimlachte licht naar haar en stak zijn handen naar haar uit.
‘Graag,’ zei hij. ‘Ze zijn helemaal van jou.’
Joline’s blik ging weer naar die van hem en toen haar ogen de zijne ontmoetten, glimlachte ze een beetje verlegen. Ze hield zijn blik vast, liet hem even afdwalen toe ze de sleutel aanpakte en keek hem aan terwijl ze zijn boeien losmaakte. Haar handen waren zacht en warm toen ze die van hem aanraakte en haar vingers streelden langs zijn huid. Skey keek naar haar en hij wendde zijn blik pas weer af toen Spurr weer begon te praten en Joline de wonden in zijn pols begon schoon te maken.
‘Goed,’ vervolgde Spurr. ‘Waar waren we? O ja, Nickelson. Hij is gaan rentenieren, dus. Toen hij alles verkocht, gaf hij ons de keuze of we bij de nieuwe eigenaar op het land wilden blijven of dat we iets anders wilden gaan doen,’ zei hij terwijl Joline Skey’s arm wat ronddraaide en hem ergens mee depte. ‘Op dat moment had Reid net zijn eigen bedrijf opgestart.Hij is een goede vriend van Nickelson dus hij vroeg hem of hij zijn oude werkers kon laten weten dat hij personeel zocht. Ik had wel interesse in iets nieuws, een verandering van omgeving, zogezegd, dus ik ging met een groepje naar Reid en hij nam ons aan.’
Skey keek naar hem om. ‘Als kampleider?’
‘Nee, in eerste instantie gewoon als werker. Ik werk nu, pff, zo’n zeven jaar voor hem en omdat hij tevreden over me was, maakte me hij na drie jaar kampleider. Dat ben ik nu alweer vier jaar. Moet je nagaan, vier jaar alweer.’ Hij keek naar Skey’s gezicht. Toen schudde hij zijn hoofd even.
‘Man, het is bizar hoe weinig je veranderd bent,’ zei hij. ‘Het is heel raar, in mijn hoofd zag je er altijd uit zoals ik me je herinnerde, van toen, op Nickelsons land, alsof ik er nooit rekening mee had gehouden dat je ouder zou zijn geworden in de tijd dat we elkaar niet zagen. Maar pas nu ik je zie en je nauwelijks ouder bent, realiseer ik me hoe bizar weinig je veranderd bent.’ Skey merkte dat Bor even zijn kant op keek terwijl diens begeleider ook zijn boeien losmaakte, maar hij gaf geen reactie op zijn blik. Hij hield zijn gezicht afgewend en keek hoe Joline iets uitsmeerde op zijn huid. Spurr knikte naar zijn lichte in haar handen, die net als die van Spurr diepbruin waren door de zon.
‘Je huid is licht,’ zei hij. ‘Blijkbaar heeft het feit dat je weinig in de zon hebt gewerkt je beter geconserveerd dan mij. Ik heb één en al rimpels bij mijn ogen, door het knijpen tegen de zon de hele tijd.’ Hij keek naar hem op en leunde tegen één van de kisten. ‘Waar heb je gewerkt, hiervoor? Ik neem aan in iets zonder zon. Hoe ben je hier terecht gekomen? Ik bedoel, heb je ooit dat stuk land gekregen van Domingues?’
Skey keek naar Joline’s handelingen bij zijn arm.
‘Niet echt,’ zei hij. ‘Het liep allemaal niet zoals verwacht. Of gehoopt, misschien eerder. Domingues luisde me erin, waarschijnlijk omdat ik te nieuwsgierig was naar wat er met Bette gebeurd was.’
Spurr keek naar hem op.
‘Bette!’ zei hij. ‘God, ja, Bette. Domingues schreef dat ze met jou meeging om bij je op het land te werken. Wat is er met haar gebeurd?’
Skey dacht aan Bette, aan Domingues, aan het verhaal van Naïma. Hij keek naar Spurr om, met de intentie het te zeggen, maar toen zag hij zijn gezicht. Toen hij de vrolijke, verwachtingsvolle blik in zijn ogen zag, kon hij het niet over zijn hart verkrijgen. Hij wendde zijn blik weer af en keek naar de grond.
‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Ik denk dat bij Domingues gebleven is. Ze is in ieder geval niet met mij meegegaan naar een land. Ik heb nooit een land gekregen.’ Hij keek op toen Joline ophield met zijn arm deppen. Ze legde haar spullen weg, maar hield zijn pols nog even in haar warme hand.
‘Het is schoon,’ zei ze, haar blik op Skey gericht. ‘Ze zijn best diep, maar ze helen waarschijnlijk het beste aan de lucht, dus ik denk dat ik ze beter niet kan verbinden.’ Haar ogen gleden over zijn gezicht. ‘Tenzij jij dat wilt, natuurlijk.’
Skey keek naar haar, even, maar toen schudde hij zijn hoofd.
‘Nee,’ zei hij. ‘Het is goed, zo. Dank je.’
Ze glimlachte. Ze had zijn arm nog steeds vast en hield hem nog even beet terwijl ze met de andere het kistje dichtklapte. Toen liet ze hem los, met een beweging waardoor haar vingers langs zijn hand streelden, en ze glimlachte naar hem. Skey keek haar aan en ze hield zijn blik zo lang mogelijk vast toen een stap achteruit zette en zich uiteindelijk omdraaide. Toen pakte ze het kistje op en verdween onder het doek door de ruimte uit.
Skey keek haar even na, tot hij voelde dat Bor naar hem keek. Hij draaide zijn hoofd om en aan de grijns op Bors gezicht zag hij dat hij Joline’s omgang met hem doorhad. Spurr, echter, had het zoals vanouds niet opgemerkt: hij schudde alleen zijn hoofd en ging op zijn brits zitten, blijkbaar enkel en alleen bezig met hun gesprek.

__________________________________________________________________________________________
Skey volgde hem en liep met Spurr mee naar de holte onder de berg. Het was er aangenaam koel, in de schemer, en Skey kon zich voorstellen dat het een verademing was voor de werkers om zich hier aan het einde van de dag in terug te kunnen trekken na uren in de warmte van de zon op het plateau te hebben doorgebracht. Bovendien was de ruimte groot: hij was niet zozeer hoog, maar strekte zich ver naar alle kanten om hen heen uit en was bezet met palen waar doeken tussen gespannen waren. De doeken verdeelden de grote holte in diverse afgesloten ruimten en wat paadjes en gangetjes die erdoorheen liepen. De toegang van de ruimten werd gevormd door oprolbare lap stof in het midden van de stoffen wanden. Bij sommige ruimten kon Skey naar binnen kijken en dan zag hij inderdaad in iedere kamer drie britsen, een tafel en wat eenvoudige kisten staan.
Spurr leidde hen naar een soortgelijke kamer helemaal achteraan, die bestond uit twee muren rotswand en twee muren gespannen doek. Aan de rechterkant stond één opgemaakt bed en twee andere britsen waren onopgemaakt tegen de andere wanden neergezet.
‘Dit is mijn slaapvertrek,’ zei Spurr. ‘Het is simpel, maar het voldoet. Het is allemaal zo gemaakt dat alles zo in te pakken en te verplaatsen is, omdat we veel rondreizen met Reid. Er staat nu maar één bed opgemaakt omdat kampleiders normaal de luxe hebben om alleen te slapen zolang de ruimte dat toelaat, maar die luxe lever ik met alle liefde in tegen wat goed gezelschap. We maken deze twee bedden ook klaar en dan kun jij hier slapen en je vriend hier.’
Skey keek zijn kant op. ‘Kampleider, hm? Je hebt het goed gedaan, zo te horen.’
Spurr glunderde even een beetje.
‘Ja, één van Reids vele goede kanten is dat hij hard werk opemerkt en het beloond. Hij lijkt veel op Nickelson, wat dat betreft, herinner je je hem nog? Ik ben nu zo’n vier jaar kampleider.’
Skey keek hem aan. ‘Hoe ben je hier terecht gekomen?’
Spurr gebaarde wat met zijn hand.
‘Nou, Nickelson deed het best goed, zakelijk, de jaren nadat jij wegging,’ zei hij. ‘Zijn land was vruchtbaar en hij verbouwde veel, meer dan de andere opzichtigers. Voornamelijk dankzij jou, trouwens, dankzij jouw methoden voor bewatering in de zomer. Dat werkte goed en dat bleef hij doen, dus hij verdiende veel geld in zo’n twee, drie jaar. Toen hij genoeg had, besloot hij zijn land te verkopen en verdiende daar nog meer geld mee en toen heeft hij een huis langs de kust gekocht om van zijn pensioen te gaan genieten.’ Ze keken om toen de andere begeleider binnenkwam met Bor. Achter hen aan kwam een vrouw binnen van ergens halverwege de twintig die een houten kistje met zich meedroeg. Ze had lange, blonde krullen en een zacht gezicht.
‘Ah, Joline,’ zei Spurr. ‘Goed dat je er bent. Kom maar hier, als je wilt.’ Joline kwam naar haar toe en Spurr stak zijn hand naar haar uit. Skey verwachtte dat hij haar vast zou pakken, maar het viel hem op dat hij dat niet deed: in plaats daarvan liet hij zijn hand zakken toen ze naast hem stond en gebaarde ermee naar Skey. Blijkbaar was er ook aan Spurrs wat onhandige omgang met vrouwen nog niets veranderd.
‘Dit is Skey,’ zei Spurr tegen Joline. ‘Skey is nieuw hier en zoals je ziet heeft hij wat medische aandacht nodig. Zou je zijn boeien los willen maken en zijn arm willen schoonmaken?’
Het meisje knikte beleefd naar hem en ze zette het kistje neer op één van de grote kisten naast haar in de ruimte.
‘Natuurlijk,’ zei ze, en ze keek op naar Skey. Ze glimlachte zacht naar hem. Hij kon niet ontkennen dat ze mooi was.
‘Ik ben Joline,’ zei ze. ‘Zal ik de boeien losmaken en even naar je arm kijken?’
Skey glimlachte licht naar haar en stak zijn handen naar haar uit.
‘Graag,’ zei hij. ‘Ze zijn helemaal van jou.’
Joline’s blik ging weer naar die van hem en toen haar ogen de zijne ontmoetten, glimlachte ze een beetje verlegen. Ze hield zijn blik vast, liet hem even afdwalen toe ze de sleutel aanpakte en keek hem aan terwijl ze zijn boeien losmaakte. Haar handen waren zacht en warm toen ze die van hem aanraakte en haar vingers streelden langs zijn huid. Skey keek naar haar en hij wendde zijn blik pas weer af toen Spurr weer begon te praten en Joline de wonden in zijn pols begon schoon te maken.
‘Goed,’ vervolgde Spurr. ‘Waar waren we? O ja, Nickelson. Hij is gaan rentenieren, dus. Toen hij alles verkocht, gaf hij ons de keuze of we bij de nieuwe eigenaar op het land wilden blijven of dat we iets anders wilden gaan doen,’ zei hij terwijl Joline Skey’s arm wat ronddraaide en hem ergens mee depte. ‘Op dat moment had Reid net zijn eigen bedrijf opgestart.Hij is een goede vriend van Nickelson dus hij vroeg hem of hij zijn oude werkers kon laten weten dat hij personeel zocht. Ik had wel interesse in iets nieuws, een verandering van omgeving, zogezegd, dus ik ging met een groepje naar Reid en hij nam ons aan.’
Skey keek naar hem om. ‘Als kampleider?’
‘Nee, in eerste instantie gewoon als werker. Ik werk nu, pff, zo’n zeven jaar voor hem en omdat hij tevreden over me was, maakte me hij na drie jaar kampleider. Dat ben ik nu alweer vier jaar. Moet je nagaan, vier jaar alweer.’ Hij keek naar Skey’s gezicht. Toen schudde hij zijn hoofd even.
‘Man, het is bizar hoe weinig je veranderd bent,’ zei hij. ‘Het is heel raar, in mijn hoofd zag je er altijd uit zoals ik me je herinnerde, van toen, op Nickelsons land, alsof ik er nooit rekening mee had gehouden dat je ouder zou zijn geworden in de tijd dat we elkaar niet zagen. Maar pas nu ik je zie en je nauwelijks ouder bent, realiseer ik me hoe bizar weinig je veranderd bent.’ Skey merkte dat Bor even zijn kant op keek terwijl diens begeleider ook zijn boeien losmaakte, maar hij gaf geen reactie op zijn blik. Hij hield zijn gezicht afgewend en keek hoe Joline iets uitsmeerde op zijn huid. Spurr knikte naar zijn lichte in haar handen, die net als die van Spurr diepbruin waren door de zon.
‘Je huid is licht,’ zei hij. ‘Blijkbaar heeft het feit dat je weinig in de zon hebt gewerkt je beter geconserveerd dan mij. Ik heb één en al rimpels bij mijn ogen, door het knijpen tegen de zon de hele tijd.’ Hij keek naar hem op en leunde tegen één van de kisten. ‘Waar heb je gewerkt, hiervoor? Ik neem aan in iets zonder zon. Hoe ben je hier terecht gekomen? Ik bedoel, heb je ooit dat stuk land gekregen van Domingues?’
Skey keek naar Joline’s handelingen bij zijn arm.
‘Niet echt,’ zei hij. ‘Het liep allemaal niet zoals verwacht. Of gehoopt, misschien eerder. Domingues luisde me erin, waarschijnlijk omdat ik te nieuwsgierig was naar wat er met Bette gebeurd was.’
Spurr keek naar hem op.
‘Bette!’ zei hij. ‘God, ja, Bette. Domingues schreef dat ze met jou meeging om bij je op het land te werken. Wat is er met haar gebeurd?’
Skey dacht aan Bette, aan Domingues, aan het verhaal van Naïma. Hij keek naar Spurr om, met de intentie het te zeggen, maar toen zag hij zijn gezicht. Toen hij de vrolijke, verwachtingsvolle blik in zijn ogen zag, kon hij het niet over zijn hart verkrijgen. Hij wendde zijn blik weer af en keek naar de grond.
‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Ik denk dat bij Domingues gebleven is. Ze is in ieder geval niet met mij meegegaan naar een land. Ik heb nooit een land gekregen.’ Hij keek op toen Joline ophield met zijn arm deppen. Ze legde haar spullen weg, maar hield zijn pols nog even in haar warme hand.
‘Het is schoon,’ zei ze, haar blik op Skey gericht. ‘Ze zijn best diep, maar ze helen waarschijnlijk het beste aan de lucht, dus ik denk dat ik ze beter niet kan verbinden.’ Haar ogen gleden over zijn gezicht. ‘Tenzij jij dat wilt, natuurlijk.’
Skey keek naar haar, even, maar toen schudde hij zijn hoofd.
‘Nee,’ zei hij. ‘Het is goed, zo. Dank je.’
Ze glimlachte. Ze had zijn arm nog steeds vast en hield hem nog even beet terwijl ze met de andere het kistje dichtklapte. Toen liet ze hem los, met een beweging waardoor haar vingers langs zijn hand streelden, en ze glimlachte naar hem. Skey keek haar aan en ze hield zijn blik zo lang mogelijk vast toen een stap achteruit zette en zich uiteindelijk omdraaide. Toen pakte ze het kistje op en verdween onder het doek door de ruimte uit.
Skey keek haar even na, tot hij voelde dat Bor naar hem keek. Hij draaide zijn hoofd om en aan de grijns op Bors gezicht zag hij dat hij Joline’s omgang met hem doorhad. Spurr, echter, had het zoals vanouds niet opgemerkt: hij schudde alleen zijn hoofd en ging op zijn brits zitten, blijkbaar enkel en alleen bezig met hun gesprek.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-
- Balpen
- Berichten: 213
- Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27
Meer!
Wow zeg er is best veel ten goede veranderd voor Skey 


Onwijs bedankt voor je reactie weer Nele!
bladerde net dit topic door en zag dat yociame, Daantje en feather ook nog meegelezen hebben, dwalen die hier ook nog ergens rond dat iemand weet?
____________________________________________________________________________________________
‘Dat is jammer, zeg,’ zei hij. ‘Ik had wel willen weten hoe het met haar ging, met Bette.’ Hij keek even voor zich uit, maar richtte zich toen weer tot Skey. ‘En jij? Waarom heb jij nooit land gekregen, dan? Waarom liet Domingues je dan naar zijn landgoed komen?’
Skey draaide zich om. Hij wreef over zijn arm terwijl hij door de ruimte begon te lopen en keek naar de spullen die hij passeerde.
‘Waarschijnlijk omdat ik hem in de weg zat,’ zei hij. ‘Hij nam me bij zich toen ik bij hem aankwam en hield me een tijd vast. Na een paar dagen leverde hij me af bij een vrouw ver van Nickelsons land, en…daar liet hij me om te werken, in haar mijn. Waarschijnlijk moest hij van me af.’
Spurr keek hem aan, wat medelijdend.
‘Jeetje,’ zei hij ‘Wat naar. Dat had ik echt niet verwacht.’ Hij keek hem aan. ‘Was het vervelend werk, wat je moest doen?’
Skey haalde zijn schouders wat op, terwijl Bor aan de andere kant van de ruimte ook op een brits ging zitten toen zijn begeleider de ruimte verliet met zijn boeien.
‘Ach. Het was een mijn, dus veel meer dan stenen sjouwen en schoonmaken was er niet.’ Ze keken om toen Bors brits kraakte toen hij er op zijn rug op ging liggen. Hij vouwde zijn handen onder zijn hoofd, schoof wat heen en weer en deed toen met een tevreden gezicht zijn ogen dicht. Spurr leunde wat zijn kant op.
‘En jij?’ vroeg hij. ‘Bor, is het toch? Kom jij uit dezelfde mijn?’
Bor hield zijn ogen dicht en knikte terwijl hij op zijn rug bleef liggen.
‘Ja,’ zei hij. ‘Ongeveer wel.’
Skey wierp even een blik op hem, maar hij constateerde dat Bor niet van plan was verder het verschil tussen Skey’s en zijn leven in de mijn toe te lichten en de reden daarvoor. Ergens luchtte hem dat op. Hij wilde niet dat Spurr het zou weten, van hem, van wat Domingues werkelijk met hem gedaan had.
Gelukkig ging echter ook Spurr er niet op in. Skey liep verder en terwijl hij dat deed hoorde hij hem vragen: ‘En daarvoor? Heb je altijd in mijnen gewerkt?’
‘Nee,’ zei Bor vanaf zijn brits. ‘Daarvoor was ik professioneel vechter. Maar ik kreeg schulden en heb me toen aangemeld bij dezelfde mijn als je vriend hier. Vrijwillig, in mijn geval. Ik heb er een paar jaar gewerkt, tot onze ‘eigenaresse’ overleed en haar zoons alles doorverkochten. Je vriend en ik werden geveild en daar verkocht aan je baas en nu zitten we hier.’
Spurr schudde afkeurend zijn hoofd.
‘Ik kan er nog steeds niet bij dat ze dat doen,’ zei hij. ‘Mensen verkopen. Ik vind het goed dat Reid slaven koopt om ze een nieuwe kans te geven in plaats van dat hij gewoon nieuwe werkers aanneemt. Reid geeft iedereen die hij koopt een keuze, wist je dat? Je werkt een jaar voor hem en dan krijg je de keuze of je bij hem blijft of dat je gaat. Iedereen die hier is, is er vrijwillig. En met reden, want Reid is een goede baas. Hij zorgt goed voor zijn personeel. De meesten zouden niet liever willen.’
Skey liet zijn hand langs een kist glijden en keek naar de structuur van het hout.
‘Hij klinkt als een goede man,’ zei hij.
Spurr knikte. ‘Dat is hij ook. Hij lijkt veel op Nickelson. Hij heeft altijd een arts ter plaatse en zorgt voor alle voorzieningen. Hij heeft ook twee mensen die eten voor de werkers maken. Goed eten, ook.’ Hij keek naar hen om. ‘Trouwens, daarover gesproken: zal ik iets te eten voor jullie halen? Jullie zullen honger hebben, na de reis. Ze hebben kip gemaakt vandaag en die kan ik jullie ten zeerste aanraden.’
Bor en Skey keken naar hem op en op het moment dat Bor ‘Graag,’ zei, zei Skey ‘Nee, bedankt.’ Spurr hoorde in zijn enthousiasme echter waarschijnlijk alleen de bevestiging en hij kwam overeind.
‘Oké, ik haal even wat,’ zei hij. ‘Wacht maar, ik ben zo terug. Bereid je voor, je gaat het lekkerste proeven dat je ooit gegeten hebt.’ En weg was hij. Zijn voetstappen verdwenen rap en Bor en Skey bleven achter in het slaapvertrek. Bor vouwde zijn handen weer onder zijn hoofd en hij verschoof wat op zijn brits.
‘Hij is een vriend van je?’ vroeg hij Skey toen Spurr verdwenen was.
Skey knikte vanaf zijn plek bij de kist.
‘Ja,’ zei hij. ‘Van vroeger.’
‘Voor LeFevre?’
‘Ja.’
Bor knikte. Hij deed zijn ogen dicht en ging comfortabel op zijn brits liggen.
‘Weet hij het?’ vroeg hij. ‘Van jou, wat je bent?’
Skey keek voor zich uit.
‘Nee,’ zei hij. ‘Dat weet hij niet.’
‘Ga je het hem vertellen?’
Skey keek voor zich uit. Even zei hij niets, maar toen schudde hij zijn hoofd.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik wil niet dat hij het weet. Niemand hoeft het te weten.’
Bors brits kraakte onder zijn gewicht.
‘Vroeg of laat komen ze er toch wel achter,’ zei hij. ‘Dat weet je.’
Skey knikte.
‘Daarom juist,’ zei hij. ‘Ik weet nog niet wat ik ga doen als dat moment daar is, en daarom is het het beste als ze zo min mogelijk weten.’
Nu keek Bor zijn kant op. Zijn blik ving die van Skey en hij keek hem aan. Hij zei niets, maar aan zijn gezicht zag Skey dat hij wist wat hij bedoelde. Voor het eerste sinds zijn transformatie zou hij nu immers zelf moeten kiezen.
Skey wist niet of Bor nog iets wilde zeggen, maar voor hij daar nog de kans toe kreeg, klonken er weer voetstappen in de gang. Skey voelde aan de energie dat het Spurr was en inderdaad kwam die nog geen twee seconden later weer de ruimte ingedraafd. Hij had wat eenvoudige stenen borden bij zich met licht vlees erop dat inderdaad rook naar gebrade kip.
‘Alsjeblieft,’ zei hij terwijl hij Bor een bord gaf, die er voor rechtop ging zitten. ‘De beste kip ooit. Met complimenten van de chef.’ Hij knipoogde en stak een bord uit naar Skey. De glimlachte echter en maakte een afwerend gebaar.
‘Nee, dank je,’ zei hij. ‘Ik heb geen honger. Deel het maar met Bor.’
Maar Spurr duwde het bord naar hem toe.
‘Niets ervan,’ zei hij. ‘Je gaat ook gewoon eten, net als hij en ik. Jij hebt het net zo hard nodig als wij. Je bent niet de kampleider meer voor wie anderen op de eerste plaats komen. Je moet voor jezelf zorgen, Skey.’
‘Dat begrijp ik, Spurr, maar-’
Mar Spurr duwde het bord in zijn handen.
‘Nou dan,’ zei hij. ‘Neem het dan en geniet ervan. Geloof me, het smaakt fantastisch.’
Hij gaf het bord aan Skey en draaide zich toen om naar zijn eigen brits. Hij ging erop zitten, pakte zijn eigen bord en begon toen met gulzige happen de kip naar binnen te werken. Skey bleef midden in de kamer staan en keek naar hem, met het bord in zijn handen. Hij wierp een blik op het bord en toen op Bor, die vanaf zijn eigen brits ook naar hem keek terwijl hij zwijgend zijn eigen kip opat. Skey keek even naar hem, maar toen wendde hij zijn blik af. Hij liep naar de laatste brits, ging er op zitten en keek even naar het bord. Toen pakte hij een stuk kip en begon en van te eten. Hij zag dat Bor even stopte met kauwen toen hij dat zag, maar hij sloeg er geen acht op. Hij had nog nooit vast voedsel te eten gekregen sinds zijn transformatie, dus hij kon het in ieder geval proberen.

____________________________________________________________________________________________
‘Dat is jammer, zeg,’ zei hij. ‘Ik had wel willen weten hoe het met haar ging, met Bette.’ Hij keek even voor zich uit, maar richtte zich toen weer tot Skey. ‘En jij? Waarom heb jij nooit land gekregen, dan? Waarom liet Domingues je dan naar zijn landgoed komen?’
Skey draaide zich om. Hij wreef over zijn arm terwijl hij door de ruimte begon te lopen en keek naar de spullen die hij passeerde.
‘Waarschijnlijk omdat ik hem in de weg zat,’ zei hij. ‘Hij nam me bij zich toen ik bij hem aankwam en hield me een tijd vast. Na een paar dagen leverde hij me af bij een vrouw ver van Nickelsons land, en…daar liet hij me om te werken, in haar mijn. Waarschijnlijk moest hij van me af.’
Spurr keek hem aan, wat medelijdend.
‘Jeetje,’ zei hij ‘Wat naar. Dat had ik echt niet verwacht.’ Hij keek hem aan. ‘Was het vervelend werk, wat je moest doen?’
Skey haalde zijn schouders wat op, terwijl Bor aan de andere kant van de ruimte ook op een brits ging zitten toen zijn begeleider de ruimte verliet met zijn boeien.
‘Ach. Het was een mijn, dus veel meer dan stenen sjouwen en schoonmaken was er niet.’ Ze keken om toen Bors brits kraakte toen hij er op zijn rug op ging liggen. Hij vouwde zijn handen onder zijn hoofd, schoof wat heen en weer en deed toen met een tevreden gezicht zijn ogen dicht. Spurr leunde wat zijn kant op.
‘En jij?’ vroeg hij. ‘Bor, is het toch? Kom jij uit dezelfde mijn?’
Bor hield zijn ogen dicht en knikte terwijl hij op zijn rug bleef liggen.
‘Ja,’ zei hij. ‘Ongeveer wel.’
Skey wierp even een blik op hem, maar hij constateerde dat Bor niet van plan was verder het verschil tussen Skey’s en zijn leven in de mijn toe te lichten en de reden daarvoor. Ergens luchtte hem dat op. Hij wilde niet dat Spurr het zou weten, van hem, van wat Domingues werkelijk met hem gedaan had.
Gelukkig ging echter ook Spurr er niet op in. Skey liep verder en terwijl hij dat deed hoorde hij hem vragen: ‘En daarvoor? Heb je altijd in mijnen gewerkt?’
‘Nee,’ zei Bor vanaf zijn brits. ‘Daarvoor was ik professioneel vechter. Maar ik kreeg schulden en heb me toen aangemeld bij dezelfde mijn als je vriend hier. Vrijwillig, in mijn geval. Ik heb er een paar jaar gewerkt, tot onze ‘eigenaresse’ overleed en haar zoons alles doorverkochten. Je vriend en ik werden geveild en daar verkocht aan je baas en nu zitten we hier.’
Spurr schudde afkeurend zijn hoofd.
‘Ik kan er nog steeds niet bij dat ze dat doen,’ zei hij. ‘Mensen verkopen. Ik vind het goed dat Reid slaven koopt om ze een nieuwe kans te geven in plaats van dat hij gewoon nieuwe werkers aanneemt. Reid geeft iedereen die hij koopt een keuze, wist je dat? Je werkt een jaar voor hem en dan krijg je de keuze of je bij hem blijft of dat je gaat. Iedereen die hier is, is er vrijwillig. En met reden, want Reid is een goede baas. Hij zorgt goed voor zijn personeel. De meesten zouden niet liever willen.’
Skey liet zijn hand langs een kist glijden en keek naar de structuur van het hout.
‘Hij klinkt als een goede man,’ zei hij.
Spurr knikte. ‘Dat is hij ook. Hij lijkt veel op Nickelson. Hij heeft altijd een arts ter plaatse en zorgt voor alle voorzieningen. Hij heeft ook twee mensen die eten voor de werkers maken. Goed eten, ook.’ Hij keek naar hen om. ‘Trouwens, daarover gesproken: zal ik iets te eten voor jullie halen? Jullie zullen honger hebben, na de reis. Ze hebben kip gemaakt vandaag en die kan ik jullie ten zeerste aanraden.’
Bor en Skey keken naar hem op en op het moment dat Bor ‘Graag,’ zei, zei Skey ‘Nee, bedankt.’ Spurr hoorde in zijn enthousiasme echter waarschijnlijk alleen de bevestiging en hij kwam overeind.
‘Oké, ik haal even wat,’ zei hij. ‘Wacht maar, ik ben zo terug. Bereid je voor, je gaat het lekkerste proeven dat je ooit gegeten hebt.’ En weg was hij. Zijn voetstappen verdwenen rap en Bor en Skey bleven achter in het slaapvertrek. Bor vouwde zijn handen weer onder zijn hoofd en hij verschoof wat op zijn brits.
‘Hij is een vriend van je?’ vroeg hij Skey toen Spurr verdwenen was.
Skey knikte vanaf zijn plek bij de kist.
‘Ja,’ zei hij. ‘Van vroeger.’
‘Voor LeFevre?’
‘Ja.’
Bor knikte. Hij deed zijn ogen dicht en ging comfortabel op zijn brits liggen.
‘Weet hij het?’ vroeg hij. ‘Van jou, wat je bent?’
Skey keek voor zich uit.
‘Nee,’ zei hij. ‘Dat weet hij niet.’
‘Ga je het hem vertellen?’
Skey keek voor zich uit. Even zei hij niets, maar toen schudde hij zijn hoofd.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik wil niet dat hij het weet. Niemand hoeft het te weten.’
Bors brits kraakte onder zijn gewicht.
‘Vroeg of laat komen ze er toch wel achter,’ zei hij. ‘Dat weet je.’
Skey knikte.
‘Daarom juist,’ zei hij. ‘Ik weet nog niet wat ik ga doen als dat moment daar is, en daarom is het het beste als ze zo min mogelijk weten.’
Nu keek Bor zijn kant op. Zijn blik ving die van Skey en hij keek hem aan. Hij zei niets, maar aan zijn gezicht zag Skey dat hij wist wat hij bedoelde. Voor het eerste sinds zijn transformatie zou hij nu immers zelf moeten kiezen.
Skey wist niet of Bor nog iets wilde zeggen, maar voor hij daar nog de kans toe kreeg, klonken er weer voetstappen in de gang. Skey voelde aan de energie dat het Spurr was en inderdaad kwam die nog geen twee seconden later weer de ruimte ingedraafd. Hij had wat eenvoudige stenen borden bij zich met licht vlees erop dat inderdaad rook naar gebrade kip.
‘Alsjeblieft,’ zei hij terwijl hij Bor een bord gaf, die er voor rechtop ging zitten. ‘De beste kip ooit. Met complimenten van de chef.’ Hij knipoogde en stak een bord uit naar Skey. De glimlachte echter en maakte een afwerend gebaar.
‘Nee, dank je,’ zei hij. ‘Ik heb geen honger. Deel het maar met Bor.’
Maar Spurr duwde het bord naar hem toe.
‘Niets ervan,’ zei hij. ‘Je gaat ook gewoon eten, net als hij en ik. Jij hebt het net zo hard nodig als wij. Je bent niet de kampleider meer voor wie anderen op de eerste plaats komen. Je moet voor jezelf zorgen, Skey.’
‘Dat begrijp ik, Spurr, maar-’
Mar Spurr duwde het bord in zijn handen.
‘Nou dan,’ zei hij. ‘Neem het dan en geniet ervan. Geloof me, het smaakt fantastisch.’
Hij gaf het bord aan Skey en draaide zich toen om naar zijn eigen brits. Hij ging erop zitten, pakte zijn eigen bord en begon toen met gulzige happen de kip naar binnen te werken. Skey bleef midden in de kamer staan en keek naar hem, met het bord in zijn handen. Hij wierp een blik op het bord en toen op Bor, die vanaf zijn eigen brits ook naar hem keek terwijl hij zwijgend zijn eigen kip opat. Skey keek even naar hem, maar toen wendde hij zijn blik af. Hij liep naar de laatste brits, ging er op zitten en keek even naar het bord. Toen pakte hij een stuk kip en begon en van te eten. Hij zag dat Bor even stopte met kauwen toen hij dat zag, maar hij sloeg er geen acht op. Hij had nog nooit vast voedsel te eten gekregen sinds zijn transformatie, dus hij kon het in ieder geval proberen.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Stukje erbij 
________________________________________________________________________________________________________
Het lukte Skey die avond twee stukken kip weg te krijgen in het slaapvertrek onder de berg. Veel resultaat had het echter niet, zoals hij al had kunnen verwachten. Sowieso had het eten al geen smaak meer, zoals hij zich ook nog herinneren van het brood dat hij als laatste gegeten had, jaren geleden, maar ook hield zijn lichaam het niet meer binnen. Het was of zijn maag het niet accepteerde, alsof zijn hele binnenste ertegen in opstand kwam, haast alsof hij er allergisch voor was. Al gauw begonnen zijn slokdarm en maag pijn te doen en al na een paar happen begon zijn maag krampachtig in elkaar te krimpen, krijsend, protesterend tegen het eten dat hij probeerde weg te werken. Het was nog erger dan vorige keer en al na een paar minuten moest hij overgeven. Het was heftig, zijn lichaam pompte en zwoegde en hij was nog net op tijd om het slaapvertrek uit te rennen en de buitenlucht bij de berg in te struikelen voor hij alles er weer uitkwam. Hij leunde voorovergebogen met zijn hand tegen de rotswand en hield zijn ogen diht terwijl zijn maag zichzelf leegperste, tot op de laatste hap kip, tot het laatste stukje vlees weer uit zijn lichaam verwijderd was. Toen alles eruit was, toen hij weer kon ademen, brandden en tintelden zijn slokdarm en zijn maag en voelde zijn binnenste hard en vervelend aan. Zijn lichaam had het hem voor eens en altijd duidelijk gemaakt: ander, vast voedsel dan bloed werd niet meer geaccepteerd.
Toen Skey uitgehoest was en zijn maag weer wat kalmeerde, kwam Spurr de hoek van de berg om gerend. Hij was bezorgd, pakte Skey vast en wilde hem water geven, maar Skey bedankte hijgend, wetende dat zijn lichaam ook het water waarschijnlijk niet meer zou accepteren. In plaats daarvan kwam hij even op adem in de frisse lucht en liep toen met Spurr mee terug naar de slaapvertrekken. Het ging moeizaam, zijn lichaam had echt een klap gehad door zijn poging om normaal voedsel te eten. Zijn maag deed pijn, voelde als een steen, en zijn hoofd bonkte en zijn benen voelden raar. Gelukkig kwam Bor, die hen ook achterna was gekomen, hen na een tijdje te hulp en met zijn hulp wist Skey met Spurr weer terug naar het slaapvertrek te lopen.
Eenmaal terug in de ruimte achterin de holte, hielp Bor Skey op de brits nadat Spurr die voor hem klaargemaakt had. Spurr was bezorgd, hij vroeg de hele tijd of alles wel goed was en of Skey geen dokter wilde zien, maar Skey zei dat het niets bijzonders was en wel weer over zou gaan. Toen hij dat bleef zeggen, leek dat Spurr een beetje gerust te stellen en het hielp ook dat Bor hem ook zei zich niet teveel zorgen te maken, al merkte Skey aan hem dat hij wel begreep wat de heftige reactie van Skey’s lichaam op het eten verooraakt had.
Tegen de tijd dat Skey plaatsgenomen had op zijn opgemaakte brits en ze Spurr ervan overtuigd hadden dat er niets aan de hand was, was het al een stuk donkerer geworden om hen heen. Het was al laat en Spurr raadde hen aan te gaan slapen: ze hadden een lange reis achter de rug en ze zouden hun slaap en energie nodig hebben omdat ze de volgende dag vroeg begonnen met werken. Ze namen dat ter harte, Skey voornamelijk omdat hij zich nog steeds niet goed voelde en hij hoopte dat wat slaap het gevoel van zijn pijnlijke maag teniet zou doen, en maakten zich ieder klaar om op hun eigen brits te gaan slapen. Spurr ging nog even weg om nog wat dingen te regelen en Skey keek naar het licht van de fakkel op de muur in de tijd dat hij wachtte tot hij terugkwam. Toen Spurr een halfuur later terugkwam en hij de fakkel doofde, deed Skey zijn ogen dicht en deed hij zijn best om net als Spurr en Bor te gaan slapen.
Het slapen in de hernieuwde omgeving, op het nieuwe bed, bleek echter ook iets waar zijn lichaam moeite mee had. Hoe comfortabel het ook mocht zijn, hij kon er niet aan wennen. Na jarenlang iedere nacht zittend op de harde vloer in LeFevre’s kerker doorgebracht te hebben, kon zijn lichaam zijn draai niet vinden nu het horizontaal op de zachte, verende brits onder het laken lag. Hij draaide en woelde, wisselde telkens van kant en verplaatste het kussen onder zijn hoofd, maar het voelde raar om te liggen in plaats van te zitten en het zachte bed gaf hem geen enkele steun. Soms zakte hij een beetje weg, maar telkens als hij dan bewoog in zijn slaap en hij wegzakte in de verende brits onder hem, werd hij weer half wakker en lukte het hem weer een tijd niet in slaap te komen. Hij wist niet wanneer en hoe, maar uiteindelijk eindigde hij toch uit zichzelf naast zijn brits op de grond, zittend tegen de muur zoals hij tien jaar geslapen had, met zijn rug tegen de rotsen en zijn hoofd tegen de koele wand steunend. Daar vond zijn lichaam al gauw zijn plek weer en zo viel hij uiteindelijk toch in slaap.
De volgende dag werd hij wakker gemaakt door Spurr. Hij was uiteindelijk toch nog diep onder zeil geraakt die nacht en zo, zittend tegen de harde muur, dacht hij toen hij zijn ogen opendeed even dat nog altijd in LeFevre’s kerker was. Hij voelde dan ook een zware tegenzin toen hij zich realiseerde dat hij aan het werk moest, dat hij weer lichamelijke arbeid moest verrichten, en even zakte er een zwaar gevoel in zijn maag neer. Toen hij weer helder werd en echter Spurrs gezicht voor zich zag, die bezorgd vroeg of er iets met zijn bed was dat hij op de grond zat, realiseerde hij zich weer waar hij was en wat er gebeurd was.
Toen hij helder was, liet hij zich door Spurr overeind helpen. Spurr gaf hem kleding, echte, lichte kleding zoals hij vroeger op het land had gehad, en zei hem die aan te trekken terwijl hij eten voor hen haalde. Skey deed wat hij zei en kleedde zich om in de tijd dat Spurr weg was. De kleding was van licht katoen en voor het eerst sinds tijden had hij weer een shirt, een echt shirt zijn hele bovenlichaam bedekte. Het had lange mouwen en dat was een mooie bijkomstigheid. Nu zouden niet alleen de wegtrekkende littekens op zijn rug, maar ook de wonden op zijn armen uit het zicht onttrokken zijn.
Toen Skey aangekleed was in zijn nieuwe werkkleding, kwam ook Spurr terug met brood. Veel nut had dat niet, want Bor was al weg, waarschijnlijk al aan het werk of gemeenschappelijk gaan eten om nieuw contacten op te doen, en Skey bedankte voor het brood met het excuus dat hij zich nog niet goed voelde na de kip van gisternacht, wat overigens niet waar was. Hij voelde zich prima, maar had niet meer de behoefte dat teniet te doen door te eten en hetzelfde gevoel als gisteren te veroorzaken om Spurr geen argwaan te zorgen.

