Heel even dacht ik dat die scheuring ervoor zorgde dat de twee werelden in elkaar schoven. Maar ik moet het geloof ik meer als een poort zien die steeds een stukje verder opengaat en waardoor die wezens naar onze wereld komen. Je zou verwachten dat de mens dan ook naar die wereld gaat. Waarom doen ze dat eigenlijk niet?
Ja inderdaad het is eerder een soort poort. Waarom wij niet daarheen gaan? Ja dat stukje wordt pas later duidelijk misschien zelfs pas aan het einde!
Even een hele flauwe opmerking, maar als alles is verdwenen, zelfs gevoel en licht hoe weet ze dan dat ze zo zit?
Haha geen flauwe opmerking doelde hier echter vooral op de emotionele betekenis van gevoel
Goed vervolg weer! Het heeft een hoop verduidelijkt

Ga zo door!
Gewoon je vragen blijven stellen dan weet ik of ik die binnenkort of later kan beantwoorden of dat er vragen zijn die ik opgewekt hebt maar vergeten ben te antwoorden
In ieder geval weer zeer bedankt voor je reactie!
De gedachtewereld van Leanora veranderde. Er verscheen een vloer van grote natuurstenen tegels voor haar. Boven de tegels werden grote kroonluchters zichtbaar, kroonluchters die ze eerder had gezien. Naast haar rezen hoge kolommen naar het rijk versierde plafond.
Ze was hier eerder geweest. Dit was de troonzaal van Svollgard. De zaal waar Drom de koning vermoordde. Ze liep naar voren, ze kon Jacques nergens zien, het enige wat ze zag was Drom die aan het einde van de zaal op de voorste troon zat omringd door lijfwachten.
Ze ging voor hem staan. Ze keek onwennig naar de lijfwachten die hem omringde. Konden ze haar echt niet zien? Het leek er op maar toch had ze het gevoel dat iedereen haar aanstaarden. Als ze niet naar haar staarden naar wie dan wel?
Ze draaide zich om. Achter haar leek de zaal plots tot leven te zijn gekomen. Tientallen Molkori rende van de ene kant van de hal naar de andere. De grote troonzaal deuren werden geopend en een gedrongen Molkori liep verbazend snel naar de drie tronen.
'Andor,' zei hij met een ernstig gezicht, 'Valinn Orgull is hier.'
'Breng hem hier.'
De gedrongen Molkori gebaarde naar de wachters bij de grote deuren die een lange man binnen lieten. Hij droeg zwarte laarzen en een zwarte broek. Met grote passen liep hij naar Drom toe. Zijn gezicht werd deels verhuld door de kap van zijn donkergrijze mantel maar Leanora kon een zekere woede van zijn gezicht aflezen.
Hij droeg een maliënkolder die Leanora nog nooit eerder had gezien. Mart had haar vele soorten laten zien maar dit maliënkolder was verfijnder, anders dan al het andere. Over zijn maliënkolder droeg hij een soort kuras, of tenminste zo noemde Mart het volgens haar. Het was zwart en volgde het lichaam perfect, tot in de kleinste details. Zijn schouderstukken hadden dezelfde kleur als zijn kuras. Ze waren omlijnd met een zilveren lijn en hadden dezelfde licht grijze versieringen als op zijn kuras.
Hij stopte bij de eerste rij lijfwachten en maakte een diepe buiging. Hij stak zijn handpalm uit terwijl hij in gebogen houding bleef wachten. Leanora zag dat zijn onderarmen door zwarte armbeschermers werden beschermd. Het hele harnas gaf haar het gevoel dat deze man anders was. Het was de eerste persoon die geen Molkori was die ze zag. Toen ze over Svollgard liep zag ze alleen Molkori die zich als kleine stipjes door de stad heen bewogen.
'Valinn Orgull, waar hebben we uw bezoek aan te danken?' vroeg Drom al gebarende dat hij rechtop mocht staan.
'Wat u heeft gedaan is een misdaad van de hoogste orde. U bent een misdadiger van het ergste soort. De Raad heeft daarom besloten u een ultimatum te stellen. Treed binnen vierentwintig uur af of er zal oorlog worden verklaard.'
