"Jij vermoorde ze!" schreeuwde Evie naar Avonmore. Geschokt verstijfde hij in zijn pogingen om de kikkerderrie van zijn kleren af te schrapen. Nu was ze niet meer het blije, lieve meisje dat ze had geleken, maar was ze echt boos. Geschrokken hief hij zijn handen op, maar wist niks te zeggen om zich te verdedigen. Waarvoor moest hij zich eigenlijk verdedigen?
"Je...jij...monster!"
Tranen stroomden over haar wangen en paniekerig rende ze van hem weg.
"Waar heb je het over?" schreeuwde hij haar achterna, maar ze hoorde hem waarschijnlijk niet. Hij zag nog net haar witte haren achter de bomen verdwijnen en toen was hij alleen. Alleen in een vreemd bos. Waar het nu ontzettend koud aan het worden was. Zijn adem kwam in witte wolkjes uit zijn mond en rillend sloeg hij zijn armen over elkaar. Alsjeblieft, Evie, kom terug!
Na een uur wachtten werd het Avonmore duidelijk dat Evie niet terug zou komen. De zon was nog net boven de toppen van de bomen te zien, maar vreemd genoeg werd het iets warmer. Niet veel, nog steeds bleef er sneeuw naar beneden dwarrelen. Avonmore schudde de witte vlokjes uit zijn haren en stond op. Tijd om iets te doen. Hij zou zichzelf niet helpen als hij alleen maar hier bleef zitten, waarschijnlijk was iedereen hem al vergeten.
Met grote passen begon hij door het bos te lopen, ondertussen goed naar de grond kijken, zodat hij niet zou struikelen over uitstekende boomwortels of verraderlijke kuilen in de grond. Een vreemd getinkel leidde zijn aandacht af van de grond en hij bleef stilstaan. Hoewel hij geconcentreerd keek, kon hij niet zien waar het geluid vandaan kwam. Hij deed nog een stap naar voren en weer klonk het geluid van honderden zilveren belletjes. Hij draaide een rondje om zijn as, maar zag nog steeds niks.
Geproest kwam vanuit de struikjes. Met gefronste wenkbrauwen liep hij ernaar toe en trok ze uit elkaar. Niks.
"Wie is daar?" vroeg hij en schrok van het harde geluid van zijn stem. Toch niet weer kikkers, hè? Dat bracht hem weer bij de vraag waarom Evie zo plotseling weg was gerend. Ze had hem moordenaar genoemd, maar hij had de kikkers niet vermoord. Het enige wat hij gedaan had, was zijn ogen dichtdoen en hopen dat iemand hen zou komen redden. Toen had het geluk dat altijd om hem heen leek te hangen dat gedaan. Jammer genoeg kon het hem niet helpen met zijn onhandigheid, maar je kon ook te veel eisen.
Weer klonk het getinkel. Nu zag hij een schittering van iets, het leken wel ogen. Hij keek beter en zag dat het dat ook waren. Twee kleine, stralend blauwe ogen keken hem aan. Zwart haar krulde om een klein gezicht en een omgekeerde vingerhoed rustte op de diepzwarte strengen. Bladeren omarmden haar volmaakte lichaampje en twee doorzichtige, tere vleugels kwamen achter haar tevoorschijn.
Haar omhooggekrulde lippen lieten haar witte tandjes zien en het getinkel dat hij had gehoord klonk weer op. Ze lachte vrolijk en vloog omhoog. Verschrikte viel Avonmore naar achteren. Haar vleugels waren een waas geworden en haar krullen wapperden woest in de wind. Boven zijn hoofd bleef ze stil hangen en gooide iets voor hem op de grond.
Het ontplofte in een witte rookwolk. Avonmore trok zijn kraag voor zijn mond, maar kon niet voorkomen dat hij begon te hoesten. De rook trok zijn longen in en maakte het ademen moeilijk. Zijn ogen begonnen te tranen en gepijnigd sloot hij ze. Een woeste windvlaag trok over het pad en greep naar zijn mantel. Toen was het weg.
Een hard gebrul vulde de lucht en verschrikt sperde Avonmore zijn ogen weer open. Voor hem stond een enorme beer. Hij verbleekte en sloot zijn ogen weer. Alsjeblieft, hogere macht, red me nog een keer!
Hij was weer vrij! dacht Kearne verbaasd. Twee keer op één dag, dat was lang geleden dat dat gebeurd was. Met een soepel gemak trok hij zijn longsword en hield het voor zich. De beer haalde uit met zijn grote klauwen en Kearne sprong naar achteren, rolde door en kwam weer overeind om uit te halen met zijn zwaard. Daar stond echter nog een beer klaar. Snel keek hij om zich heen. Heel het pad was gevuld met beren, die hem met brandende oogjes aankeken. Alsof ze een stil teken kregen, gooiden ze allemaal hun hoofden in de lucht en brulden oorverdovend.
Kearne was realistisch en wist wanneer hij geen kans maakte op een overwinning. Geconcentreerd zocht hij naar een opening. Daar! Hij begon te rennen. De beren waggelden op hem af en klauwen schoten naar hem toe. Zijn zwaard zwaaide bijna onzichtbaar om zich heen en het lukte de dieren niet om hem te raken. Zijn ogen waren gefixeerd op de grote, zwarte beer voor hem. Met een schijnbeweging naar links haalde hij hem uit zijn evenwicht. Razendsnel draaide hij langs de vernietigende klauwen en haalde achterlangs uit. Even was er een lichte weerstand, toen was zijn zwaard weer vrij. Zonder te kijken rende hij langs het pad.
Bomen schoten langs hem heen en zoekend keek hij naar een plek waar hij kon schuilen, of waar hij een voordeel had. Het lawaai en gegrom achter hem vertelde hem dat de beren hem aan het achtervolgen waren. Misschien dat hij zijn mede-gevangen kon vinden, waarschijnlijk konden zij hem helpen. De meesten hadden er in ieder geval uitgezien als ervaren vechters.
Een lichtpuntje flakkerde op in de schemering. Vuur! Waar vuur was, was leven, al kon het zijn dat het niet het leven was dat hij zocht. Maar niet gegokt is altijd mis. Snel rende hij verder, naar het vuur toe. Nog steeds hoorde hij de zware lichamen die hem achtervolgden.
Schimmen zaten om het vuur heen. Hopelijk zouden ze hem helpen, anders zouden ze voor afleiding voor de beren zorgen en zou hij kunnen ontsnappen. Een win-win situatie.
De 7 koninkrijken
- Saskjezwaard
- Computer
- Berichten: 4449
- Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
- Locatie: in bed
And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
- Cubiculum Nephilia
- Typmachine
- Berichten: 1270
- Lid geworden op: 19 okt 2007 15:29
- Locatie: Hell
Charlena slenterde verder. Ze vond het niet erg om afgesneden te zijn van de rest. Nu zou ze tenminste een poging kunnen wagen tot ontsnappen. Ze maakte zich net gereed om juist dat te doen, toen ze een verandering in de energie velden voelde. Prompt stond ze stil, haar blik gefocust op één bepaalde plek. Een fel licht ontsprong tussen twee bomen. Het licht groeide, werd feller, en nam uiteindelijk vorm aan.