________________________________________________________________________________________________________
Het lukte Skey die avond twee stukken kip weg te krijgen in het slaapvertrek onder de berg. Veel resultaat had het echter niet, zoals hij al had kunnen verwachten. Sowieso had het eten al geen smaak meer, zoals hij zich ook nog herinneren van het brood dat hij als laatste gegeten had, jaren geleden, maar ook hield zijn lichaam het niet meer binnen. Het was of zijn maag het niet accepteerde, alsof zijn hele binnenste ertegen in opstand kwam, haast alsof hij er allergisch voor was. Al gauw begonnen zijn slokdarm en maag pijn te doen en al na een paar happen begon zijn maag krampachtig in elkaar te krimpen, krijsend, protesterend tegen het eten dat hij probeerde weg te werken. Het was nog erger dan vorige keer en al na een paar minuten moest hij overgeven. Het was heftig, zijn lichaam pompte en zwoegde en hij was nog net op tijd om het slaapvertrek uit te rennen en de buitenlucht bij de berg in te struikelen voor hij alles er weer uitkwam. Hij leunde voorovergebogen met zijn hand tegen de rotswand en hield zijn ogen diht terwijl zijn maag zichzelf leegperste, tot op de laatste hap kip, tot het laatste stukje vlees weer uit zijn lichaam verwijderd was. Toen alles eruit was, toen hij weer kon ademen, brandden en tintelden zijn slokdarm en zijn maag en voelde zijn binnenste hard en vervelend aan. Zijn lichaam had het hem voor eens en altijd duidelijk gemaakt: ander, vast voedsel dan bloed werd niet meer geaccepteerd.
Toen Skey uitgehoest was en zijn maag weer wat kalmeerde, kwam Spurr de hoek van de berg om gerend. Hij was bezorgd, pakte Skey vast en wilde hem water geven, maar Skey bedankte hijgend, wetende dat zijn lichaam ook het water waarschijnlijk niet meer zou accepteren. In plaats daarvan kwam hij even op adem in de frisse lucht en liep toen met Spurr mee terug naar de slaapvertrekken. Het ging moeizaam, zijn lichaam had echt een klap gehad door zijn poging om normaal voedsel te eten. Zijn maag deed pijn, voelde als een steen, en zijn hoofd bonkte en zijn benen voelden raar. Gelukkig kwam Bor, die hen ook achterna was gekomen, hen na een tijdje te hulp en met zijn hulp wist Skey met Spurr weer terug naar het slaapvertrek te lopen.
Eenmaal terug in de ruimte achterin de holte, hielp Bor Skey op de brits nadat Spurr die voor hem klaargemaakt had. Spurr was bezorgd, hij vroeg de hele tijd of alles wel goed was en of Skey geen dokter wilde zien, maar Skey zei dat het niets bijzonders was en wel weer over zou gaan. Toen hij dat bleef zeggen, leek dat Spurr een beetje gerust te stellen en het hielp ook dat Bor hem ook zei zich niet teveel zorgen te maken, al merkte Skey aan hem dat hij wel begreep wat de heftige reactie van Skey’s lichaam op het eten verooraakt had.
Tegen de tijd dat Skey plaatsgenomen had op zijn opgemaakte brits en ze Spurr ervan overtuigd hadden dat er niets aan de hand was, was het al een stuk donkerer geworden om hen heen. Het was al laat en Spurr raadde hen aan te gaan slapen: ze hadden een lange reis achter de rug en ze zouden hun slaap en energie nodig hebben omdat ze de volgende dag vroeg begonnen met werken. Ze namen dat ter harte, Skey voornamelijk omdat hij zich nog steeds niet goed voelde en hij hoopte dat wat slaap het gevoel van zijn pijnlijke maag teniet zou doen, en maakten zich ieder klaar om op hun eigen brits te gaan slapen. Spurr ging nog even weg om nog wat dingen te regelen en Skey keek naar het licht van de fakkel op de muur in de tijd dat hij wachtte tot hij terugkwam. Toen Spurr een halfuur later terugkwam en hij de fakkel doofde, deed Skey zijn ogen dicht en deed hij zijn best om net als Spurr en Bor te gaan slapen.
Het slapen in de hernieuwde omgeving, op het nieuwe bed, bleek echter ook iets waar zijn lichaam moeite mee had. Hoe comfortabel het ook mocht zijn, hij kon er niet aan wennen. Na jarenlang iedere nacht zittend op de harde vloer in LeFevre’s kerker doorgebracht te hebben, kon zijn lichaam zijn draai niet vinden nu het horizontaal op de zachte, verende brits onder het laken lag. Hij draaide en woelde, wisselde telkens van kant en verplaatste het kussen onder zijn hoofd, maar het voelde raar om te liggen in plaats van te zitten en het zachte bed gaf hem geen enkele steun. Soms zakte hij een beetje weg, maar telkens als hij dan bewoog in zijn slaap en hij wegzakte in de verende brits onder hem, werd hij weer half wakker en lukte het hem weer een tijd niet in slaap te komen. Hij wist niet wanneer en hoe, maar uiteindelijk eindigde hij toch uit zichzelf naast zijn brits op de grond, zittend tegen de muur zoals hij tien jaar geslapen had, met zijn rug tegen de rotsen en zijn hoofd tegen de koele wand steunend. Daar vond zijn lichaam al gauw zijn plek weer en zo viel hij uiteindelijk toch in slaap.
De volgende dag werd hij wakker gemaakt door Spurr. Hij was uiteindelijk toch nog diep onder zeil geraakt die nacht en zo, zittend tegen de harde muur, dacht hij toen hij zijn ogen opendeed even dat nog altijd in LeFevre’s kerker was. Hij voelde dan ook een zware tegenzin toen hij zich realiseerde dat hij aan het werk moest, dat hij weer lichamelijke arbeid moest verrichten, en even zakte er een zwaar gevoel in zijn maag neer. Toen hij weer helder werd en echter Spurrs gezicht voor zich zag, die bezorgd vroeg of er iets met zijn bed was dat hij op de grond zat, realiseerde hij zich weer waar hij was en wat er gebeurd was.
Toen hij helder was, liet hij zich door Spurr overeind helpen. Spurr gaf hem kleding, echte, lichte kleding zoals hij vroeger op het land had gehad, en zei hem die aan te trekken terwijl hij eten voor hen haalde. Skey deed wat hij zei en kleedde zich om in de tijd dat Spurr weg was. De kleding was van licht katoen en voor het eerst sinds tijden had hij weer een shirt, een echt shirt zijn hele bovenlichaam bedekte. Het had lange mouwen en dat was een mooie bijkomstigheid. Nu zouden niet alleen de wegtrekkende littekens op zijn rug, maar ook de wonden op zijn armen uit het zicht onttrokken zijn.
Toen Skey aangekleed was in zijn nieuwe werkkleding, kwam ook Spurr terug met brood. Veel nut had dat niet, want Bor was al weg, waarschijnlijk al aan het werk of gemeenschappelijk gaan eten om nieuw contacten op te doen, en Skey bedankte voor het brood met het excuus dat hij zich nog niet goed voelde na de kip van gisternacht, wat overigens niet waar was. Hij voelde zich prima, maar had niet meer de behoefte dat teniet te doen door te eten en hetzelfde gevoel als gisteren te veroorzaken om Spurr geen argwaan te zorgen.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Ik lees nog mee
al liep ik een behoorlijk stuk achter. Vind het vervolg leuk en gelukkig is er dan eindelijk weer iets positiefs in het leven van Sky. Dat is heel fijn om te lezen en ook dat hij een nieuwe vriend heeft gemaakt en een oude is tegen gekomen. Ik hoop dat hij snel vertelt wat hij is, ook al kan dat de vriendschap met Spurr kapot maken, dit werkt ook niet echt =/
Ga zo door!

Ga zo door!

- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Ik ben ook weer bij. Ik heb verder niet veel te melden. Het leest lekker weg. Ik kom wel wat meer foutjes tegen, maar je geeft al aan dat je aan het redigeren bent, dus daar meld ik nu even niets over.
Ik ben benieuwd wat Skey nu gaat doen wanneer zijn lichaam weer naar bloed dorst en of hij Spurr wat gaat vertellen.
Twee soort van vrienden om hem heen, dat is leuk positief nieuws na al die pagina's van ellende.
Ik ben benieuwd wat Skey nu gaat doen wanneer zijn lichaam weer naar bloed dorst en of hij Spurr wat gaat vertellen.
Twee soort van vrienden om hem heen, dat is leuk positief nieuws na al die pagina's van ellende.
Dank jullie wel voor de leuke reacties, echt heel fijn dat jullie nog steeds meelezen en het ook nog leuk vinden
thanks! 
______________________________________________________________________________
Toen Spurr zijn pogingen Skey toch wat te laten eten uiteindelijk had opgegeven, gingen ze op weg naar de berg. Daar was het een drukte van belang, de meeste werkers waren al aan de slag. Er klonken geluiden van houwelen en klappende stenen die Skey veel aan de mijn deden denken en ook hier werden herhaaldelijk karren met stenen heen en weer gereden, maar verder was er veel anders dan hij gewend was. De werkers praatten geanimeerd met elkaar en zo nu en dan werd er zelfs gelachen. Er waren geen slavenmeesters, alleen kampleiders zoals Spurr, en geen van hen had een zweep. Er werd ook niet geschreeuwd en de kampleiders werkten zelf mee. Ook Reid liep tussen de groepjes heen en weer om ze aan te sturen en soms hielp zelfs hij mee met de werkzaamheden. Dat was Skey niet gewend, want zelfs Nickelson had dat de laatste jaren al niet meer gedaan.
Door alle activiteiten heen leidde Spurr Skey mee de berg over. Hij wees hem verschillende onderdelen van de arbeid aan en vertelde hem wat ze inhielden en waar ze voor dienden. Skey volgde hem en knikte naar de mensen die Spurr aan hem voorstelde, die hem vriendelijk teruggroetten. Bij zijn werkplek aangekomen, die bestond uit een pad waarvan stenen onder de overdekte tunnels in karren van de ene naar de andere werkplaats moesten worden gebracht, groetten de werkers hem vriendelijk. Er was geen rivaliteit, geen angst, geen haat. Iedereen was hartelijk tegen hem en het stemde hem positief om weer als een mens in plaats van een gevaarlijk, dom dier behandeld te worden.
Toen Spurr hem echter eenmaal had uitgelegd wat hij moest doen en hij aan het werk was, vervaagde dat gevoel al gauw weer voor Skey. Skey was Reid en Spurr dankbaar voor hun hulp, voor de kans die ze hem gaven, maar het werk verschilde niet veel van dat in de mijn. Het gros van zijn werkzaamheden bestond uit karren heen en weer sjouwen en stenen verplaatsen zoals hij dat jaren achter elkaar had gedaan. Hij liep in de buitenlucht en hij was niet geboeid, maar verder waren de ladingen bijna net zo zwaar waren als die in de mijn en kreeg hij dezelfde opdrachten als daar, al waren het nu verzoeken in plaats van bevelen. Zo nu en dan laadde hij wat karren ook in of uit, maar ook dat werd al na een paar keer routine en omdat hij het werk grotendeels in zijn eentje volbracht, kreeg hij ook hier niet veel kans om met mensen te praten. Daardoor drong het al gauw tot hem door wat dit betekende. Zijn leven was niet veel veranderd, ten opzichte van bij LeFevre. Als hij niets deed zou het zich gewoon hervatten zoals het afgelopen jaren gegaan was, met als enige verschil dat hij zich in een andere, betere omgeving bevond. Reid was beter voor hem, hij zou contact hebben met Spurr, Bor en misschien met anderen, maar in grondslag bleef alles hetzelfde. Zijn leven zou nog altijd hetzelfde blijven, bestaan uit werken en doden, doden om te leven, te leven om werk te doen dat hem niet uitdaagde, dat iedere dag hetzelfde was. En gaandeweg, gedurende de dag, drong het daardoor tot hem door dat hij het niet over zijn hart zou kunnen verkrijgen daarvoor te doden, vrijwillig levens te nemen. Het was het niet waard. Hij wilde geen werkers van Reid of anderen doden die wel gelukkig waren om een leven in stand te houden waar hij zelf niet eens tevreden mee was. Hij kon het gewoon niet, niet meer. Zijn leven, ook nu, hier, was het niet waard om voor te doden.
Daarom nam hij een besluit. Daar, op dat moment, terwijl hij de zoveelste kar naar van die dag over het plateau sleepte, besloot hij wat hij zou doen. Het zou hier ophouden, bij Reid, op deze berg. Hij zou niemand iets vertellen over wat hij was. Hij zou afwachten, gewoon werken, het verval van zijn lichaam laten inzetten als het weer om bloed begon te vragen. Hij zou blijven werken of er niets aan de hand was tot hij er bij neerviel en ook dan, als het niet meer ging, zou hij het laten gebeuren zoals het ging. Als er iets zou gebeuren wat hem zou redden dan was dat zo, maar als hij geen bloed kreeg, als zijn lichaam het zou begeven, dan zou hij dat ook laten gebeuren. Dat het laatste vele malen waarschijnlijker was, maakte hem niet uit. Het was misschien de laatste keer dat hij die keuze had. Als Reid erachter kwam, als hij leerde dat Skey’s lichaam er wel voor zorgde dat het overleefde als hij eenmaal bloed rook, zou hij misschien nooit meer de kans hebben om zelf te kiezen. Hij kon die laatste kans beter aanpakken als het zo zou lopen, voor hij er later spijt van kreeg dat hij de verkeerde beslissing had gemaakt.
Zo kwam het dus dat hij niets zei, die dag. Dat hij gewoon werkte, de zon meed en DuChenets verhaal over zijn gevoelige ogen aanhield als hem gevraagd werd naar de oorzaak daarvan. Die avond, toen de werkdag erop zat, zei hij tegen Spurr toen die hem vroeg samen met hem op zijn kamer te eten dat hij bij de groep zou eten en tegen de andere werkers die hem vroegen in de gemeenschappelijke ruimte te eten, zei hij dat hij op zijn kamer ging eten. Hij ging echter naar de grens van de holte, ging daar op de rand zitten, en keek vanuit de veilige schaduw van de overhangende berg naar de laatste kleuren van de ondergaande zon van die dag. Op dat moment voelde hij zich volledig rustig, kalm, in lijn met zijn eigen gevoelens en gedachten. Op dat moment had hij vrede met zijn lot, wat dat ook zou blijken te zijn.
Pas later die avond had hij weer een beetje contact met iemand anders. Hij zat al een tijdje zo toen hij voetstappen hoorde. De zon was bijna volledig achter de contouren van de berg weggezakt en toen hij achterom keek, werd de naderende persoon in eerste instantie in duisternis gehuld. Hij concentreerde zich op de energie en merkte dat het Spurr was. Blijkbaar was hij klaar met eten en had hij Skey gezocht in zijn zoektocht naar wat gezelschap.
‘Hé,’ zei hij toen hij Skey zag zitten. ‘Hier ben je.’ Hij liep naar hem toe met zijn handen in zijn zakken. Even bleef hij naast hem staan en Skey keek weer voor zich uit. Hij merkte dat Spurr zijn blikrichting over de bergen volgde.
‘Mooi, hè?’ zei hij.
Skey knikte. ‘Ja. Het is lang geleden dat ik zoveel natuur heb gezien.’ Hij keek naar de kleuren van de ondergaande zon. ‘Het geeft een bepaald gevoel van vrijheid, allemaal bij elkaar.’
Hij merkte dat Spurr zijn kant op keek. Toen wendde hij zijn blik weer op de bergen.
‘Ja,’ zei hij. ‘Jij en de wijde natuur. Het geeft je een gevoel van eenzaamheid, hè? Alsof je alleen op de wereld bent.’ Hij keek nog even voor zich uit, maar toen wendde hij zijn blik af. Hij schraapt wat steentjes weg met zijn voet en ging toen naast Skey op de rotsen zitten. Hij sloeg zijn armen om zijn benen en ondanks dat Skey hem volwassener, minder klunziger vond dat hij zich herinnerde, deed hij dat wel weer op een manier die als vanouds was.
‘Maar jij vindt dat fijn, of niet?’ hoorde hij hem vragen. ‘Eenzaamheid, even alleen zijn, zo nu en dan. Je gedachten op een rijtje krijgen. Jij was altijd de denker van ons drieën, jou, mij en Dorian. Vroeger zonderde je je ook al af.’
Skey haalde zijn schouders wat op en keek naar de bergen in de verte.
‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Vroeger was het misschien een gewoonte. Nu is het gewoon gewenning. Ik ben vaak alleen geweest, de laatste jaren. Bij bevel, omstandigheden, niet bij keuze. En dan eindig je op het punt waar rust eenzaamheid wordt, een last. Duisternis.’ Nog even keek hij voor zich uit, maar toen liet hij zijn hoofd tegen de rotsen rusten. Hij draaide het opzij en keek naar Spurr.
‘En jij?’ vroeg hij. ‘Jij was altijd in de groep, vroeger. Je deed altijd alles met ons en de andere werkers samen, maar nu, als ik je hier zie, is dat anders.’
Spurr keek zijn kant op. ‘Hoe bedoel je?’
Skey gebaarde richting de slaapvertrekken. ‘Gewoon. Je bent meer op jezelf dan vroeger. Je leeft in een gemeenschap waar mensen met drie op een kamer slapen, en vroeger had je dat fantastisch gevonden, maar nu heb je een kamer in je eentje. De werkers kunnen gemeenschappelijk komen eten als ze willen, maar jij kiest ervoor om in je eentje in je kamer te eten. Dat is niets voor jou.’
Spurr keek hem aan. Even gleden zijn ogen over zijn gezicht, maar toen glimlachte hij. Hij wendde zijn blik weer af en keek over de bergen heen in de verte.
‘Ik was vergeten hoe slim je was,’ zei hij. ‘Maar het is waar, misschien. Misschien heb je gelijk. Ik vind het fijn, nu, om zo nu en dan even alleen te zijn, uit de drukte. Ik wordt te oud voor het feestgewoel. Dingen veranderen.’
Skey knikte, half in gedachten.
‘Ja,’ zei hij. ‘Dat doen ze.’
Even was het stil, terwijl ze in gedachten verzonken voor zich uitkijken. Skey’s gedachten zakten verder weg, zonder dat hij wist waarheen, en ver weg met zijn hoofd wreef hij over zijn kapotte pols. Spurr keek naar wat hij deed.
‘Hoe gaat het met je pols?’ vroeg hij.
Skey, die nu pas doorhad wat hij deed, wierp een blik op zijn arm en trok zijn mouw verder omlaag.
‘Prima,’ zei hij.
‘Komt het door de boeien?’
Skey keek voor zich uit. ‘Ja.’
‘Ze zijn best hard voor je geweest, in die mijn, of niet? ‘
Skey wendde zijn blik af. ‘Ach. Het kan altijd erger.’
Spurr schopte een steentje weg met zijn voet. ‘Misschien, ja. Maar het heeft je wel veranderd. Ook jij bent niet hetzelfde als vroeger, Skey. Je gezicht is hetzelfde, maar je ogen niet. Je ogen zijn… ik weet het niet, niet koud, maar… afgesloten, op de één of andere manier. Nog meer dan vroeger. Je bent meer in jezelf gekeerd. Alsof je je schild tegen de buitenwereld.’
Skey staarde voor zich uit.
‘Ja,’ zei hij. Hij keek even om toen hij vanaf binnen een groep mensen geluid hoorde maken, maar keek toen weer om naar de bergen.
‘Dingen veranderen,’ zei hij toen ook. Spurr glimlachte een beetje waterig om zijn herhaling van zijn eigen woorden en toen wendde ook hij zijn bik weer af. Even keken ze zo voor zich uit, samen, zwijgend, tot er opnieuw gejoel klonk vanuit de grotten. Ze keken om en Skey concentreerde zich op de bron van het geluid. Hij voelde opwinding, plezier, van een grote groep mensen.
‘Wat zijn ze aan het doen?’ vroeg hij.


______________________________________________________________________________
Toen Spurr zijn pogingen Skey toch wat te laten eten uiteindelijk had opgegeven, gingen ze op weg naar de berg. Daar was het een drukte van belang, de meeste werkers waren al aan de slag. Er klonken geluiden van houwelen en klappende stenen die Skey veel aan de mijn deden denken en ook hier werden herhaaldelijk karren met stenen heen en weer gereden, maar verder was er veel anders dan hij gewend was. De werkers praatten geanimeerd met elkaar en zo nu en dan werd er zelfs gelachen. Er waren geen slavenmeesters, alleen kampleiders zoals Spurr, en geen van hen had een zweep. Er werd ook niet geschreeuwd en de kampleiders werkten zelf mee. Ook Reid liep tussen de groepjes heen en weer om ze aan te sturen en soms hielp zelfs hij mee met de werkzaamheden. Dat was Skey niet gewend, want zelfs Nickelson had dat de laatste jaren al niet meer gedaan.
Door alle activiteiten heen leidde Spurr Skey mee de berg over. Hij wees hem verschillende onderdelen van de arbeid aan en vertelde hem wat ze inhielden en waar ze voor dienden. Skey volgde hem en knikte naar de mensen die Spurr aan hem voorstelde, die hem vriendelijk teruggroetten. Bij zijn werkplek aangekomen, die bestond uit een pad waarvan stenen onder de overdekte tunnels in karren van de ene naar de andere werkplaats moesten worden gebracht, groetten de werkers hem vriendelijk. Er was geen rivaliteit, geen angst, geen haat. Iedereen was hartelijk tegen hem en het stemde hem positief om weer als een mens in plaats van een gevaarlijk, dom dier behandeld te worden.
Toen Spurr hem echter eenmaal had uitgelegd wat hij moest doen en hij aan het werk was, vervaagde dat gevoel al gauw weer voor Skey. Skey was Reid en Spurr dankbaar voor hun hulp, voor de kans die ze hem gaven, maar het werk verschilde niet veel van dat in de mijn. Het gros van zijn werkzaamheden bestond uit karren heen en weer sjouwen en stenen verplaatsen zoals hij dat jaren achter elkaar had gedaan. Hij liep in de buitenlucht en hij was niet geboeid, maar verder waren de ladingen bijna net zo zwaar waren als die in de mijn en kreeg hij dezelfde opdrachten als daar, al waren het nu verzoeken in plaats van bevelen. Zo nu en dan laadde hij wat karren ook in of uit, maar ook dat werd al na een paar keer routine en omdat hij het werk grotendeels in zijn eentje volbracht, kreeg hij ook hier niet veel kans om met mensen te praten. Daardoor drong het al gauw tot hem door wat dit betekende. Zijn leven was niet veel veranderd, ten opzichte van bij LeFevre. Als hij niets deed zou het zich gewoon hervatten zoals het afgelopen jaren gegaan was, met als enige verschil dat hij zich in een andere, betere omgeving bevond. Reid was beter voor hem, hij zou contact hebben met Spurr, Bor en misschien met anderen, maar in grondslag bleef alles hetzelfde. Zijn leven zou nog altijd hetzelfde blijven, bestaan uit werken en doden, doden om te leven, te leven om werk te doen dat hem niet uitdaagde, dat iedere dag hetzelfde was. En gaandeweg, gedurende de dag, drong het daardoor tot hem door dat hij het niet over zijn hart zou kunnen verkrijgen daarvoor te doden, vrijwillig levens te nemen. Het was het niet waard. Hij wilde geen werkers van Reid of anderen doden die wel gelukkig waren om een leven in stand te houden waar hij zelf niet eens tevreden mee was. Hij kon het gewoon niet, niet meer. Zijn leven, ook nu, hier, was het niet waard om voor te doden.
Daarom nam hij een besluit. Daar, op dat moment, terwijl hij de zoveelste kar naar van die dag over het plateau sleepte, besloot hij wat hij zou doen. Het zou hier ophouden, bij Reid, op deze berg. Hij zou niemand iets vertellen over wat hij was. Hij zou afwachten, gewoon werken, het verval van zijn lichaam laten inzetten als het weer om bloed begon te vragen. Hij zou blijven werken of er niets aan de hand was tot hij er bij neerviel en ook dan, als het niet meer ging, zou hij het laten gebeuren zoals het ging. Als er iets zou gebeuren wat hem zou redden dan was dat zo, maar als hij geen bloed kreeg, als zijn lichaam het zou begeven, dan zou hij dat ook laten gebeuren. Dat het laatste vele malen waarschijnlijker was, maakte hem niet uit. Het was misschien de laatste keer dat hij die keuze had. Als Reid erachter kwam, als hij leerde dat Skey’s lichaam er wel voor zorgde dat het overleefde als hij eenmaal bloed rook, zou hij misschien nooit meer de kans hebben om zelf te kiezen. Hij kon die laatste kans beter aanpakken als het zo zou lopen, voor hij er later spijt van kreeg dat hij de verkeerde beslissing had gemaakt.
Zo kwam het dus dat hij niets zei, die dag. Dat hij gewoon werkte, de zon meed en DuChenets verhaal over zijn gevoelige ogen aanhield als hem gevraagd werd naar de oorzaak daarvan. Die avond, toen de werkdag erop zat, zei hij tegen Spurr toen die hem vroeg samen met hem op zijn kamer te eten dat hij bij de groep zou eten en tegen de andere werkers die hem vroegen in de gemeenschappelijke ruimte te eten, zei hij dat hij op zijn kamer ging eten. Hij ging echter naar de grens van de holte, ging daar op de rand zitten, en keek vanuit de veilige schaduw van de overhangende berg naar de laatste kleuren van de ondergaande zon van die dag. Op dat moment voelde hij zich volledig rustig, kalm, in lijn met zijn eigen gevoelens en gedachten. Op dat moment had hij vrede met zijn lot, wat dat ook zou blijken te zijn.
Pas later die avond had hij weer een beetje contact met iemand anders. Hij zat al een tijdje zo toen hij voetstappen hoorde. De zon was bijna volledig achter de contouren van de berg weggezakt en toen hij achterom keek, werd de naderende persoon in eerste instantie in duisternis gehuld. Hij concentreerde zich op de energie en merkte dat het Spurr was. Blijkbaar was hij klaar met eten en had hij Skey gezocht in zijn zoektocht naar wat gezelschap.
‘Hé,’ zei hij toen hij Skey zag zitten. ‘Hier ben je.’ Hij liep naar hem toe met zijn handen in zijn zakken. Even bleef hij naast hem staan en Skey keek weer voor zich uit. Hij merkte dat Spurr zijn blikrichting over de bergen volgde.
‘Mooi, hè?’ zei hij.
Skey knikte. ‘Ja. Het is lang geleden dat ik zoveel natuur heb gezien.’ Hij keek naar de kleuren van de ondergaande zon. ‘Het geeft een bepaald gevoel van vrijheid, allemaal bij elkaar.’
Hij merkte dat Spurr zijn kant op keek. Toen wendde hij zijn blik weer op de bergen.
‘Ja,’ zei hij. ‘Jij en de wijde natuur. Het geeft je een gevoel van eenzaamheid, hè? Alsof je alleen op de wereld bent.’ Hij keek nog even voor zich uit, maar toen wendde hij zijn blik af. Hij schraapt wat steentjes weg met zijn voet en ging toen naast Skey op de rotsen zitten. Hij sloeg zijn armen om zijn benen en ondanks dat Skey hem volwassener, minder klunziger vond dat hij zich herinnerde, deed hij dat wel weer op een manier die als vanouds was.
‘Maar jij vindt dat fijn, of niet?’ hoorde hij hem vragen. ‘Eenzaamheid, even alleen zijn, zo nu en dan. Je gedachten op een rijtje krijgen. Jij was altijd de denker van ons drieën, jou, mij en Dorian. Vroeger zonderde je je ook al af.’
Skey haalde zijn schouders wat op en keek naar de bergen in de verte.
‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Vroeger was het misschien een gewoonte. Nu is het gewoon gewenning. Ik ben vaak alleen geweest, de laatste jaren. Bij bevel, omstandigheden, niet bij keuze. En dan eindig je op het punt waar rust eenzaamheid wordt, een last. Duisternis.’ Nog even keek hij voor zich uit, maar toen liet hij zijn hoofd tegen de rotsen rusten. Hij draaide het opzij en keek naar Spurr.
‘En jij?’ vroeg hij. ‘Jij was altijd in de groep, vroeger. Je deed altijd alles met ons en de andere werkers samen, maar nu, als ik je hier zie, is dat anders.’
Spurr keek zijn kant op. ‘Hoe bedoel je?’
Skey gebaarde richting de slaapvertrekken. ‘Gewoon. Je bent meer op jezelf dan vroeger. Je leeft in een gemeenschap waar mensen met drie op een kamer slapen, en vroeger had je dat fantastisch gevonden, maar nu heb je een kamer in je eentje. De werkers kunnen gemeenschappelijk komen eten als ze willen, maar jij kiest ervoor om in je eentje in je kamer te eten. Dat is niets voor jou.’
Spurr keek hem aan. Even gleden zijn ogen over zijn gezicht, maar toen glimlachte hij. Hij wendde zijn blik weer af en keek over de bergen heen in de verte.
‘Ik was vergeten hoe slim je was,’ zei hij. ‘Maar het is waar, misschien. Misschien heb je gelijk. Ik vind het fijn, nu, om zo nu en dan even alleen te zijn, uit de drukte. Ik wordt te oud voor het feestgewoel. Dingen veranderen.’
Skey knikte, half in gedachten.
‘Ja,’ zei hij. ‘Dat doen ze.’
Even was het stil, terwijl ze in gedachten verzonken voor zich uitkijken. Skey’s gedachten zakten verder weg, zonder dat hij wist waarheen, en ver weg met zijn hoofd wreef hij over zijn kapotte pols. Spurr keek naar wat hij deed.
‘Hoe gaat het met je pols?’ vroeg hij.
Skey, die nu pas doorhad wat hij deed, wierp een blik op zijn arm en trok zijn mouw verder omlaag.
‘Prima,’ zei hij.
‘Komt het door de boeien?’
Skey keek voor zich uit. ‘Ja.’
‘Ze zijn best hard voor je geweest, in die mijn, of niet? ‘
Skey wendde zijn blik af. ‘Ach. Het kan altijd erger.’
Spurr schopte een steentje weg met zijn voet. ‘Misschien, ja. Maar het heeft je wel veranderd. Ook jij bent niet hetzelfde als vroeger, Skey. Je gezicht is hetzelfde, maar je ogen niet. Je ogen zijn… ik weet het niet, niet koud, maar… afgesloten, op de één of andere manier. Nog meer dan vroeger. Je bent meer in jezelf gekeerd. Alsof je je schild tegen de buitenwereld.’
Skey staarde voor zich uit.
‘Ja,’ zei hij. Hij keek even om toen hij vanaf binnen een groep mensen geluid hoorde maken, maar keek toen weer om naar de bergen.
‘Dingen veranderen,’ zei hij toen ook. Spurr glimlachte een beetje waterig om zijn herhaling van zijn eigen woorden en toen wendde ook hij zijn bik weer af. Even keken ze zo voor zich uit, samen, zwijgend, tot er opnieuw gejoel klonk vanuit de grotten. Ze keken om en Skey concentreerde zich op de bron van het geluid. Hij voelde opwinding, plezier, van een grote groep mensen.
‘Wat zijn ze aan het doen?’ vroeg hij.
-
- Balpen
- Berichten: 213
- Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27
Leuke stukjes! Ik snap Skey zijn keuze maar vind het wel triest! Zou hij zichzelf zo kunnen beheersen dat hij maar een beetje bloed drinkt van iemand die het zelf aanbiedt ofzo? Ik heb trouwens ook het gevoel dat Spurr ook het een en ander heeft meegmaakt (anders zou zijn gedrag niet zo veranderd zijn) 

Leuk vervolg! Jammer dat het gelijk zo somber weer wordt, maar aan de andere kant logisch want hij heeft nog altijd niet geaccepteerd wat hij is. 
Is het nou één dag verder of een tijdje? Het lijkt me niet dat hij na een dag gelijk beseft dat het werk het hetzelfde is en het geen kans geeft, maar ik las ook nergens hoeveel tijd er overheen ging. - Misschien overheen gelezen.
Daarnaast vond ik Skey en Spurr wel heel openlijk emotioneel. Lijkt me niet normaal voor mannen, haha
Volgens mij spreken die niet zo duidelijk en open over hun emoties
Verder, leuk vervolg. Ga zo door!

Is het nou één dag verder of een tijdje? Het lijkt me niet dat hij na een dag gelijk beseft dat het werk het hetzelfde is en het geen kans geeft, maar ik las ook nergens hoeveel tijd er overheen ging. - Misschien overheen gelezen.