Nog voordat Drom of Valinn kon reageren hieven de lijfwachten hun speren richting Valinn en deden alle een stap naar voren. Valinn werd omringd door ijzeren speren die enkele millimeters van zijn keel zweefden.
'Valinn, je mag dan wel een Hoeder zijn maar wie zegt dat ik mij door zo klein detail laat tegen houden. Als die blinde Iasairs ons de oorlog verklaren dan zullen duizenden sterven voordat ze de muren van Svollgard hebben bereikt.'
'Andor!' riep Valinn kwaad, 'wees geen dwaas!'
Leanora voelde de spanning in haar lichaam toenemen. Wie was Valinn en wat was een Hoeder? Hoe kon Drom zoiets doen? Hoe kon hij een oorlog riskeren met de Iasairs? Hij had ook Mira's leven gered toen ze in het stadion waren en Mira was toch een Iasair? Dit was gewoon niet logisch.
'Dood hem.' zei Drom zacht.
Nog voordat de soldaten zijn bevel konden opvolgen kwam Valinn al in beweging. Hij dook naar beneden en sloeg met zijn vuist op de stenen vloer. Tientallen, uit allerlei kleuren bestaande, linten schoten onder zijn vuist vandaan. De lijfwachten werden naar achteren geslingerd alsof ze geraakt waren door een schokgolf van een dichtbij ontplofte bom.
Valinn keek omhoog en keek Drom strak aan. Achter hem kwamen tientallen soldaten gewapend met geweren en pistolen de troonzaal binnen stormen.
'Je hebt je eigen volk verdoemt Andor Einar Hallvard, de reactie van de Raad zal snel en gewelddadig zijn.'
Nog voordat de soldaten dichtbij genoeg waren om een schot te lossen ontstond er een groot vuur om hem heen. De tientallen vlammen hadden allemaal een andere kleur. Paars, rood, blauw, groen. Valinn leek midden in het vuur te staan maar hij gaf geen krimp. De vlammen schoten omhoog en ontnamen iedereen in de troonzaal van hun zicht op Valinn. Zo snel als het vuur was verschenen verdween het. Niets achterlatend.
De muren werden uit elkaar getrokken door de zwarte waas die Leanora steeds beter begon te herkennen. Drom verdween uit haar gezichtsveld. De tientallen soldaten werden verzwolgen door de rokerige mist. De troonzaal verdween.
Ze zag Svollgard onder haar verschijnen. Honderden en honderden soldaten snelde zich naar de muren. Ze bemanden de zwarte muur, de grijze muur, de parelwitte. Ze bemanden de torens, ze bemanden de poorthuizen.
Voor hen verschenen ze. Een leger vele malen groter. Een leger omgeven door vuur. Een leger gehuld in vuur. Leanora hoorde een stilte vallen over Svollgard. Ze bewoog zichzelf naar de zwarte muur. Ze stond tussen de Molkori, hun geweren rustend op muur. Ze hoorde de grond trillen, ze voelde de vibraties. De Iasairs kwamen dichterbij marcherend in strakke rijen.
Plots hoorde Leanora muziek. Ze keek om haar heen, de soldaten naast haar begonnen te zingen. De muziek opende in een traag tempo met dreunende drums. De soldaten begonnen te zingen in een taal die Leanora bekend voorkwam. Ze begonnen traag, langzaam opbouwend.
'O Fortuna
velut luna
statu variabilis,'
Ze herkende het. Het was latijn. De dreunende drums weerklonken in haar oren als een oude geliefde. Ze kende het lied, de muziek.
'Oh Fortuna
zoals de maan
in veranderlijke gestalten,'
De muziek bouwde langzaam op in een gestage crescendo van trommels en korte string en hoorn noten. Dat had haar vader haar geleerd. Maar waarom zongen de Molkori het?
'Sors immanis
et inanis,'
'Vreselijk
en ijdel lot,'
De muziek versnelde. De soldaten begonnen luider te zingen.
'Sors salutis
et virtutis
mihi nunc contraria,'
'Het lot van welzijn
en deugd
voor mij nu ongunstig,'
Het lied piekte op een laatste lange krachtige noot waarna het abrupt eindigde.
'quod per sortem
sternit fortem,
mecum omnes plangite!'
'omdat het lot
de sterke doet instorten,
jammert allen luid met mij!'