De gedaante die daar stond leek menselijk, maar het hoofd was die als een leeuw. Kort erop leek het 't gezicht te hebben van een adelaar. Bij Charlena gingen de haartjes in haar nek overeind staan. Ze voelde een dwang opkomen om te knielen, om zichzelf over te geven. Nee! Dat moest ze niet doen. Ergens achterin haar hoofd zeurde een stemmetje dat dit ook niet eens echt was. Het kostte Charlena veel inspanning om haar blik af te wenden. Ze voelde de hitte van de stralen, van de puurheid. Net toen ze de verschijning toch wilde aanvallen, hoorde ze iets wat niet klopte. Gegiechel. Hoog en irritant. Charlena's ogen vlogen open en ze keek om zich heen. Zo snel leek er niets te zijn, maar ze voelde dat er wel iets was. Daar! Ze stoof naar voren toe, haalde uit en wist een vrij klein wezen uit de lucht te plukken.
Met vernauwde ogen bekeek Charlena het gevangen ding. Grote oranje ogen keken terug. Het leek zo onschuldig, haast schattig. Echter, wist Charlena dat schijn bedriegt. Dit ding was verantwoordelijk voor wat zij dacht te zien. Het elfje probeerde zich los te wurmen, maar Lena hield het goed beet.
'Bemoei je niet met zaken die jou niet aangaan, wurm', gromde ze het toe.
Het wezentje grijnsde breed, maar sprak niet. Voor Charlena was het genoeg. Ze had geen zin om vriendelijk te blijven tegen zoiets. Haar greep verstevigde tot ze wat hoorde kraken. De lieve oogjes puilden uit, en het lijfje verslapte in haar vuist.
'Zo ga je met ongedierte om', mompelde Charlena tegen zichzelf.
Achteloos wierp ze het lijkje opzij. De verschijning van eerder was verdwenen tegelijkertijd met het leven van het elfje. Nu nog zien weg te komen hier. Enkel was het besef goed bij Charlena doorgedrongen dat ontsnappen niet zou lukken. Deze elfjes waren sterk. Als eentje al zo'n krachtige illusie kon oproepen, wat zou een hele zwerm dan kunnen doen? Misschien moesten ze toch maar als een groep samenblijven? Wie weet. Voorlopig zag Charlena er nog niet al te veel voordeel in.
Ze liep verder, onderwijl rondkijkend voor iets te eten of te drinken.
De gedaante die daar stond leek menselijk, maar het hoofd was die als een leeuw. Kort erop leek het 't gezicht te hebben van een adelaar. Bij Charlena gingen de haartjes in haar nek overeind staan. Ze voelde een dwang opkomen om te knielen, om zichzelf over te geven. Nee! Dat moest ze niet doen. Ergens achterin haar hoofd zeurde een stemmetje dat dit ook niet eens echt was. Het kostte Charlena veel inspanning om haar blik af te wenden. Ze voelde de hitte van de stralen, van de puurheid. Net toen ze de verschijning toch wilde aanvallen, hoorde ze iets wat niet klopte. Gegiechel. Hoog en irritant. Charlena's ogen vlogen open en ze keek om zich heen. Zo snel leek er niets te zijn, maar ze voelde dat er wel iets was. Daar! Ze stoof naar voren toe, haalde uit en wist een vrij klein wezen uit de lucht te plukken.
Met vernauwde ogen bekeek Charlena het gevangen ding. Grote oranje ogen keken terug. Het leek zo onschuldig, haast schattig. Echter, wist Charlena dat schijn bedriegt. Dit ding was verantwoordelijk voor wat zij dacht te zien. Het elfje probeerde zich los te wurmen, maar Lena hield het goed beet.
'Bemoei je niet met zaken die jou niet aangaan, wurm', gromde ze het toe.
Het wezentje grijnsde breed, maar sprak niet. Voor Charlena was het genoeg. Ze had geen zin om vriendelijk te blijven tegen zoiets. Haar greep verstevigde tot ze wat hoorde kraken. De lieve oogjes puilden uit, en het lijfje verslapte in haar vuist.
'Zo ga je met ongedierte om', mompelde Charlena tegen zichzelf.
Achteloos wierp ze het lijkje opzij. De verschijning van eerder was verdwenen tegelijkertijd met het leven van het elfje. Nu nog zien weg te komen hier. Enkel was het besef goed bij Charlena doorgedrongen dat ontsnappen niet zou lukken. Deze elfjes waren sterk. Als eentje al zo'n krachtige illusie kon oproepen, wat zou een hele zwerm dan kunnen doen? Misschien moesten ze toch maar als een groep samenblijven? Wie weet. Voorlopig zag Charlena er nog niet al te veel voordeel in.
Ze liep verder, onderwijl rondkijkend voor iets te eten of te drinken.
"You can't start the next chapter of your life,
if you keep re-reading the last ones..."
if you keep re-reading the last ones..."
-
- Balpen
- Berichten: 146
- Lid geworden op: 22 mei 2008 18:10
Gerommel klonk via de grond. Seishin voelde de aarde bewegen en schrok op. Het was een stuk lichter dan voor ze in slaap viel en ze kon een beetje zien. Ze keek snel naar de bomen waar het geluid vandaan leek te komen. Een silhouet van een rennend persoon werd duidelijk. Opgelucht haalde ze adem en ze wilde weer gaan liggen, maar net voordat ze zich afwendde zag ze vanuit haar ooghoek een groter silhouet achter de man. Het was een enorm gestalte dat aan kwam rennen. Ze hield haar hand tegen haar speelkaarten aan en met haar andere hand gleed ze over het ijzer van haar katana. Er kwamen meerdere gestaltes hun kant op. Ze zag nog niemand op de gestaltes afrennen dus ze zette zelf de eerste stap. Ze pakte haar speelkaarten en met een soepele handbeweging vlogen ze richting de gestaltes. Ze was dichtbij genoeg om de gestaltes te kunnen herkennen als beren. Reusachtige, gemene beren. De speelkaarten veranderde in een soort scherpe boemerangs en sneden in het vlees van de beren. Met een vlugge beweging ving ze de kaarten weer op. De beren leken even verward en werden toen woester. Ze had de snelheid van de beren onderschat en binnen mum van tijd stond ze oog in oog met een woeste beer. De beer haalde uit, maar zij wist het nog te blokkeren met haar zwaard. Door de klap vloog ze tegen de grond. Haar hoofd kwam terecht op een stenen ondergrond. Even lag ze roerloos op de grond. De beer haalde weer uit, maar nu werd zijn slag geblokkeerd door een soort onzichtbaar schild. Seishin stond op en opende haar ogen. Haar ogen waren niet meer groot en onschuldig. Ze had de blik van vijf jaar terug. Haar ogen gevuld met bloedlust. Haar mond liep langzaam uit tot een grijns terwijl ze haar zwaard weer van de grond raapte. Haat vloeide door haar lichaam, haat dat al zo lang onderdrukt werd. Ze was allang over haar limiet heen, ze had bijna geen energie meer, maar dat leek haar niet te stoppen. Met een paar lichte stappen en vloeide bewegingen meet haar zwaard haalde ze het bakbeest neer. Meer en meer beren stierven door haar katana. Bloed liep over de grond. Langzaam werd alles wazig voor haar ogen en zakte ze door haar benen. Ze zuchtte uitgeput en haar onschuldige ogen verschenen weer. Ze keek om zich heen, naar het bloed aan haar handen en het bloed over de grond. Ze had het weer gedaan, haar haat was ontsnapt en had weer een bloedbad aangericht. Snel keek ze om zich heen of iedereen ongedeerd was gebleven. Ze keek weer naar de beer. Ze had geluk dat het niet de grootste beer was, anders had ze het niet overleefd. Langzaam verspreidde het bloed zich naar alle kanten. Seishin krabbelde overeind om de cape van Afindor van de grond te halen nog voor het vies zou worden. Ze had de cape te pakken en drukte het opgelucht tegen haar borst. Ze hoorde zwaar gehijg en durfde niet op te kijken. Ze wist wat het was. Ze maakte geen kans tegen de tweede beer, niet in deze toestand en met de hoeveelheid energie die ze nog had. Waarom probeerde zij dan ook iedereen te helpen? Helpen had bij haar nooit iets goeds opgeleverd. Ze was geen superheld die iedereen redde van het kwaad. Ze was gewoon een normaal iemand die altijd gered moest worden. De beer haalde uit en sloeg met zijn voorpoot tegen haar schouder. Zijn nagels zonken in haar schouder en trokken het helemaal open. Nog een keer wilde de beer uithalen en zij kneep haar ogen dicht en hield de cape tegen haar borst gedrukt.