Daarnaast vond ik Skey en Spurr wel heel openlijk emotioneel. Lijkt me niet normaal voor mannen, haha


Verder, leuk vervolg. Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Bedankt voor jullie leuke reacties! Nele je hebt gelijk over Spurr, dat zal nog belangrijk worden, en Maaike, het is idd ff somber, zijn leven gaat niet over rozen, maar over een tijdje zullen er wat lichtpuntjes komen waaronder één heel belangrijke en je weet vast wel wie dat is
______________________________________________________________________________________
Spurr keek over zijn schouder naar de bron van het geluid.
‘O, een lolletje,’ zei hij. ‘Als er gegadigden zijn, organiseren ze ’s avonds zo nu en dan een wedstrijdje. Dat mag, van Reid, als we het maar netjes houden en zorgen dat er geen werkers met een blessure eindigen die drie weken duurt.’
Skey luisterde naar de geluiden vanuit de grotten. Hij meende een klap te horen en er werd gejoeld.
‘Een wedstrijdje in wat?’ vroeg hij.
Spurr draaide zich weer om en leunde met zijn onderarmen op de rotsen.
‘Vechten,’ zei hij. ‘Eén tegen één en de omstanders mogen wedden wie er wint. Regels, maar geen doorgestoken kaart. Gewoon eerlijk.’
Skey concentreerde zich op de energie van binnen. Hij merkte dat hij de energie kon onderscheiden als hij zijn best deed, alsof hij uit elkaar viel en hij bij iedere afzonderlijke energie ht bijbehorende gezicht voor zich kon halen.
‘Ik hoor Bor,’ zei hij. ‘Doet hij mee?’
Spurr haalde zijn schouders op. ‘Waarschijnlijk, gezien zijn achtergrond. Wil je gaan kijken?’
Skey luisterde nog even, maar knikte toen.
‘Ja,’ zei hij. ‘Is goed.’
Hij kwam samen met Spurr overeind en volgde hem met zijn handen in zijn zakken terug de grot in. Ze liepen een paar gangen door, de andere kant op dan de slaapruimtes, in de richting van de plek die hij kende als de gemeenschappelijke eetruimte. Dat was ook waar Spurr hem naartoe bracht, en waar de mensen zich bevonden, hoorde hij. Ze hadden de tafels aan de kant geschoven en vormden een grote kring in het midden: Spurr werkte zich een weg door de menigte en toen ze bij de open ruimte in het midden aankwamen, zag Skey inderdaad Bor in het midden van de cirkel staan. Hij had zijn handen opgeheven voor zijn gezicht, niet eens krampachtig tot vuisten gebald maar haast ontspannen, en hij sprong licht heen en weer op zijn voeten. Tegenover hem stond een werker met lang haar en een baard, die zich op dezelfde manier voortbewoog als hij. Het duurde niet lang voor Skey in de gaten kreeg dat de man met de baard bloedde. Hij had een bloedneus, zag hij toen hij naar zijn gezicht keek. Even trok er een sensatie van verlangen door hem heen, heel even, en hij wendde stram zijn hoofd af, van de aanblik, de geur. Hij voelde dat er iets begon te branden binnenin hem, maar hij probeerde het te onderdrukken. Hij mocht zichzelf niet verraden, hij wilde niet toegeven aan zijn instincten, als een beest, een dier. Hij mocht niet meer drinken, niet meer doden. Hij moest zich zien te beheersen.
De geur wervelde door Skey’s hoofd, maar tot zijn eigen verassing lukte het hem het wervelende gevoel weg te drukken. Hij kon het beheersen, onder controle houden, de drang om degene met de wond te doden. Het was de eerste keer dat hij met bloed te maken had als zijn lichaam niet op het randje van leven en dood balanceerde en schijnbaar was de aantrekkingskracht tot bloed dan niet zo groot als wanneer hij het echt nodig had. Hij kon het onderdrukken, onder controle houden. Heel even schoot er een gedachte door hem heen, door die constatering, de gedachte dat hij dat misschien kon uitbouwen, die beheersing, het kon oefenen tot hij ook wanneer hij wel dorst had beheerst kon blijven. Even dacht hij daaraan, maar hij liet de gedachte al gauw weer varen. Het ging erom dat hij zich nu beheerste. De rest deed er niet meer toe. De rest zou waarschijnlijk niet eens meer bestaan.
Toen Skey er zeker van was dat hij zijn lichaam weer onder controle had en dat ook zo kon houden, draaide hij zijn hoofd weer om naar de twee mannen in de cirkel. Hij keek bewust nog even niet naar de man met de baard en was daardoor net op tijd om te zien hoe Bor een geslaagde aanval pleegde. Hij schoot naar voren, verassend snel van iemand van zijn formaat, ontweek een slag van zijn tegenstander en haalde drie keer snel naar hem uit. Hij raakte hem twee keer in zijn maag en één keer tegen zijn hoofd. Dat was genoeg, bleek: de andere werker ging neer en bleef even verdwaasd op de grond liggen. De omstanders begonnen te tellen en Bor liep om de andere werker heen, klaar om hem nogmaals tegen de grond te slaan mocht dat nodig zijn. Dat bleek echter al niet meer nodig: de werker probeerde nog één keer overeind te komen, maar al voor de omstanders bij ‘drie’ waren, zakte hij weer door zijn armen. Er werd gejoeld en Bor stak zijn armen in de lucht.
‘Je vriend is goed,’ zei Spurr naast Skey. ‘Dat is Tobias. Tobias was onze kampioen tot zover. Hij heeft alles gewonnen. Niemand heeft hem ooit verslagen.’
Skey keek zijn kant op. ‘Heb jij het wel eens geprobeerd?’
Spurr glimlachte licht en hij schudde zijn hoofd.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik vecht niet. Niet meer.’
‘Waarom niet?’
De glimlach bleef op Spurrs gezicht staan. Nu Skey naar hem keek, zag hij echter dat het geen vrolijke glimlach was, geen oprechte, eerder een beetje een mistroostige.
‘Ik ben er niet geschikt voor,’ zei hij. Hij knipoogde naar Skey, op dezelfde mistroostige, onoprechte manier als zijn glimlach was.
‘Ik ben gevaarlijker dan je denkt,’ zei hij. ‘Ik ken mijn eigen krachten niet. Voor je het weet, sneuvelt er iemand door mijn toedoen.’
Hij klonk alsof hij een grapje maakte, maar toch was er iets melancholisch in zijn stem. Hij wendde zijn blik weer af, duidelijk niet van plan daar meer aan toe te voegen, en Skey volgde zijn voorbeeld. Hij had het idee dat er iets aan de hand was met Spurr, door wat hij zei, door zijn eenzame gedrag, maar hij kon er nog niet precies zijn vinger op leggen wat het was. Misschien zou hij er nog achter kunnen komen en hem op de één of andere manier kunnen helpen voor het te laat zou zijn.
Skey keek voor zich uit, in gedachten, terwijl hij op de achtergrond iemand hoorde praten. Het was Bors stem, die zei: ‘Wie is de volgende? Wie neemt het tegen me op? Kom op mannen, de avond is nog jong. Wie durft?’
Zijn woorden drongen niet helemaal tot Skey door, tot hij een hand op zijn arm voelde. Hij keek op en zag Bor voor zich staan.
‘Skey,’ zei hij. ‘Wat denk je ervan, jongen? Durf je het aan?’
Skey keek hem aan, maar toen gingen zijn ogen naar de cirkel en drong het tot hem door wat hij bedoelde. Zijn blik gleed weer naar Bor en hij keek hem aan.
‘Je weet dat ik dat niet kan, Bor,’ zei hij. Hij dempte zijn stem wat en boog wat dichter naar hem toe. ‘Als je bloedt, of ik de controle verlies… ik weet niet wat er dan gebeurt. Er zijn teveel mensen. Het risico is te groot.’
Maar Bor grijnsde.
‘Dat is het spel juist, Skey,’ zei hij. ‘Het draait allemaal om controle. Het gaat alleen niet om kracht, behendigheid, maar om beheersing, controle, wachten tot het juiste moment. Dat is waar het om gaat en dat is precies wat je moet oefenen.’ Hij boog wat naar hem toe. ‘Juist omdat het je met dat andere ook zal helpen.’ Hij rechtte zijn rug weer. ‘Wat zeg je ervan? Durf je het aan?’
Skey schudde zijn hoofd wat, het aanmoedigende geroep van de omstanders negerend. ‘Het is beter van niet, Bor.’
Maar Bor pakte hem bij zijn arm en trok hem de ring in.
‘Beter is relatief, Skey,’ zei hij. ‘Ga staan en doe mij na. Ik zal het je leren.’

______________________________________________________________________________________
Spurr keek over zijn schouder naar de bron van het geluid.
‘O, een lolletje,’ zei hij. ‘Als er gegadigden zijn, organiseren ze ’s avonds zo nu en dan een wedstrijdje. Dat mag, van Reid, als we het maar netjes houden en zorgen dat er geen werkers met een blessure eindigen die drie weken duurt.’
Skey luisterde naar de geluiden vanuit de grotten. Hij meende een klap te horen en er werd gejoeld.
‘Een wedstrijdje in wat?’ vroeg hij.
Spurr draaide zich weer om en leunde met zijn onderarmen op de rotsen.
‘Vechten,’ zei hij. ‘Eén tegen één en de omstanders mogen wedden wie er wint. Regels, maar geen doorgestoken kaart. Gewoon eerlijk.’
Skey concentreerde zich op de energie van binnen. Hij merkte dat hij de energie kon onderscheiden als hij zijn best deed, alsof hij uit elkaar viel en hij bij iedere afzonderlijke energie ht bijbehorende gezicht voor zich kon halen.
‘Ik hoor Bor,’ zei hij. ‘Doet hij mee?’
Spurr haalde zijn schouders op. ‘Waarschijnlijk, gezien zijn achtergrond. Wil je gaan kijken?’
Skey luisterde nog even, maar knikte toen.
‘Ja,’ zei hij. ‘Is goed.’
Hij kwam samen met Spurr overeind en volgde hem met zijn handen in zijn zakken terug de grot in. Ze liepen een paar gangen door, de andere kant op dan de slaapruimtes, in de richting van de plek die hij kende als de gemeenschappelijke eetruimte. Dat was ook waar Spurr hem naartoe bracht, en waar de mensen zich bevonden, hoorde hij. Ze hadden de tafels aan de kant geschoven en vormden een grote kring in het midden: Spurr werkte zich een weg door de menigte en toen ze bij de open ruimte in het midden aankwamen, zag Skey inderdaad Bor in het midden van de cirkel staan. Hij had zijn handen opgeheven voor zijn gezicht, niet eens krampachtig tot vuisten gebald maar haast ontspannen, en hij sprong licht heen en weer op zijn voeten. Tegenover hem stond een werker met lang haar en een baard, die zich op dezelfde manier voortbewoog als hij. Het duurde niet lang voor Skey in de gaten kreeg dat de man met de baard bloedde. Hij had een bloedneus, zag hij toen hij naar zijn gezicht keek. Even trok er een sensatie van verlangen door hem heen, heel even, en hij wendde stram zijn hoofd af, van de aanblik, de geur. Hij voelde dat er iets begon te branden binnenin hem, maar hij probeerde het te onderdrukken. Hij mocht zichzelf niet verraden, hij wilde niet toegeven aan zijn instincten, als een beest, een dier. Hij mocht niet meer drinken, niet meer doden. Hij moest zich zien te beheersen.
De geur wervelde door Skey’s hoofd, maar tot zijn eigen verassing lukte het hem het wervelende gevoel weg te drukken. Hij kon het beheersen, onder controle houden, de drang om degene met de wond te doden. Het was de eerste keer dat hij met bloed te maken had als zijn lichaam niet op het randje van leven en dood balanceerde en schijnbaar was de aantrekkingskracht tot bloed dan niet zo groot als wanneer hij het echt nodig had. Hij kon het onderdrukken, onder controle houden. Heel even schoot er een gedachte door hem heen, door die constatering, de gedachte dat hij dat misschien kon uitbouwen, die beheersing, het kon oefenen tot hij ook wanneer hij wel dorst had beheerst kon blijven. Even dacht hij daaraan, maar hij liet de gedachte al gauw weer varen. Het ging erom dat hij zich nu beheerste. De rest deed er niet meer toe. De rest zou waarschijnlijk niet eens meer bestaan.
Toen Skey er zeker van was dat hij zijn lichaam weer onder controle had en dat ook zo kon houden, draaide hij zijn hoofd weer om naar de twee mannen in de cirkel. Hij keek bewust nog even niet naar de man met de baard en was daardoor net op tijd om te zien hoe Bor een geslaagde aanval pleegde. Hij schoot naar voren, verassend snel van iemand van zijn formaat, ontweek een slag van zijn tegenstander en haalde drie keer snel naar hem uit. Hij raakte hem twee keer in zijn maag en één keer tegen zijn hoofd. Dat was genoeg, bleek: de andere werker ging neer en bleef even verdwaasd op de grond liggen. De omstanders begonnen te tellen en Bor liep om de andere werker heen, klaar om hem nogmaals tegen de grond te slaan mocht dat nodig zijn. Dat bleek echter al niet meer nodig: de werker probeerde nog één keer overeind te komen, maar al voor de omstanders bij ‘drie’ waren, zakte hij weer door zijn armen. Er werd gejoeld en Bor stak zijn armen in de lucht.
‘Je vriend is goed,’ zei Spurr naast Skey. ‘Dat is Tobias. Tobias was onze kampioen tot zover. Hij heeft alles gewonnen. Niemand heeft hem ooit verslagen.’
Skey keek zijn kant op. ‘Heb jij het wel eens geprobeerd?’
Spurr glimlachte licht en hij schudde zijn hoofd.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik vecht niet. Niet meer.’
‘Waarom niet?’
De glimlach bleef op Spurrs gezicht staan. Nu Skey naar hem keek, zag hij echter dat het geen vrolijke glimlach was, geen oprechte, eerder een beetje een mistroostige.
‘Ik ben er niet geschikt voor,’ zei hij. Hij knipoogde naar Skey, op dezelfde mistroostige, onoprechte manier als zijn glimlach was.
‘Ik ben gevaarlijker dan je denkt,’ zei hij. ‘Ik ken mijn eigen krachten niet. Voor je het weet, sneuvelt er iemand door mijn toedoen.’
Hij klonk alsof hij een grapje maakte, maar toch was er iets melancholisch in zijn stem. Hij wendde zijn blik weer af, duidelijk niet van plan daar meer aan toe te voegen, en Skey volgde zijn voorbeeld. Hij had het idee dat er iets aan de hand was met Spurr, door wat hij zei, door zijn eenzame gedrag, maar hij kon er nog niet precies zijn vinger op leggen wat het was. Misschien zou hij er nog achter kunnen komen en hem op de één of andere manier kunnen helpen voor het te laat zou zijn.
Skey keek voor zich uit, in gedachten, terwijl hij op de achtergrond iemand hoorde praten. Het was Bors stem, die zei: ‘Wie is de volgende? Wie neemt het tegen me op? Kom op mannen, de avond is nog jong. Wie durft?’
Zijn woorden drongen niet helemaal tot Skey door, tot hij een hand op zijn arm voelde. Hij keek op en zag Bor voor zich staan.
‘Skey,’ zei hij. ‘Wat denk je ervan, jongen? Durf je het aan?’
Skey keek hem aan, maar toen gingen zijn ogen naar de cirkel en drong het tot hem door wat hij bedoelde. Zijn blik gleed weer naar Bor en hij keek hem aan.
‘Je weet dat ik dat niet kan, Bor,’ zei hij. Hij dempte zijn stem wat en boog wat dichter naar hem toe. ‘Als je bloedt, of ik de controle verlies… ik weet niet wat er dan gebeurt. Er zijn teveel mensen. Het risico is te groot.’
Maar Bor grijnsde.
‘Dat is het spel juist, Skey,’ zei hij. ‘Het draait allemaal om controle. Het gaat alleen niet om kracht, behendigheid, maar om beheersing, controle, wachten tot het juiste moment. Dat is waar het om gaat en dat is precies wat je moet oefenen.’ Hij boog wat naar hem toe. ‘Juist omdat het je met dat andere ook zal helpen.’ Hij rechtte zijn rug weer. ‘Wat zeg je ervan? Durf je het aan?’
Skey schudde zijn hoofd wat, het aanmoedigende geroep van de omstanders negerend. ‘Het is beter van niet, Bor.’
Maar Bor pakte hem bij zijn arm en trok hem de ring in.
‘Beter is relatief, Skey,’ zei hij. ‘Ga staan en doe mij na. Ik zal het je leren.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-
- Balpen
- Berichten: 213
- Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27
Echt een goed stukje! Verklaart al wat meer
Ben benieuwd of Sky op de uitnodiging van Bor ingaat 


Haha, oh jee... dat gaat vast niet goed komen
Heel even dacht ik trouwens dat Spurr misschien net zoals Skey is, maar dat zou wel heel toevallig zijn 
Aah, ik kan niet wachten op dat ene personage! Ik gok op twee verschillende
Ga zo door!


Aah, ik kan niet wachten op dat ene personage! Ik gok op twee verschillende

- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Haha bedankt voor de leuke reacties! Ben echt blij dat jullie nog meelezen
en wie weet Maaike, hopelijk snel genoeg! 
__________________________________________________________________________________
Hij hief zijn handen op zijn voor borst, op die relaxte manier, alsof niemand hem kon schaden, en bewoog wat heen en weer. ‘Het is niet moeilijk. Het enige wat je hoeft te doen is proberen mij te raken en voorkomen dat je zelf geraakt wordt. Heb je techniek?’
‘Nee. Ik heb het nog nooit gedaan.’
Bor knikte. ‘Goed, dan proberen we eerst even het één en ander. Houd je handen zo.’ Hij balde zijn handen tot vuisten en hield ze voor zijn gezicht, Skey aansporend hem na te doen. Skey deed wat hij zei en Bor knikte tevreden. Hij hief één van zijn handen op en opende de palm Skey’s richting op.
‘Sla erop,’ zei hij. ‘Even, een paar keer, voor we beginnen, voor het gevoel. Eerst met links. Gewoon met een vuist., Hup, hard.’ Hij hield zijn hand omhoog en Skey balde zijn hand tot een vuist. Hij haalde uit en raakte Bor tegen zijn hand. Het was hard, hij had nog geen twee dagen geleden gedronken en zijn lichaam was nog sterk. Bor knikte tevreden.
‘Goed,’ zei hij. ‘Nu met rechts. Harder, gebruik je schouder. Goed zo. Nu met je linkervoet. Draaien en je hoofd mee draaien. Dat is het, Skey. Controle Dat is waar het spel om gaat. Uithalen en verdedigen. Een gemiste klap kost veel meer kracht dan een rake. Zorg dat je nooit mist, en dat ze jou niet raken. Put ze uit. Bescherm altijd je gezicht en zie kansen als die zich voordoen. Raak ze goed en schakel ze uit.’ Hij pakte Skey bij zijn vuist.
‘Verlies nooit de controle,’ zei hij. ‘Nooit. Als je dat doet, verlies je. Oké?’
Skey knikte. Bor hief zijn handen weer op en zette tevreden een stap achteruit.
‘Goed,’ zei hij. ‘Val mij maar aan, dan zien we wel waar het schip strandt. Probeer me maar te raken.’
Het gejoel van het publiek zwol aan toen ze hun vuisten naar elkaar ophieven. Skey keek naar Bor, even, naar zijn handen, schatte zijn snelheid in, de plekken waar hij hem kon raken, en toen zette hij de aanval in. In een omtrekkende beweging schoot hij naar Bor toe en zijn rechterhand schoot naar voren. Hij richtte op Bors gezicht, maar Bor was sneller dan hij verwacht had en hij wist hem zonder problemen af te weren. Door de weerstand die Skey voelde, trok er een stoot adrenaline door hem heen en haalde hij in een reflex opnieuw uit, maar ook die klap weerde Bor af, en ook de volgende en de volgende. Skey had hem nog geen één keer geraakt toen Bor hem van zich afduwde en hij twee meter bij hem vandaan in de ring eindigde.
‘Dat is de controle die ik bedoel,’ zei hij. ‘Je instincten nemen het over als je denkt dat je dreigt te verliezen. Dat is een natuurlijke reactie, maar die moet je zien te overwinnen. Je bent sterk, maar met alleen kracht kom je er niet. Je hebt controle nodig.’ Hij hief zijn handen weer op. ‘Nog een keer.’
Nu liet Skey zich dat geen twee keer zeggen. Gesterkt door de adrenaline schoot hij opnieuw op Bor af. Hij haalde naar hem uit, afwisselend naar zijn gezicht en zijn buik, maar ook nu weerde Bor hem af. Het was of zijn armen en vuisten tegen een stenen muur die Bors armen waren aanbotsten en dat wakkerde de adrenaline alleen nog maar meer aan. Bor had echter gelijk, want juist omdat zijn emoties de overhand kregen en ze alles op alles zetten om Bor te raken, verloor hij zijn focus op andere dingen. Daardoor zag hij te laat dat Bor niet alleen meer verdedigde. Hij zag zijn vuist pas aankomen toen hij vlak bij zijn gezicht was: pas toen hij de klap voelde die door zijn jukbeen en zijn kaak dreunde, kreeg hij door dat hij te laat was geweest.
Bors uithaal was raak en Skey werd een paar passen opzij geslingerd door de kracht van de klap. Even was alles vaag, maar toen werd hij zich bewust van de dreunende pijn in zijn hoofd en de achterblijvende druk op zijn jukbeen en realiseerde hij zich wat er gebeurd was. Hij proefde bloed in zijn mond en de adrenaline sterkte zich, werd door zijn lichaam omgezet in woede. Hij klemde zijn kaken op elkaar en keek weer om naar Bor. Zijn gezicht was even vaag en de woede borrelde en brandde, maar hij probeerde zijn emoties onder controle te houden. Hij wist dat er iets gebeurde met zijn gezicht, zijn ogen als hij sterke emoties voelde, sinds zijn transformatie, en dat moest hij nu zien te voorkomen omdat hij niet wilde dat iemand het wist. In een flits realiseerde hij slim Bor was, hoe effectief zijn manier van helpen was, als die zo te noemen was. Op deze manier moest hij zich leren te beheersen, omdat hij niet anders kon. Als hij zichzelf niet wilde verraden, moest hij de controle zien te bewaren. Het was de enige manier waarop zijn zelfbeheersing zo op de proef werd gesteld, zo geoefend werd als nu.
Nog even keek Skey naar Brom, terwijl hij zijn emoties weer onder controle probeerde te krijgen. Het was moeilijk, de woede bleef, maar na verloop van tijd werd Bors gezicht weer helder en kwam het gevoel, het bewustzijn van zijn lichaam weer terug. Toen hij zijn controle weer terugkreeg, herstelde hij zich weer. Hij trok zijn shirt uit, gooide het op de grond, spande zijn spieren en hief zijn handen weer op. Het publiek joelde en Bor grijnsde. Nu wachtte hij niet op Skey: hij kwam in beweging en kwam met grote snelheid op Skey af.
Nu was Skey het die verdedigde. Een tijdlang weerde hij Bors slagen af, succesvol. Pijn deerde hem nauwelijks: als hij dorst begon te krijgen, aan het eind van de week, werd hij gevoeliger voor pijn, maar daarvoor, in de tijd dat zijn lichaam nog gezond was, leek zijn pijngrens vele hoger te liggen dan normaal. Daardoor was hij nu in het voordeel en ondanks dat Bor, vooral in het begin, nog handiger en sneller was, krabbelde Skey iedere keer nadat hij hem tegen de grond had weten te slaan weer overeind. Het publiek bleef joelen, moedigde hen aan, en iedere dat Skey opnieuw opstond, was de fout die hij had gemaakt waardoor Bor hem de voorgaande keer tegen de grond had weten te slaan in zijn geheugen gegrift. Het was of zijn lichaam veel sneller leerde, de ervaringen telkens op- en opstapelde, waardoor op hij na een tijd al Bors tactieken doorhad en hij hem zodanig kon afweren en ontwijken dat hij hem nauwelijks nog wist te raken. Dat gold echter ook voor Bor, al vanaf het begin, dus toen ging de strijd een tijd gelijk op, tot het moment kwam dat hij sneller was dan Bor. Hij had drie keer naar Bor uitgehaald, twee keer naar zijn maag en één keer naar zijn gezicht, en Bor had hem succesvol afgeweerd, tot Skey aanstalten maakte hem opnieuw in zijn maag te slaan. Bors armen verplaatsen zich om zijn maag te beschermen, maar op dat moment, in een flits, zag Skey zijn kans: op het laatste moment veranderde hij zijn koers en haalde uit naar Bors gezicht in plaats van zijn buik.
Dat was de eerste keer dat hij Bor raakte. Het was een harde klap, precies hard genoeg om Bor zijn evenwicht te doen verliezen. Hij werd met een lichte vaart achteruit geslingerd en kwam het volgende moment op zijn rug op de grond terecht.
Even verstomde iedereen om hen heen. Het gejoel viel weg en iedereen viel stil toen Brom op zijn rug op de grond bleef liggen. Hij bleef op de grond liggen, met zijn blik op Skey gericht, met een blik die niet precies te peilen was. Skey bleef met licht verzwaarde ademhaling middenin de kring staan, niet zeker of Bor boos zou worden, maar dat gebeurde niet. Na een paar seconden verscheen er een hele brede grijns op zijn gezicht en toen de omstanders dat zagen, begonnen ze weer allemaal te joelen. Bor kwam overeind en hij pakte Skey bij zijn arm: hij hield hem in de lucht en draaide een rondje met hem.
‘De nieuwe kampioen!’ riep hij. ‘Applaus!’ Het gejoel werd harder en de omstanders klapten luidruchtig. Skey zag Spurr verderop breed lachen terwijl hij meeklapte met de rest. Naast hem boog Bor naar hem toe en in zijn oor zei hij: ‘Zie je. Ik wist wel dat je het kon.’
De dagen daarna bracht Skey hetzelfde door als die eerste. Hij sliep samen met Spurr en Bor op een kamer, werkte, deed in zijn eentje of hij at en bracht de avond al pratend met Spurr door of vechtend met Bor, soms voor het echt in de ring in de gemeenschappelijke ruimte, soms in hun slaapvertrek, waar Bor hem technieken leerde en met hem oefende controle over zichzelf en zijn lichaam te houden. Bor was goed en hij had vertrouwen in Skey, zei dat hij talent had door zijn snelle reflexen en grote kracht. Bijkomend voordeel was dat Skey het idee had dat zijn controletraining ook invloed had op de rest van zijn wezen, op zijn dorst en zijn hang naar bloed, naar mensen en naar doden. Hij had het gevoel dat het langer duurde voor de mensen die aantrekkingskracht op hem kregen dan normaal en dat hij zijn lichaam beter onder controle had.


__________________________________________________________________________________
Hij hief zijn handen op zijn voor borst, op die relaxte manier, alsof niemand hem kon schaden, en bewoog wat heen en weer. ‘Het is niet moeilijk. Het enige wat je hoeft te doen is proberen mij te raken en voorkomen dat je zelf geraakt wordt. Heb je techniek?’
‘Nee. Ik heb het nog nooit gedaan.’
Bor knikte. ‘Goed, dan proberen we eerst even het één en ander. Houd je handen zo.’ Hij balde zijn handen tot vuisten en hield ze voor zijn gezicht, Skey aansporend hem na te doen. Skey deed wat hij zei en Bor knikte tevreden. Hij hief één van zijn handen op en opende de palm Skey’s richting op.
‘Sla erop,’ zei hij. ‘Even, een paar keer, voor we beginnen, voor het gevoel. Eerst met links. Gewoon met een vuist., Hup, hard.’ Hij hield zijn hand omhoog en Skey balde zijn hand tot een vuist. Hij haalde uit en raakte Bor tegen zijn hand. Het was hard, hij had nog geen twee dagen geleden gedronken en zijn lichaam was nog sterk. Bor knikte tevreden.
‘Goed,’ zei hij. ‘Nu met rechts. Harder, gebruik je schouder. Goed zo. Nu met je linkervoet. Draaien en je hoofd mee draaien. Dat is het, Skey. Controle Dat is waar het spel om gaat. Uithalen en verdedigen. Een gemiste klap kost veel meer kracht dan een rake. Zorg dat je nooit mist, en dat ze jou niet raken. Put ze uit. Bescherm altijd je gezicht en zie kansen als die zich voordoen. Raak ze goed en schakel ze uit.’ Hij pakte Skey bij zijn vuist.
‘Verlies nooit de controle,’ zei hij. ‘Nooit. Als je dat doet, verlies je. Oké?’
Skey knikte. Bor hief zijn handen weer op en zette tevreden een stap achteruit.
‘Goed,’ zei hij. ‘Val mij maar aan, dan zien we wel waar het schip strandt. Probeer me maar te raken.’
Het gejoel van het publiek zwol aan toen ze hun vuisten naar elkaar ophieven. Skey keek naar Bor, even, naar zijn handen, schatte zijn snelheid in, de plekken waar hij hem kon raken, en toen zette hij de aanval in. In een omtrekkende beweging schoot hij naar Bor toe en zijn rechterhand schoot naar voren. Hij richtte op Bors gezicht, maar Bor was sneller dan hij verwacht had en hij wist hem zonder problemen af te weren. Door de weerstand die Skey voelde, trok er een stoot adrenaline door hem heen en haalde hij in een reflex opnieuw uit, maar ook die klap weerde Bor af, en ook de volgende en de volgende. Skey had hem nog geen één keer geraakt toen Bor hem van zich afduwde en hij twee meter bij hem vandaan in de ring eindigde.
‘Dat is de controle die ik bedoel,’ zei hij. ‘Je instincten nemen het over als je denkt dat je dreigt te verliezen. Dat is een natuurlijke reactie, maar die moet je zien te overwinnen. Je bent sterk, maar met alleen kracht kom je er niet. Je hebt controle nodig.’ Hij hief zijn handen weer op. ‘Nog een keer.’
Nu liet Skey zich dat geen twee keer zeggen. Gesterkt door de adrenaline schoot hij opnieuw op Bor af. Hij haalde naar hem uit, afwisselend naar zijn gezicht en zijn buik, maar ook nu weerde Bor hem af. Het was of zijn armen en vuisten tegen een stenen muur die Bors armen waren aanbotsten en dat wakkerde de adrenaline alleen nog maar meer aan. Bor had echter gelijk, want juist omdat zijn emoties de overhand kregen en ze alles op alles zetten om Bor te raken, verloor hij zijn focus op andere dingen. Daardoor zag hij te laat dat Bor niet alleen meer verdedigde. Hij zag zijn vuist pas aankomen toen hij vlak bij zijn gezicht was: pas toen hij de klap voelde die door zijn jukbeen en zijn kaak dreunde, kreeg hij door dat hij te laat was geweest.
Bors uithaal was raak en Skey werd een paar passen opzij geslingerd door de kracht van de klap. Even was alles vaag, maar toen werd hij zich bewust van de dreunende pijn in zijn hoofd en de achterblijvende druk op zijn jukbeen en realiseerde hij zich wat er gebeurd was. Hij proefde bloed in zijn mond en de adrenaline sterkte zich, werd door zijn lichaam omgezet in woede. Hij klemde zijn kaken op elkaar en keek weer om naar Bor. Zijn gezicht was even vaag en de woede borrelde en brandde, maar hij probeerde zijn emoties onder controle te houden. Hij wist dat er iets gebeurde met zijn gezicht, zijn ogen als hij sterke emoties voelde, sinds zijn transformatie, en dat moest hij nu zien te voorkomen omdat hij niet wilde dat iemand het wist. In een flits realiseerde hij slim Bor was, hoe effectief zijn manier van helpen was, als die zo te noemen was. Op deze manier moest hij zich leren te beheersen, omdat hij niet anders kon. Als hij zichzelf niet wilde verraden, moest hij de controle zien te bewaren. Het was de enige manier waarop zijn zelfbeheersing zo op de proef werd gesteld, zo geoefend werd als nu.
Nog even keek Skey naar Brom, terwijl hij zijn emoties weer onder controle probeerde te krijgen. Het was moeilijk, de woede bleef, maar na verloop van tijd werd Bors gezicht weer helder en kwam het gevoel, het bewustzijn van zijn lichaam weer terug. Toen hij zijn controle weer terugkreeg, herstelde hij zich weer. Hij trok zijn shirt uit, gooide het op de grond, spande zijn spieren en hief zijn handen weer op. Het publiek joelde en Bor grijnsde. Nu wachtte hij niet op Skey: hij kwam in beweging en kwam met grote snelheid op Skey af.
Nu was Skey het die verdedigde. Een tijdlang weerde hij Bors slagen af, succesvol. Pijn deerde hem nauwelijks: als hij dorst begon te krijgen, aan het eind van de week, werd hij gevoeliger voor pijn, maar daarvoor, in de tijd dat zijn lichaam nog gezond was, leek zijn pijngrens vele hoger te liggen dan normaal. Daardoor was hij nu in het voordeel en ondanks dat Bor, vooral in het begin, nog handiger en sneller was, krabbelde Skey iedere keer nadat hij hem tegen de grond had weten te slaan weer overeind. Het publiek bleef joelen, moedigde hen aan, en iedere dat Skey opnieuw opstond, was de fout die hij had gemaakt waardoor Bor hem de voorgaande keer tegen de grond had weten te slaan in zijn geheugen gegrift. Het was of zijn lichaam veel sneller leerde, de ervaringen telkens op- en opstapelde, waardoor op hij na een tijd al Bors tactieken doorhad en hij hem zodanig kon afweren en ontwijken dat hij hem nauwelijks nog wist te raken. Dat gold echter ook voor Bor, al vanaf het begin, dus toen ging de strijd een tijd gelijk op, tot het moment kwam dat hij sneller was dan Bor. Hij had drie keer naar Bor uitgehaald, twee keer naar zijn maag en één keer naar zijn gezicht, en Bor had hem succesvol afgeweerd, tot Skey aanstalten maakte hem opnieuw in zijn maag te slaan. Bors armen verplaatsen zich om zijn maag te beschermen, maar op dat moment, in een flits, zag Skey zijn kans: op het laatste moment veranderde hij zijn koers en haalde uit naar Bors gezicht in plaats van zijn buik.
Dat was de eerste keer dat hij Bor raakte. Het was een harde klap, precies hard genoeg om Bor zijn evenwicht te doen verliezen. Hij werd met een lichte vaart achteruit geslingerd en kwam het volgende moment op zijn rug op de grond terecht.
Even verstomde iedereen om hen heen. Het gejoel viel weg en iedereen viel stil toen Brom op zijn rug op de grond bleef liggen. Hij bleef op de grond liggen, met zijn blik op Skey gericht, met een blik die niet precies te peilen was. Skey bleef met licht verzwaarde ademhaling middenin de kring staan, niet zeker of Bor boos zou worden, maar dat gebeurde niet. Na een paar seconden verscheen er een hele brede grijns op zijn gezicht en toen de omstanders dat zagen, begonnen ze weer allemaal te joelen. Bor kwam overeind en hij pakte Skey bij zijn arm: hij hield hem in de lucht en draaide een rondje met hem.
‘De nieuwe kampioen!’ riep hij. ‘Applaus!’ Het gejoel werd harder en de omstanders klapten luidruchtig. Skey zag Spurr verderop breed lachen terwijl hij meeklapte met de rest. Naast hem boog Bor naar hem toe en in zijn oor zei hij: ‘Zie je. Ik wist wel dat je het kon.’
De dagen daarna bracht Skey hetzelfde door als die eerste. Hij sliep samen met Spurr en Bor op een kamer, werkte, deed in zijn eentje of hij at en bracht de avond al pratend met Spurr door of vechtend met Bor, soms voor het echt in de ring in de gemeenschappelijke ruimte, soms in hun slaapvertrek, waar Bor hem technieken leerde en met hem oefende controle over zichzelf en zijn lichaam te houden. Bor was goed en hij had vertrouwen in Skey, zei dat hij talent had door zijn snelle reflexen en grote kracht. Bijkomend voordeel was dat Skey het idee had dat zijn controletraining ook invloed had op de rest van zijn wezen, op zijn dorst en zijn hang naar bloed, naar mensen en naar doden. Hij had het gevoel dat het langer duurde voor de mensen die aantrekkingskracht op hem kregen dan normaal en dat hij zijn lichaam beter onder controle had.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-
- Balpen
- Berichten: 213
- Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27
Leuk stukje! Bor is geweldig! 
Wat foutjes: "Hij hief zijn handen op zijn voor borst" > voor zijn borst ; " In een flits realiseerde hij slim Bor was" > hoe slim Bor was.
Ergens gebruik je ook Brom ipv Bor.
Meer!