(>'_')># "I was going to give you this waffle.."
#<('_'<) "..But then I was like.. "
(>'#'<) "..I'm hungry"
(>'_'<) "..So I ate it"
(>^_^<) "Hehe"
Gakupo keek kwaad naar Afindor. "Nou meneer snapt het." mompelde hij tegen zichzelf maar liet zijn wapens niet zakken. Gakupo zuchtte, "Probeer jij nu maar niet zo overdreven te doen door dat meisje te beschermen." Gakupo hing zijn wapens terug en trok zijn jas aan. "Wat jij hebt gehoord weet ik niet, dat hoef ik nog niet eens te weten. Ik kan het ook niet helpen dat ik er zo uit ben gaan zien. Dat ik er iets beter uit zie als jou." Met dat gezegd te hebben liep Gakupo weg en botste bijna tegen een jongen op die aan het rennen was. Hij keek verbaasd naar een aantal beren en hij draaide zich snel om en rende ook. "Waar denk jij mee bezig te zijn geweest?" Siste hij boos naar de jongen. Hij zag een groot silhouet . Maar dat was niet het enige, want er stond een kleinere schim voor. Toen zag hij dat het Seishin was en terwijl hij rende duwde hij haar aan de kant en in plaats dat ze beer haar raakte, was het de been van Gakupo. Ook al had hij pijn, hij rende door en pakte de arm van Seishin vast en sleurde haar mee. Hij hoorde dat de beer nu achter hun aan rende "Blijf maar achter een boom staan." Zei hij tegen haar en duwde haar aan de kant. Hij hoopte dat de beer achter hem aan bleef rennen en hij was blij dat de beer dat ook deed.
Ondertussen dat hij aan het rennen was deed hij zijn jas uit en smeet die naar de zijkant. Zijn been begon steeds meer pijn te doen en hij merkte dat de beer steeds dichterbij kwam. Hij pakte zijn kama's en rolde naar de zijkant. De beer was in de war en gromde toen hij een kama in zijn maag kreeg. De beer klapte voorover en Gakupo sneed in zijn hals. Maar het leek de beer weinig te doen. Gakupo keek naar een boom waar veel takken in zaten en met een grijns klom hij via de takken omhoog. De beer volgde hem Gakupo bleef stil hangen in de boom en wachtte tot de beer dichterbij was. Hij haalde uit met zijn kama en raakte de beer in zijn voorhoofd. Dat leek wel effect te hebben en de beer viel achterover op de grond. Gakupo klom makkelijk uit de boom, pakte de kama uit de hoofd van de beer en probeerde de weg weer terug te vinden. Hij liep nu mank, en toen hij iemand zag liep hij er naartoe. Het was Charlena en met een glimlach keek hij naar haar. "Fijn je te zien, heb jij de rest misschien gezien?"
Ondertussen dat hij aan het rennen was deed hij zijn jas uit en smeet die naar de zijkant. Zijn been begon steeds meer pijn te doen en hij merkte dat de beer steeds dichterbij kwam. Hij pakte zijn kama's en rolde naar de zijkant. De beer was in de war en gromde toen hij een kama in zijn maag kreeg. De beer klapte voorover en Gakupo sneed in zijn hals. Maar het leek de beer weinig te doen. Gakupo keek naar een boom waar veel takken in zaten en met een grijns klom hij via de takken omhoog. De beer volgde hem Gakupo bleef stil hangen in de boom en wachtte tot de beer dichterbij was. Hij haalde uit met zijn kama en raakte de beer in zijn voorhoofd. Dat leek wel effect te hebben en de beer viel achterover op de grond. Gakupo klom makkelijk uit de boom, pakte de kama uit de hoofd van de beer en probeerde de weg weer terug te vinden. Hij liep nu mank, en toen hij iemand zag liep hij er naartoe. Het was Charlena en met een glimlach keek hij naar haar. "Fijn je te zien, heb jij de rest misschien gezien?"
Cinderella's glass shoe was the perfect size.... so why did it slip off as she ran?- It must have been to attract the attention of Prince Charming.. I don't see any other explanation
- Komatsu Nana/Hachi
- Komatsu Nana/Hachi
- Cubiculum Nephilia
- Typmachine
- Berichten: 1270
- Lid geworden op: 19 okt 2007 15:29
- Locatie: Hell
Charlena keek waakzaam naar de silhouet die haar naderde. Was het nog een illusie? Zo voelde het niet. Het voelde eigenlijk wel bekend, maar dan nog was het de vraag of het groepje waarmee ze was, wel te vertrouwen was. Ze spande enkele spieren aan, klaar om aan te vallen als dat moest. Echter, liet ze een groot deel van de spanning varen, toen ze bemerkte dat de persoon mank liep.
Nu viel er licht op de persoon en het onthulde paarshaar. Wat was zijn naam ook al weer? Gakupo, meende Charlena zich te herinneren. De vreemde jongeman glimlachte bij het zien van haar.
"Fijn je te zien, heb jij de rest misschien gezien?", vroeg hij.
Ze fronste even. Nimmer had iemand tegen haar gezegd dat het fijn was om haar te zien. Wat speelde er in zijn hoofd, vroeg Charlena zichzelf af. Ze ontspande nu volledig.
'Nee, niemand nog. Jij bent de eerste die ik weer zie. Maar kennelijk heb jij wel iemand gezien.' Ter verduidelijking van haar opmerking knikte ze naar zijn been.
'Ruzie gehad?', vroeg ze.
'Oh, dat is niets. Ik kwam enkel een beer tegen', antwoordde Gakupo met een schaapachtige grijns.
'Juist', mompelde Charlena.
Ze nam één van de lappen zijde die om haar middel hing, knielde neer en verbond paarshaar zijn been. Expres zorgde ze ervoor dat ze zijn huid aanraakte, waardoor Charlena deeltjes van zijn herinneringen opnam. Eveneens liet zij, hopelijk, ongemerkt wat energie stromen om de wond te genezen. Als het onbehandeld werd gelaten, dan kon zoiets nog flink gaan ontsteken. En dan waren ze verder van huis.
Ze stond weer op en keek Gakupo aan.
'Jij sprak over de delen waardoor wij heen zouden moeten trekken voor onze vrijheid, alsof je er meer over weet. Dus zou je willen vertellen wat je precies weet? Tot dus ver heb ik al gemerkt dat hier Elfjes zitten. Pixies als je wilt. Van die ondeugende types, en dit zijn al helemaal geen lieverdjes. Ze proberen onze zwaktes tegen ons te gebruiken.'
Nu viel er licht op de persoon en het onthulde paarshaar. Wat was zijn naam ook al weer? Gakupo, meende Charlena zich te herinneren. De vreemde jongeman glimlachte bij het zien van haar.
"Fijn je te zien, heb jij de rest misschien gezien?", vroeg hij.
Ze fronste even. Nimmer had iemand tegen haar gezegd dat het fijn was om haar te zien. Wat speelde er in zijn hoofd, vroeg Charlena zichzelf af. Ze ontspande nu volledig.
'Nee, niemand nog. Jij bent de eerste die ik weer zie. Maar kennelijk heb jij wel iemand gezien.' Ter verduidelijking van haar opmerking knikte ze naar zijn been.
'Ruzie gehad?', vroeg ze.
'Oh, dat is niets. Ik kwam enkel een beer tegen', antwoordde Gakupo met een schaapachtige grijns.
'Juist', mompelde Charlena.
Ze nam één van de lappen zijde die om haar middel hing, knielde neer en verbond paarshaar zijn been. Expres zorgde ze ervoor dat ze zijn huid aanraakte, waardoor Charlena deeltjes van zijn herinneringen opnam. Eveneens liet zij, hopelijk, ongemerkt wat energie stromen om de wond te genezen. Als het onbehandeld werd gelaten, dan kon zoiets nog flink gaan ontsteken. En dan waren ze verder van huis.
Ze stond weer op en keek Gakupo aan.
'Jij sprak over de delen waardoor wij heen zouden moeten trekken voor onze vrijheid, alsof je er meer over weet. Dus zou je willen vertellen wat je precies weet? Tot dus ver heb ik al gemerkt dat hier Elfjes zitten. Pixies als je wilt. Van die ondeugende types, en dit zijn al helemaal geen lieverdjes. Ze proberen onze zwaktes tegen ons te gebruiken.'
"You can't start the next chapter of your life,
if you keep re-reading the last ones..."
if you keep re-reading the last ones..."
Evie liet zich als een slaaf leidde door Serene. De vrouw die voor iedereen ogen, behalve de haren, onzichtbaar was, wist waar ze heen moesten. Een woest geluid trilde de kale takken.
"W..wat is dat?"
Serene krulde haar bloedrode lippen bij het angstige geluid om. "Zijn we bang, mijn lieveling? Als je me toelaat, kan ik die angst direct van je wegnemen."
Abrupt stopte Evie met lopen. "Nee! Dat nooit meer."
De vrouw leek niet aangeslagen door de vastberaden protesten van het witharige meisje.
"Eens zul je me weer smeken, en dan ben ik hier nog steeds naast om aan die smeekbede te voldoen."
Evie durfde niets terug te zeggen, want tot de dag van vandaag had Serene altijd gelijk gehad.
Ze verplaatsen zich dichter naar het lawaai toe. Tussen de bomen door kon Evie de schimmen van een horde beren zien. "W..wat..wat is er aan de hand?" Ze wist genoeg van dieren om te weten dat beren solitaire dieren waren en niet in kuddes leefden, dus waarom jaagden ze nu met zijn allen?
"Boselfjes."
Evie keek op toen ze de koude stem naast haar hoorde. "Wat zei je?"
Serene ging even op in een duistere mist, niet veel later verscheen ze aan de andere kant van Evie. Haar hand werd opgehouden. Blauwe energie velden schenen als een kooi ergens omheen. Evie leunde dichterbij om hetgeen te zien wat er in gevangen werd gehouden. Een minuscuul vrouwelijk figuur was erin te zien. Twee tere vleugeltjes klapten hard tegen elkaar terwijl het verwoed probeerde te ontsnappen.
Als gehypnotiseerd deed Evie een stap dichterbij. Ze wilde zien wat het voor iets was. Ze wisten de valse grijns die over Serene's lippen ontstond.
Kleine blauwe ogen kregen Evie's staar eindelijk om. Het elfje stopte haar pogingen om te ontsnappen en keek nu recht in de ogen van het veel grotere wezen voor haar. Haar zachte rosé lippen krulde om in een lach. Even schalde het hoge geluid van haar lach door de wouden en toen was ze verdwenen net als Serene.
Angstig keek Evie om zich heen. Wat was er gebeurd?
"h..Hall..o?" Zwakjes sprak ze in de leegte. Haar oog viel op een sprankelende rode kleur. Rillingen begonnen over haar lichaam te lopen terwijl ze langzaam bevroor. De bomen bloedden. De rode levensvloeistof droop in dikke klonten over de stammen. Trillend stapte ze achteruit, maar overal waar ze keek was bloed. Het leek uit de grond omhoog te komen, uit het hard van de bomen. Haar hele lichaam begon ongecontroleerd te beven. Ze moest hier weg!
Met samengeknepen ogen begon ze te rennen. Overal waar ze keek, bloedrood. Haar voeten struikelden over het onregelmatige oppervlakte. Haar maag begon pijnlijk te steken. Ze had zich zover in zichzelf gekeerd dat ze geeneens meer doorhad dat de bomen weer gewoon bomen waren. Ze keek net op tijd op om een persoon te zien staan, verscholen achter een van de bomen. Het was het meisje met de mooie stem.
Even kwamen ze oog in oog voor Evie angstig haar armen om het meisje sloeg en in snikken uitbarstte.
"Bloed, overal was bloed. De bomen ze bloedden." Ze bleef maar wartaal uitslaan terwijl ze zich aan het meisje vastgreep.
"W..wat is dat?"
Serene krulde haar bloedrode lippen bij het angstige geluid om. "Zijn we bang, mijn lieveling? Als je me toelaat, kan ik die angst direct van je wegnemen."
Abrupt stopte Evie met lopen. "Nee! Dat nooit meer."
De vrouw leek niet aangeslagen door de vastberaden protesten van het witharige meisje.
"Eens zul je me weer smeken, en dan ben ik hier nog steeds naast om aan die smeekbede te voldoen."
Evie durfde niets terug te zeggen, want tot de dag van vandaag had Serene altijd gelijk gehad.
Ze verplaatsen zich dichter naar het lawaai toe. Tussen de bomen door kon Evie de schimmen van een horde beren zien. "W..wat..wat is er aan de hand?" Ze wist genoeg van dieren om te weten dat beren solitaire dieren waren en niet in kuddes leefden, dus waarom jaagden ze nu met zijn allen?
"Boselfjes."
Evie keek op toen ze de koude stem naast haar hoorde. "Wat zei je?"
Serene ging even op in een duistere mist, niet veel later verscheen ze aan de andere kant van Evie. Haar hand werd opgehouden. Blauwe energie velden schenen als een kooi ergens omheen. Evie leunde dichterbij om hetgeen te zien wat er in gevangen werd gehouden. Een minuscuul vrouwelijk figuur was erin te zien. Twee tere vleugeltjes klapten hard tegen elkaar terwijl het verwoed probeerde te ontsnappen.