Wat foutjes: "Hij hief zijn handen op zijn voor borst" > voor zijn borst ; " In een flits realiseerde hij slim Bor was" > hoe slim Bor was.
Ergens gebruik je ook Brom ipv Bor.
Meer!

Sorry voor de late reactie meiden, vreselijk druk hier, snel een stukje erbij!
______________________________________________________________________
Tot de dag kwam dat zijn lichaam weer begon af te takelen. Eerst was het nog niet echt duidelijk geweest. Hij had de dag na zijn eerste gevecht met Bor zo nu en dan iets gevoeld, pijntjes, stijve spieren, maar had in eerste instantie nog gedacht dat dat met hun vechtpartij te maken had. Nog geen twee dagen later bleek echt dat hij dat verkeerd had gedacht. Op avond voor de vrije dag die Reid zijn werkers iedere week gaf, nadat hij zo’n drie dagen in zijn bedrijf gewerkt had, werd duidelijk dat zijn lichaam weer achteruit begon te gaan, dat zijn bloedvoorziening aan het afnemen was. De eerste keer dat hij het echt weer merkte, was tijdens het gevecht van die avond.
De afgelopen paar dagen had Skey meerdere keren gevochten, al gauw niet alleen meer met Bor, maar ook met anderen. Van Bor wist hij nog niet altijd te winnen, maar de anderen versloeg hij altijd. Zijn nieuwe lichaam was sterker dan dat van de mensen en ook zijn reflexen waren beter, en omdat de gevechten zijn gevoeligheid voor andermans energie verder ontwikkelden, kon hij vaak al ver van tevoren hun volgende uithaal aan zien komen. Bor was behendiger dan de anderen werkers en daardoor was hij hem nog wel eens te slim af, ook omdat Bor breder en gespierder was dan Skey en hij redelijk resistent was tegen alle mogelijke klappen, maar verder leerde Skey zodanig snel dat hij alle anderen zonder al te veel moeite de baas was in de ring.
Tot op die dag, die derde avond bij Reid. Ze waren op dat tijdstip al een tijdje bezig en Skey stond in de ring met een werker van wie hij meende dat hij Jonathan heette. Bor liep tijdens het gevecht om hen heen heen en weer in de ring: al gauw na hun aankomst had zich naast tot allemansvriend ontwikkeld tot een soort algemene scheidsrechter, omdat hij één van de weinige was die de regels kende als zijn broekzak. Jonathan had een dag eerder van hem verloren en leek nu vastbesloten zijn revange te nemen. Hij was behendig en zette zich voor de volle 100 procent in, maar toch verwachtte Skey dat hij wel van hem zou kunnen winnen.
Tenminste, dat dacht hij tot op het moment dat het misging. Op een bepaald punt zette Jonathan de aanval in. Dat ging in eerste instantie nog goed: Skey wist hem te ontwijken en zijn gewicht te gebruiken om hem achteruit de duwen. Jonathan werd opgevangen door de omstanders en met een verende zet terug de ring in geduwd, waar hij gelijk weer de aanval opende. Skey weerde zijn klappen echter af en zette de tegenaanval in door hem een stomp tegen zijn milt te geven, gevold door een elleboog tegen zijn hoofd en met zijn andere vuist naar zijn gezicht uit te halen Toen ging het echter mis, want op hetzelfde moment als hij naar de werker zijn gezicht uithaalde, deed die hetzelfde naar dat van hem. Skey zag het aankomen, maar het was of zijn lichaam ineens een stuk van zijn kracht en snelheid verloor. Hij was net een seconde te laat en op het moment dat zijn vuist Jonathans gezicht raakte, trof hij Skey tegen de zijkant van zijn kaak.
Het eerste waaraan Skey het merkte was aan het feit dat hij onderuit ging. Behalve Bor had niemand hem nog weten te vloeren, maar nu tolde hij om zijn as en kwam hij met borst omlaag op de grond terecht, glijdend over de rotsen. En hij voelde pijn. Door zijn verhoogde pijngrens had hij tot nog toe niet fysiek last gehad van de vechtpartijtjes, maar nu voelde hij het wel degelijk. Hij proefde de smaak van bloed in zijn mond en een stekend gevoel trok door zijn kaak en zijn wang.
Skey kwam tot stilstand op de grond toen hij zijn nagels in de afgevlakte rotswand boorde. Hij klemde zijn kaken op elkaar en kneep zijn ogen dicht toen dat een volgende pijnscheut in zijn kaak tot gevolgd had. Zijn lichaam reageerde direct op die pijnsensatie. Het versterkte de adrenaline, zette die om in woedde en zond een sterke impuls door zijn spieren, hem kracht te geven zich te verdedigen, te moorden, zijn tegenstander te doden. Het was een heftige sensatie die maar op één ding kon duiden en uit alle macht probeerde hij hem te onderdrukken. Toen, echter, rook hij de geur van bloed.
Zijn ogen gingen open toen de lucht tot hem doordrong. Het gebeurde weer. De geur had zijn kracht weer terug, die aantrekkingskracht die het hemels en tegelijkertijd hels maakte, en het was of er iets ontwaakte in zijn geest, een sterke honger die weer de kop op stak. Er trok nog een impuls door zijn lichaam, die hem voorbereidde om een aanval, hem volledig in dienst stelde van die geur, en langzaam keek hij opzij. Een paar meter van hem vandaan zag hij Jonathan staan. Zijn jukbeen bloedde en de geur was onweerstaanbaar. Hij had zijn huid opengehaald toen hij hem had geraakt, voor hij zelf was neergegaan.
De drang naar bloed in Skey’s lichaam werd nog groter en zonder met zijn ogen te knipperen keek hij naar Jonathan. Hij zag iets veranderen in diens gezicht, toen hun ogen elkaar ontmoetten: ze werden een fractie groter en hij leek moeite te doen geen stap achteruit te zetten, alsof hij iets zag, aan zijn gezicht, zijn blik, wat hem angst aanjaagde. Zijn energie werd een beetje ongedurig en des te meer kreeg Skey de neiging hem aan te vallen, hem te doden, van hem te drinken.
______________________________________________________________________
Tot de dag kwam dat zijn lichaam weer begon af te takelen. Eerst was het nog niet echt duidelijk geweest. Hij had de dag na zijn eerste gevecht met Bor zo nu en dan iets gevoeld, pijntjes, stijve spieren, maar had in eerste instantie nog gedacht dat dat met hun vechtpartij te maken had. Nog geen twee dagen later bleek echt dat hij dat verkeerd had gedacht. Op avond voor de vrije dag die Reid zijn werkers iedere week gaf, nadat hij zo’n drie dagen in zijn bedrijf gewerkt had, werd duidelijk dat zijn lichaam weer achteruit begon te gaan, dat zijn bloedvoorziening aan het afnemen was. De eerste keer dat hij het echt weer merkte, was tijdens het gevecht van die avond.
De afgelopen paar dagen had Skey meerdere keren gevochten, al gauw niet alleen meer met Bor, maar ook met anderen. Van Bor wist hij nog niet altijd te winnen, maar de anderen versloeg hij altijd. Zijn nieuwe lichaam was sterker dan dat van de mensen en ook zijn reflexen waren beter, en omdat de gevechten zijn gevoeligheid voor andermans energie verder ontwikkelden, kon hij vaak al ver van tevoren hun volgende uithaal aan zien komen. Bor was behendiger dan de anderen werkers en daardoor was hij hem nog wel eens te slim af, ook omdat Bor breder en gespierder was dan Skey en hij redelijk resistent was tegen alle mogelijke klappen, maar verder leerde Skey zodanig snel dat hij alle anderen zonder al te veel moeite de baas was in de ring.
Tot op die dag, die derde avond bij Reid. Ze waren op dat tijdstip al een tijdje bezig en Skey stond in de ring met een werker van wie hij meende dat hij Jonathan heette. Bor liep tijdens het gevecht om hen heen heen en weer in de ring: al gauw na hun aankomst had zich naast tot allemansvriend ontwikkeld tot een soort algemene scheidsrechter, omdat hij één van de weinige was die de regels kende als zijn broekzak. Jonathan had een dag eerder van hem verloren en leek nu vastbesloten zijn revange te nemen. Hij was behendig en zette zich voor de volle 100 procent in, maar toch verwachtte Skey dat hij wel van hem zou kunnen winnen.
Tenminste, dat dacht hij tot op het moment dat het misging. Op een bepaald punt zette Jonathan de aanval in. Dat ging in eerste instantie nog goed: Skey wist hem te ontwijken en zijn gewicht te gebruiken om hem achteruit de duwen. Jonathan werd opgevangen door de omstanders en met een verende zet terug de ring in geduwd, waar hij gelijk weer de aanval opende. Skey weerde zijn klappen echter af en zette de tegenaanval in door hem een stomp tegen zijn milt te geven, gevold door een elleboog tegen zijn hoofd en met zijn andere vuist naar zijn gezicht uit te halen Toen ging het echter mis, want op hetzelfde moment als hij naar de werker zijn gezicht uithaalde, deed die hetzelfde naar dat van hem. Skey zag het aankomen, maar het was of zijn lichaam ineens een stuk van zijn kracht en snelheid verloor. Hij was net een seconde te laat en op het moment dat zijn vuist Jonathans gezicht raakte, trof hij Skey tegen de zijkant van zijn kaak.
Het eerste waaraan Skey het merkte was aan het feit dat hij onderuit ging. Behalve Bor had niemand hem nog weten te vloeren, maar nu tolde hij om zijn as en kwam hij met borst omlaag op de grond terecht, glijdend over de rotsen. En hij voelde pijn. Door zijn verhoogde pijngrens had hij tot nog toe niet fysiek last gehad van de vechtpartijtjes, maar nu voelde hij het wel degelijk. Hij proefde de smaak van bloed in zijn mond en een stekend gevoel trok door zijn kaak en zijn wang.
Skey kwam tot stilstand op de grond toen hij zijn nagels in de afgevlakte rotswand boorde. Hij klemde zijn kaken op elkaar en kneep zijn ogen dicht toen dat een volgende pijnscheut in zijn kaak tot gevolgd had. Zijn lichaam reageerde direct op die pijnsensatie. Het versterkte de adrenaline, zette die om in woedde en zond een sterke impuls door zijn spieren, hem kracht te geven zich te verdedigen, te moorden, zijn tegenstander te doden. Het was een heftige sensatie die maar op één ding kon duiden en uit alle macht probeerde hij hem te onderdrukken. Toen, echter, rook hij de geur van bloed.
Zijn ogen gingen open toen de lucht tot hem doordrong. Het gebeurde weer. De geur had zijn kracht weer terug, die aantrekkingskracht die het hemels en tegelijkertijd hels maakte, en het was of er iets ontwaakte in zijn geest, een sterke honger die weer de kop op stak. Er trok nog een impuls door zijn lichaam, die hem voorbereidde om een aanval, hem volledig in dienst stelde van die geur, en langzaam keek hij opzij. Een paar meter van hem vandaan zag hij Jonathan staan. Zijn jukbeen bloedde en de geur was onweerstaanbaar. Hij had zijn huid opengehaald toen hij hem had geraakt, voor hij zelf was neergegaan.
De drang naar bloed in Skey’s lichaam werd nog groter en zonder met zijn ogen te knipperen keek hij naar Jonathan. Hij zag iets veranderen in diens gezicht, toen hun ogen elkaar ontmoetten: ze werden een fractie groter en hij leek moeite te doen geen stap achteruit te zetten, alsof hij iets zag, aan zijn gezicht, zijn blik, wat hem angst aanjaagde. Zijn energie werd een beetje ongedurig en des te meer kreeg Skey de neiging hem aan te vallen, hem te doden, van hem te drinken.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-
- Balpen
- Berichten: 213
- Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27
Oei dat belooft... Hopelijk kan hij zich op tijd beheersen of komt Brom tussen. Spannend!
Haha top dat je er nog bent Nele! En jij ook Brom ipv Bor haha 
________________________________________________________________________
‘Skey,’ hoorde hij naast zich. ‘Skey.’ Hij herkende de stem van Bor, maar hij reageerde niet. Hij kon het niet eens weer, zijn lichaam nam hem volledig over. In plaats daarvan verplaatste hij zijn handen onder zijn lichaam, langzaam, klaar om omhoog te komen, de aanval te openen op zijn tegenstander, de geur van zijn bloed, en krabbelde hij overeind. Het was of alles in slowmotion ging; zijn voeten die hun grip op de rotsen weer rechten, zijn handen die zich overeind duwden, zijn rug die zich rechtte terwijl hij Jonathans blik geen seconde losliet. De werker maakte aanstalten een stap achteruit te zetten, maar iets in Skey’s hoofd dwong hem te blijven staan, en gek genoeg gebeurde dat. Jonathans ogen werden groter, maar hij bewoog niet meer.
Dat was het laatste wat er nodig wat. Skey kwam het laatste stuk overeind en toen kwamen zijn voeten in beweging. Zijn spieren spanden zich en hij bracht zijn gewicht naar voren, klaar om Jonathan aan te vallen, hem aan stukken te rijten, hem te doden. Zijn handen balden zich tot vuisten, voeten kwamen van de grond, maar toen, voor hij een stap had kunnen zeggen, sloot er zich een boomstam om zijn borst.
Skey’s gewicht helde naar achteren toen de boomstam hem achteruit trok.
‘Skey,’ hoorde hij een stem in zijn oor zeggen. ‘Blijf erbij, Skey. Controle. Kom op, met mij mee.’
Hij herkende de stem van Bor en realiseerde zich half om half dat wat hij om zijn borst voelde geen boomstam was, maar Bors arm. Dat besef bracht hem weer een beetje terug naar de werkelijkheid en half om half liet hij zich door hem meevoeren, achteruit, naar de rand van de kring.
‘Sorry, mensen, Skey heeft vandaag zijn dag niet,’ hoorde hij Bor tegen de omstanders zeggen. ‘Hij gaat even naar achteren om af te koelen. Gianno, neem even over, wil je?’
Skey zag vaag dat er bewogen werd in de groep, voelde dat Bor hem meetrok, maar nog altijd was daar die geur van bloed. Hij keek nog een keer om, naar Gianno die om zich heen keek alsof hij wakker was geworden uit één of andere vage trance, maar Bor draaide hem weer om, zodat Gianno uit zijn zicht verdween. Hij trok hem mee, werkte zich met zijn arm stevig om Skey’s borst een weg de kring door en liep de gemeenschappelijke ruimte uit.
Eenmaal buiten de kring voerde Bor Skey mee de slaapvertrekken in, helemaal naar die van hen achteraan. Hij keek zo nu en dan over zijn schouderen liet Skey niet los. Hij hield hem stevig vast, terwijl Skey half aanwezig met hem meeliep en hij met het andere gedeelte van zijn hoofd bij de geur van bloed zat, die nadrukkelijk in zijn hoofd was blijven hangen en hem achtervolgde door de gangen. Bor liet hem echter niet omkijken en voerde hem zonder te stoppen mee naar achteren. Pas in het slaapvertrek, toen hij Skey naar binnen had geloosd en de ruimte afgesloten had, liet hij hem los.
‘Zo,’ zei hij. ‘Gaat het weer een beetje?’
Skey, die nu, buiten de geur van het bloed, ook weer het gedeelte van zijn geest terugkreeg dat daadoor afgeleid was geweest, schudde zijn hoofd een beetje. Hij kneep zijn ogen even dicht en streek door zijn haar.
‘Ja,’ zei hij. ‘Wat gebeurde er?’
Bor legde de laatste hand aan het doek dat het slaapvertrek afsloot en kwam weer overeind.
‘Je stond op het punt Jonathan te fileren,’ zei hij. ‘Hij sloeg je tegen de grond en jij sloeg zijn gezicht kapot en blijkbaar was dat geen goede combinatie. Toen je opkeek, waren je ogen verbleekt en keek je of je hem om zeep wilde helpen.’
Skey ging op zijn brits zitten en kneep zijn ogen wat dicht. ‘Verdomme.’
Bor keek naar hem toen hij langs hem heenliep, naar zijn eigen brits
‘Geen zorgen, Skey, het was donker,’ zei hij. ‘Als iemand ernaar vraagt, zeg ik wel dat ze het zich verbeeld hebben. Dat het door de lichtval van de fakkels kwam.’ Hij pakte de beker die op de kledingkist bij zijn brits stond en nam er een slok van.
‘Maar dat lost het probleem niet op, Skey,’ zei hij. ‘En dat weet jij ook. Je begint het moeilijk te krijgen en dat zal niet weer uit zichzelf verdwijnen.’ Hij ging op het bed zitten en keek hem aan. ‘Hoe ga je het doen? Vroeg of laat heb je toch bloed nodig.’
Skey streek met zijn hand door zijn haar en deed zijn ogen dicht.
‘Nee,’ zei hij.
Hij merkte dat Bor hem aankeek.
‘Wat ‘nee’?’ vroeg hij. ‘Je moet toch gewoon drinken?’
Skey hield zijn ogen gesloten.
‘Nee,’ zei hij weer. ‘Ik moet alleen drinken als ik ervoor zou kiezen om te overleven.’
Even bleef hij zo zitten. Hij keek pas op toen Bor stil bleef. Bor keek naar hem, en hij zag dat hij het begreep, maar zijn gezicht was redelijk rustig, neutraal. Dat was ook de reden dat Skey wist dat hij de enige zou zijn tegen wie hij eerlijk kon zijn.
‘Dus je meende het, laatst?’ vroeg Bor. ‘Toen je zei dat je nog niet wist wat je zou doen als het niet meer zou gaan? Je wilt er echt uitstappen?’
Skey knikte. ‘Ja. Het is genoeg geweest. Ik wil geen mensen meer doden om zelf te leven. Er zijn al genoeg mensen gestorven om mij in leven te houden. Het is tijd dat het ophoudt.’
Bor keek hem aan. ‘Misschien zijn er andere manieren, Skey. Als je jezelf leert beheersen, kun je van mensen drinken zonder ze te doden. Telkens een beetje. Je mag van mij drinken, als je wilt.’
Maar Skey schudde zijn hoofd. ‘Dat geeft alleen maar uitstel. Ik heb meer bloed nodig dan je kunt overleven om weer gezond te worden en het doet pijn. Dat wil ik niet meer. Ik wil geen mensen pijn meer doen.’ Hij leunde wat achteruit op zijn brits. ‘Het is goed zo. Ik ben lang genoeg zo geweest. Er is niets meer aan toe te voegen.’
Bor keek hem aan. ‘Weet je het zeker? Ik weet dat het moeilijk is, en dat je laatste jaren zwaar zijn geweest, maar misschien hoeft het niet zo te eindigen, Skey. Je zou nog zoveel kunnen doen, met de vrijheid die jij hebt, en kunnen zijn. Misschien kan ik je helpen en verzinnen we er iets op.’
Skey wendde zijn blik af en schudde zijn hoofd.
‘Het is geen vrijheid,’ zei hij. ‘Het is een gevangenis, net zoals de kerkers van LeFevre. De tralies zijn onzichtbaar, maar het is net zo goed iets wat je leven bepaald. Het houdt je opgesloten in een wereld waar je niet wilt zijn.’ Hij keek naar hem op. ‘Als je me wilt helpen, doe dan wat je nu doet. Zorg dat ik niemand iets doe, dat niemand het merkt. Jij bent de enige die de kracht heeft om me tegen te houden. Zorg dat er niet nog meer slachtoffers vallen. Dat het voor iedereen zo soepel en pijnloos mogelijk gaat.’
Bor keek hem aan. Even gleden zijn ogen over Skey’s gezicht, maar toen hij zag dat hij het meende, veranderde er iets in zijn gezicht, alsof hij ook zich erbij neerlegde. Hij knikte.
‘Goed,’ zei hij. ‘Als dat jouw wens is, dan zal ik die accepteren. Ik zal je helpen voor zo ver ik kan.’ Hij kwam overeind en liep naar Skey toe. Hij legde zijn hand op zijn schouder en Skey keek naar hem op. Bor knikte naar hem.
‘Ik beloof het,’ zei hij. ‘Ik blijf bij je tot het einde. Ook al moet ik je naar het einde dragen.’
Skey keek hem even aan, maar toen knikte hij. Bor klopte hem op zijn schouder en draaide zich om. Toen liep hij naar de wand en liep onder het doek door de ruimte uit.

________________________________________________________________________
‘Skey,’ hoorde hij naast zich. ‘Skey.’ Hij herkende de stem van Bor, maar hij reageerde niet. Hij kon het niet eens weer, zijn lichaam nam hem volledig over. In plaats daarvan verplaatste hij zijn handen onder zijn lichaam, langzaam, klaar om omhoog te komen, de aanval te openen op zijn tegenstander, de geur van zijn bloed, en krabbelde hij overeind. Het was of alles in slowmotion ging; zijn voeten die hun grip op de rotsen weer rechten, zijn handen die zich overeind duwden, zijn rug die zich rechtte terwijl hij Jonathans blik geen seconde losliet. De werker maakte aanstalten een stap achteruit te zetten, maar iets in Skey’s hoofd dwong hem te blijven staan, en gek genoeg gebeurde dat. Jonathans ogen werden groter, maar hij bewoog niet meer.
Dat was het laatste wat er nodig wat. Skey kwam het laatste stuk overeind en toen kwamen zijn voeten in beweging. Zijn spieren spanden zich en hij bracht zijn gewicht naar voren, klaar om Jonathan aan te vallen, hem aan stukken te rijten, hem te doden. Zijn handen balden zich tot vuisten, voeten kwamen van de grond, maar toen, voor hij een stap had kunnen zeggen, sloot er zich een boomstam om zijn borst.
Skey’s gewicht helde naar achteren toen de boomstam hem achteruit trok.
‘Skey,’ hoorde hij een stem in zijn oor zeggen. ‘Blijf erbij, Skey. Controle. Kom op, met mij mee.’
Hij herkende de stem van Bor en realiseerde zich half om half dat wat hij om zijn borst voelde geen boomstam was, maar Bors arm. Dat besef bracht hem weer een beetje terug naar de werkelijkheid en half om half liet hij zich door hem meevoeren, achteruit, naar de rand van de kring.
‘Sorry, mensen, Skey heeft vandaag zijn dag niet,’ hoorde hij Bor tegen de omstanders zeggen. ‘Hij gaat even naar achteren om af te koelen. Gianno, neem even over, wil je?’
Skey zag vaag dat er bewogen werd in de groep, voelde dat Bor hem meetrok, maar nog altijd was daar die geur van bloed. Hij keek nog een keer om, naar Gianno die om zich heen keek alsof hij wakker was geworden uit één of andere vage trance, maar Bor draaide hem weer om, zodat Gianno uit zijn zicht verdween. Hij trok hem mee, werkte zich met zijn arm stevig om Skey’s borst een weg de kring door en liep de gemeenschappelijke ruimte uit.
Eenmaal buiten de kring voerde Bor Skey mee de slaapvertrekken in, helemaal naar die van hen achteraan. Hij keek zo nu en dan over zijn schouderen liet Skey niet los. Hij hield hem stevig vast, terwijl Skey half aanwezig met hem meeliep en hij met het andere gedeelte van zijn hoofd bij de geur van bloed zat, die nadrukkelijk in zijn hoofd was blijven hangen en hem achtervolgde door de gangen. Bor liet hem echter niet omkijken en voerde hem zonder te stoppen mee naar achteren. Pas in het slaapvertrek, toen hij Skey naar binnen had geloosd en de ruimte afgesloten had, liet hij hem los.
‘Zo,’ zei hij. ‘Gaat het weer een beetje?’
Skey, die nu, buiten de geur van het bloed, ook weer het gedeelte van zijn geest terugkreeg dat daadoor afgeleid was geweest, schudde zijn hoofd een beetje. Hij kneep zijn ogen even dicht en streek door zijn haar.
‘Ja,’ zei hij. ‘Wat gebeurde er?’
Bor legde de laatste hand aan het doek dat het slaapvertrek afsloot en kwam weer overeind.
‘Je stond op het punt Jonathan te fileren,’ zei hij. ‘Hij sloeg je tegen de grond en jij sloeg zijn gezicht kapot en blijkbaar was dat geen goede combinatie. Toen je opkeek, waren je ogen verbleekt en keek je of je hem om zeep wilde helpen.’
Skey ging op zijn brits zitten en kneep zijn ogen wat dicht. ‘Verdomme.’
Bor keek naar hem toen hij langs hem heenliep, naar zijn eigen brits
‘Geen zorgen, Skey, het was donker,’ zei hij. ‘Als iemand ernaar vraagt, zeg ik wel dat ze het zich verbeeld hebben. Dat het door de lichtval van de fakkels kwam.’ Hij pakte de beker die op de kledingkist bij zijn brits stond en nam er een slok van.
‘Maar dat lost het probleem niet op, Skey,’ zei hij. ‘En dat weet jij ook. Je begint het moeilijk te krijgen en dat zal niet weer uit zichzelf verdwijnen.’ Hij ging op het bed zitten en keek hem aan. ‘Hoe ga je het doen? Vroeg of laat heb je toch bloed nodig.’
Skey streek met zijn hand door zijn haar en deed zijn ogen dicht.
‘Nee,’ zei hij.
Hij merkte dat Bor hem aankeek.
‘Wat ‘nee’?’ vroeg hij. ‘Je moet toch gewoon drinken?’
Skey hield zijn ogen gesloten.
‘Nee,’ zei hij weer. ‘Ik moet alleen drinken als ik ervoor zou kiezen om te overleven.’
Even bleef hij zo zitten. Hij keek pas op toen Bor stil bleef. Bor keek naar hem, en hij zag dat hij het begreep, maar zijn gezicht was redelijk rustig, neutraal. Dat was ook de reden dat Skey wist dat hij de enige zou zijn tegen wie hij eerlijk kon zijn.
‘Dus je meende het, laatst?’ vroeg Bor. ‘Toen je zei dat je nog niet wist wat je zou doen als het niet meer zou gaan? Je wilt er echt uitstappen?’
Skey knikte. ‘Ja. Het is genoeg geweest. Ik wil geen mensen meer doden om zelf te leven. Er zijn al genoeg mensen gestorven om mij in leven te houden. Het is tijd dat het ophoudt.’
Bor keek hem aan. ‘Misschien zijn er andere manieren, Skey. Als je jezelf leert beheersen, kun je van mensen drinken zonder ze te doden. Telkens een beetje. Je mag van mij drinken, als je wilt.’
Maar Skey schudde zijn hoofd. ‘Dat geeft alleen maar uitstel. Ik heb meer bloed nodig dan je kunt overleven om weer gezond te worden en het doet pijn. Dat wil ik niet meer. Ik wil geen mensen pijn meer doen.’ Hij leunde wat achteruit op zijn brits. ‘Het is goed zo. Ik ben lang genoeg zo geweest. Er is niets meer aan toe te voegen.’
Bor keek hem aan. ‘Weet je het zeker? Ik weet dat het moeilijk is, en dat je laatste jaren zwaar zijn geweest, maar misschien hoeft het niet zo te eindigen, Skey. Je zou nog zoveel kunnen doen, met de vrijheid die jij hebt, en kunnen zijn. Misschien kan ik je helpen en verzinnen we er iets op.’
Skey wendde zijn blik af en schudde zijn hoofd.
‘Het is geen vrijheid,’ zei hij. ‘Het is een gevangenis, net zoals de kerkers van LeFevre. De tralies zijn onzichtbaar, maar het is net zo goed iets wat je leven bepaald. Het houdt je opgesloten in een wereld waar je niet wilt zijn.’ Hij keek naar hem op. ‘Als je me wilt helpen, doe dan wat je nu doet. Zorg dat ik niemand iets doe, dat niemand het merkt. Jij bent de enige die de kracht heeft om me tegen te houden. Zorg dat er niet nog meer slachtoffers vallen. Dat het voor iedereen zo soepel en pijnloos mogelijk gaat.’
Bor keek hem aan. Even gleden zijn ogen over Skey’s gezicht, maar toen hij zag dat hij het meende, veranderde er iets in zijn gezicht, alsof hij ook zich erbij neerlegde. Hij knikte.
‘Goed,’ zei hij. ‘Als dat jouw wens is, dan zal ik die accepteren. Ik zal je helpen voor zo ver ik kan.’ Hij kwam overeind en liep naar Skey toe. Hij legde zijn hand op zijn schouder en Skey keek naar hem op. Bor knikte naar hem.
‘Ik beloof het,’ zei hij. ‘Ik blijf bij je tot het einde. Ook al moet ik je naar het einde dragen.’
Skey keek hem even aan, maar toen knikte hij. Bor klopte hem op zijn schouder en draaide zich om. Toen liep hij naar de wand en liep onder het doek door de ruimte uit.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-
- Balpen
- Berichten: 213
- Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27
Haha ja heb ik me ook vergist! 
Wel een triest stukje. Ik weet al dat het niet loopt zoals Sky wil maar ben benieuwd hoe alles zal lopen.

Wel een triest stukje. Ik weet al dat het niet loopt zoals Sky wil maar ben benieuwd hoe alles zal lopen.
Bedankt voor jullie leuke reacties! Ik heb echt een zwak voor Skey en dit verhaal en ben zo blij dat jullie nog meelezen 
__________________________________________________________
Na Skey aanvaring met Jonathan, hield Bor zijn woord. Hij droeg die avond tijdelijk al zijn werkzaamheden buiten het reguliere werk aan anderen over en bleef bij Skey zoals hij beloofd had. Ieder moment waarop hij de kans had, zorgde hij dat hij in zijn buurt bleef. Tijdens het werk waren ze apart van elkaar ingedeeld en dus waren ze gedurende de dag van elkaar gescheiden, maar verder liet hij hem niet alleen. Hij was loyaal, meer dan Skey had durven hopen. Hij wees iedere uitnodiging van vrouwen of andere werkers om tijd met hen door te brengen of gezamenlijk met hen te eten af en ging waar Skey ging, hoe ver die zich ook van de anderen verwijderde. ’s Avonds praatten ze met elkaar in de uren die ze alleen in het slaapvertrek doorbrachten en overdag, tijdens het werk, hield hij hem nauwegzet in de gaten. Hij ontwikkelde zich tot een soort lijfwacht en ergens stelde dat Skey gerust. Bor zou het op deze manier snel genoeg doorhebben als hij de controle verloor en hij zou in ieder geval niemand meer iets doen voor het afgelopen zou zijn.
Dat einde leek bovendien langzaam maar zeker dichterbij te komen. Terwijl Bor over hem waakte en de dagen verstreken, begon Skey’s lichaam verder achteruit te gaan. Hij hield nog lang last van zijn vechtpartij met Jonathan en al de dag daarna werd hij wakker met stramme spieren en een pijnlijke kaak. Het waren geen gewone gevolgen van de vechtpartij, maar pijnen die de verlaging van zijn pijngrens en dus de achteruitgang van zijn lichaam aankondigden. Al gauw daarna begon de rest: zijn lichaam begon sneller moe te worden, zijn maag deed pijn en hij kreeg een doffe, zware pijn in zijn hoofd. Het duurde niet lang voor hij pijn in zijn handen kreeg en hij wakker werd met bloed dat vanonder zijn nagels en nagelriemen ontsnapte. Hij deed gewoon zijn werk, maar het sjouwen met de zakken stenen werd steeds zwaarder en de kracht in zijn spieren begon hem te verlaten. Ook de mensen kregen meer aantrekkingskracht en de vlagen van verlangen naar bloed werden heftiger en frequenter.
Omdat zijn geest zo gefocust was op bloed en de werkers van de mijn niet keken op een schrammetje meer of minder, werd zijn beheersing vaak op de proef gesteld. Er werd bijna iedere avond gevochten en bijna altijd raakte er daarbij wel iemand in lichte mate gewond. Er liepen werkers sneeën op tijdens het werk er liepen mensen langs zijn slaapvertrek heen en weer als ze richting de artsen gingen. Het lukte hem zich te beheersen, zich er soms zelfs voor af te sluiten, mede omdat Bor vaak op hem inpraatte en de vechtoefeningen die hij hem geleerd had hem ook in staat stelden nu beter de controle over zijn lichaam te bewaren. Desalniettemin bleef het moeilijk, vooral omdat hij nergens een toevluchtsoord was om aan de geur en de drang te ontkomen.
Zelfs ’s avonds, na werktijd, was hij niet veilig voor zijn demonen. Hij hoopte op rust, een tijd waarin er niemand gewond raakte tijdens het werk en zijn geest even kans kreeg te ontspannen, maar dat was niet zo. Zelfs op die avond merkte hij na een tijd de geur van bloed op, toen hij met Bor aan zijn zijde onder de overdekte gangen op het rotsplateau liep om wat te praten en zijn pijnlijke spieren los te krijgen op hun vrije dag. Ze praatten over wat vrouwen in het kamp waar Bor interesse in had en Skey’s lichaam deed tegen die tijd al pijn, dus hun tempo was daardoor niet al te hoog.
‘Djalinda is een mooie vrouw,’ zei Bor terwijl ze naast elkaar in de schaduw van de doeken liepen. ‘Met haar zou ik wel eens een nacht over de zin van het leven willen praten. Ik zou geen nee zeggen tegen haar, maar ik krijg de indruk dat ze mij een arrogante bal vindt. Dat zal wel niet gaan gebeuren, dus.’
Skey glimlachte om Bors zelfkennis, of het gebrek daaraan, misschien.
‘Misschien,’ zei hij. ‘Of ze heeft door dat je al twee dagen probeert Aida in bed te krijgen. Ziet ze het niet zitten om tweede keus te zijn.’
Bor glimlachte. ‘Dat kan ook, ja. Maar Spurr denkt dat ze afstandelijk doet omdat zij weer een oogje heeft op Gianno. Dat kan ook de reden zijn.’
Skey wierp een blik richting Aida, die verderop bij een groepje werkers zat te praten. Ze praatte en lachte met iemand die absoluut niet Gianno was.
‘Ik zou niet te snel op Spurrs oordeel afgaan met dit soort dingen,’ zei hij. ‘Met alle respect voor Spurr, vroeger was hij nooit zo goed met vrouwen. De kans dat hij ernaast zit, is meer dan aanwezig.’
Bor wierp een blik richting Spurr, die verderop in zijn eentje op de rotsen zat en bezig was en figuurtje uit te slijpen in een blok brandhout.
‘Ja, daar heb je een punt, ja,’ zei hij. ‘Er zijn dingen waar hij meer vanaf weet.’
Hij keek nog even naar Spurr, maar draaide zijn hoofd toen weer om naar Skey. Skey keek naar Joline, die verderop met een groepje vrouwen tegen de rotsen zat en ook naar hem keek. Bor zag het en hij stootte Skey zacht aan, die daardoor zijn blik weer afwendde.
‘En jij?’ zei hij, zijn stem wat zachter dan daarnet. ‘Heb jij geen interesse in iemand? Ik hoorde van Spurr dat je een flinke rokkenjager was bij je vorige opzichter, maar nu heb ik je nog nauwelijks over vrouwen gehoord.’
Skey keek naar de grond voor zijn voeten terwijl hij verder liep.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik heb wat andere dingen aan mijn hoofd gehad.’
Bor boog wat naar hem toe en knikte langs hem heen naar Joline, waarvan Skey voelde dat ze nog steeds naar hen keek.
‘Maar het is je toch wel opgevallen dat Joline interesse in je heeft?’ zei hij. ‘Het is een leuk meisje, Skey. Je kunt toch eens met haar praten?’
Skey, die wist dat als Bor het had over ‘praten’ met vrouwen hij dingen bedoelde die niet veel met praten te maken hadden, schudde zijn hoofd wat.
‘Ik denk niet dat het een goed idee is, Bor.’
Bor keek hem aan. ‘Waarom niet? Wil je niet nog een keer met een vrouw samen zijn, voor je te slecht wordt? Het is misschien je laatste kans, Skey.’
Skey haalde zijn schouder wat op. ‘Ja, maar ik ben nog niet met een vrouw samengeweest sinds…’ Hij gebaarde naar zichzelf. ‘… dit gebeurd is. Ik weet niet of ik genoeg controle heb over mezelf om haar niet te doden, vooral nu, zo. Het is moeilijk, als mensen zo dichtbij komen. Het instinct om te doden om te overleven wordt te sterk. Nu gaat het nog wel, maar op een gegeven moment wordt die drang om van iemand te drinken ook als ze niet gewond zijn te sterk, gewoon door het gevoel van hun aanwezigheid.. En het gaat snel, want ik heb soms al moeite jou niet aan te vliegen en jij komt niet eens zó dichtbij. Jij kunt je nog verdedigen.’
Bor knikte. ‘Dat is zo, maar het lukt je bij mij ook. Kijk hoeveel tijd ik met je doorbreng en ik leef ook nog, toch?’
‘Ja, maar dat is een ander principe, Bor.’
‘Waarom? De grondslag blijft hetzelfde. Je moet proberen het te scheiden, de bloedlust van de andere lust. Je moet je van het ene afsluiten en je voor het andere openstellen.’
Skey wierp een blik richting Joline. ‘Ik weet niet of dat gaat. Als ze dichtbij genoeg komt, slaat het ene automatisch om in het andere. In het begin, als alles nog goed gaat, met mijn lichaam, kan alleen bloed die drang losmaken, open wonden, maar als het erger wordt, als alles gaat verlangen naar bloed, is alleen de aantrekkingskracht en de aanwezigheid van mensen al te veel.’ Hij schudde zijn hoofd wat. ‘Ik wil niet het risico lopen dat het fout gaat. Als ik…’ Skey was nog niet klaar geweest met zijn zin, maar zijn woorden losten in één keer op in het niets toen hij zich van iets anders in zijn omgeving bewust werd. Het drong zijn neusgaten binnen, wervelde door zijn hoofd en deed hem in één keer al het andere vergeten, wat hij had willen zeggen, de pijn in zijn lichaam, de gedachten in zijn hoofd. Zijn ogen werden een fractie groter en abrupt bleef hij staan.
Naast hem was Bor doorgelopen, maar toen hij merkte dat Skey niet langer met hem meeliep, bleef ook hij staan. Hij keek om, zijn gezicht nog neutraal, maar toen hij Skey’s uitdrukking zag, veranderde zijn blik was. Hij zette een stap dichter naar hem en toe en legde zijn hand op zijn arm.
‘Skey,’ zei hij. ‘Wat is er?’
Skey keek voor zich uit. De geur wervelde door zijn hoofd en hij balde zijn handen tot vuisten in een poging hem uit zijn bewustzijn te krijgen.
‘Bloed,’ zei hij. ‘Er is iemand gewond. Ik ruik het.’
Bors hand, die eerst alleen tegen die van Skey aangelegen had, sloot zich nu automatisch om zijn bovenarm. Hij hield hem stevig vast en keek om zich heen, zoekend naar de bron van de geur.
‘Ik zie niets,’ zei hij. ‘Waar komt het vandaan?’
Skey slikte en hij deed zijn ogen even dicht, nog altijd vechtend tegen de drang om te drinken die de geur in hem aanwakkerde.
‘Opzij,’ zei hij. ‘Ergens links van me.’
Hij hoorde dat Bor bewoog en toen hij zijn ogen opendeed, zag hij dat hij de kant op keek die Skey aangaf. Het was of er iets ontspande in zijn houding toen hij in het oog kreeg wat hij zocht. Hij wendde zijn blik weer af.
‘Niets ernstigs,’ zei hij. ‘Ze zijn aan het tatoeëren. Ze weten wat ze doen.’ Hij keek naar Skey. ‘Je wordt er gevoeliger voor. Er is nauwelijks sprake van bloed en je pikt het al op.’ Hij hield hem bij zijn arm vast. ‘Wil je weg?’
Maar Skey schudde zijn hoofd en keek ook opzij, terwijl hij de geur van bloed probeerde op te sluiten in een plek van zijn geest waar hij geen kwaad kon. Inderdaad zag hij verderop een groepje werkers zitten, waarvan één een geur van bloed uitstraalde en de andere een bamboestok in zijn hand had. Het uiteinde stond op de arm van de bloedende werker en op de andere kant tikte hij met snelle regelmaat met zijn hand.
‘Nee,’ zei Skey terwijl hij keek naar het donkere figuur dat verschenen was op de arm van de bloedende slaaf. ‘Ik wil er naartoe.’

__________________________________________________________
Na Skey aanvaring met Jonathan, hield Bor zijn woord. Hij droeg die avond tijdelijk al zijn werkzaamheden buiten het reguliere werk aan anderen over en bleef bij Skey zoals hij beloofd had. Ieder moment waarop hij de kans had, zorgde hij dat hij in zijn buurt bleef. Tijdens het werk waren ze apart van elkaar ingedeeld en dus waren ze gedurende de dag van elkaar gescheiden, maar verder liet hij hem niet alleen. Hij was loyaal, meer dan Skey had durven hopen. Hij wees iedere uitnodiging van vrouwen of andere werkers om tijd met hen door te brengen of gezamenlijk met hen te eten af en ging waar Skey ging, hoe ver die zich ook van de anderen verwijderde. ’s Avonds praatten ze met elkaar in de uren die ze alleen in het slaapvertrek doorbrachten en overdag, tijdens het werk, hield hij hem nauwegzet in de gaten. Hij ontwikkelde zich tot een soort lijfwacht en ergens stelde dat Skey gerust. Bor zou het op deze manier snel genoeg doorhebben als hij de controle verloor en hij zou in ieder geval niemand meer iets doen voor het afgelopen zou zijn.
Dat einde leek bovendien langzaam maar zeker dichterbij te komen. Terwijl Bor over hem waakte en de dagen verstreken, begon Skey’s lichaam verder achteruit te gaan. Hij hield nog lang last van zijn vechtpartij met Jonathan en al de dag daarna werd hij wakker met stramme spieren en een pijnlijke kaak. Het waren geen gewone gevolgen van de vechtpartij, maar pijnen die de verlaging van zijn pijngrens en dus de achteruitgang van zijn lichaam aankondigden. Al gauw daarna begon de rest: zijn lichaam begon sneller moe te worden, zijn maag deed pijn en hij kreeg een doffe, zware pijn in zijn hoofd. Het duurde niet lang voor hij pijn in zijn handen kreeg en hij wakker werd met bloed dat vanonder zijn nagels en nagelriemen ontsnapte. Hij deed gewoon zijn werk, maar het sjouwen met de zakken stenen werd steeds zwaarder en de kracht in zijn spieren begon hem te verlaten. Ook de mensen kregen meer aantrekkingskracht en de vlagen van verlangen naar bloed werden heftiger en frequenter.
Omdat zijn geest zo gefocust was op bloed en de werkers van de mijn niet keken op een schrammetje meer of minder, werd zijn beheersing vaak op de proef gesteld. Er werd bijna iedere avond gevochten en bijna altijd raakte er daarbij wel iemand in lichte mate gewond. Er liepen werkers sneeën op tijdens het werk er liepen mensen langs zijn slaapvertrek heen en weer als ze richting de artsen gingen. Het lukte hem zich te beheersen, zich er soms zelfs voor af te sluiten, mede omdat Bor vaak op hem inpraatte en de vechtoefeningen die hij hem geleerd had hem ook in staat stelden nu beter de controle over zijn lichaam te bewaren. Desalniettemin bleef het moeilijk, vooral omdat hij nergens een toevluchtsoord was om aan de geur en de drang te ontkomen.
Zelfs ’s avonds, na werktijd, was hij niet veilig voor zijn demonen. Hij hoopte op rust, een tijd waarin er niemand gewond raakte tijdens het werk en zijn geest even kans kreeg te ontspannen, maar dat was niet zo. Zelfs op die avond merkte hij na een tijd de geur van bloed op, toen hij met Bor aan zijn zijde onder de overdekte gangen op het rotsplateau liep om wat te praten en zijn pijnlijke spieren los te krijgen op hun vrije dag. Ze praatten over wat vrouwen in het kamp waar Bor interesse in had en Skey’s lichaam deed tegen die tijd al pijn, dus hun tempo was daardoor niet al te hoog.
‘Djalinda is een mooie vrouw,’ zei Bor terwijl ze naast elkaar in de schaduw van de doeken liepen. ‘Met haar zou ik wel eens een nacht over de zin van het leven willen praten. Ik zou geen nee zeggen tegen haar, maar ik krijg de indruk dat ze mij een arrogante bal vindt. Dat zal wel niet gaan gebeuren, dus.’
Skey glimlachte om Bors zelfkennis, of het gebrek daaraan, misschien.
‘Misschien,’ zei hij. ‘Of ze heeft door dat je al twee dagen probeert Aida in bed te krijgen. Ziet ze het niet zitten om tweede keus te zijn.’
Bor glimlachte. ‘Dat kan ook, ja. Maar Spurr denkt dat ze afstandelijk doet omdat zij weer een oogje heeft op Gianno. Dat kan ook de reden zijn.’
Skey wierp een blik richting Aida, die verderop bij een groepje werkers zat te praten. Ze praatte en lachte met iemand die absoluut niet Gianno was.
‘Ik zou niet te snel op Spurrs oordeel afgaan met dit soort dingen,’ zei hij. ‘Met alle respect voor Spurr, vroeger was hij nooit zo goed met vrouwen. De kans dat hij ernaast zit, is meer dan aanwezig.’
Bor wierp een blik richting Spurr, die verderop in zijn eentje op de rotsen zat en bezig was en figuurtje uit te slijpen in een blok brandhout.
‘Ja, daar heb je een punt, ja,’ zei hij. ‘Er zijn dingen waar hij meer vanaf weet.’
Hij keek nog even naar Spurr, maar draaide zijn hoofd toen weer om naar Skey. Skey keek naar Joline, die verderop met een groepje vrouwen tegen de rotsen zat en ook naar hem keek. Bor zag het en hij stootte Skey zacht aan, die daardoor zijn blik weer afwendde.
‘En jij?’ zei hij, zijn stem wat zachter dan daarnet. ‘Heb jij geen interesse in iemand? Ik hoorde van Spurr dat je een flinke rokkenjager was bij je vorige opzichter, maar nu heb ik je nog nauwelijks over vrouwen gehoord.’
Skey keek naar de grond voor zijn voeten terwijl hij verder liep.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik heb wat andere dingen aan mijn hoofd gehad.’
Bor boog wat naar hem toe en knikte langs hem heen naar Joline, waarvan Skey voelde dat ze nog steeds naar hen keek.
‘Maar het is je toch wel opgevallen dat Joline interesse in je heeft?’ zei hij. ‘Het is een leuk meisje, Skey. Je kunt toch eens met haar praten?’
Skey, die wist dat als Bor het had over ‘praten’ met vrouwen hij dingen bedoelde die niet veel met praten te maken hadden, schudde zijn hoofd wat.
‘Ik denk niet dat het een goed idee is, Bor.’
Bor keek hem aan. ‘Waarom niet? Wil je niet nog een keer met een vrouw samen zijn, voor je te slecht wordt? Het is misschien je laatste kans, Skey.’
Skey haalde zijn schouder wat op. ‘Ja, maar ik ben nog niet met een vrouw samengeweest sinds…’ Hij gebaarde naar zichzelf. ‘… dit gebeurd is. Ik weet niet of ik genoeg controle heb over mezelf om haar niet te doden, vooral nu, zo. Het is moeilijk, als mensen zo dichtbij komen. Het instinct om te doden om te overleven wordt te sterk. Nu gaat het nog wel, maar op een gegeven moment wordt die drang om van iemand te drinken ook als ze niet gewond zijn te sterk, gewoon door het gevoel van hun aanwezigheid.. En het gaat snel, want ik heb soms al moeite jou niet aan te vliegen en jij komt niet eens zó dichtbij. Jij kunt je nog verdedigen.’
Bor knikte. ‘Dat is zo, maar het lukt je bij mij ook. Kijk hoeveel tijd ik met je doorbreng en ik leef ook nog, toch?’
‘Ja, maar dat is een ander principe, Bor.’
‘Waarom? De grondslag blijft hetzelfde. Je moet proberen het te scheiden, de bloedlust van de andere lust. Je moet je van het ene afsluiten en je voor het andere openstellen.’
Skey wierp een blik richting Joline. ‘Ik weet niet of dat gaat. Als ze dichtbij genoeg komt, slaat het ene automatisch om in het andere. In het begin, als alles nog goed gaat, met mijn lichaam, kan alleen bloed die drang losmaken, open wonden, maar als het erger wordt, als alles gaat verlangen naar bloed, is alleen de aantrekkingskracht en de aanwezigheid van mensen al te veel.’ Hij schudde zijn hoofd wat. ‘Ik wil niet het risico lopen dat het fout gaat. Als ik…’ Skey was nog niet klaar geweest met zijn zin, maar zijn woorden losten in één keer op in het niets toen hij zich van iets anders in zijn omgeving bewust werd. Het drong zijn neusgaten binnen, wervelde door zijn hoofd en deed hem in één keer al het andere vergeten, wat hij had willen zeggen, de pijn in zijn lichaam, de gedachten in zijn hoofd. Zijn ogen werden een fractie groter en abrupt bleef hij staan.
Naast hem was Bor doorgelopen, maar toen hij merkte dat Skey niet langer met hem meeliep, bleef ook hij staan. Hij keek om, zijn gezicht nog neutraal, maar toen hij Skey’s uitdrukking zag, veranderde zijn blik was. Hij zette een stap dichter naar hem en toe en legde zijn hand op zijn arm.
‘Skey,’ zei hij. ‘Wat is er?’
Skey keek voor zich uit. De geur wervelde door zijn hoofd en hij balde zijn handen tot vuisten in een poging hem uit zijn bewustzijn te krijgen.
‘Bloed,’ zei hij. ‘Er is iemand gewond. Ik ruik het.’
Bors hand, die eerst alleen tegen die van Skey aangelegen had, sloot zich nu automatisch om zijn bovenarm. Hij hield hem stevig vast en keek om zich heen, zoekend naar de bron van de geur.
‘Ik zie niets,’ zei hij. ‘Waar komt het vandaan?’
Skey slikte en hij deed zijn ogen even dicht, nog altijd vechtend tegen de drang om te drinken die de geur in hem aanwakkerde.
‘Opzij,’ zei hij. ‘Ergens links van me.’
Hij hoorde dat Bor bewoog en toen hij zijn ogen opendeed, zag hij dat hij de kant op keek die Skey aangaf. Het was of er iets ontspande in zijn houding toen hij in het oog kreeg wat hij zocht. Hij wendde zijn blik weer af.
‘Niets ernstigs,’ zei hij. ‘Ze zijn aan het tatoeëren. Ze weten wat ze doen.’ Hij keek naar Skey. ‘Je wordt er gevoeliger voor. Er is nauwelijks sprake van bloed en je pikt het al op.’ Hij hield hem bij zijn arm vast. ‘Wil je weg?’
Maar Skey schudde zijn hoofd en keek ook opzij, terwijl hij de geur van bloed probeerde op te sluiten in een plek van zijn geest waar hij geen kwaad kon. Inderdaad zag hij verderop een groepje werkers zitten, waarvan één een geur van bloed uitstraalde en de andere een bamboestok in zijn hand had. Het uiteinde stond op de arm van de bloedende werker en op de andere kant tikte hij met snelle regelmaat met zijn hand.
‘Nee,’ zei Skey terwijl hij keek naar het donkere figuur dat verschenen was op de arm van de bloedende slaaf. ‘Ik wil er naartoe.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Ik volg je verhaal ook nog steeds. Verder weinig aan te voegen. Je omschrijft duidelijk en helder de situaties en omgeving.
Wel zie dat je je laatste stukjes minder hebt nagelezen/gecorrigeerd, bv in het stukje van 29 mrt kwam ik wat dingetjes tegen. Ik heb de foutjes niet bijgehouden (gelezen in de trein), maar je komt ze vast zelf bij het nalezen nog wel tegen.
Dus ga zo door.
En leuk ook dat je weet wat vaker kunt posten.
Wel zie dat je je laatste stukjes minder hebt nagelezen/gecorrigeerd, bv in het stukje van 29 mrt kwam ik wat dingetjes tegen. Ik heb de foutjes niet bijgehouden (gelezen in de trein), maar je komt ze vast zelf bij het nalezen nog wel tegen.
Dus ga zo door.

-
- Potlood
- Berichten: 41
- Lid geworden op: 21 jan 2013 00:43
- Locatie: Hollandia
Wauw, het is een lange tijd geleden dat ik online ben geweest. Dit was een super verhaal, maar het is nu wel een hoop om weer bij te lezen. Ik ben wel van plan dat nog een keer te doen, als er meer tijd is. Want dit verhaal is echt geweldig.
Life can do terrible things. I want to see you smile again.
-
- Balpen
- Berichten: 213
- Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27
Komaan Skey! Je kan het! Hou je in! Mss is zijn plan om te wennen aan de geur en wil hij daarom ermee geconfronteerd worden... Go Skey!
Sorry sorry sorry voor de late reactie allemaal! Ff vreselijk druk gehad, hopelijk wordt het nu wat rustiger
ben echt heel blij dat jullie allemaal nog meelezen en K.C., ook leuk dat jij nog op het forum bent! 
_____________________________________________________________________________________________________________
Bor keek hem aan. ‘Om wat te doen? Ik heb je beloofd dat ik je niemand zou laten doden, Skey.’
Skey wendde zijn blik niet van de tatoeëerder af. ‘Ik wil hem ook niet doden. Ik wil dat hij bij mij hetzelfde doet. Met LeFevre’s zegel. Ik wil niet sterven met LeFevre’s zegel in mijn nek.’
Bor hield zijn hand om zijn arm gesloten.
‘Weet je het zeker? Je bent ziek en pijn maakt je kwaad, Skey. Het zal je pijn doen als je je zo voelt.’
Skey knikte wat, zijn blik op het groepje werkers gericht.
‘Dan is het maar goed dat ik wel wat gewend ben, dan,’ zei hij. Hij keek naar hem om. ‘Ga je met me mee of wil je dat ik alleen ga?’
Bor keek hem nog even aan, peilend naar zijn gezicht. Ze stonden even zo, maar toen knikte hij. Zijn greep om Skey’s arm ontspande zich wat.
‘Goed,’ zei hij. ‘Ik kom. Ga maar voor.’ Hij liet Skey los en gebaarde hem langs hem heen te lopen. Skey knikte naar hem en passeerde hem, richting het groepje dat bij de tatoeërder in de buurt zat. Skey meende zich te herinneren dat hij Nilas heette. Hij was net klaar met de werker die een figuur op zijn arm had laten zetten en veegde het bloed van het figuur op zijn arm met een vochtige doek. Dat deed de geur van bloed even versterken in de lucht en een seconde draaide de omgeving een beetje, maar Skey drukte de drang weer weg en bleef bij Nilas staan. Hij voelde dat Bor voor de zekerheid onopvallend de achterkant van zijn shirt vastpakte toen hij achter hem kwam staan.
Nilas keek op naar Skey toen de werker hem bedankt had en overeind kwam. Hij glimlachte, waarschijnlijk al radend wat hij kwam doen.
‘Hé, nieuwe,’ zei hij. ‘Ook van plan je over te geven aan Nilas’ kunst?’
Skey hief zijn hand op en bracht hem naar de lange staart met rode krullen in zijn nek.
‘Misschien,’ zei hij. ‘Denk je dat je dit kunt wegwerken?’ Hij haalde zijn staart weg uit zijn hals en liet zich omlaag zakken, zodat Nilas het zegel van LeFevre in zijn nek kon zien. Hij voelde Nilas’ vingers in zijn nek, die de structuur van het zegel bevoelden.
‘Dat kan wel,’ zei hij. ‘Dan moet ik er alleen wel iets groters van maken om het onzichtbaar te maken. Had je iets in gedachten?’
Skey liet zijn staart weer zakken en keek hem aan.‘Heb jij iets wat je graag wilt maken?’
Hij zag dat hij zichzelf gelijk Nilas’ beste vriend maakte door die vraag: er lichtte even iets op in zijn ogen en hij ging rechterop zitten.
‘Nou, geloof maar van wel,’ zei hij. ‘Ik heb al een tijd een ontwerp in mijn hoofd, maar ik kan het op niemand zetten omdat het groot is en zeer doet.’ Hij trok Skey’s kraag wat omlaag en keek naar zijn rug.
‘Het loopt van hier tot hier, omlaag over je ruggengraat,’ zei hij. ‘Ik heb wat mooie figuren voor bovenaan en onderaan en ertussenin kan ik er een paar door wat anders heenvoegen, wat woorden of iets in die richting.’
Skey knikte. ‘Prima. Leef je uit.’
Nilas keek hem aan.
‘Serieus?’ zei hij. ‘Het doet wel pijn, hè? Je wervels zitten vlak onder je huid, dus de druk is-‘
‘Maakt niet uit, Nilas. Doe het maar.’
Nilas keek hem nog even aan, maar toen hij zich realiseerde dat hij het meende, lichtte er opnieuw wat op in zijn ogen. Hij schudde zijn hoofd en pakte toen zijn spullen bij elkaar.
‘Goed,’ zei hij. ‘Bedankt, man. Weet je woorden?’
Skey ging voor hem op de rots zitten die Nilas voor dat doel gebruikte en trok zijn shirt uit.
‘Kies maar iets wat je passend vindt,’ zei hij. ‘Ik ben niet zo moeilijk.’
Naast hem sloeg Bor zijn armen over elkaar.
‘Wat dacht je van ‘memento mori’?’ vroeg hij.
Nilas en Skey keken zijn kant op. Even was het stil. Skey keek naar Bors gezicht, die onbewogen terugkeek. Toen glimlachte hij licht en knikte.
‘Goed,’ zei hij toen. ‘Bors beslissing. Doe het maar.’
Skey zat ongeveer een uur lang op de rots in de schaduw van Nilas’ werkplaats. Nilas had gelijk gehad, met wat hij had gezegd: het was inderdaad pijnlijk geweest, vooral in het begin. Zijn pijngrens was al aardig verlaagd sinds hij ziek begon te worden en het voelde of er iemand met iets scherps door het bot van zijn wervels heen probeerde te steken. Na verloop van tijd wende de pijn echter en probeerde zijn lichaam zich er weer voor af te sluiten. Het lukte gedeeltelijk: het was altijd nog minder pijnlijk dan zijn dagen bij de kasteelheer jaren geleden en die herinnering alleen relativeerde alles.
Wel kostten de pogingen van zijn lichaam om de pijn te onderdrukken het veel energie. Het begon steeds meer moeite te krijgen de pijn buiten te sluiten en het zeurende gevoel steeds meer naar de rest van zijn rug uit te stralen. Ook begon hij tijdens het tatoeëren te hoesten: hij hoestte nog geen bloed op, maar het klonk niet goed en Bor vroeg hem alert of het nog ging. Hij zei van wel, maar toen Nilas klaar was en hij overeind kwam om terug naar zijn brits te gaan om te rusten, verdween de geloofwaardigheid van de bewering al gauw toen hij bijna door zijn benen zakte. Bor kon hem nog net opvangen om te voorkomen dat hij onderuit zou gaan. Nilas vroeg bezorgd wat er aan de hand was en Skey zag ook Spurr vanaf zijn eenzame plek op de rots bezorgd naar hem kijken, maar Bor zei dat hij even wat moest eten en dat het dan wel weer goed zou komen, wat niet geheel gelogen was. Ze lieten de anderen achter en liepen samen terug naar de slaapvertrekken. Daar zette Bor hem neer op zijn brits en hing een doek om zijn schouders om zijn rug te beschermen. Toen legde hij zijn hand op zijn schouder en kneep er een keer in.
‘Skey,’ zei hij. ‘Gaat het?’
Skey hoestte een paar keer, maar hij hield zijn onderarm voor zijn gezicht en knikte.
‘Ja,’ zei hij. ‘Ik heb even geen energie. Het gaat wel beter als ik wat geslapen heb, vannacht.’
Bor knikte. ‘We hebben morgen vrij, dus dan kun je even een dag rustig aan doen. Hopelijk knap je dan wat op.’
Skey schudde zijn hoofd. ‘Het maakt niet uit. Vroeg of laat bereikt het toch zijn hoogtepunt, dus dat kan maar beter zo snel mogelijk gebeuren.’
Bor knikte. ‘Dat is zo. Des te korter is de hele lijdensweg er naartoe.’ Hij boog wat over hem heen en deed de doek wat opzij om naar zijn rug te kijken.
‘Ik loop even naar de arts,’ zei hij. ‘Ik haal even wat om je rug schoon te maken en dan kom ik weer terug.’
Skey hoestte weer en hij keek naar hem op. ‘Met welk doel? Het maakt niet bepaald meer uit of er bijkomende complicaties bij komen.’
Bor knipoogde. ‘Maar ik heb je beloofd het zo aangenaam mogelijk voor je te maken, Skey. Als ik je hier laat zitten met een kapotte rug, ben ik de dief van mijn eigen belofte.’ Ze keken om toen ze voetstappen hoorde. Skey moest zich even concentreren, maar toen voelde hij dat het Spurr was. Toen de doek naar hun slaapvertrek open ging, zag ook Bor dat. Hij knikte tevreden.
‘Kijk, Spurr komt naar je toe om je gezelschap te houden,’ zei hij. ‘Goede timing, toch?’ Hij keek om naar Spurr. ‘Kun jij even bij hem blijven? Hij voelt zich niet zo goed. Ik ga even iets halen voor zijn rug.’
Spurr keek naar Skey, die zijn ogen dichtkneep toen hij weer hoestte. Hij knikte.
‘Ja,’ zei hij. ‘Is goed. Wat is er aan de hand? Skey? Weet je dat je bloed aan je handen hebt?’
Bor liep naar hem toe en klopte hem op zijn schouder. ‘Niets bijzonders. Over een paar dagen gaat het over.’ Hij bleef even naast Spurr staan en boog wat naar hem toe. ‘Maar kom maar niet te dicht in zijn buurt, voor het geval dat. Je weet nooit wat ervan komt.’ Hij gaf hem een stevige klop op zijn schouder en liep toen langs hem heen, hem bij Skey achterlatend in het slaapvertrek. Spurr wierp een blik zijn kant op die Skey niet helemaal kon plaatsen, maar toen keek hij om naar Skey. Hij glimlachte waterig toen hun blikken elkaar vonden.
‘Hé,’ zei hij. ‘Ik zag je bijna onderuitgaan, net, dus ik dacht ik kom even kijken hoe het gaat.’ Hij aarzelde even, maar zette toen en stap dichter naar hem toe. Evengoed bleef hij bijna vier meter van hem verwijderd staan, wat helemaal niet nodig was. Skey had dorst, maar nog niet zo erg dat de aantrekkingskracht naar mensen onbeheersbaar werd als ze niet bloedden. ‘Gaat het een beetje?’
Skey hoestte en knikte. ‘Ja. Ik voel me niet zo goed, maar Bor heeft gelijk. Het gaat vanzelf weer over.’ Hij keek naar hem op. ‘Je hoeft niet zo veel afstand te houden, Spurr. Het praat wat makkelijker als je niet aan de andere kant van de ruimte staat.’
Maar Spurr schudde zijn hoofd wat. ‘Nee, het is goed, het is waarschijnlijk beter, zo.’ Hij wreef even ongemakkelijk over zijn arm, maar toen knikte hij Skey’s kant op. ‘Heeft Nilas je getatoeëerd? Wat heeft hij gemaakt?’
Skey kuchte en hij liet de doek wat zakken.
‘Ik heb geen idee,’ zei hij. ‘Vertel jij het mij maar.’ Hij kwam overeind en liep wat naar Spurr toe. Hij maakte aanstalten zijn rug naar hem toe te draaien, maar tot zijn verassing voelde hij op dat moment ineens een omslag in Spurrs energie, een plotselinge toename van paniek. Hij hoorde beweging en toen hij omkeek, zag hij dat Spurr achteruit was gedeinsd tot hij met zijn rug tegen de muur stond. Hij keek naar Skey’s bloedende rug en er stond iets van schrik op zijn gezicht.
Skey bleef staan en keek hem aan.
‘Spurr?’ zei hij. ‘Wat is er?’
Maar Spurr keek met vrees naar zijn rug en bleef tegen de muur gedrukt staan.
‘Niet doen, Skey,’ zei hij. ‘Echt, niet doen. Blijf uit mijn buurt.’
Skey fronste zijn wenkbrauwen wat. Hij trok de doek weer over zijn rug omhoog en keek hem aan.
Spurr slikte.
‘Je kunt niet in mijn buurt komen als je gewond bent, Skey,’ zei hij. ‘Alsjeblieft, geloof me.’