Als gehypnotiseerd deed Evie een stap dichterbij. Ze wilde zien wat het voor iets was. Ze wisten de valse grijns die over Serene's lippen ontstond.
Kleine blauwe ogen kregen Evie's staar eindelijk om. Het elfje stopte haar pogingen om te ontsnappen en keek nu recht in de ogen van het veel grotere wezen voor haar. Haar zachte rosé lippen krulde om in een lach. Even schalde het hoge geluid van haar lach door de wouden en toen was ze verdwenen net als Serene.
Angstig keek Evie om zich heen. Wat was er gebeurd?
"h..Hall..o?" Zwakjes sprak ze in de leegte. Haar oog viel op een sprankelende rode kleur. Rillingen begonnen over haar lichaam te lopen terwijl ze langzaam bevroor. De bomen bloedden. De rode levensvloeistof droop in dikke klonten over de stammen. Trillend stapte ze achteruit, maar overal waar ze keek was bloed. Het leek uit de grond omhoog te komen, uit het hard van de bomen. Haar hele lichaam begon ongecontroleerd te beven. Ze moest hier weg!
Met samengeknepen ogen begon ze te rennen. Overal waar ze keek, bloedrood. Haar voeten struikelden over het onregelmatige oppervlakte. Haar maag begon pijnlijk te steken. Ze had zich zover in zichzelf gekeerd dat ze geeneens meer doorhad dat de bomen weer gewoon bomen waren. Ze keek net op tijd op om een persoon te zien staan, verscholen achter een van de bomen. Het was het meisje met de mooie stem.
Even kwamen ze oog in oog voor Evie angstig haar armen om het meisje sloeg en in snikken uitbarstte.
"Bloed, overal was bloed. De bomen ze bloedden." Ze bleef maar wartaal uitslaan terwijl ze zich aan het meisje vastgreep.
Regenboog of regenboog, waarom ben je krom?
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
-
- Balpen
- Berichten: 146
- Lid geworden op: 22 mei 2008 18:10
Haar ogen waren dichtgeknepen en ze wachtte tot de poot van de beer haar zou raken. In plaats daarvan werd er aan heer arm getrokken. Ze wist niet wat ze moest verwachten en opende geschrokken haar ogen. Ze keek tegen paars, lang haar aan. Het gaf haar een veilig gevoel.
"Blijf maar achter een boom staan." zei hij en Seishin deed wat hij zei. Ze rilde nog een beetje van angst en pijn. Door het rillen liet ze de cape vallen. Snel bukte ze voorover om hem te pakken en met haar linkerarm hees ze de cape omhoog. Een enorme pijnscheut ging van haar schouder tot haar tenen en weer terug. Ze pakte met haar rechterhand de cape weer op en hing hem over een boomtak. Ze trok de draad tussen haar mouwen en haar jurkje eruit en één van de stukken hield ze tussen haar tanden. De andere stopte ze onder het stuk stof om haar taille. Met haar tanden maakte ze een insneden in de stof en trok de snee verder uit. Nu was het een lange lap stof geworden die ze makkelijk om haar schouder kon binden. Ze zag hoe diep de sneden waren en ze wilde er zo min mogelijk naar kijken. Met haar ogen dicht begon ze haar schouder in te binden. Ze bewoog even et haar linkerarm om te kijken of de stof er niet af zou vallen. Het leek goed te zitten. Het gerommel van de beren leek opgehouden te zijn en Seishin keek om zich heen, waar was die man met paarse haren gebleven? Ze zag een silhouet met enorme snelheid naderen. Het was het meisje van eerder. Ze greep Seishin vast en drukte tegen haar schouder. "Bloed, overal was bloed. De bomen ze bloedden." huilde ze. Ze bleef tegen haar schouder aandrukken en het deed enorme pijn, maar dat leek niet belangrijk te zijn. Met haar tanden op elkaar geklemd fluisterde zachtjes dat het goed zou komen. Ze ziet zichzelf en het andere meisje zakken zodat ze niet al haar gewicht op haar benen hoefde te zetten. Seishin legde haar armen om het meisje heen en drukte haar voorzichtig tegen haar aan. Ze sloot haar ogen en lette op het ritme waar het meisje in snikte. Ze haalde diep adem en begon zachtjes te zingen.
iradachi o doko ni butsukeru ka sagashiteru aida ni owaru hi
sora wa haiiro o shite sono saki wa nanimo mienai
joushiki butteru yatsu ga waratteru tsugi wa donna uso o iu?
sore de erareta mono daiji ni kazatteokeru no?
demo asu e to susumanakya naranai
dakara kou utau yo
Terwijl ze dit zong herinnerde ze zich haar zusje dat verloor bij een spel en dit lied, dat Seishin altijd moest zingen om haar beter te laten voelen. Het lied was voor haar en haar zusje altijd een opkikker geweest. Ze stopte met zingen na het eerste couplet en voelde het ritme van het snikken al afzwakken. “Het komt goed, ik ben er voor je. Net als de rest. Wij beschermen je, net zoals jij ons zou beschermen als wij in nood zouden zijn.” Ze legde haar hand op het hoofd van het meisje en aaide zachtjes over haar hoofd, zoals haar moeder altijd bij haar had gedaan. “Het komt goed” herhaalde ze. “Maar zou je misschien mijn linkerschouder los kunnen laten.” lachte ze met tranen in haar ogen van de pijn.
"Blijf maar achter een boom staan." zei hij en Seishin deed wat hij zei. Ze rilde nog een beetje van angst en pijn. Door het rillen liet ze de cape vallen. Snel bukte ze voorover om hem te pakken en met haar linkerarm hees ze de cape omhoog. Een enorme pijnscheut ging van haar schouder tot haar tenen en weer terug. Ze pakte met haar rechterhand de cape weer op en hing hem over een boomtak. Ze trok de draad tussen haar mouwen en haar jurkje eruit en één van de stukken hield ze tussen haar tanden. De andere stopte ze onder het stuk stof om haar taille. Met haar tanden maakte ze een insneden in de stof en trok de snee verder uit. Nu was het een lange lap stof geworden die ze makkelijk om haar schouder kon binden. Ze zag hoe diep de sneden waren en ze wilde er zo min mogelijk naar kijken. Met haar ogen dicht begon ze haar schouder in te binden. Ze bewoog even et haar linkerarm om te kijken of de stof er niet af zou vallen. Het leek goed te zitten. Het gerommel van de beren leek opgehouden te zijn en Seishin keek om zich heen, waar was die man met paarse haren gebleven? Ze zag een silhouet met enorme snelheid naderen. Het was het meisje van eerder. Ze greep Seishin vast en drukte tegen haar schouder. "Bloed, overal was bloed. De bomen ze bloedden." huilde ze. Ze bleef tegen haar schouder aandrukken en het deed enorme pijn, maar dat leek niet belangrijk te zijn. Met haar tanden op elkaar geklemd fluisterde zachtjes dat het goed zou komen. Ze ziet zichzelf en het andere meisje zakken zodat ze niet al haar gewicht op haar benen hoefde te zetten. Seishin legde haar armen om het meisje heen en drukte haar voorzichtig tegen haar aan. Ze sloot haar ogen en lette op het ritme waar het meisje in snikte. Ze haalde diep adem en begon zachtjes te zingen.
iradachi o doko ni butsukeru ka sagashiteru aida ni owaru hi
sora wa haiiro o shite sono saki wa nanimo mienai
joushiki butteru yatsu ga waratteru tsugi wa donna uso o iu?
sore de erareta mono daiji ni kazatteokeru no?
demo asu e to susumanakya naranai
dakara kou utau yo
Terwijl ze dit zong herinnerde ze zich haar zusje dat verloor bij een spel en dit lied, dat Seishin altijd moest zingen om haar beter te laten voelen. Het lied was voor haar en haar zusje altijd een opkikker geweest. Ze stopte met zingen na het eerste couplet en voelde het ritme van het snikken al afzwakken. “Het komt goed, ik ben er voor je. Net als de rest. Wij beschermen je, net zoals jij ons zou beschermen als wij in nood zouden zijn.” Ze legde haar hand op het hoofd van het meisje en aaide zachtjes over haar hoofd, zoals haar moeder altijd bij haar had gedaan. “Het komt goed” herhaalde ze. “Maar zou je misschien mijn linkerschouder los kunnen laten.” lachte ze met tranen in haar ogen van de pijn.