_____________________________________________________________________________________________________________
Bor keek hem aan. ‘Om wat te doen? Ik heb je beloofd dat ik je niemand zou laten doden, Skey.’
Skey wendde zijn blik niet van de tatoeëerder af. ‘Ik wil hem ook niet doden. Ik wil dat hij bij mij hetzelfde doet. Met LeFevre’s zegel. Ik wil niet sterven met LeFevre’s zegel in mijn nek.’
Bor hield zijn hand om zijn arm gesloten.
‘Weet je het zeker? Je bent ziek en pijn maakt je kwaad, Skey. Het zal je pijn doen als je je zo voelt.’
Skey knikte wat, zijn blik op het groepje werkers gericht.
‘Dan is het maar goed dat ik wel wat gewend ben, dan,’ zei hij. Hij keek naar hem om. ‘Ga je met me mee of wil je dat ik alleen ga?’
Bor keek hem nog even aan, peilend naar zijn gezicht. Ze stonden even zo, maar toen knikte hij. Zijn greep om Skey’s arm ontspande zich wat.
‘Goed,’ zei hij. ‘Ik kom. Ga maar voor.’ Hij liet Skey los en gebaarde hem langs hem heen te lopen. Skey knikte naar hem en passeerde hem, richting het groepje dat bij de tatoeërder in de buurt zat. Skey meende zich te herinneren dat hij Nilas heette. Hij was net klaar met de werker die een figuur op zijn arm had laten zetten en veegde het bloed van het figuur op zijn arm met een vochtige doek. Dat deed de geur van bloed even versterken in de lucht en een seconde draaide de omgeving een beetje, maar Skey drukte de drang weer weg en bleef bij Nilas staan. Hij voelde dat Bor voor de zekerheid onopvallend de achterkant van zijn shirt vastpakte toen hij achter hem kwam staan.
Nilas keek op naar Skey toen de werker hem bedankt had en overeind kwam. Hij glimlachte, waarschijnlijk al radend wat hij kwam doen.
‘Hé, nieuwe,’ zei hij. ‘Ook van plan je over te geven aan Nilas’ kunst?’
Skey hief zijn hand op en bracht hem naar de lange staart met rode krullen in zijn nek.
‘Misschien,’ zei hij. ‘Denk je dat je dit kunt wegwerken?’ Hij haalde zijn staart weg uit zijn hals en liet zich omlaag zakken, zodat Nilas het zegel van LeFevre in zijn nek kon zien. Hij voelde Nilas’ vingers in zijn nek, die de structuur van het zegel bevoelden.
‘Dat kan wel,’ zei hij. ‘Dan moet ik er alleen wel iets groters van maken om het onzichtbaar te maken. Had je iets in gedachten?’
Skey liet zijn staart weer zakken en keek hem aan.‘Heb jij iets wat je graag wilt maken?’
Hij zag dat hij zichzelf gelijk Nilas’ beste vriend maakte door die vraag: er lichtte even iets op in zijn ogen en hij ging rechterop zitten.
‘Nou, geloof maar van wel,’ zei hij. ‘Ik heb al een tijd een ontwerp in mijn hoofd, maar ik kan het op niemand zetten omdat het groot is en zeer doet.’ Hij trok Skey’s kraag wat omlaag en keek naar zijn rug.
‘Het loopt van hier tot hier, omlaag over je ruggengraat,’ zei hij. ‘Ik heb wat mooie figuren voor bovenaan en onderaan en ertussenin kan ik er een paar door wat anders heenvoegen, wat woorden of iets in die richting.’
Skey knikte. ‘Prima. Leef je uit.’
Nilas keek hem aan.
‘Serieus?’ zei hij. ‘Het doet wel pijn, hè? Je wervels zitten vlak onder je huid, dus de druk is-‘
‘Maakt niet uit, Nilas. Doe het maar.’
Nilas keek hem nog even aan, maar toen hij zich realiseerde dat hij het meende, lichtte er opnieuw wat op in zijn ogen. Hij schudde zijn hoofd en pakte toen zijn spullen bij elkaar.
‘Goed,’ zei hij. ‘Bedankt, man. Weet je woorden?’
Skey ging voor hem op de rots zitten die Nilas voor dat doel gebruikte en trok zijn shirt uit.
‘Kies maar iets wat je passend vindt,’ zei hij. ‘Ik ben niet zo moeilijk.’
Naast hem sloeg Bor zijn armen over elkaar.
‘Wat dacht je van ‘memento mori’?’ vroeg hij.
Nilas en Skey keken zijn kant op. Even was het stil. Skey keek naar Bors gezicht, die onbewogen terugkeek. Toen glimlachte hij licht en knikte.
‘Goed,’ zei hij toen. ‘Bors beslissing. Doe het maar.’
Skey zat ongeveer een uur lang op de rots in de schaduw van Nilas’ werkplaats. Nilas had gelijk gehad, met wat hij had gezegd: het was inderdaad pijnlijk geweest, vooral in het begin. Zijn pijngrens was al aardig verlaagd sinds hij ziek begon te worden en het voelde of er iemand met iets scherps door het bot van zijn wervels heen probeerde te steken. Na verloop van tijd wende de pijn echter en probeerde zijn lichaam zich er weer voor af te sluiten. Het lukte gedeeltelijk: het was altijd nog minder pijnlijk dan zijn dagen bij de kasteelheer jaren geleden en die herinnering alleen relativeerde alles.
Wel kostten de pogingen van zijn lichaam om de pijn te onderdrukken het veel energie. Het begon steeds meer moeite te krijgen de pijn buiten te sluiten en het zeurende gevoel steeds meer naar de rest van zijn rug uit te stralen. Ook begon hij tijdens het tatoeëren te hoesten: hij hoestte nog geen bloed op, maar het klonk niet goed en Bor vroeg hem alert of het nog ging. Hij zei van wel, maar toen Nilas klaar was en hij overeind kwam om terug naar zijn brits te gaan om te rusten, verdween de geloofwaardigheid van de bewering al gauw toen hij bijna door zijn benen zakte. Bor kon hem nog net opvangen om te voorkomen dat hij onderuit zou gaan. Nilas vroeg bezorgd wat er aan de hand was en Skey zag ook Spurr vanaf zijn eenzame plek op de rots bezorgd naar hem kijken, maar Bor zei dat hij even wat moest eten en dat het dan wel weer goed zou komen, wat niet geheel gelogen was. Ze lieten de anderen achter en liepen samen terug naar de slaapvertrekken. Daar zette Bor hem neer op zijn brits en hing een doek om zijn schouders om zijn rug te beschermen. Toen legde hij zijn hand op zijn schouder en kneep er een keer in.
‘Skey,’ zei hij. ‘Gaat het?’
Skey hoestte een paar keer, maar hij hield zijn onderarm voor zijn gezicht en knikte.
‘Ja,’ zei hij. ‘Ik heb even geen energie. Het gaat wel beter als ik wat geslapen heb, vannacht.’
Bor knikte. ‘We hebben morgen vrij, dus dan kun je even een dag rustig aan doen. Hopelijk knap je dan wat op.’
Skey schudde zijn hoofd. ‘Het maakt niet uit. Vroeg of laat bereikt het toch zijn hoogtepunt, dus dat kan maar beter zo snel mogelijk gebeuren.’
Bor knikte. ‘Dat is zo. Des te korter is de hele lijdensweg er naartoe.’ Hij boog wat over hem heen en deed de doek wat opzij om naar zijn rug te kijken.
‘Ik loop even naar de arts,’ zei hij. ‘Ik haal even wat om je rug schoon te maken en dan kom ik weer terug.’
Skey hoestte weer en hij keek naar hem op. ‘Met welk doel? Het maakt niet bepaald meer uit of er bijkomende complicaties bij komen.’
Bor knipoogde. ‘Maar ik heb je beloofd het zo aangenaam mogelijk voor je te maken, Skey. Als ik je hier laat zitten met een kapotte rug, ben ik de dief van mijn eigen belofte.’ Ze keken om toen ze voetstappen hoorde. Skey moest zich even concentreren, maar toen voelde hij dat het Spurr was. Toen de doek naar hun slaapvertrek open ging, zag ook Bor dat. Hij knikte tevreden.
‘Kijk, Spurr komt naar je toe om je gezelschap te houden,’ zei hij. ‘Goede timing, toch?’ Hij keek om naar Spurr. ‘Kun jij even bij hem blijven? Hij voelt zich niet zo goed. Ik ga even iets halen voor zijn rug.’
Spurr keek naar Skey, die zijn ogen dichtkneep toen hij weer hoestte. Hij knikte.
‘Ja,’ zei hij. ‘Is goed. Wat is er aan de hand? Skey? Weet je dat je bloed aan je handen hebt?’
Bor liep naar hem toe en klopte hem op zijn schouder. ‘Niets bijzonders. Over een paar dagen gaat het over.’ Hij bleef even naast Spurr staan en boog wat naar hem toe. ‘Maar kom maar niet te dicht in zijn buurt, voor het geval dat. Je weet nooit wat ervan komt.’ Hij gaf hem een stevige klop op zijn schouder en liep toen langs hem heen, hem bij Skey achterlatend in het slaapvertrek. Spurr wierp een blik zijn kant op die Skey niet helemaal kon plaatsen, maar toen keek hij om naar Skey. Hij glimlachte waterig toen hun blikken elkaar vonden.
‘Hé,’ zei hij. ‘Ik zag je bijna onderuitgaan, net, dus ik dacht ik kom even kijken hoe het gaat.’ Hij aarzelde even, maar zette toen en stap dichter naar hem toe. Evengoed bleef hij bijna vier meter van hem verwijderd staan, wat helemaal niet nodig was. Skey had dorst, maar nog niet zo erg dat de aantrekkingskracht naar mensen onbeheersbaar werd als ze niet bloedden. ‘Gaat het een beetje?’
Skey hoestte en knikte. ‘Ja. Ik voel me niet zo goed, maar Bor heeft gelijk. Het gaat vanzelf weer over.’ Hij keek naar hem op. ‘Je hoeft niet zo veel afstand te houden, Spurr. Het praat wat makkelijker als je niet aan de andere kant van de ruimte staat.’
Maar Spurr schudde zijn hoofd wat. ‘Nee, het is goed, het is waarschijnlijk beter, zo.’ Hij wreef even ongemakkelijk over zijn arm, maar toen knikte hij Skey’s kant op. ‘Heeft Nilas je getatoeëerd? Wat heeft hij gemaakt?’
Skey kuchte en hij liet de doek wat zakken.
‘Ik heb geen idee,’ zei hij. ‘Vertel jij het mij maar.’ Hij kwam overeind en liep wat naar Spurr toe. Hij maakte aanstalten zijn rug naar hem toe te draaien, maar tot zijn verassing voelde hij op dat moment ineens een omslag in Spurrs energie, een plotselinge toename van paniek. Hij hoorde beweging en toen hij omkeek, zag hij dat Spurr achteruit was gedeinsd tot hij met zijn rug tegen de muur stond. Hij keek naar Skey’s bloedende rug en er stond iets van schrik op zijn gezicht.
Skey bleef staan en keek hem aan.
‘Spurr?’ zei hij. ‘Wat is er?’
Maar Spurr keek met vrees naar zijn rug en bleef tegen de muur gedrukt staan.
‘Niet doen, Skey,’ zei hij. ‘Echt, niet doen. Blijf uit mijn buurt.’
Skey fronste zijn wenkbrauwen wat. Hij trok de doek weer over zijn rug omhoog en keek hem aan.
Spurr slikte.
‘Je kunt niet in mijn buurt komen als je gewond bent, Skey,’ zei hij. ‘Alsjeblieft, geloof me.’
-
- Balpen
- Berichten: 213
- Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27
Hmm... Is Spurr zijn afstandelijkheid en nu deze reactie mss een aanwijzing dat hij meer op Skey lijkt dan we dachten?
Leuke twist! Ik ben benieuwd wat er nog zal gebeuren!
Leuke twist! Ik ben benieuwd wat er nog zal gebeuren!
Haha bedankt voor de leuke reacties meiden! 
_________________________________________________________________________________________________________
Even trok er een zwaar gevoel door Skey’s lichaam. Voor een paar seconden dacht hij dat Spurr het doorhad. Dat hij had gezien wat er was gebeurd tijdens het gevecht met Jonathan, dat hij het hele verhaal in zijn eentje uitgepuzzeld had en begreep wat er gaande was.
Hij schudde zijn hoofd wat en keek Spurr aan.
‘Waarom?’ vroeg hij. ‘Wat is er, Spurr? Denk je dat er iets met je gebeurt als je te dicht in mijn buurt komt?’
Maar tot zijn verbazing schudde Spurr zijn hoofd.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik ben bang dat er iets met jou gebeurt als je te dicht bij mij in de buurt komt.’
Skey’s wenkbrauwen fronsten zich. Even begreep hij het niet, waren Spurrs woorden een onbegrijpelijke rij letters, maar toen begon er iets te dagen. Even, in een flits, dacht hij dat hij begreep wat er aan de hand was. Dat Spurr geen afstand van hem hield omdat Bor dat tegen hem gezegd had, maar dat hij dat deed omdat Skey niet de enige was die ziek was, zij het op een andere manier.
‘Spurr,’ zei hij. ‘Wat is er aan de hand? Is er iets met je aan de hand?’
Spurr keek hem aan met pijn op zijn gezicht.
‘Toe, Skey,’ zei hij. ‘Vraag het me niet, alsjeblieft.’
Skey keek hem aan. ‘Wat is er dan?’
Spurr schudde zijn hoofd wat.
‘Toe, Skey,’ zei hij. ‘Dwing me niet het te zeggen. Ik wil jullie niet ook nog kwijt, nu al. Ik begon me net weer wat beter te voelen met jullie gezelschap.’
Skey keek hem aan. Hij begreep hem niet helemaal, maar voor hij hem er echter naar kon vragen, voor hij bevestiging kon krijgen, hoorde hij voetstappen die aangaven dat Bor weer terugkwam. Het doek ging weer open en Spurr schrok toen zijn gestalte ineens weer in de ruimte verscheen. Bor, die in eerste instantie niets in de gaten had, hief wat doeken op en een flesje met een substantie die geurde naar menthol.
‘Zo, ik heb wat weten mee te krijgen,’ zei hij. ‘Hierdoor zou het wat beter moeten…’ Hij viel stil toen hij zich bewust werd van de vreemde stilte om hem heen. Hij keek om zich heen en nu pas leek hij de sfeer door te krijgen, het angstige gezicht van Spurr, zijn houding met zijn rug tegen de muur. Hij keek om naar Skey en zag hem halverwege de ruimte staan, een heel stuk dichterbij Spurr dan waar hij hem had achtergelaten. Er veranderde er iets in zijn gezicht en hij liet de spullen weer zakken. Langzaam liep hij naar Spurr toe, hem zo beschermend achter zijn brede lichaam.
‘Skey,’ zei hij. ‘Gaat het? Moet ik hem naar buiten brengen?’
Maar Skey schudde zijn hoofd. Hij trok de doek weer verder over zijn rug en zette een stap achteruit, om aan te tonen dat hij zichzelf nog onder controle had.
‘Nee,’ zei hij. Hij keek naar Spurr en zag dat die hem aankeek, over Bors schouder heen. Er lag iets smekends op zijn gezicht en Skey begreep dat hij niet wilde dat Bor zou horen over het onderwerp waar ze net min of meer per ongeluk ingevallen waren.
Hij wendde zijn blik weer naar die van Bor.
‘Er is niets aan de hand,’ zei hij. ‘Spurr schrok van mijn rug. Hij kan niet zo goed tegen bloed.’
Bor keek hem aan, peilend. Skey zag aan hem dat hij geloofde dat Skey Spurr niets had willen doen, maar dat hij ook twijfelde aan de alternatieve verklaring die hij dan wel voor de situatie gaf. Hij keek om naar Spurr, maar die wendde gauw zijn blik af en keek naar de grond.
‘Ja, eh, sorry, ik kan er niet zo goed tegen,’ zei hij. ‘Ik was op weg naar buiten. Ik, eh, zal jullie weer alleen laten.’ Hij draaide zich om en liep met gebogen hoofd langs Bor heen. Met zijn blik op de grond gericht en zonder nog iets te zeggen, liep hij onder het doek door de ruimte uit.
Bor keek naar Skey om.
‘Wat was dat?’ vroeg hij.
Skey keek naar de doek van het slaapvertrek, dat nog lichtjes heen en weer bewoog terwijl Spurrs voetstappen wegstierven.
‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Maar ik heb het gevoel dat ik er nog wel achter zal komen.’
De volgende dag hadden ze inderdaad zoals Bor gezegd had vrij. Dat was maar goed ook, want omdat Skey’s rug minder gevoelig was door het verstrijken van de tijd, had de nachtrust de rest van zijn lichaam niet bijster goed gedaan. Toen hij wakker werd voelde hij zich heel even beter, maar al gauw gedurende de dag sloeg het verval van zijn lichaam weer genadeloos toe. Hij begon weer zwaar te hoesten, zijn keel deed pijn en hij kreeg een bonkende pijn in zijn hoofd, die een vervelende druk op zijn ogen en oren begon te veroorzaken. De kracht in zijn lichaam nam af en hij had niet het gevoel dat hij nog in staat was veel te doen, die dag, om zich met de anderen te vermaken op zijn vrije dag. In plaats daarvan bleef hij achter in het slaapvertrek, samen met Bor, die zo nu en dan alleen even weg ging om te eten of te scheidsrechteren bij het boksen als ze er zeker van waren dat er niemand in de buurt van het slaapvertrek was waar Skey een bedreiging voor vormde. Ook Spurr was weg: hij was die ochtend vertrokken om met Reid en de andere kampleiders naar het dorp te rijden om daar voedselvoorraadden te halen.
Veel deed Skey die dag niet. Zijn lichaam begon zwak te worden en in een poging zo min mogelijk last te hebben van zijn lijf en de pijnen die de aftakeling veroorzaakte, probeerde hij zo veel mogelijk te rusten. Omdat hij nog steeds zijn draai niet kon vinden op de brits, zat hij dus het grootste deel van de dag met gesloten ogen op de grond tegen de muur geleund. Hij was zich er terdege van bewust dat hij niet bepaald gezellig was voor Bor en dus spoorde hij hem aan ook wat tijd met de anderen door te brengen, in de gemeenschappelijke ruimte of in de buitenlucht. Bor liet zich uiteindelijk overtuigen en vertrok richting de bron van de energie van het gevecht dat buiten gehouden werd, er net als Skey vanuitgaand dat dat nu geen kwaad kon. Skey had zijn dorst voor zijn gevoel nog redelijk onder controle en het was goed weer, dus de meeste werkers die niet met Reid mee waren hadden zich buiten verschanst, ver van Skey’s slaapvertrek vandaan. Ze verwachtten niet dat iemand hem zou missen, laat staan dat iemand zichzelf in gevaar zou brengen door te dicht bij het slaapvertrek in de buurt te komen.
Tot Bor die middag ongeveer een halfuur weg was en Skey voetstappen hoorde naderen. Het duurde even voor het tot hem doordrong: hij begon zich snel slechter te voelen en zijn geest viel zo nu en dan even weg, zoekend naar rust in een poging de achteruitgang van zijn lichaam daarmee te stagneren, zichzelf te kunnen sparen. Hij was zich dus ook niet direct bewust van de bijbehorende energie die met de voetstappen meekwam. Eerst dacht hij dat het Bor zou was die terugkwam, maar toen hij zijn energie niet registreerde, dacht hij aan Spurr, die kwam melden dat hij terug was van de reis. Het duurde even voor hij zich realiseerde dat hij ook zijn energie niet voelde. Gelijk daarmee hoorde hij dat de voetstappen ook met die van geen van hen overeen kwamen. Ze waren veel lichter. Ze waren die van een vrouw.
Skey deed zijn ogen een stukje open. Hij hoorde het doek van zijn slaapvertrek schuiven en liet zijn ogen naar de bron van het geluid glijden. Daar zag hij een vrouw staan, met lange, blonde krullen en blauwe ogen. Joline.

_________________________________________________________________________________________________________
Even trok er een zwaar gevoel door Skey’s lichaam. Voor een paar seconden dacht hij dat Spurr het doorhad. Dat hij had gezien wat er was gebeurd tijdens het gevecht met Jonathan, dat hij het hele verhaal in zijn eentje uitgepuzzeld had en begreep wat er gaande was.
Hij schudde zijn hoofd wat en keek Spurr aan.
‘Waarom?’ vroeg hij. ‘Wat is er, Spurr? Denk je dat er iets met je gebeurt als je te dicht in mijn buurt komt?’
Maar tot zijn verbazing schudde Spurr zijn hoofd.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik ben bang dat er iets met jou gebeurt als je te dicht bij mij in de buurt komt.’
Skey’s wenkbrauwen fronsten zich. Even begreep hij het niet, waren Spurrs woorden een onbegrijpelijke rij letters, maar toen begon er iets te dagen. Even, in een flits, dacht hij dat hij begreep wat er aan de hand was. Dat Spurr geen afstand van hem hield omdat Bor dat tegen hem gezegd had, maar dat hij dat deed omdat Skey niet de enige was die ziek was, zij het op een andere manier.
‘Spurr,’ zei hij. ‘Wat is er aan de hand? Is er iets met je aan de hand?’
Spurr keek hem aan met pijn op zijn gezicht.
‘Toe, Skey,’ zei hij. ‘Vraag het me niet, alsjeblieft.’
Skey keek hem aan. ‘Wat is er dan?’
Spurr schudde zijn hoofd wat.
‘Toe, Skey,’ zei hij. ‘Dwing me niet het te zeggen. Ik wil jullie niet ook nog kwijt, nu al. Ik begon me net weer wat beter te voelen met jullie gezelschap.’
Skey keek hem aan. Hij begreep hem niet helemaal, maar voor hij hem er echter naar kon vragen, voor hij bevestiging kon krijgen, hoorde hij voetstappen die aangaven dat Bor weer terugkwam. Het doek ging weer open en Spurr schrok toen zijn gestalte ineens weer in de ruimte verscheen. Bor, die in eerste instantie niets in de gaten had, hief wat doeken op en een flesje met een substantie die geurde naar menthol.
‘Zo, ik heb wat weten mee te krijgen,’ zei hij. ‘Hierdoor zou het wat beter moeten…’ Hij viel stil toen hij zich bewust werd van de vreemde stilte om hem heen. Hij keek om zich heen en nu pas leek hij de sfeer door te krijgen, het angstige gezicht van Spurr, zijn houding met zijn rug tegen de muur. Hij keek om naar Skey en zag hem halverwege de ruimte staan, een heel stuk dichterbij Spurr dan waar hij hem had achtergelaten. Er veranderde er iets in zijn gezicht en hij liet de spullen weer zakken. Langzaam liep hij naar Spurr toe, hem zo beschermend achter zijn brede lichaam.
‘Skey,’ zei hij. ‘Gaat het? Moet ik hem naar buiten brengen?’
Maar Skey schudde zijn hoofd. Hij trok de doek weer verder over zijn rug en zette een stap achteruit, om aan te tonen dat hij zichzelf nog onder controle had.
‘Nee,’ zei hij. Hij keek naar Spurr en zag dat die hem aankeek, over Bors schouder heen. Er lag iets smekends op zijn gezicht en Skey begreep dat hij niet wilde dat Bor zou horen over het onderwerp waar ze net min of meer per ongeluk ingevallen waren.
Hij wendde zijn blik weer naar die van Bor.
‘Er is niets aan de hand,’ zei hij. ‘Spurr schrok van mijn rug. Hij kan niet zo goed tegen bloed.’
Bor keek hem aan, peilend. Skey zag aan hem dat hij geloofde dat Skey Spurr niets had willen doen, maar dat hij ook twijfelde aan de alternatieve verklaring die hij dan wel voor de situatie gaf. Hij keek om naar Spurr, maar die wendde gauw zijn blik af en keek naar de grond.
‘Ja, eh, sorry, ik kan er niet zo goed tegen,’ zei hij. ‘Ik was op weg naar buiten. Ik, eh, zal jullie weer alleen laten.’ Hij draaide zich om en liep met gebogen hoofd langs Bor heen. Met zijn blik op de grond gericht en zonder nog iets te zeggen, liep hij onder het doek door de ruimte uit.
Bor keek naar Skey om.
‘Wat was dat?’ vroeg hij.
Skey keek naar de doek van het slaapvertrek, dat nog lichtjes heen en weer bewoog terwijl Spurrs voetstappen wegstierven.
‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Maar ik heb het gevoel dat ik er nog wel achter zal komen.’
De volgende dag hadden ze inderdaad zoals Bor gezegd had vrij. Dat was maar goed ook, want omdat Skey’s rug minder gevoelig was door het verstrijken van de tijd, had de nachtrust de rest van zijn lichaam niet bijster goed gedaan. Toen hij wakker werd voelde hij zich heel even beter, maar al gauw gedurende de dag sloeg het verval van zijn lichaam weer genadeloos toe. Hij begon weer zwaar te hoesten, zijn keel deed pijn en hij kreeg een bonkende pijn in zijn hoofd, die een vervelende druk op zijn ogen en oren begon te veroorzaken. De kracht in zijn lichaam nam af en hij had niet het gevoel dat hij nog in staat was veel te doen, die dag, om zich met de anderen te vermaken op zijn vrije dag. In plaats daarvan bleef hij achter in het slaapvertrek, samen met Bor, die zo nu en dan alleen even weg ging om te eten of te scheidsrechteren bij het boksen als ze er zeker van waren dat er niemand in de buurt van het slaapvertrek was waar Skey een bedreiging voor vormde. Ook Spurr was weg: hij was die ochtend vertrokken om met Reid en de andere kampleiders naar het dorp te rijden om daar voedselvoorraadden te halen.
Veel deed Skey die dag niet. Zijn lichaam begon zwak te worden en in een poging zo min mogelijk last te hebben van zijn lijf en de pijnen die de aftakeling veroorzaakte, probeerde hij zo veel mogelijk te rusten. Omdat hij nog steeds zijn draai niet kon vinden op de brits, zat hij dus het grootste deel van de dag met gesloten ogen op de grond tegen de muur geleund. Hij was zich er terdege van bewust dat hij niet bepaald gezellig was voor Bor en dus spoorde hij hem aan ook wat tijd met de anderen door te brengen, in de gemeenschappelijke ruimte of in de buitenlucht. Bor liet zich uiteindelijk overtuigen en vertrok richting de bron van de energie van het gevecht dat buiten gehouden werd, er net als Skey vanuitgaand dat dat nu geen kwaad kon. Skey had zijn dorst voor zijn gevoel nog redelijk onder controle en het was goed weer, dus de meeste werkers die niet met Reid mee waren hadden zich buiten verschanst, ver van Skey’s slaapvertrek vandaan. Ze verwachtten niet dat iemand hem zou missen, laat staan dat iemand zichzelf in gevaar zou brengen door te dicht bij het slaapvertrek in de buurt te komen.
Tot Bor die middag ongeveer een halfuur weg was en Skey voetstappen hoorde naderen. Het duurde even voor het tot hem doordrong: hij begon zich snel slechter te voelen en zijn geest viel zo nu en dan even weg, zoekend naar rust in een poging de achteruitgang van zijn lichaam daarmee te stagneren, zichzelf te kunnen sparen. Hij was zich dus ook niet direct bewust van de bijbehorende energie die met de voetstappen meekwam. Eerst dacht hij dat het Bor zou was die terugkwam, maar toen hij zijn energie niet registreerde, dacht hij aan Spurr, die kwam melden dat hij terug was van de reis. Het duurde even voor hij zich realiseerde dat hij ook zijn energie niet voelde. Gelijk daarmee hoorde hij dat de voetstappen ook met die van geen van hen overeen kwamen. Ze waren veel lichter. Ze waren die van een vrouw.
Skey deed zijn ogen een stukje open. Hij hoorde het doek van zijn slaapvertrek schuiven en liet zijn ogen naar de bron van het geluid glijden. Daar zag hij een vrouw staan, met lange, blonde krullen en blauwe ogen. Joline.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-
- Balpen
- Berichten: 213
- Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27
Oh oh Joline... slechte timing meid! Hij heeft er al wel eens beter uitgezien 

Nouhouw, sta ik op het punt te ontdekken wat er met Spurr is, ontvlucht je het
Ik denk dat hij wel een vampier is... of hij is een ander mythisch wezen dat kan ook haha .
Ga zo door!

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Sorry sorry voor de late reactie meiden! Vreselijk druk maar snel weer een stukje erbij!
_______________________________________________________________________________________________________________
Joline glimlachte naar hem toen zijn blik de hare ving.
‘Hé,’ zei ze. ‘Ik hoopte al dat je hier zou zijn.’ Ze liep het vertrek binnen en deed de doek weer dicht terwijl ze naar hem omkeek.
‘Het is moeilijk je alleen te krijgen,’ zei ze. ‘Bor wijkt niet vaak van je zijde. Hij lijkt wel een soort waakhond.’ Ze glimlachte en draaide zich weer naar hem om. ‘Ik ben wel benieuwd wat je zo kostbaar maakt dat hij je niet alleen laat.’ Ze vouwde haar handen achter haar rug en liep naar hem toe. Skey deed zijn ogen even dicht toen hij haar energie dichterbij voelde komen en hij draaide zijn hoofd weg.
‘Niet dichterbij komen, Joline,’ zei hij. ‘Alsjeblieft, blijf bij de deur.’
Maar Joline’s energie kwam dichterbij. Het was tergend: nu zijn lichaam zo hard bloed nodig had, kon hij haar warmte en uitstraling voelen en was haar hartslag die haar bloed door haar lichaam pompte bijna hoorbaar. Haar lichaam trok hem aan en hij klemde zijn kaken op elkaar.
Joline, echter, onaangedaan door zijn reactie, kwam dichter naar hem toe. Hij voeld dat ze voor hem neerhurkte en tussen zijn benen op de grond ging zitten. Toen legde ze haar hand tegen zijn gezicht.
‘Doe je ogen open,’ zei ze. ‘Laat me kijken naar de ogen die ik al dagenlang wil zien. Laat me de huid voelen die ik al dagenlang wil aanraken. Laat me de lippen proeven die ik al dagenlang wil kussen.’
Ze duwde zijn gezicht naar zich toe en Skey deed zijn ogen open. Hij zag Joline’s gezicht voor zich, nog geen meter van zich vandaan, en zag haar ogen naar die van hem kijken. Haar hand was warm op zijn gezicht en hij kon haar bloed er bijna doorheen voelen stromen, voelde haar hartslag tegen zijn huid. Haar duim gleed naar zijn mond en hij voelde hem over zijn onderlip glijden, zijn lippen van elkaar scheiden, spelen met zijn mond. Zijn ogen gleden naar haar hals, de aderen onder haar huid, en alsof zijn brein een naderende kans registreerde, zond het een vreemde, verdovende sensatie door hem heen. Het stelde hem in staat haar toe te laten toen ze zijn lippen op die van hem drukte.
Even, heel even, zakte hij weg in de manier waarop ze hem kuste. Haar handen gleden over zijn borst omlaag en een paar seconden bracht het allemaal dingen terug, herinneringen aan Bette, aan Lorelei, aan hoe goed dit was geweest voor alles verkeerd was gegaan. Even verlangde hij naar haar zoals hij dat vroeger had gedaan, toen haar handen laag op zijn onderbuik bleef liggen en ze dichter tegen hem aanschoof. Er trok een tinteling vanuit zijn onderbuik door zijn lichaam toen ze haar heupen tegen die van hem drukte. Zijn adem stokte en hij boog zijn hoofd wat achterover toen de tinteling zich door de rest van zijn lichaam uitspreidde. Hij voelde haar warme lichaam tegen hem aan en hoorde haar ademhaling bij zijn oor. Toen, echter, zakten zijn ogen open. Langzaam werden de vormen duidelijk en toen zag hij haar hals, die nog geen decimiter van hem verwijderd was.
Skey kon zijn blik niet van haar nek afwenden. Joline kuste hem bij zijn kaak, haar handen gleden over de spieren in zijn buik, maar het enige wat er nog was, was haar hals, haar gebruinde huid en de aderen daaronder, waar warm bloed doorheen stroomde dat hij van deze afstand kon voelen, kon ruiken. Langzaam nam dat alles over, als vanzelf, haast kalm, rustig. Het was niet eens een gevecht, hij had niet eens meer het besef dat hij zich ertegen kon verzetten, moest verzetten. Het gebeurde gewoon, alsof zijn lichaam en geest totaal in overeenstemming met elkaar waren.
Terwijl Joline over zijn lichaam streelde, hief Skey zijn hand op naar haar hals. Haar handen gleden omlaag, zakten af naar zijn kruis, maar hij voelde het nog nauwelijks. Hij liet zijn duim langs de aderen in haar hals glijden en dat was het enige wat hij nog voelde, waar hij zich nog bewust van was. Hij voelde warmte van haar bloed en terwijl zijn geest langzaam weer wat tot leven kwam, rechtte hij zijn hoofd wat. Toen sloot hij zijn hand om Joline’s hals en pakte haar stevig vast.
Hij voelde hoe Joline’s ademhaling bleef steken achter zijn hand toen hij haar wat naar achteren duwde. Even liet ze hem gaan, maar toen ze zich leek te realiseren dat zijn greep te strak was, snakte ze naar adem. Ze kneep haar ogen dicht en tastte naar zijn hand.
‘Skey,’ bracht ze schor uit. ‘Wat…’ Maar haar stem stierf weg toen Skey’s hand zich verstevigde om haar hals. Hij kneep haar adem af en duwde haar verder van zich af. Met zijn andere hand zocht hij steun tegen de muur achter zich en langzaam kwam hij overeind, haar met zich mee omhoog voerend, net zo lang tot hij overeind stond. Joline was kleiner dan hij en langzaam kwamen haar voeten van de grond, haar hielen en toen haar tenen, tot ze in de lucht bungelden en hij haar met één hand om haar hals van de grond getild hield. Door de kracht die de dorst hem gaf, kostte het hem geen enkele moeite meer en hij keek naar haar, naar haar dichtgeknepen ogen, haar handen die hulpeloos probeerden die van hem weg te trekken, en een krankzinnig soort lust maakte zich van hem meester, de drang om zijn tanden in haar hals te boren, van haar te drinken, haar bloed te laten vloeien tot hij zich beter zou voelen dan wat dan ook en ze zou sterven. Zijn blik gleed naar haar hals en hij sloot zijn hand nog steviger om haar nek, voelde hoe haar hart met snelle slagen haar bloed door haar lichaam pompte. Even voelde hij zich krachtig, sterk, niet langer ziek, alsof zijn lichaam zijn laatste beetje kracht genereerde om haar te kunnen bijten nu het daar de kans voor had, om hem van leven te kunnen verzekeren. Het was een sterk gevoel en hij sloot zijn hand steviger om haar keel om haar naar zich toe te kunnen halen. Net op het moment dat hij daar aanstalten toe maakte, ging de doek bij de rotswand echter open.
‘Skey?’ hoorde hij zeggen. ‘Ben je hier? Ik-’
Hij keek opzij en zag iemand het vertrek binnen komen, iemand met oranjerood haar en een bruin gezicht. Het was Spurr, die opgewekt was geweest, maar stilviel toen hij Skey zag staan. Hij zag hoe hij Joline met eén hand in de lucht hield en prompt bleef hij staan. Hij keek naar Joline, die probeerde zichzelf uit Skey’s greep los te trekken en paniekerig tegen zijn armen en zijn borst duwde, en de uitdrukking gleed van zijn gezicht. Zijn blik ging naar die van Skey en zijn mond zakte wat open toen zijn blik die van hem ontmoette.
‘Skey…’ zei hij verdwaasd. ‘Wat… wat doe je? Wat is er met je ogen aan de hand?’ Hij sputterde wat terwijl zijn ogen zoekend langs hem en Joline heen en weer gleden en hij schudde zijn hoofd wat toen hij Joline’s rood aangelopen gezicht zag.
‘Waarom houd je haar zo vast?’ vroeg hij. ‘Skey? Ze krijgt geen lucht, je moet haar loslaten.’
Maar Skey keek hem aan zonder te bewegen, zonder met zijn ogen te knipperen. Even was hij volledig weg, met zijn hoofd, ver weg in zijn trance die door Spurrs binnenkomst zo was omgegooid, zo abrupt was onderbroken. Hij voelde Joline’s lichaam kronkelen in zijn hand en zag Spurrs gezicht, maar beide waarnemingen waren nog maar vaag.
‘Skey,’ hoorde hij Spurr zeggen. ‘Je moet haar loslaten, Skey. Kom, laat haar gaan.’
Hij keek naar Spurr, nog even, naar de vage contouren van zijn gezicht, zich maar half bewust van wie hij was. Nog even bleef hij staan, maar toen draaide hij langzaam zijn hoofd om. Hij keek naar Joline, naar haar benauwde gezicht terwijl ze tegen hem worstelde, en even was hij plotseling niet meer zeker wat ze was, of ze een prooi was of wat anders, waarom hij haar vasthad en wat hij met haar wilde doen. Pas toen ze hem een harde klap gaf tegen zijn arm en Spurr op precies hetzelfde moment me een scherpe klank zijn naam noemde, kwam hij weer tot zijn postieven.’
Het was of de ballon waar hij zich in bevonden had, plotseling werd doorgeprikt. Joline’s gezicht werd helder en het geluid van haar gezwoeg kwam ineen weer binnen. Hij knipperde met zijn ogen en keek even naar haar, maar toen realiseerde hij zich wat hij deed, wie ze was en wat het was dat Spurr zag. Hij werd zich bewust van zijn eigen versnelde ademhaling en een zwaar gevoel zakte in zijn maag neer. Hij zette haar neer, met haar voeten op de grond, en liet haar los. Het gevoel van haar hartslag tegen zijn hand brandde echter nog na en haar energie maakte dat de drang om haar te bijten nog altijd in stand bleef.
Skey zag nog net hoe Joline met haar handen naar haar hals tastte, hem verschrikt aankeek en ze een stap achteruit zette. Haar aanwezigheid was nog altijd drukkend en hij kneep zijn ogen dicht. Hij balde zijn handen tot vuisten en draaide zijn hoofd van haar weg, terwijl hij zijn ademhaling weer onder controle probeerde te krijgen.
‘Ga weg,’ zei hij met op elkaar geklemde kaken. ‘Mijn kamer uit.’
_______________________________________________________________________________________________________________
Joline glimlachte naar hem toen zijn blik de hare ving.
‘Hé,’ zei ze. ‘Ik hoopte al dat je hier zou zijn.’ Ze liep het vertrek binnen en deed de doek weer dicht terwijl ze naar hem omkeek.
‘Het is moeilijk je alleen te krijgen,’ zei ze. ‘Bor wijkt niet vaak van je zijde. Hij lijkt wel een soort waakhond.’ Ze glimlachte en draaide zich weer naar hem om. ‘Ik ben wel benieuwd wat je zo kostbaar maakt dat hij je niet alleen laat.’ Ze vouwde haar handen achter haar rug en liep naar hem toe. Skey deed zijn ogen even dicht toen hij haar energie dichterbij voelde komen en hij draaide zijn hoofd weg.
‘Niet dichterbij komen, Joline,’ zei hij. ‘Alsjeblieft, blijf bij de deur.’
Maar Joline’s energie kwam dichterbij. Het was tergend: nu zijn lichaam zo hard bloed nodig had, kon hij haar warmte en uitstraling voelen en was haar hartslag die haar bloed door haar lichaam pompte bijna hoorbaar. Haar lichaam trok hem aan en hij klemde zijn kaken op elkaar.
Joline, echter, onaangedaan door zijn reactie, kwam dichter naar hem toe. Hij voeld dat ze voor hem neerhurkte en tussen zijn benen op de grond ging zitten. Toen legde ze haar hand tegen zijn gezicht.
‘Doe je ogen open,’ zei ze. ‘Laat me kijken naar de ogen die ik al dagenlang wil zien. Laat me de huid voelen die ik al dagenlang wil aanraken. Laat me de lippen proeven die ik al dagenlang wil kussen.’
Ze duwde zijn gezicht naar zich toe en Skey deed zijn ogen open. Hij zag Joline’s gezicht voor zich, nog geen meter van zich vandaan, en zag haar ogen naar die van hem kijken. Haar hand was warm op zijn gezicht en hij kon haar bloed er bijna doorheen voelen stromen, voelde haar hartslag tegen zijn huid. Haar duim gleed naar zijn mond en hij voelde hem over zijn onderlip glijden, zijn lippen van elkaar scheiden, spelen met zijn mond. Zijn ogen gleden naar haar hals, de aderen onder haar huid, en alsof zijn brein een naderende kans registreerde, zond het een vreemde, verdovende sensatie door hem heen. Het stelde hem in staat haar toe te laten toen ze zijn lippen op die van hem drukte.
Even, heel even, zakte hij weg in de manier waarop ze hem kuste. Haar handen gleden over zijn borst omlaag en een paar seconden bracht het allemaal dingen terug, herinneringen aan Bette, aan Lorelei, aan hoe goed dit was geweest voor alles verkeerd was gegaan. Even verlangde hij naar haar zoals hij dat vroeger had gedaan, toen haar handen laag op zijn onderbuik bleef liggen en ze dichter tegen hem aanschoof. Er trok een tinteling vanuit zijn onderbuik door zijn lichaam toen ze haar heupen tegen die van hem drukte. Zijn adem stokte en hij boog zijn hoofd wat achterover toen de tinteling zich door de rest van zijn lichaam uitspreidde. Hij voelde haar warme lichaam tegen hem aan en hoorde haar ademhaling bij zijn oor. Toen, echter, zakten zijn ogen open. Langzaam werden de vormen duidelijk en toen zag hij haar hals, die nog geen decimiter van hem verwijderd was.
Skey kon zijn blik niet van haar nek afwenden. Joline kuste hem bij zijn kaak, haar handen gleden over de spieren in zijn buik, maar het enige wat er nog was, was haar hals, haar gebruinde huid en de aderen daaronder, waar warm bloed doorheen stroomde dat hij van deze afstand kon voelen, kon ruiken. Langzaam nam dat alles over, als vanzelf, haast kalm, rustig. Het was niet eens een gevecht, hij had niet eens meer het besef dat hij zich ertegen kon verzetten, moest verzetten. Het gebeurde gewoon, alsof zijn lichaam en geest totaal in overeenstemming met elkaar waren.
Terwijl Joline over zijn lichaam streelde, hief Skey zijn hand op naar haar hals. Haar handen gleden omlaag, zakten af naar zijn kruis, maar hij voelde het nog nauwelijks. Hij liet zijn duim langs de aderen in haar hals glijden en dat was het enige wat hij nog voelde, waar hij zich nog bewust van was. Hij voelde warmte van haar bloed en terwijl zijn geest langzaam weer wat tot leven kwam, rechtte hij zijn hoofd wat. Toen sloot hij zijn hand om Joline’s hals en pakte haar stevig vast.
Hij voelde hoe Joline’s ademhaling bleef steken achter zijn hand toen hij haar wat naar achteren duwde. Even liet ze hem gaan, maar toen ze zich leek te realiseren dat zijn greep te strak was, snakte ze naar adem. Ze kneep haar ogen dicht en tastte naar zijn hand.
‘Skey,’ bracht ze schor uit. ‘Wat…’ Maar haar stem stierf weg toen Skey’s hand zich verstevigde om haar hals. Hij kneep haar adem af en duwde haar verder van zich af. Met zijn andere hand zocht hij steun tegen de muur achter zich en langzaam kwam hij overeind, haar met zich mee omhoog voerend, net zo lang tot hij overeind stond. Joline was kleiner dan hij en langzaam kwamen haar voeten van de grond, haar hielen en toen haar tenen, tot ze in de lucht bungelden en hij haar met één hand om haar hals van de grond getild hield. Door de kracht die de dorst hem gaf, kostte het hem geen enkele moeite meer en hij keek naar haar, naar haar dichtgeknepen ogen, haar handen die hulpeloos probeerden die van hem weg te trekken, en een krankzinnig soort lust maakte zich van hem meester, de drang om zijn tanden in haar hals te boren, van haar te drinken, haar bloed te laten vloeien tot hij zich beter zou voelen dan wat dan ook en ze zou sterven. Zijn blik gleed naar haar hals en hij sloot zijn hand nog steviger om haar nek, voelde hoe haar hart met snelle slagen haar bloed door haar lichaam pompte. Even voelde hij zich krachtig, sterk, niet langer ziek, alsof zijn lichaam zijn laatste beetje kracht genereerde om haar te kunnen bijten nu het daar de kans voor had, om hem van leven te kunnen verzekeren. Het was een sterk gevoel en hij sloot zijn hand steviger om haar keel om haar naar zich toe te kunnen halen. Net op het moment dat hij daar aanstalten toe maakte, ging de doek bij de rotswand echter open.
‘Skey?’ hoorde hij zeggen. ‘Ben je hier? Ik-’
Hij keek opzij en zag iemand het vertrek binnen komen, iemand met oranjerood haar en een bruin gezicht. Het was Spurr, die opgewekt was geweest, maar stilviel toen hij Skey zag staan. Hij zag hoe hij Joline met eén hand in de lucht hield en prompt bleef hij staan. Hij keek naar Joline, die probeerde zichzelf uit Skey’s greep los te trekken en paniekerig tegen zijn armen en zijn borst duwde, en de uitdrukking gleed van zijn gezicht. Zijn blik ging naar die van Skey en zijn mond zakte wat open toen zijn blik die van hem ontmoette.
‘Skey…’ zei hij verdwaasd. ‘Wat… wat doe je? Wat is er met je ogen aan de hand?’ Hij sputterde wat terwijl zijn ogen zoekend langs hem en Joline heen en weer gleden en hij schudde zijn hoofd wat toen hij Joline’s rood aangelopen gezicht zag.
‘Waarom houd je haar zo vast?’ vroeg hij. ‘Skey? Ze krijgt geen lucht, je moet haar loslaten.’
Maar Skey keek hem aan zonder te bewegen, zonder met zijn ogen te knipperen. Even was hij volledig weg, met zijn hoofd, ver weg in zijn trance die door Spurrs binnenkomst zo was omgegooid, zo abrupt was onderbroken. Hij voelde Joline’s lichaam kronkelen in zijn hand en zag Spurrs gezicht, maar beide waarnemingen waren nog maar vaag.
‘Skey,’ hoorde hij Spurr zeggen. ‘Je moet haar loslaten, Skey. Kom, laat haar gaan.’
Hij keek naar Spurr, nog even, naar de vage contouren van zijn gezicht, zich maar half bewust van wie hij was. Nog even bleef hij staan, maar toen draaide hij langzaam zijn hoofd om. Hij keek naar Joline, naar haar benauwde gezicht terwijl ze tegen hem worstelde, en even was hij plotseling niet meer zeker wat ze was, of ze een prooi was of wat anders, waarom hij haar vasthad en wat hij met haar wilde doen. Pas toen ze hem een harde klap gaf tegen zijn arm en Spurr op precies hetzelfde moment me een scherpe klank zijn naam noemde, kwam hij weer tot zijn postieven.’
Het was of de ballon waar hij zich in bevonden had, plotseling werd doorgeprikt. Joline’s gezicht werd helder en het geluid van haar gezwoeg kwam ineen weer binnen. Hij knipperde met zijn ogen en keek even naar haar, maar toen realiseerde hij zich wat hij deed, wie ze was en wat het was dat Spurr zag. Hij werd zich bewust van zijn eigen versnelde ademhaling en een zwaar gevoel zakte in zijn maag neer. Hij zette haar neer, met haar voeten op de grond, en liet haar los. Het gevoel van haar hartslag tegen zijn hand brandde echter nog na en haar energie maakte dat de drang om haar te bijten nog altijd in stand bleef.
Skey zag nog net hoe Joline met haar handen naar haar hals tastte, hem verschrikt aankeek en ze een stap achteruit zette. Haar aanwezigheid was nog altijd drukkend en hij kneep zijn ogen dicht. Hij balde zijn handen tot vuisten en draaide zijn hoofd van haar weg, terwijl hij zijn ademhaling weer onder controle probeerde te krijgen.
‘Ga weg,’ zei hij met op elkaar geklemde kaken. ‘Mijn kamer uit.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Haha thanks Maaike!
sorry voor de late reactie, ik wilde op Nele wachten maar ga toch maar alvast verder 
_____________________________________________________________________________________
Hij hield zijn blik afgewend terwijl hij wachtte, maar Joline bewoog niet. Hij hoorde haar ademhaling, voelde haar energie, maar ze bleef staan, totaal overdonderd, van haar stuk gebracht. Hij klemde zijn kiezen zo hard op elkaar dat het pijn deed en deed zijn ogen open, zijn hoofd nog altijd van haar afwendend, bang dat de beweging om het naar haar toe te draaien de rest van zijn lichaam ertoe aan zou zetten haar alsnog aan te vallen.
‘Ga!’ snauwde hij toen ze bleef staan. ‘Wegwezen, nu!’ Nu kwam de boodschap over. Hij hoorde dat Joline schrok toen zijn stem zo hard was en haar hartslag schoot omhoog. Het deed hem nog altijd pijn dat te horen en hij klemde zijn kaken op elkaar, maar het lukte hem te blijven staan. Hij hoorde Joline stommelen en toen hij opkeek, zag ze dat ze zich omdraaide. Met haar hand nog altijd tegen haar hals aan rende ze langs Spurr heen en struikelde onder het doek door de kamer uit.
Skey keek naar het dichtvallende doek, terwijl haar voetstappen aan de achterkant vervaagden. Gelijk met het verdwijnen van Joline’s energie, verdween de sterke drang om haar te doden in Skey’s lichaam en nu zijn lichaam zich niet meer sterk maakte om te doden, nu zijn prooi verdween, ebte de kracht die het daarvoor had verzameld weer weg. Zijn benen voelden raar toen de kracht eruit wegtrok en hij kneep zijn ogen even dicht. Binnen nog geen twee seconden na Joline’s vertrek voelde zijn lichaam weer net zo slecht en zwak als het gevoeld had voor ze verschenen was.
De verdwijning van zijn kracht was plotseling en even was het of zijn benen zouden doorbuigen onder zijn gewicht. Skey draaide zich om en stak zijn hand uit naar de muur, maar de muur was te ver weg. Alles draaide even, het stak in zijn maag en hij begon te hoesten. Hij klapte dubbel, maar de pijn was heftig, even, en hij kon niet niet tegenhouden. Hij kneep zijn ogen dicht en zakte langs de muur heen op zijn handen en knieën op de grond. Door zijn eigen gehoest en half dichtgeknepen ogen heen zag hij de vlekken die zijn bloedende nagels op de rotsachtige vloer maakten. Hij kokhalsde toen het voelde of iets hem een trap in zijn maag gaf en hij kneep zijn ogen dicht.
‘Skey?’ hoorde hij over het geluid van zijn gehoest heen. ‘Skey, gaat het? Moet ik iemand halen?’
Hij hoorde dat het Spurr was, die dichter naar hem toekwam. Hij was behoedzaam, hield afstand, maar toch draaide Skey van hem weg.
‘Ga weg,’ wist hij uit te brengen. ‘Blijf uit mijn buurt.’ Hij draaide zich om op zijn knieën en probeerde overeind te komen, naar het bed te lopen. Het lukte niet, maar hij duwde zich voorwaarts op zijn knieën en greep zich aan de brits vast, hees zich eraan op, en werd tot stilstand gebracht toen hij opnieuw moest hoesten. Hij hoestte bloed op en zag vaag dat zowel dat als zijn bloedende nagels rode vlekken op de lakens achterlaten. Spurr zag het ook en door zijn eigen pijn heen voelde hij dat de angst die Spurr even voor hem had gevoeld, daardoor werd omgezet in bezorgdheid en agitatie.
‘God, Skey, je bloedt,’ zei hij. ‘Je handen… laat me je helpen…’
Skey voelde dat hij naar hem toeliep, dat hij zijn hand op zijn arm legde, maar in een reflex trok hij zijn arm onder die van Spurr uit. Het gevoel van dorst laaide weer in hem op door Spurrs aanwezigheid en woedend om dat gevoel, woedend om zijn eigen zwakte, keek hij naar Spurr om.
‘Nee!’ riep hij met een stem die zwaar en haast niet meer menselijk klonk. ‘Raak me niet aan!’
Door zijn emoties voelde hij een verandering in Spurrs energie, en aan zijn gezicht zag hij dat hij schrok van de blik in zijn ogen, of van zijn ogen zelf. Hij zette een paar onzekere stappen achteruit, waarbij hij bleef hangen achter één van de kisten omdat hij niet oplette, en hij viel achteruit tegen het doek van de scheidingswand aan, precies op het moment dat het doek bij de opening vererop omhoog ging en Bors hoofd onder de flap verscheen.
‘Zo,’ zei hij terwijl hij de ruimte inliep. ‘Drie rondes verder en nog altijd staat Jonathan voor. Het is jammer dat je niet meer mee kunt doen, ik krijg een beetje genoeg van-’ Toen viel zijn blik op Spurr, die een paar meter van hem vandaan tegen het doek hing, en toen hij de blik in zijn wat vergrote ogen zag, draaide hij met een ruk zijn hoofd om. Toen zag hij Skey, die verderop half op de grond en half op de brits hing. Skey zag dat hij het bloed op de lakens zag, Skey’s verbleekte ogen en zijn versnelde ademhaling, en dat hij het begreep. Gelijk kwam hij dan ook in beweging. Hij liep met grote passen naar Skey toe, die zijn aanwezigheid dichterbij voelde komen. Zijn lichaam deed één vergeefse poging hem aan te vallen, maar toen bleek dat zijn lichaam daar te zwak voor was en Bor te sterk, zakte hij weer in elkaar
‘Rustig, Skey,’ zei Bor terwijl hij Skey stevig bij zijn armen pakte. ‘Ik ben bij je. Hou je controle, dan help ik je met de rest.’ Hij nam Skey in een stevige greep en hielp hem overeind. Skey deed zijn ogen dicht en hield zich met één hand aan hem vast terwijl hij hem op de brits hielp. Hij merkte dat Bor zich tot Spurr wendde terwijl hij hem op de brits zette.
‘Laat ons even alleen, Spurr,’ zei hij. ‘Je mag straks weer terugkomen, maar je moet nu even weg. Laat ons alleen.’
Spurr was inmiddels weer overeind gekomen en hij keek verbijsterd naar hen, terwijl hij zijn hoofd schudde.
‘Maar… je kunt hem niet zomaar hier laten,’ zei hij. ‘Kijk naar hem, hij heeft een dokter nodig.’
Bor keek naar hem om. ‘Er is geen dokter die hem hiermee kan helpen, Spurr, en jij kunt dat ook niet. Luister naar me en ga. Ik kom je zo wel halen.’ Hij hees Skey verder op de brits en hield hem overeind met een sterke arm. Toen Spurr bleef staan, keek hij weer naar hem om.
‘Ga, Spurr!’ zei hij, harder nu. ‘Nu!’ Hij keek weer om toen Skey begon te hoesten en in zijn stevige greep liet hij hem achteruit zakken, tegen de wand aan. Skey hoestte en hij proefde bloed in zijn mond. Zijn maag kromp in elkaar, zijn lichaam protesteerde en hij liet zich in Bors greep opzij zakken. Hij was nog net op tijd om te voorkomen het oude bloed dat zijn zijn lichaam niet bruikbaar meer achtte dat zijn maag eruit gooide op het bed in plaats van op de vloer terecht kwam.
Skey’s maag kronkelde en krijste terwijl hij zichzelf leegperste en hij kneep zijn ogen dicht. Hij voelde dat Bor bemoedigend in zijn arm kneep terwijl hij overgaf.
‘Goed zo, jongen,’ zei hij. ‘Gooi het er maar uit. Nog even en dan is het voorbij. Goed zo, laat het maar gaan.’
Hij hield Skey vast bij zijn schouder om hem overeind te houden terwijl hij overgaf en klopte op zijn rug. Toen Skey’s maag even wat kalmeerde en hij de tijd kreeg op adem te komen, hoorde hij geluid aan de andere kant van de tent. Hij zag Spurr staan, verderop, terwijl hij met een bezorgde, aarzelende uitdrukking op zijn gezicht naar hem keek. Toen diende echter een nieuwe verkramping in zijn maag zich aan en hij wendde zijn blik af toen zijn lichaam weer in elkaar kromp. Zijn gezicht vertrok en net voor het geluid van zijn eigen lijdensweg alles weer overtrof, hoorde hij dat Spurr onder het doek van de wand heen de ruimte verliet.


_____________________________________________________________________________________
Hij hield zijn blik afgewend terwijl hij wachtte, maar Joline bewoog niet. Hij hoorde haar ademhaling, voelde haar energie, maar ze bleef staan, totaal overdonderd, van haar stuk gebracht. Hij klemde zijn kiezen zo hard op elkaar dat het pijn deed en deed zijn ogen open, zijn hoofd nog altijd van haar afwendend, bang dat de beweging om het naar haar toe te draaien de rest van zijn lichaam ertoe aan zou zetten haar alsnog aan te vallen.
‘Ga!’ snauwde hij toen ze bleef staan. ‘Wegwezen, nu!’ Nu kwam de boodschap over. Hij hoorde dat Joline schrok toen zijn stem zo hard was en haar hartslag schoot omhoog. Het deed hem nog altijd pijn dat te horen en hij klemde zijn kaken op elkaar, maar het lukte hem te blijven staan. Hij hoorde Joline stommelen en toen hij opkeek, zag ze dat ze zich omdraaide. Met haar hand nog altijd tegen haar hals aan rende ze langs Spurr heen en struikelde onder het doek door de kamer uit.
Skey keek naar het dichtvallende doek, terwijl haar voetstappen aan de achterkant vervaagden. Gelijk met het verdwijnen van Joline’s energie, verdween de sterke drang om haar te doden in Skey’s lichaam en nu zijn lichaam zich niet meer sterk maakte om te doden, nu zijn prooi verdween, ebte de kracht die het daarvoor had verzameld weer weg. Zijn benen voelden raar toen de kracht eruit wegtrok en hij kneep zijn ogen even dicht. Binnen nog geen twee seconden na Joline’s vertrek voelde zijn lichaam weer net zo slecht en zwak als het gevoeld had voor ze verschenen was.
De verdwijning van zijn kracht was plotseling en even was het of zijn benen zouden doorbuigen onder zijn gewicht. Skey draaide zich om en stak zijn hand uit naar de muur, maar de muur was te ver weg. Alles draaide even, het stak in zijn maag en hij begon te hoesten. Hij klapte dubbel, maar de pijn was heftig, even, en hij kon niet niet tegenhouden. Hij kneep zijn ogen dicht en zakte langs de muur heen op zijn handen en knieën op de grond. Door zijn eigen gehoest en half dichtgeknepen ogen heen zag hij de vlekken die zijn bloedende nagels op de rotsachtige vloer maakten. Hij kokhalsde toen het voelde of iets hem een trap in zijn maag gaf en hij kneep zijn ogen dicht.
‘Skey?’ hoorde hij over het geluid van zijn gehoest heen. ‘Skey, gaat het? Moet ik iemand halen?’
Hij hoorde dat het Spurr was, die dichter naar hem toekwam. Hij was behoedzaam, hield afstand, maar toch draaide Skey van hem weg.
‘Ga weg,’ wist hij uit te brengen. ‘Blijf uit mijn buurt.’ Hij draaide zich om op zijn knieën en probeerde overeind te komen, naar het bed te lopen. Het lukte niet, maar hij duwde zich voorwaarts op zijn knieën en greep zich aan de brits vast, hees zich eraan op, en werd tot stilstand gebracht toen hij opnieuw moest hoesten. Hij hoestte bloed op en zag vaag dat zowel dat als zijn bloedende nagels rode vlekken op de lakens achterlaten. Spurr zag het ook en door zijn eigen pijn heen voelde hij dat de angst die Spurr even voor hem had gevoeld, daardoor werd omgezet in bezorgdheid en agitatie.
‘God, Skey, je bloedt,’ zei hij. ‘Je handen… laat me je helpen…’
Skey voelde dat hij naar hem toeliep, dat hij zijn hand op zijn arm legde, maar in een reflex trok hij zijn arm onder die van Spurr uit. Het gevoel van dorst laaide weer in hem op door Spurrs aanwezigheid en woedend om dat gevoel, woedend om zijn eigen zwakte, keek hij naar Spurr om.
‘Nee!’ riep hij met een stem die zwaar en haast niet meer menselijk klonk. ‘Raak me niet aan!’
Door zijn emoties voelde hij een verandering in Spurrs energie, en aan zijn gezicht zag hij dat hij schrok van de blik in zijn ogen, of van zijn ogen zelf. Hij zette een paar onzekere stappen achteruit, waarbij hij bleef hangen achter één van de kisten omdat hij niet oplette, en hij viel achteruit tegen het doek van de scheidingswand aan, precies op het moment dat het doek bij de opening vererop omhoog ging en Bors hoofd onder de flap verscheen.
‘Zo,’ zei hij terwijl hij de ruimte inliep. ‘Drie rondes verder en nog altijd staat Jonathan voor. Het is jammer dat je niet meer mee kunt doen, ik krijg een beetje genoeg van-’ Toen viel zijn blik op Spurr, die een paar meter van hem vandaan tegen het doek hing, en toen hij de blik in zijn wat vergrote ogen zag, draaide hij met een ruk zijn hoofd om. Toen zag hij Skey, die verderop half op de grond en half op de brits hing. Skey zag dat hij het bloed op de lakens zag, Skey’s verbleekte ogen en zijn versnelde ademhaling, en dat hij het begreep. Gelijk kwam hij dan ook in beweging. Hij liep met grote passen naar Skey toe, die zijn aanwezigheid dichterbij voelde komen. Zijn lichaam deed één vergeefse poging hem aan te vallen, maar toen bleek dat zijn lichaam daar te zwak voor was en Bor te sterk, zakte hij weer in elkaar
‘Rustig, Skey,’ zei Bor terwijl hij Skey stevig bij zijn armen pakte. ‘Ik ben bij je. Hou je controle, dan help ik je met de rest.’ Hij nam Skey in een stevige greep en hielp hem overeind. Skey deed zijn ogen dicht en hield zich met één hand aan hem vast terwijl hij hem op de brits hielp. Hij merkte dat Bor zich tot Spurr wendde terwijl hij hem op de brits zette.
‘Laat ons even alleen, Spurr,’ zei hij. ‘Je mag straks weer terugkomen, maar je moet nu even weg. Laat ons alleen.’
Spurr was inmiddels weer overeind gekomen en hij keek verbijsterd naar hen, terwijl hij zijn hoofd schudde.
‘Maar… je kunt hem niet zomaar hier laten,’ zei hij. ‘Kijk naar hem, hij heeft een dokter nodig.’
Bor keek naar hem om. ‘Er is geen dokter die hem hiermee kan helpen, Spurr, en jij kunt dat ook niet. Luister naar me en ga. Ik kom je zo wel halen.’ Hij hees Skey verder op de brits en hield hem overeind met een sterke arm. Toen Spurr bleef staan, keek hij weer naar hem om.
‘Ga, Spurr!’ zei hij, harder nu. ‘Nu!’ Hij keek weer om toen Skey begon te hoesten en in zijn stevige greep liet hij hem achteruit zakken, tegen de wand aan. Skey hoestte en hij proefde bloed in zijn mond. Zijn maag kromp in elkaar, zijn lichaam protesteerde en hij liet zich in Bors greep opzij zakken. Hij was nog net op tijd om te voorkomen het oude bloed dat zijn zijn lichaam niet bruikbaar meer achtte dat zijn maag eruit gooide op het bed in plaats van op de vloer terecht kwam.
Skey’s maag kronkelde en krijste terwijl hij zichzelf leegperste en hij kneep zijn ogen dicht. Hij voelde dat Bor bemoedigend in zijn arm kneep terwijl hij overgaf.
‘Goed zo, jongen,’ zei hij. ‘Gooi het er maar uit. Nog even en dan is het voorbij. Goed zo, laat het maar gaan.’
Hij hield Skey vast bij zijn schouder om hem overeind te houden terwijl hij overgaf en klopte op zijn rug. Toen Skey’s maag even wat kalmeerde en hij de tijd kreeg op adem te komen, hoorde hij geluid aan de andere kant van de tent. Hij zag Spurr staan, verderop, terwijl hij met een bezorgde, aarzelende uitdrukking op zijn gezicht naar hem keek. Toen diende echter een nieuwe verkramping in zijn maag zich aan en hij wendde zijn blik af toen zijn lichaam weer in elkaar kromp. Zijn gezicht vertrok en net voor het geluid van zijn eigen lijdensweg alles weer overtrof, hoorde hij dat Spurr onder het doek van de wand heen de ruimte verliet.
Jaa, een vervolg, en een lekker lang stuk ook.
Arme Skey, hij heeft het wel zwaar nu.
Om het plotselinge te benadrukken, zou ik na plotseling een punt zetten.
Je maakt in deze alinea drie keer achter elkaar gebruik van het woord ‘even.’De eerste zou je met een hoofdletter kunnen beginnen. De derde en de tweede zou je weg kunnen laten. Des te meer, daar hij zelf niet meer goed overeind komt.
Daarna staat er nog 2x niet achter elkaar, -> hij kon het niet tegenhouden.
Eerst zeg je ‘even was het of ze zouden doorbuigen’-> dat klinkt alsof ze bijna gaan doorbuigen, maar uiteindelijk toch net niet doorbuigen, dan verwacht ik niet dat daarna het volgende komt ‘hij zakte langs de muur heen op zijn handen en knieën op de grond.’ (lijkt me tegenstrijdig).
Misschien ben ik het vergeten en heb je het eerder wel gemeld, maar in wat voor soort gebouw zitten ze? Door de doeken bij de deur kreeg ik het idee dat ze in een soort tent zitten, maar glijdt hij langs een stenen muur naar beneden?
Hij steekt zijn hand uit en de muur is te ver weg, maar hij valt er wel langs naar beneden. Staat hij in de buurt van een hoek? Staat hij nog met zijn gezicht richting de muur? Ik probeer me dit voor te stellen, maar lukt niet helemaal. Valt hij richting de muur? Zouden zijn handen dan niet eerder tegen de muur vallen? En hoe komt hij half hangend op de brits, half op de grond, als hij langs de muur zakt?
-> 'dat zowel dat als' -> dit vind ik niet zo lekker weglezen
Maar goed, dat waren een aantal detail dingetjes. Ik vind je verhaal nog steeds erg leuk om te volgen!
En ik ben benieuwd hoe het verder loopt.

Arme Skey, hij heeft het wel zwaar nu.
-> zie je ‘m ook? ( of eigenlijk haar, want er staat 'zag ze' en volgens mij bedoel je 'Zag Skey')Hij hoorde Joline stommelen en toen hij opkeek, zag ze dat ze zich omdraaide.
Even een kritische noot van mij. Hier zou ik namelijk een paar dingen anders doen. (niet dat ik schrijver ben). En als je het liever zo houdt, dan kan dat natuurlijk ook, het is tenslotte jouw verhaal en jouw keus.De verdwijning van zijn kracht was plotseling en even was het of zijn benen zouden doorbuigen onder zijn gewicht. Skey draaide zich om en stak zijn hand uit naar de muur, maar de muur was te ver weg. Alles draaide even, het stak in zijn maag en hij begon te hoesten. Hij klapte dubbel, maar de pijn was heftig, even, en hij kon niet niet tegenhouden. Hij kneep zijn ogen dicht en zakte langs de muur heen op zijn handen en knieën op de grond.

Om het plotselinge te benadrukken, zou ik na plotseling een punt zetten.
Je maakt in deze alinea drie keer achter elkaar gebruik van het woord ‘even.’De eerste zou je met een hoofdletter kunnen beginnen. De derde en de tweede zou je weg kunnen laten. Des te meer, daar hij zelf niet meer goed overeind komt.
Daarna staat er nog 2x niet achter elkaar, -> hij kon het niet tegenhouden.
Eerst zeg je ‘even was het of ze zouden doorbuigen’-> dat klinkt alsof ze bijna gaan doorbuigen, maar uiteindelijk toch net niet doorbuigen, dan verwacht ik niet dat daarna het volgende komt ‘hij zakte langs de muur heen op zijn handen en knieën op de grond.’ (lijkt me tegenstrijdig).
Misschien ben ik het vergeten en heb je het eerder wel gemeld, maar in wat voor soort gebouw zitten ze? Door de doeken bij de deur kreeg ik het idee dat ze in een soort tent zitten, maar glijdt hij langs een stenen muur naar beneden?
Hij steekt zijn hand uit en de muur is te ver weg, maar hij valt er wel langs naar beneden. Staat hij in de buurt van een hoek? Staat hij nog met zijn gezicht richting de muur? Ik probeer me dit voor te stellen, maar lukt niet helemaal. Valt hij richting de muur? Zouden zijn handen dan niet eerder tegen de muur vallen? En hoe komt hij half hangend op de brits, half op de grond, als hij langs de muur zakt?
-> achterlietenHij hoestte bloed op en zag vaag dat zowel dat als zijn bloedende nagels rode vlekken op de lakens achterlaten.
-> 'dat zowel dat als' -> dit vind ik niet zo lekker weglezen
-> Lees deze zelf maar eens hardop voor.Hij was nog net op tijd om te voorkomen het oude bloed dat zijn zijn lichaam niet bruikbaar meer achtte dat zijn maag eruit gooide op het bed in plaats van op de vloer terecht kwam.
-> hier dacht ik dat je bedoelde dat hij van buiten naar binnen keek, maar door je vervolgzin begreep ik dat hij nog steeds binnen was.Hij zag Spurr staan, verderop.
Maar goed, dat waren een aantal detail dingetjes. Ik vind je verhaal nog steeds erg leuk om te volgen!

Bedankt voor je uitgebreide reactie, Marina! Ik was bij dit stuk nog niet (genoeg) geweest met nakijken dus heb zeker wat aan je verbeteringen, grote dank voor de feedback!
Ga er asap nog eens naar kijken, kan er zeker wat mee
zie nu ook dat op deze computer (degene met internet) de allereerste, onnagekeken versie staat grrr, binnenkort ff kijken of ik de ietwat verbeterde hierheen kan verplaatsen 
In de tussentijd alvast een nieuw stukje
________________________________________________________________________________________________________________________________
Skey gaf die avond nog een paar keer over. Pas na een hele tijd hield zijn lichaam op met verkrampen en protsteren. Het was zwaar, maar ondanks dat bleef Bor de hele tijd bij hem. Hij hield hem vast, hielp hem te gaan verzitten en maakte zijn gezicht schoon met een vochtige doek. Ondanks het feit dat Skey zich nog maar half bewust van hem was omdat de pijn steeds meer begon te overheersen, was hij blij dat hij bij hem bleef. Bors kracht en zijn rustige aanwezigheid maakten het hele gebeuren iets minder ellendig.
Toen hij niet meer hoefde over te geven, een tijd later, hielp Bor hem op de brits te gaan liggen. Hij maakte zijn vingers schoon ondanks dat die niet meer stopten met bloeden en legde een extra laken over hem heen. Skey liet hem gaan. Zijn lichaam was zwak, te zwak om nog te proberen Bor aan te vallen, en het wilde alleen nog maar rust. Het trilde zonder dat hij er nog controle over had en alles deed pijn. Hij had zich al een tijd niet meer zo slecht gevoeld en wist dat het einde dichterbij kwam. Door de lijdensweg ernaartoe, begon dat echter meer en meer een berusting te worden, een opluchting. Dit, deze pijn, dit gevoel, wilde hij nooit meer meemaken. Het zou een verademing zijn als het afgelopen zou zijn.
Toen Bor hem geholpen had en hij eenmaal op de brits lag, zakte hij dan ook al gauw weg. Hij liet het gaan, liet zijn gedachten en gevoelens varen, verlangend naar rust, slaap die de pijn even helemaal weg zou nemen. De zachte ondergrond van de brits deerde hem niet meer, nu niet. Hij wilde alleen nog maar rust en was al gauw weg. Hij werd nog één keer wakker, later, van stemmen in zijn buurt. Ze waren gedempt, maar toch kon hij ze onderscheiden. Ze waren van Bor en van Spurr, en aan hun toon hoorde hij dat ze een meningsverschil hadden. Blijkbaar had Bor Spurr weer terug laten komen nu Skey sliep en was Spurr het ergens niet mee eens, of wilde hij weten wat Skey mankeerde en wilde Bor hem dat niet vertellen. Skey hoorde Spurr zeggen dat Skey naar een dokter moest en dat Bor hem niet zo kon laten lijden en Bor zei dat Skey een weloverwogen keuze had gemaakt die hij beloofd had te volgen. Het ging er best heftig aan toe, maar ook hun verhitte discussie was niet genoeg meer om Skey bij te houden. Hij zakte weer weg en hun stemmen verdwenen naar de achtergrond, waarna ze later weer oplosten in het niets.
Skey wist niet hoeveel later het was toen hij weer ontwaakte. Hij werd wakker van een hand op zijn schouder, een warme hand die sterk contrasteerde met zijn eigen lichaam, dat de afgelopen dagen drastisch was afgekoeld. Het eerste waar hij zich bewust van werd, was de pijn in zijn lijf: de pijn in zijn hoofd kwam terug of er iemand met een hamer op insloeg, zijn maag voelde verkrampt en al zijn spieren deden pijn. Ook had hij nu een druk op zijn ogen die hij gisteren nog niet had gehad.
Skey deed zijn ogen open en keek op, knijpend met zijn ogen door de druk die hij erop voelde. Hij zag een gezicht voor zich, dat even vaag was in het halfdonker van het vertrek. Toen zijn zicht weer helder werd, zag hij dat het Bor was.
‘Skey,’ zei hij. ‘Hé, man, welkom terug. Ik wilde even kijken hoe het ging. Wij gaan werken, maar ik kom om de zoveel tijd bij je kijken, goed? Ik zal tegen Reid zeggen dat het nodig is omdat je je niet goed voelt.’ Hij kneep even in zijn schouder. ‘Ga maar weer slapen. Ik geef aan Reid door dat je te ziek bent om te werken.’
Skey keek hem even aan, knijpend met zijn ogen, maar toen sloeg hij het laken van zich af. Bor liet hem los toen hij rechtop ging zitten en zijn benen moeizaam over de rand van het bed sloeg. Skey kuchtte en toen hij één van de shirts die hij over elkaar droeg omdat hij het een avond eerder koud had gekregen uittrok, zag hij Spurr verderop staan. Hij stond met zijn handen achter zijn rug tegen de wand geleund en keek Skey aan met een onzekere, wat hopeloze blik in zijn ogen. Skey wendde zijn blik af, maar ook Bor keek naar hem. Hij legde zijn grote hand weer op zijn schouder.
‘Skey, je kunt beter hier blijven, vandaag,’ zei hij. ‘Je bent te beroerd, je hoeft niet te werken.’
Maar Skey schudde zijn hoofd en hij legde het shirt op zijn brits neer.
‘Nee, het gaat wel,’ zei hij. ‘Ik heb geslapen, dan gaat het wel even. Ik ga met jullie mee.’
Maar ook Spurr schudde zijn hoofd. ‘Nee, Skey, niet doen. Je ziet er niet goed uit. Doe het jezelf niet aan.’
Maar Skey zette zijn handen op de brits. Zijn gezicht vertrok toen hij probeerde overeind te komen en er een steek door zijn maag trok, maar hij bleef zitten. ‘Nee, het valt wel mee. Bor.’ Hij stak zijn hand uit en voelde dat Bor hem vastpakte. Toen er niets gebeurde, keek hij naar hem op. Bors ogen gleden over zijn gezicht en even keken ze elkaar aan, terwijl Spurr naar hen keek, in afwachting van wat Bor zou doen. Toen Skey zijn blik echter niet afwendde, verstevigde Bor zijn greep om Skey’s hand en trok hem overeind.
‘Goed,’ zei hij. ‘Op je voeten, dan.’ Hij hielp Skey rechtop, maar bij de wand schudde Spurr zijn hoofd.
‘Niet doen, Bor,’ zei hij. ‘Breng hem naar een dokter. Kijk naar hem, hij kan zo niet werken.’
Bor keek zijn kant op, terwijl hij Skey vasthield om hem te helpen overeind te blijven.
‘Hij hoeft niet naar een dokter, Spurr,’ zei hij. ‘Laat hem zijn eigen keuzes maken.’
Maar Spurr schudde zijn hoofd.
‘Maar hij is je vriend,’ zei hij. ‘En mijn vriend. Als hij het niet voor zichzelf opneemt, moeten wij dat doen.’
Bor keek zijn kant op. ‘We moeten het voor hem opnemen, maar we hoeven niet te bepalen hoe zijn leven loopt. Hij kan zelf bepalen wat het beste voor hem is. Het is zijn leven, Spurr.’
Spurr hief zijn handen op in een verontwaardigd gebaar. Hij keek even om zich heen, alsof hij iemand zocht die met hem zou meepraten over hoe onverstandig Bors keuze was, maar toen hij die niet vond, liet hij zijn handen zakken en schudde zijn hoofd.
‘Niet te geloven,’ zei hij. ‘Ik kan dit niet aanzien. Als jullie dit willen, leef je uit, maar ik werk er niet aan mee. Het spijt me.’ Hij draaide zich om. Hij pakte het doek van de wand vast en duwde hem open, maar keek nog één keer om naar Skey. ‘Ik wil je leven niet bepalen, maar alsjeblieft, Skey. Doe dit jezelf niet aan.’ Hij schudde zijn hoofd wat. ‘Het is het niet waard.’ Nog even keek hij naar hen, aarzelend, vertwijfeld, maar ten wendde hij toch zijn blik af. Hij duwde het doek opzij en verdween de ruimte uit naar buiten.
Bor pakte Skey bij zijn arm en keek hem na.
‘Hé, bedankt voor je hulp, man,’ zei hij. ‘Wordt echt gewaardeerd.’ Hij schudde zijn hoofd en mompelde wat en wendde zich toen tot Skey.
‘Gaat het?’ vroeg hij. ‘Weet je zeker dat je dit wilt?’
Skey knikte. ‘Ja.’ Hij hoestte. ‘Ik wil niet dat Reid een arts stuurt in een poging me op te lappen en het alsnog verkeerd gaat. Ik ga met je mee.’
Bor keek hem aan. ‘Oké. Kun je zelf lopen?’ Hij liet Skey los in een poging antwoord te krijgen op die vraag en Skey wankelde. Bor maakte aanstalten hem weer vast te pakken, maar Skey zette zijn hand tegen de wand en weerde hem af.
‘Het gaat wel,’ zei hij. ‘Laat maar. Ik moet straks ook zelf kunnen lopen. Ga maar, ik kom achter je aan.’
Maar Bor liet hem los en gebaarde hem voor te gaan. ‘Ga jij maar eerst. Je kunt beter iemand achter je hebben staan die je opvangt. Voor het geval dat.’
Skey deed wat hij zei en begon te lopen. Het ging moeizaam, zijn lichaam was zwak en de ruimte draaide een beetje, maar hij nam maar één keer de tijd om zich te herstellen voor hij verder liep. Hij ging Bor voor naar de gemeenschappelijke ruimte zodat Bor nog wat zou kunnen eten voor ze begonnen en ging op een rustige plek op een boomstam zitten terwijl Bor brood haalde. Er waren veel mensen, in de eetzaal, maar ondanks dat had hij moeite zijn hoofd erbij te houden. Nu zijn lichaam achteruit ging, was ook de drang om te doden en het gevoel van zijn zintuigen grotendeels verdwenen en hij had telkens het gevoel dat hij weg zakte dreigde te zakken in een diepe slaap, een bewusteloze toestand die hem steeds verder omlaag probeerde te trekken. Af en toe zei Bor iets tegen hem, maar het kostte het moeite hem nog te horen, te reageren. Pas toen Bor na een tijd zijn brood opgegeten had en hij Skey aanstootte om naar de binnenplaats te lopen, kwam hij weer een beetje tot zijn positieven. Hij werkte zichzelf weer overeind, hoestend door de verandering van houding, en volgde Bor met bonkend hoofd en een trekkende pijn in zijn buik en zijn ledematen naar buiten.
Buiten werd zijn toestand er al niet veel beter op. De zon scheen, en ondanks de overdekte paden die hem daartegen beschermden, deed alleen de reflectie van het licht op de rotsen om hem heen nu al pijn aan zijn gevoelige ogen. Hij kneep ze dicht toen er een scherpe pijn door zijn hoofd trok en daardoor draaide alles even, maar hij bleef niet staan om bij te komen. Hij deed zijn ogen weer open en liep door, met de rij werkers die zich bij elkaar voegde verder naar de werkplaatsen tussen de rotswanden. Hij sloot aan bij de rij waar hij altijd bij ingedeeld werd, die van de sjouwers en sorteerders, en volgde de andere werkers naar de kampleider die de taken aan het verdelen was. Daar aangekomen werden de wegen van Bor en hem gescheiden: Bor werd ergens verderop neergezet om zakken stenen omlaag te takelen en Skey moest aan de andere kant van het plateau ladingen van de ene naar de andere werkplek brengen. Bor legde zijn hand even op zijn schouder voor hij ging en hij wenste Skey succes: toen draaide hij zich om en liep naar de werkplek die hem toegewezen was. Spurr was niet ver van hem vandaan bezig te helpen stenen uit te laten: hij keek naar Skey en Bor met zijn wat trieste, hopeloze blik die vertelde dat hij met zijn hoofd bij heel andere dingen dan zijn werk zat omdat hij iets wilde doen, maar niet zeker leek te weten wat.
Skey wendde zijn blik af toen hij de hand van de kampleider aan zijn kant van het terrein op zijn schouder voelde en hij liep de kant op die hij hem gewezen had. Daar werd hij begroet door een paar andere werkers en hij kreeg een grote zak met stenen, die de werkers van Reid over hun schouder hingen om zo grote hoeveelheden stenen in één keer te kunnen vervoeren. De anderen hielpen hem de zak op te tillen en hing hem over zijn schouder. Zijn lichaam protesteerde, maar hij pakte het touw aan en trok de zak op de goede hoogte op zijn rug. Toen begon hij te lopen en ging hij aan het werk.
Zodra hij begon te lopen, onderweg naar de volgende bestemming van de stenen over zijn schouder, merkte Skey hoe hard zijn lichaam in twee dagen achteruit gegaan was. Het deed zeer en protesteerde net zo hard als zijn vermoeide, verzwakte geest. De zak voelde zwaarder aan dan ooit en het was of hij hem achterover trok en hem door zijn knieën duwde tegelijk, alsof zijn lichaam het gewicht niet meer kon houden, terwijl het dat voorheen met gemak had gedaan. Zijn handen hadden bijna niet genoeg kracht om hem vast te houden om te voorkomen dat het touw aan het uiteinde hem zou ontglippen en zijn knieën bogen bijna door onder het gewicht. Alles wat al pijn gedaan had, deed dat prompt nog twee keer zo erg en gedurende de volgende zakken werd dat alleen nog maar erger. Zijn hoofd begon te bonken van de inspanning, het trok in zijn buik en de druk op zijn ogen werd nog erger. Met enorme krachtinspanning lukte het hem te lopen, voet voor voet, maar het ging langzaam. Er stond een pijnlijke druk op al zijn spieren, zijn handen voelden stijf en het was licht in zijn hoofd, terwijl tegelijkertijd alles erin zwaar voelde, drukkend. Het enige wat hem nog overeind hield, was wilskracht. Zijn lichaam en geest konden eigenlijk al niet meer.