(>'_')># "I was going to give you this waffle.."
#<('_'<) "..But then I was like.. "
(>'#'<) "..I'm hungry"
(>'_'<) "..So I ate it"
(>^_^<) "Hehe"
"Tuuuuurlijk... ik wil een keertje slapen,"reageerde Afindor mild terwijl hij de enorme meute beren op hem af zag rennen. Hij trok zijn boog en legde de enige goede pijl erop. Hij trok hard aan het draad en de pijn bewoog zich naar achter. Na een korte adempauze liet hij het draad los en de pijl vloog door de lucht. Een van de beren werd precies in zijn neus geraakt, maar het leek de beer niet uit te maken. Het dier kwam snel op hem af en Afindor trok zijn zwaard. Links van hem zag hij plots iets gebeuren. Seishin was veranderd, de woedde in haar ogen was te zien en de magie die het veroorzaakte was te voelen. 'Dus ook zij is een magisch wezen, dat ik dat mijn cape geleend heb,' dacht hij bij zichzelf, 'ik ben misschien geen fijne jongen, maar ik verander in ieder geval nooit in een bloeddorstig wezen.
Hij herinnerde zich ineens de beer die op hem af kwam stormen. Hij draaide zich naar het beest toe en stak zijn zwaard uit naar het beest. Het beest deed een paar stappen terug van de pijn, terwijl Afindor zijn zwaard terug trok. Een klauw van het enorme beest werd ternauwernood ontweken, waarna de jonge vechter uithaalde naar het hoofd van de beer. Net onder zijn pijl ontstond nu een grote kras. Afindor wilde opnieuw uithalen, maar zag hoe achter de eerste beer een tweede en een derde opdoemden. Hij bedacht zich geen moment en nam vlug de benen. De beren kwamen snel achter hem aan en hij wist dat hij ze nooit voor kon blijven op deze manier. Met een soepele sprong greep hij de tak van een boom, met een slinger sprong hij weer van de tak af en belandde op de rug van de al gewonde beer. Zijn zwaard stak hij recht in het hoofd van het dier, die gillend van de pijn op de grond viel.
Opnieuw volgde een soepele sprong en de man hervatte het hazenpad, weg van de twee andere beren.
Hij herinnerde zich ineens de beer die op hem af kwam stormen. Hij draaide zich naar het beest toe en stak zijn zwaard uit naar het beest. Het beest deed een paar stappen terug van de pijn, terwijl Afindor zijn zwaard terug trok. Een klauw van het enorme beest werd ternauwernood ontweken, waarna de jonge vechter uithaalde naar het hoofd van de beer. Net onder zijn pijl ontstond nu een grote kras. Afindor wilde opnieuw uithalen, maar zag hoe achter de eerste beer een tweede en een derde opdoemden. Hij bedacht zich geen moment en nam vlug de benen. De beren kwamen snel achter hem aan en hij wist dat hij ze nooit voor kon blijven op deze manier. Met een soepele sprong greep hij de tak van een boom, met een slinger sprong hij weer van de tak af en belandde op de rug van de al gewonde beer. Zijn zwaard stak hij recht in het hoofd van het dier, die gillend van de pijn op de grond viel.
Opnieuw volgde een soepele sprong en de man hervatte het hazenpad, weg van de twee andere beren.
Schrijf niet wat je wil schrijven, schrijf wat je hand schrijft en vergeet nooit je hart te volgen.
'Jij sprak over de delen waardoor wij heen zouden moeten trekken voor onze vrijheid, alsof je er meer over weet. Dus zou je willen vertellen wat je precies weet?' Charlena keek naar Gakupo toen ze dat vroeg.
"Ik weet misschien meer als dat ik heb toegegeven." Gakupo keek om zich heen om te kijken of er meer mensen waren. "Ik heb een huis aan de rand van de 'wateren van de dood'. Toen Gakupo werd opgepakt hadden mannelijke bewakers hem daar weggehaald. De meiden die bij hem in huis zaten waren verliefd op hem geworden. Net zoals elk meisje zou doen als ze hem in het huis zouden zien. Ze hadden nergens meer oog voor. Maat toen Gakupo meegenomen werd was hun liefde weg.
Hij hoopte niet dat ze het door zou vertellen, zodat ze er straks moesten gaan slapen. Want als dat het geval was zouden de jongens hem vermoordde. Hun hadden er geen last van, de meisjes zouden het niet erg vinden. Ze zouden zichzelf zijn, maar de andere jongens niet meer zien staan.
"Ik moet mijn jas vinden." zei hij toen tegen zichzelf en keek met een lachje naar Chalena. "Misschien moeten we terug naar de groep gaan? Dan zijn we misschien sterker en kunnen we een plan verzinnen." Zijn been genas traag, met water zou het een stuk sneller gaan. Door de dorre takken keek hij naar de lucht. Hij zag een halve maan aan de hemel staan en glimlachte. Ze moesten voordat het volle maan word bij water zijn. Alleen durfde hij dat niet te vertellen tegen de rest dat hij dan een meerman word.
Gakupo glimlachte naar Charlena. "Je zei dat je een Pixie had gevonden?" niemand had er ooit een gezien. "Dan kan het zijn dat we dicht bij hun zogenaamde 'huisjes' zijn." Gakupo had zin om al de kleine wezentjes te vermorzelen. Als hij eerst had nagedacht voordat hij sprak, had hij kunnen weten dat ze in groepen op een plek leven. Niet alle pixies van het bos op een plek.
"Ik weet misschien meer als dat ik heb toegegeven." Gakupo keek om zich heen om te kijken of er meer mensen waren. "Ik heb een huis aan de rand van de 'wateren van de dood'. Toen Gakupo werd opgepakt hadden mannelijke bewakers hem daar weggehaald. De meiden die bij hem in huis zaten waren verliefd op hem geworden. Net zoals elk meisje zou doen als ze hem in het huis zouden zien. Ze hadden nergens meer oog voor. Maat toen Gakupo meegenomen werd was hun liefde weg.
Hij hoopte niet dat ze het door zou vertellen, zodat ze er straks moesten gaan slapen. Want als dat het geval was zouden de jongens hem vermoordde. Hun hadden er geen last van, de meisjes zouden het niet erg vinden. Ze zouden zichzelf zijn, maar de andere jongens niet meer zien staan.