In de tussentijd alvast een nieuw stukje

________________________________________________________________________________________________________________________________
Skey gaf die avond nog een paar keer over. Pas na een hele tijd hield zijn lichaam op met verkrampen en protsteren. Het was zwaar, maar ondanks dat bleef Bor de hele tijd bij hem. Hij hield hem vast, hielp hem te gaan verzitten en maakte zijn gezicht schoon met een vochtige doek. Ondanks het feit dat Skey zich nog maar half bewust van hem was omdat de pijn steeds meer begon te overheersen, was hij blij dat hij bij hem bleef. Bors kracht en zijn rustige aanwezigheid maakten het hele gebeuren iets minder ellendig.
Toen hij niet meer hoefde over te geven, een tijd later, hielp Bor hem op de brits te gaan liggen. Hij maakte zijn vingers schoon ondanks dat die niet meer stopten met bloeden en legde een extra laken over hem heen. Skey liet hem gaan. Zijn lichaam was zwak, te zwak om nog te proberen Bor aan te vallen, en het wilde alleen nog maar rust. Het trilde zonder dat hij er nog controle over had en alles deed pijn. Hij had zich al een tijd niet meer zo slecht gevoeld en wist dat het einde dichterbij kwam. Door de lijdensweg ernaartoe, begon dat echter meer en meer een berusting te worden, een opluchting. Dit, deze pijn, dit gevoel, wilde hij nooit meer meemaken. Het zou een verademing zijn als het afgelopen zou zijn.
Toen Bor hem geholpen had en hij eenmaal op de brits lag, zakte hij dan ook al gauw weg. Hij liet het gaan, liet zijn gedachten en gevoelens varen, verlangend naar rust, slaap die de pijn even helemaal weg zou nemen. De zachte ondergrond van de brits deerde hem niet meer, nu niet. Hij wilde alleen nog maar rust en was al gauw weg. Hij werd nog één keer wakker, later, van stemmen in zijn buurt. Ze waren gedempt, maar toch kon hij ze onderscheiden. Ze waren van Bor en van Spurr, en aan hun toon hoorde hij dat ze een meningsverschil hadden. Blijkbaar had Bor Spurr weer terug laten komen nu Skey sliep en was Spurr het ergens niet mee eens, of wilde hij weten wat Skey mankeerde en wilde Bor hem dat niet vertellen. Skey hoorde Spurr zeggen dat Skey naar een dokter moest en dat Bor hem niet zo kon laten lijden en Bor zei dat Skey een weloverwogen keuze had gemaakt die hij beloofd had te volgen. Het ging er best heftig aan toe, maar ook hun verhitte discussie was niet genoeg meer om Skey bij te houden. Hij zakte weer weg en hun stemmen verdwenen naar de achtergrond, waarna ze later weer oplosten in het niets.
Skey wist niet hoeveel later het was toen hij weer ontwaakte. Hij werd wakker van een hand op zijn schouder, een warme hand die sterk contrasteerde met zijn eigen lichaam, dat de afgelopen dagen drastisch was afgekoeld. Het eerste waar hij zich bewust van werd, was de pijn in zijn lijf: de pijn in zijn hoofd kwam terug of er iemand met een hamer op insloeg, zijn maag voelde verkrampt en al zijn spieren deden pijn. Ook had hij nu een druk op zijn ogen die hij gisteren nog niet had gehad.
Skey deed zijn ogen open en keek op, knijpend met zijn ogen door de druk die hij erop voelde. Hij zag een gezicht voor zich, dat even vaag was in het halfdonker van het vertrek. Toen zijn zicht weer helder werd, zag hij dat het Bor was.
‘Skey,’ zei hij. ‘Hé, man, welkom terug. Ik wilde even kijken hoe het ging. Wij gaan werken, maar ik kom om de zoveel tijd bij je kijken, goed? Ik zal tegen Reid zeggen dat het nodig is omdat je je niet goed voelt.’ Hij kneep even in zijn schouder. ‘Ga maar weer slapen. Ik geef aan Reid door dat je te ziek bent om te werken.’
Skey keek hem even aan, knijpend met zijn ogen, maar toen sloeg hij het laken van zich af. Bor liet hem los toen hij rechtop ging zitten en zijn benen moeizaam over de rand van het bed sloeg. Skey kuchtte en toen hij één van de shirts die hij over elkaar droeg omdat hij het een avond eerder koud had gekregen uittrok, zag hij Spurr verderop staan. Hij stond met zijn handen achter zijn rug tegen de wand geleund en keek Skey aan met een onzekere, wat hopeloze blik in zijn ogen. Skey wendde zijn blik af, maar ook Bor keek naar hem. Hij legde zijn grote hand weer op zijn schouder.
‘Skey, je kunt beter hier blijven, vandaag,’ zei hij. ‘Je bent te beroerd, je hoeft niet te werken.’
Maar Skey schudde zijn hoofd en hij legde het shirt op zijn brits neer.
‘Nee, het gaat wel,’ zei hij. ‘Ik heb geslapen, dan gaat het wel even. Ik ga met jullie mee.’
Maar ook Spurr schudde zijn hoofd. ‘Nee, Skey, niet doen. Je ziet er niet goed uit. Doe het jezelf niet aan.’
Maar Skey zette zijn handen op de brits. Zijn gezicht vertrok toen hij probeerde overeind te komen en er een steek door zijn maag trok, maar hij bleef zitten. ‘Nee, het valt wel mee. Bor.’ Hij stak zijn hand uit en voelde dat Bor hem vastpakte. Toen er niets gebeurde, keek hij naar hem op. Bors ogen gleden over zijn gezicht en even keken ze elkaar aan, terwijl Spurr naar hen keek, in afwachting van wat Bor zou doen. Toen Skey zijn blik echter niet afwendde, verstevigde Bor zijn greep om Skey’s hand en trok hem overeind.
‘Goed,’ zei hij. ‘Op je voeten, dan.’ Hij hielp Skey rechtop, maar bij de wand schudde Spurr zijn hoofd.
‘Niet doen, Bor,’ zei hij. ‘Breng hem naar een dokter. Kijk naar hem, hij kan zo niet werken.’
Bor keek zijn kant op, terwijl hij Skey vasthield om hem te helpen overeind te blijven.
‘Hij hoeft niet naar een dokter, Spurr,’ zei hij. ‘Laat hem zijn eigen keuzes maken.’
Maar Spurr schudde zijn hoofd.
‘Maar hij is je vriend,’ zei hij. ‘En mijn vriend. Als hij het niet voor zichzelf opneemt, moeten wij dat doen.’
Bor keek zijn kant op. ‘We moeten het voor hem opnemen, maar we hoeven niet te bepalen hoe zijn leven loopt. Hij kan zelf bepalen wat het beste voor hem is. Het is zijn leven, Spurr.’
Spurr hief zijn handen op in een verontwaardigd gebaar. Hij keek even om zich heen, alsof hij iemand zocht die met hem zou meepraten over hoe onverstandig Bors keuze was, maar toen hij die niet vond, liet hij zijn handen zakken en schudde zijn hoofd.
‘Niet te geloven,’ zei hij. ‘Ik kan dit niet aanzien. Als jullie dit willen, leef je uit, maar ik werk er niet aan mee. Het spijt me.’ Hij draaide zich om. Hij pakte het doek van de wand vast en duwde hem open, maar keek nog één keer om naar Skey. ‘Ik wil je leven niet bepalen, maar alsjeblieft, Skey. Doe dit jezelf niet aan.’ Hij schudde zijn hoofd wat. ‘Het is het niet waard.’ Nog even keek hij naar hen, aarzelend, vertwijfeld, maar ten wendde hij toch zijn blik af. Hij duwde het doek opzij en verdween de ruimte uit naar buiten.
Bor pakte Skey bij zijn arm en keek hem na.
‘Hé, bedankt voor je hulp, man,’ zei hij. ‘Wordt echt gewaardeerd.’ Hij schudde zijn hoofd en mompelde wat en wendde zich toen tot Skey.
‘Gaat het?’ vroeg hij. ‘Weet je zeker dat je dit wilt?’
Skey knikte. ‘Ja.’ Hij hoestte. ‘Ik wil niet dat Reid een arts stuurt in een poging me op te lappen en het alsnog verkeerd gaat. Ik ga met je mee.’
Bor keek hem aan. ‘Oké. Kun je zelf lopen?’ Hij liet Skey los in een poging antwoord te krijgen op die vraag en Skey wankelde. Bor maakte aanstalten hem weer vast te pakken, maar Skey zette zijn hand tegen de wand en weerde hem af.
‘Het gaat wel,’ zei hij. ‘Laat maar. Ik moet straks ook zelf kunnen lopen. Ga maar, ik kom achter je aan.’
Maar Bor liet hem los en gebaarde hem voor te gaan. ‘Ga jij maar eerst. Je kunt beter iemand achter je hebben staan die je opvangt. Voor het geval dat.’
Skey deed wat hij zei en begon te lopen. Het ging moeizaam, zijn lichaam was zwak en de ruimte draaide een beetje, maar hij nam maar één keer de tijd om zich te herstellen voor hij verder liep. Hij ging Bor voor naar de gemeenschappelijke ruimte zodat Bor nog wat zou kunnen eten voor ze begonnen en ging op een rustige plek op een boomstam zitten terwijl Bor brood haalde. Er waren veel mensen, in de eetzaal, maar ondanks dat had hij moeite zijn hoofd erbij te houden. Nu zijn lichaam achteruit ging, was ook de drang om te doden en het gevoel van zijn zintuigen grotendeels verdwenen en hij had telkens het gevoel dat hij weg zakte dreigde te zakken in een diepe slaap, een bewusteloze toestand die hem steeds verder omlaag probeerde te trekken. Af en toe zei Bor iets tegen hem, maar het kostte het moeite hem nog te horen, te reageren. Pas toen Bor na een tijd zijn brood opgegeten had en hij Skey aanstootte om naar de binnenplaats te lopen, kwam hij weer een beetje tot zijn positieven. Hij werkte zichzelf weer overeind, hoestend door de verandering van houding, en volgde Bor met bonkend hoofd en een trekkende pijn in zijn buik en zijn ledematen naar buiten.
Buiten werd zijn toestand er al niet veel beter op. De zon scheen, en ondanks de overdekte paden die hem daartegen beschermden, deed alleen de reflectie van het licht op de rotsen om hem heen nu al pijn aan zijn gevoelige ogen. Hij kneep ze dicht toen er een scherpe pijn door zijn hoofd trok en daardoor draaide alles even, maar hij bleef niet staan om bij te komen. Hij deed zijn ogen weer open en liep door, met de rij werkers die zich bij elkaar voegde verder naar de werkplaatsen tussen de rotswanden. Hij sloot aan bij de rij waar hij altijd bij ingedeeld werd, die van de sjouwers en sorteerders, en volgde de andere werkers naar de kampleider die de taken aan het verdelen was. Daar aangekomen werden de wegen van Bor en hem gescheiden: Bor werd ergens verderop neergezet om zakken stenen omlaag te takelen en Skey moest aan de andere kant van het plateau ladingen van de ene naar de andere werkplek brengen. Bor legde zijn hand even op zijn schouder voor hij ging en hij wenste Skey succes: toen draaide hij zich om en liep naar de werkplek die hem toegewezen was. Spurr was niet ver van hem vandaan bezig te helpen stenen uit te laten: hij keek naar Skey en Bor met zijn wat trieste, hopeloze blik die vertelde dat hij met zijn hoofd bij heel andere dingen dan zijn werk zat omdat hij iets wilde doen, maar niet zeker leek te weten wat.
Skey wendde zijn blik af toen hij de hand van de kampleider aan zijn kant van het terrein op zijn schouder voelde en hij liep de kant op die hij hem gewezen had. Daar werd hij begroet door een paar andere werkers en hij kreeg een grote zak met stenen, die de werkers van Reid over hun schouder hingen om zo grote hoeveelheden stenen in één keer te kunnen vervoeren. De anderen hielpen hem de zak op te tillen en hing hem over zijn schouder. Zijn lichaam protesteerde, maar hij pakte het touw aan en trok de zak op de goede hoogte op zijn rug. Toen begon hij te lopen en ging hij aan het werk.
Zodra hij begon te lopen, onderweg naar de volgende bestemming van de stenen over zijn schouder, merkte Skey hoe hard zijn lichaam in twee dagen achteruit gegaan was. Het deed zeer en protesteerde net zo hard als zijn vermoeide, verzwakte geest. De zak voelde zwaarder aan dan ooit en het was of hij hem achterover trok en hem door zijn knieën duwde tegelijk, alsof zijn lichaam het gewicht niet meer kon houden, terwijl het dat voorheen met gemak had gedaan. Zijn handen hadden bijna niet genoeg kracht om hem vast te houden om te voorkomen dat het touw aan het uiteinde hem zou ontglippen en zijn knieën bogen bijna door onder het gewicht. Alles wat al pijn gedaan had, deed dat prompt nog twee keer zo erg en gedurende de volgende zakken werd dat alleen nog maar erger. Zijn hoofd begon te bonken van de inspanning, het trok in zijn buik en de druk op zijn ogen werd nog erger. Met enorme krachtinspanning lukte het hem te lopen, voet voor voet, maar het ging langzaam. Er stond een pijnlijke druk op al zijn spieren, zijn handen voelden stijf en het was licht in zijn hoofd, terwijl tegelijkertijd alles erin zwaar voelde, drukkend. Het enige wat hem nog overeind hield, was wilskracht. Zijn lichaam en geest konden eigenlijk al niet meer.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Goed dat je open staat voor feedback. Momenteel niet zoveel te melden over je laatste stuk. Je moet wel even de spellingcontrole er nog even over heen halen en het zelf nog nalezen om de kleine dingetjes er uit te halen, maar dit keer bij mij geen onduidelijkheid.
Ik leef zo mee met Skey, ik zou gewoon even naar hem toe willen en hem helpen. (Niet dat ik hem mijn bloed wil aanbieden).
Ik ben benieuwd hoe het verhaal verder gaat en hoe Bor zo sterk is en wat er met Spurr is.
Ik leef zo mee met Skey, ik zou gewoon even naar hem toe willen en hem helpen. (Niet dat ik hem mijn bloed wil aanbieden).
Ik ben benieuwd hoe het verhaal verder gaat en hoe Bor zo sterk is en wat er met Spurr is.
Bedankt voor je leuke reactie Marina
doe er weer een stukje bij 
_________________________________________________________________________________________________________________________________________
Ondanks dat werkte hij echter nog een tijd door. Hij liep een of vier heen en weer met nieuw gevulde zakken toen de natuur de overhand begon te nemen, toen hij de vijfde keer onder de paden doorliep en zijn wilskracht het van al het andere verloor. Hij probeerde het nog even, kneep in het touw van de zak, probeerde zijn knieën sterk te houden, maar het ging niet meer. Alles deed pijn, zijn lichaam, zijn hoofd, alles gilde het uit, een laatste adem, die langzaam maar zeker verstikt werd. Het touw sneed in zijn schouder, de stenen hingen omlaag over zijn rug en zijn voeten gleden weg op de gladde stenen, en toen hield zijn lichaam ermee op. Zijn benen begaven het, hij zakte erdoorheen en het touw van de zak schoot met een ferme haal door zijn handen. Het gewicht van de stenen verdween en hij viel naar voren, kwam op zijn buik op de harde rotsen terecht. Het deed pijn en zijn geschaafde armen brandden, maar hij klemde zijn kaken op elkaar en probeerde zich weer overeind te duwen, met zijn laatste kracht, alles wat hij nog had. Hij hijgde, vocht, maar hij had niets meer over. Zijn armen waren te zwak en zijn benen deden het niet meer, en toen vloeide ook de laatste energie uit zijn armen weg. Ze trilden onder zijn gewicht en hij probeerde zijn ogen open te doen, maar alles om hem heen duizelde en plotseling had hij het gevoel dat hij viel. Dat was de laatste druppel. Even draaide alles weg, zijn adem ontsnapte nog een keer uit zijn pijnlijke lichaam en toen viel hij met een klap op zijn buik op de rotsen neer.
Zo bleef hij liggend, hijgend op de rotsen, op, uitgeput, niet in staat zich nog te bewegen. Hij merkte vaag dat één van zijn handen buiten de schaduw van de overkapping boven het pad terecht was gekomen, dat de zon zijn huid brandde, maar hij had niet meer de kracht zijn arm te verplaatsen. De prikkende sensatie trok even door zijn arm, maar toen vloeide het gevoel samen met alle andere pijn en zakten zijn ogen verder dicht.
Even dreigde hij weg te zakken, helemaal, in het niets dat zich van hem meester maakte. De pijn werd een grote brei, zijn gedachten verdoven en zijn geest voelde warm, maar toen hoorde hij geluiden. Rennende voetstappen, hijgende ademhaling, wegschietende steentjes. Hij voelde energie dichterbij komen en toen hoorde hij een bonk naast zich.
‘Skey,’ hoorde hij iemand zeggen. ‘O god, Skey, wat is er met je?’ Hij herkende Spurrs stem en voelde dat iemand zijn hand op zijn schouder legde. Aan de energie voelde hij dat het Spurr was, dat hij hem wat heen en weer schudde, maar hij had niet meer de kracht om te reageren.
‘O god,’ hoorde hij Spurr zeggen, en zijn stem was plotseling hard toen hij erachteraan riep: ‘Dokter! Dokter, Reid! Help!’ Hij probeerde Skey om te draaien, maar zijn lichaam was zo slap als een lappenpop en hij was te zwaar voor Spurr. Skey hoorde hem hijgen, zwoegen, maar het lukte hem niet hem om te rollen. Skey voelde vaag zijn paniek, zijn wanhoop, maar hij voelde een verandering in zijn energie toen er nog meer snelle voetstappen dichterbij kwamen. Hij voelde dat de eerste van Bor waren.
‘Opzij,’ hoorde hij zijn typerende, zware stem tegen Spurr zeggen. ‘Laat me erbij. Ik help hem.’
Maar Spurrs energie werd krachtiger.
‘Nee, je hebt hem al genoeg geholpen!’ snauwde hij. ‘Kijk hoe hij erbij ligt! Hij is ziek, hij heeft hulp nodig! Hij heeft iemand anders nodig, iemand die hem wel kan helpen. Hij gaat dood als je niets doet! Dokter! Reid!’
Skey hoorde dat Bor naast hem neerknielde. ‘Hij heeft geen dokter nodig, Spurr. Kom, Skey, ben je nog bij? Kun je nog staan?’
Skey voelde Bors hand op zijn arm, maar een dof geluid gaf aan dat Spurr hem een duw had gegeven.
‘Laat hem liggen, Bor! Zie je dan dat hij niet meer kan?’
‘Geloof me als ik zeg dat ik weet wat ik doe, Spurr, beter dan jij. Hij-’
‘Nee, je weet helemaal niet wat je doet! Als je hem in de eerste plaats hulp had laten zoeken, had hij er nu niet zo bij gelegen. Je-’
Op dat moment kwam er echter een derde paar voetstappen dichterbij. Ze waren vlot, maar evengoed kalmer dan die van Spurr en Bor waren geweest. Aan de manier van lopen en de zekere energie merkte Skey dat het Reid was.
‘Rustig, mannen, rustig,’ zei hij. ‘Geen geruzie op de werkplaats. Wat is er allemaal aan de hand?’
‘Opzichtiger.’ Spurrs stem. ‘Het is Skey, opzichtiger. Hij is ziek, hij heeft hulp nodig.’
‘Spurr overdrijft,’ zei Bor. ‘Hij is niet honderd procent, maar een arts heeft hij niet nodig.’
Spurrs energie schoot weer omhoog in een verontwaardigde piek.
‘Hij heeft wel iemand nodig!’ riep hij. ‘Ik weet niet wat jij de hele tijd ontkent, maar-’
Reid suste hen echter en Skey voelde dat hij bij hen neerknielde.
‘Kalm, kalm,’ zei hij. ‘Het komt goed, we zullen naar jullie allebei aanhoren, maar laten we eerst maar eens kijken hoe het ervoor staat, goed? Dat weet Skey zelf vast het beste.’ De energie van Spurr en Bor werd weer wat beheersder en Skey hoorde vaag dat ze opschoven toen Reid dichterbij kwam. De opzichter legde een hand op zijn schouder en draaide hem om.
‘Kom, Skey, draai je eens om. Er wordt zoveel tumult om je gemaakt, dan kunnen we even kijken wat-’ Maar toen draaide hij Skey op zijn rug. Skey’s hoofd draaide opzij en Reid viel stil toen hij het bloed op zijn wangen zag, dat langs de sporen van bloederige tranen langs zijn gezicht naar beneden liep. Skey’s ogen gingen wat open en er werd naar adem gesnakt om hem heen toen zijn pijnlijke, verbleekte ogen het licht weer zagen, door Spurr en de andere werkers die zich om hem heen verzameld had. Skey zag echter niets. Hij kon zijn ogen niet meer open houden en zijn hoofd zakte weer achterover. Zijn lichaam was zwaar en met gesloten ogen zakte hij weer op zijn rug op de rotsen neer. Bewegingloos bleef hij liggen, zijn lippen wat van elkaar, met ademhaling die er met moeizame teugen doorheen gleed. Zelfs zijn hart in zijn borst leek moeite te hebben nog te slaan.
Even was het stil. Een paar seconden gebeurde er niets, hoorde hij alleen de ademhaling van de werkers om hem heen, maar toen voelde hij een hand tegen zijn gezicht.
‘God, jongen,’ hoorde hij Reid zeggen. ‘Wat hebben ze met je gedaan?’ Hij duwde zijn gezicht recht en Skey’s ogen zakten open. Vaag zag hij Reids gezicht, de bezorgde uitdrukking op zijn gezicht.
‘Je bent ijskoud,’ zei hij. Hij legde zijn hand tegen zijn wang, hield zijn hoofd recht en wierp ee blik over zijn schouder.
‘Hij moet naar binnen,’ zei hij tegen mensen achter hem. ‘Hij trilt en hij is veel te koud. Hij moet terug naar zijn slaapvertrek. Gianno, Jonathan, kom hier en help hem naar binnen. Wees voorzichtig met hem en leg lakens over hem heen. Jullie twee-’ Hij keek om naar Bor en Spurr. ‘Weten jullie wat er aan de hand is?’
Spurr knikte ferm.
‘Ja,’ zei hij. ‘En hij weet het zeker.’ Hij wierp een blik richting Bor, die nog steeds naast hem zat. Skey zag dat Bor zijn wenkbrauwen fronste, maar Reid viel hen in de rede voor hij kon protesteren.
‘Goed, jullie gaan met mij mee,’ zei hij. ‘Jullie gaan me eens het één en ander uitleggen.’
‘Maar ik heb beloofd hem niet alleen te laten, opzichtiger.’
‘En dat hoef je ook niet, maar ik heb even een paar seconden van je tijd nodig, Bor. Gianno en Jonathan zorgen in de tussentijd voor hem. Je mag zo weer naar hem terug.’


_________________________________________________________________________________________________________________________________________
Ondanks dat werkte hij echter nog een tijd door. Hij liep een of vier heen en weer met nieuw gevulde zakken toen de natuur de overhand begon te nemen, toen hij de vijfde keer onder de paden doorliep en zijn wilskracht het van al het andere verloor. Hij probeerde het nog even, kneep in het touw van de zak, probeerde zijn knieën sterk te houden, maar het ging niet meer. Alles deed pijn, zijn lichaam, zijn hoofd, alles gilde het uit, een laatste adem, die langzaam maar zeker verstikt werd. Het touw sneed in zijn schouder, de stenen hingen omlaag over zijn rug en zijn voeten gleden weg op de gladde stenen, en toen hield zijn lichaam ermee op. Zijn benen begaven het, hij zakte erdoorheen en het touw van de zak schoot met een ferme haal door zijn handen. Het gewicht van de stenen verdween en hij viel naar voren, kwam op zijn buik op de harde rotsen terecht. Het deed pijn en zijn geschaafde armen brandden, maar hij klemde zijn kaken op elkaar en probeerde zich weer overeind te duwen, met zijn laatste kracht, alles wat hij nog had. Hij hijgde, vocht, maar hij had niets meer over. Zijn armen waren te zwak en zijn benen deden het niet meer, en toen vloeide ook de laatste energie uit zijn armen weg. Ze trilden onder zijn gewicht en hij probeerde zijn ogen open te doen, maar alles om hem heen duizelde en plotseling had hij het gevoel dat hij viel. Dat was de laatste druppel. Even draaide alles weg, zijn adem ontsnapte nog een keer uit zijn pijnlijke lichaam en toen viel hij met een klap op zijn buik op de rotsen neer.
Zo bleef hij liggend, hijgend op de rotsen, op, uitgeput, niet in staat zich nog te bewegen. Hij merkte vaag dat één van zijn handen buiten de schaduw van de overkapping boven het pad terecht was gekomen, dat de zon zijn huid brandde, maar hij had niet meer de kracht zijn arm te verplaatsen. De prikkende sensatie trok even door zijn arm, maar toen vloeide het gevoel samen met alle andere pijn en zakten zijn ogen verder dicht.
Even dreigde hij weg te zakken, helemaal, in het niets dat zich van hem meester maakte. De pijn werd een grote brei, zijn gedachten verdoven en zijn geest voelde warm, maar toen hoorde hij geluiden. Rennende voetstappen, hijgende ademhaling, wegschietende steentjes. Hij voelde energie dichterbij komen en toen hoorde hij een bonk naast zich.
‘Skey,’ hoorde hij iemand zeggen. ‘O god, Skey, wat is er met je?’ Hij herkende Spurrs stem en voelde dat iemand zijn hand op zijn schouder legde. Aan de energie voelde hij dat het Spurr was, dat hij hem wat heen en weer schudde, maar hij had niet meer de kracht om te reageren.
‘O god,’ hoorde hij Spurr zeggen, en zijn stem was plotseling hard toen hij erachteraan riep: ‘Dokter! Dokter, Reid! Help!’ Hij probeerde Skey om te draaien, maar zijn lichaam was zo slap als een lappenpop en hij was te zwaar voor Spurr. Skey hoorde hem hijgen, zwoegen, maar het lukte hem niet hem om te rollen. Skey voelde vaag zijn paniek, zijn wanhoop, maar hij voelde een verandering in zijn energie toen er nog meer snelle voetstappen dichterbij kwamen. Hij voelde dat de eerste van Bor waren.
‘Opzij,’ hoorde hij zijn typerende, zware stem tegen Spurr zeggen. ‘Laat me erbij. Ik help hem.’
Maar Spurrs energie werd krachtiger.
‘Nee, je hebt hem al genoeg geholpen!’ snauwde hij. ‘Kijk hoe hij erbij ligt! Hij is ziek, hij heeft hulp nodig! Hij heeft iemand anders nodig, iemand die hem wel kan helpen. Hij gaat dood als je niets doet! Dokter! Reid!’
Skey hoorde dat Bor naast hem neerknielde. ‘Hij heeft geen dokter nodig, Spurr. Kom, Skey, ben je nog bij? Kun je nog staan?’
Skey voelde Bors hand op zijn arm, maar een dof geluid gaf aan dat Spurr hem een duw had gegeven.
‘Laat hem liggen, Bor! Zie je dan dat hij niet meer kan?’
‘Geloof me als ik zeg dat ik weet wat ik doe, Spurr, beter dan jij. Hij-’
‘Nee, je weet helemaal niet wat je doet! Als je hem in de eerste plaats hulp had laten zoeken, had hij er nu niet zo bij gelegen. Je-’
Op dat moment kwam er echter een derde paar voetstappen dichterbij. Ze waren vlot, maar evengoed kalmer dan die van Spurr en Bor waren geweest. Aan de manier van lopen en de zekere energie merkte Skey dat het Reid was.
‘Rustig, mannen, rustig,’ zei hij. ‘Geen geruzie op de werkplaats. Wat is er allemaal aan de hand?’
‘Opzichtiger.’ Spurrs stem. ‘Het is Skey, opzichtiger. Hij is ziek, hij heeft hulp nodig.’
‘Spurr overdrijft,’ zei Bor. ‘Hij is niet honderd procent, maar een arts heeft hij niet nodig.’
Spurrs energie schoot weer omhoog in een verontwaardigde piek.
‘Hij heeft wel iemand nodig!’ riep hij. ‘Ik weet niet wat jij de hele tijd ontkent, maar-’
Reid suste hen echter en Skey voelde dat hij bij hen neerknielde.
‘Kalm, kalm,’ zei hij. ‘Het komt goed, we zullen naar jullie allebei aanhoren, maar laten we eerst maar eens kijken hoe het ervoor staat, goed? Dat weet Skey zelf vast het beste.’ De energie van Spurr en Bor werd weer wat beheersder en Skey hoorde vaag dat ze opschoven toen Reid dichterbij kwam. De opzichter legde een hand op zijn schouder en draaide hem om.
‘Kom, Skey, draai je eens om. Er wordt zoveel tumult om je gemaakt, dan kunnen we even kijken wat-’ Maar toen draaide hij Skey op zijn rug. Skey’s hoofd draaide opzij en Reid viel stil toen hij het bloed op zijn wangen zag, dat langs de sporen van bloederige tranen langs zijn gezicht naar beneden liep. Skey’s ogen gingen wat open en er werd naar adem gesnakt om hem heen toen zijn pijnlijke, verbleekte ogen het licht weer zagen, door Spurr en de andere werkers die zich om hem heen verzameld had. Skey zag echter niets. Hij kon zijn ogen niet meer open houden en zijn hoofd zakte weer achterover. Zijn lichaam was zwaar en met gesloten ogen zakte hij weer op zijn rug op de rotsen neer. Bewegingloos bleef hij liggen, zijn lippen wat van elkaar, met ademhaling die er met moeizame teugen doorheen gleed. Zelfs zijn hart in zijn borst leek moeite te hebben nog te slaan.
Even was het stil. Een paar seconden gebeurde er niets, hoorde hij alleen de ademhaling van de werkers om hem heen, maar toen voelde hij een hand tegen zijn gezicht.
‘God, jongen,’ hoorde hij Reid zeggen. ‘Wat hebben ze met je gedaan?’ Hij duwde zijn gezicht recht en Skey’s ogen zakten open. Vaag zag hij Reids gezicht, de bezorgde uitdrukking op zijn gezicht.
‘Je bent ijskoud,’ zei hij. Hij legde zijn hand tegen zijn wang, hield zijn hoofd recht en wierp ee blik over zijn schouder.
‘Hij moet naar binnen,’ zei hij tegen mensen achter hem. ‘Hij trilt en hij is veel te koud. Hij moet terug naar zijn slaapvertrek. Gianno, Jonathan, kom hier en help hem naar binnen. Wees voorzichtig met hem en leg lakens over hem heen. Jullie twee-’ Hij keek om naar Bor en Spurr. ‘Weten jullie wat er aan de hand is?’
Spurr knikte ferm.
‘Ja,’ zei hij. ‘En hij weet het zeker.’ Hij wierp een blik richting Bor, die nog steeds naast hem zat. Skey zag dat Bor zijn wenkbrauwen fronste, maar Reid viel hen in de rede voor hij kon protesteren.
‘Goed, jullie gaan met mij mee,’ zei hij. ‘Jullie gaan me eens het één en ander uitleggen.’
‘Maar ik heb beloofd hem niet alleen te laten, opzichtiger.’
‘En dat hoef je ook niet, maar ik heb even een paar seconden van je tijd nodig, Bor. Gianno en Jonathan zorgen in de tussentijd voor hem. Je mag zo weer naar hem terug.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~