"Ik moet mijn jas vinden." zei hij toen tegen zichzelf en keek met een lachje naar Chalena. "Misschien moeten we terug naar de groep gaan? Dan zijn we misschien sterker en kunnen we een plan verzinnen." Zijn been genas traag, met water zou het een stuk sneller gaan. Door de dorre takken keek hij naar de lucht. Hij zag een halve maan aan de hemel staan en glimlachte. Ze moesten voordat het volle maan word bij water zijn. Alleen durfde hij dat niet te vertellen tegen de rest dat hij dan een meerman word.
Gakupo glimlachte naar Charlena. "Je zei dat je een Pixie had gevonden?" niemand had er ooit een gezien. "Dan kan het zijn dat we dicht bij hun zogenaamde 'huisjes' zijn." Gakupo had zin om al de kleine wezentjes te vermorzelen. Als hij eerst had nagedacht voordat hij sprak, had hij kunnen weten dat ze in groepen op een plek leven. Niet alle pixies van het bos op een plek.
Cinderella's glass shoe was the perfect size.... so why did it slip off as she ran?- It must have been to attract the attention of Prince Charming.. I don't see any other explanation
- Komatsu Nana/Hachi
- Komatsu Nana/Hachi
- Saskjezwaard
- Computer
- Berichten: 4449
- Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
- Locatie: in bed
Het gloeien van het vuur verlichtte de gezichten van de wezens die om het kampvuur zaten. Kearne herkende het grootste deel. Het waren de wezens waarmee hij op dit vreemde land gedropt was. Ze sprongen allemaal overeind om met de beren te vechten die nog steeds achter hem aan renden. Allemaal gebruikten ze verschillende wapens, de één een pijl een boog, de ander met een vreemd zwaard en die paarsharige vent vocht zelfs met een stel waaiers! Ze werkten goed, dat was het enige dat telde.
Het lukte de wezens om een paar beren uit te schakelen, maar twee van de drie waren plotseling verdwenen. Alleen de kleine man met zijn boog en zijn zwaard vocht nog. Kearne blokkeerde een slag van de klauwen van de beer voor hem. Een ijselijke gil drong door het strijdlawaai heen. Alert keek Kearne opzij en zag dat de man zijn zwaard in de kop had gestoken en nu aan het wegvluchten was.
"Verdomme," vloekte Kearne onder zijn adem. In zijn eentje tegen zoveel beren zou hij het niet redden. De voorraad magie die in zijn lichaam zat was op, anders had hij hetzelfde geprobeerd als tegen de kikkers. Hoewel, waarschijnlijk zou dat sowieso niet zo goed gelukt zijn, maar dat zou ze even afleiden.
Een klauw suisde langs zijn arm en hij kon zich nog net op tijd weg draaien voordat de nagels zijn vlees uiteen zouden rijten. Ze raakten echter wel zijn losse hemd en met een scheurend geluid trok de beer er een gat in. Blijf opletten, zei Kearne tegen zichzelf en versterkte zijn concentratie. Met een sierlijke draai en een schijnbeweging lukte het hem om de beer te doden. Grommend zakte het zware beest door zijn knieën, waarbij zijn plaats meteen ingenomen werd door een ander beest. Dit was hopeloos!
Een lichte schittering trok zijn aandacht. Hoog in de lucht zweefde een wezentje. Zou het hetzelfde zijn als het wezentje dat die beren had veroorzaakt? Het zou logisch zijn als ze rond het strijdtoneel zou blijven rondhangen om te zien welke chaos ze veroorzaakte. Misschien dat, als hij haar te pakken kreeg, hij de beren zou kunnen stoppen.
Snel schoof Kearne zijn zwaard in de schede op zijn rug en rende naar de dichtstbijzijnde boom toe. Soepel als een kat klom hij langs de boombast omhoog, af en toe steun zoekend bij de takken. Verscheurende klauwen probeerden hem te grijpen, maar hij was te snel. Boven aangekomen, kon hij het wezentje zien. Het was dezelfde als daarnet. Haar grote, blauwe ogen twinkelden van pret en ze giechelde, een geluid dat hem op zijn zenuwen werkte.
Kearne's hand greep naar een van de messen die aan zijn gordel hing en hij trok hem eraf. Het metaal ving glinsterend het maanlicht toen hij hem met dodelijke precisie gooide. Recht in het tere lijfje van het wezentje. Een hoog gegil klonk op dat zijn trommelvliezen bijna uit elkaar deed scheuren. Hij kromp ineen met zijn handen voor zijn oren.
De doodse stilte die volgde na het gegil verbaasde hem. Voorzichtig haalde hij zijn handen voor zijn oren weg en keek naar beneden. Van de meute beren was geen spoor meer te bekennen, het enige wat er nog op de open plek lag, was een klein, gebroken lichaampje waar het heft van zijn mes doorheen stak.
Zonder te aarzelen sprong Kearne uit de boom en rolde soepel door bij zijn landing. Zonder zijn vaart te minderen rende hij door tot hij bij het dode wezentje was. Een klein plasje glinsterend bloed verspreidde zich in een snel tempo om haar heen. Zonder enig gevoel van wroeging trok hij zijn mes uit het lijkje en veegde het bloed af aan het gras. Dat probleem was opgelost.
Kearne keek in de richting waarin de man met het bruine haar was verdwenen. Het was misschien het beste om met iemand samen te reizen, aangezien die sukkel dadelijk zijn lichaam weer over zou nemen, en wie wist in wat voor problemen hij in zijn eentje terecht zou komen.
Zijn besluit was snel genomen. Rennend volgde hij de voetsporen van de man.
Het lukte de wezens om een paar beren uit te schakelen, maar twee van de drie waren plotseling verdwenen. Alleen de kleine man met zijn boog en zijn zwaard vocht nog. Kearne blokkeerde een slag van de klauwen van de beer voor hem. Een ijselijke gil drong door het strijdlawaai heen. Alert keek Kearne opzij en zag dat de man zijn zwaard in de kop had gestoken en nu aan het wegvluchten was.
"Verdomme," vloekte Kearne onder zijn adem. In zijn eentje tegen zoveel beren zou hij het niet redden. De voorraad magie die in zijn lichaam zat was op, anders had hij hetzelfde geprobeerd als tegen de kikkers. Hoewel, waarschijnlijk zou dat sowieso niet zo goed gelukt zijn, maar dat zou ze even afleiden.
Een klauw suisde langs zijn arm en hij kon zich nog net op tijd weg draaien voordat de nagels zijn vlees uiteen zouden rijten. Ze raakten echter wel zijn losse hemd en met een scheurend geluid trok de beer er een gat in. Blijf opletten, zei Kearne tegen zichzelf en versterkte zijn concentratie. Met een sierlijke draai en een schijnbeweging lukte het hem om de beer te doden. Grommend zakte het zware beest door zijn knieën, waarbij zijn plaats meteen ingenomen werd door een ander beest. Dit was hopeloos!
Een lichte schittering trok zijn aandacht. Hoog in de lucht zweefde een wezentje. Zou het hetzelfde zijn als het wezentje dat die beren had veroorzaakt? Het zou logisch zijn als ze rond het strijdtoneel zou blijven rondhangen om te zien welke chaos ze veroorzaakte. Misschien dat, als hij haar te pakken kreeg, hij de beren zou kunnen stoppen.
Snel schoof Kearne zijn zwaard in de schede op zijn rug en rende naar de dichtstbijzijnde boom toe. Soepel als een kat klom hij langs de boombast omhoog, af en toe steun zoekend bij de takken. Verscheurende klauwen probeerden hem te grijpen, maar hij was te snel. Boven aangekomen, kon hij het wezentje zien. Het was dezelfde als daarnet. Haar grote, blauwe ogen twinkelden van pret en ze giechelde, een geluid dat hem op zijn zenuwen werkte.
Kearne's hand greep naar een van de messen die aan zijn gordel hing en hij trok hem eraf. Het metaal ving glinsterend het maanlicht toen hij hem met dodelijke precisie gooide. Recht in het tere lijfje van het wezentje. Een hoog gegil klonk op dat zijn trommelvliezen bijna uit elkaar deed scheuren. Hij kromp ineen met zijn handen voor zijn oren.
De doodse stilte die volgde na het gegil verbaasde hem. Voorzichtig haalde hij zijn handen voor zijn oren weg en keek naar beneden. Van de meute beren was geen spoor meer te bekennen, het enige wat er nog op de open plek lag, was een klein, gebroken lichaampje waar het heft van zijn mes doorheen stak.
Zonder te aarzelen sprong Kearne uit de boom en rolde soepel door bij zijn landing. Zonder zijn vaart te minderen rende hij door tot hij bij het dode wezentje was. Een klein plasje glinsterend bloed verspreidde zich in een snel tempo om haar heen. Zonder enig gevoel van wroeging trok hij zijn mes uit het lijkje en veegde het bloed af aan het gras. Dat probleem was opgelost.
Kearne keek in de richting waarin de man met het bruine haar was verdwenen. Het was misschien het beste om met iemand samen te reizen, aangezien die sukkel dadelijk zijn lichaam weer over zou nemen, en wie wist in wat voor problemen hij in zijn eentje terecht zou komen.
Zijn besluit was snel genomen. Rennend volgde hij de voetsporen van de man.
And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
OOC stukje bij,Serene kan alleen door Evie gezien worden.
Het meisje sloeg haar armen om haar heen. Haar ondersteunend in haar angst. ze voelde hoe ze langzaam op de grond zakte. Een prachtige melodie fluisterde in haar oor. Het was prachtig. Een kleine glimlach kwam tussen haar snikken door. De melodie bracht de rust in haar terug. Het verdreef de angst langzaam uit haar lichaam.
“Het komt goed, ik ben er voor je. Net als de rest. Wij beschermen je, net zoals jij ons zou beschermen als wij in nood zouden zijn.”
De zachte zorgzame stem nam alle angst en verdriet weg. Met grote glinsterende ogen keek ze op naar het meisje. Een hand streek moederlijk over haar haren.
"Het komt goed." En toen Evie om haar heen keek was er geen bloed meer. De bomen waren weer gewoon bomen.
“Maar zou je misschien mijn linkerschouder los kunnen laten.”
Verschrikt keek Evieop naar het meisje. Haar gezicht was vertrokken van pijn ook al probeerde ze te lachen. Gelijk liet Evie het meisje los en sprong overeind.
"Oh, het spijt me! Gaat het wel?"
evie focuste haar blik op de schouder van het meisje en zag nu pas hoe lappen stof om de schouder gewonden waren. Rood trok door de stof heen. Bloed. Even verbleekte Evie en stonden haar voeten verkrampt aan de grond.
Serene, je moet me helpen. In een zwart mist verscheen de vrouw aan Evie's zijde.
"Wat zei je daar, mijn lieveling?"
Genees haar. Alsjeblieft.
Serene zette een zwevende pas naar voren. Tot ze naast het witharige meisje stond. "En waarom zou ik dat doen? Ik zie haar veel liever doodbloeden. De lippen van de vrouw krulden zich om in een valse grijns.
Evie fronste haar gezicht in gedachten. In een seconde verscheen Serene weer voor haar. "Laten we een deal maken. Ik genees dat meisje en zodra we hier uit zijn en vrij,krijg ik jouw lichaam."
Het was het gruwelijkste lot wat Evie zich kon voorstellen, maar misschien kon ze zich uit de vloek vechten. Het wasde prijs waard, om nu hulp te kunnen bieden.
Met een knik stemde ze toe. Nog geen seconde later kon ze de ijskou van de geest haar lichaam voelen indringen, maar dit keer hield zij controle.
Voorzichtig stapte ze op het meisje af. "Ik kan het genezen." Haar stem trilde bij het zicht van het bloed. Haar trillende vingers pakte voorzichtig de stoffen vasten wikkelde ze van de wond af. Haar gezicht trok steeds witter weg bij het zien van de afgrijselijke wonden. zachtjes duwde ze haar hand eroverheen. De ijzige kou trok door haar vingers samen met de duistere magie van Serene. De wonden begonnen langzaam dicht te trekken. Toen de huid weer helemaal dicht zat haalde Evie haar hand weg. de ijskou verliet haar lichaam samen met Serene.
"Gaat het weer helemaal goed?"
Het meisje sloeg haar armen om haar heen. Haar ondersteunend in haar angst. ze voelde hoe ze langzaam op de grond zakte. Een prachtige melodie fluisterde in haar oor. Het was prachtig. Een kleine glimlach kwam tussen haar snikken door. De melodie bracht de rust in haar terug. Het verdreef de angst langzaam uit haar lichaam.
“Het komt goed, ik ben er voor je. Net als de rest. Wij beschermen je, net zoals jij ons zou beschermen als wij in nood zouden zijn.”
De zachte zorgzame stem nam alle angst en verdriet weg. Met grote glinsterende ogen keek ze op naar het meisje. Een hand streek moederlijk over haar haren.
"Het komt goed." En toen Evie om haar heen keek was er geen bloed meer. De bomen waren weer gewoon bomen.
“Maar zou je misschien mijn linkerschouder los kunnen laten.”
Verschrikt keek Evieop naar het meisje. Haar gezicht was vertrokken van pijn ook al probeerde ze te lachen. Gelijk liet Evie het meisje los en sprong overeind.
"Oh, het spijt me! Gaat het wel?"
evie focuste haar blik op de schouder van het meisje en zag nu pas hoe lappen stof om de schouder gewonden waren. Rood trok door de stof heen. Bloed. Even verbleekte Evie en stonden haar voeten verkrampt aan de grond.
Serene, je moet me helpen. In een zwart mist verscheen de vrouw aan Evie's zijde.
"Wat zei je daar, mijn lieveling?"
Genees haar. Alsjeblieft.
Serene zette een zwevende pas naar voren. Tot ze naast het witharige meisje stond. "En waarom zou ik dat doen? Ik zie haar veel liever doodbloeden. De lippen van de vrouw krulden zich om in een valse grijns.
Evie fronste haar gezicht in gedachten. In een seconde verscheen Serene weer voor haar. "Laten we een deal maken. Ik genees dat meisje en zodra we hier uit zijn en vrij,krijg ik jouw lichaam."
Het was het gruwelijkste lot wat Evie zich kon voorstellen, maar misschien kon ze zich uit de vloek vechten. Het wasde prijs waard, om nu hulp te kunnen bieden.
Met een knik stemde ze toe. Nog geen seconde later kon ze de ijskou van de geest haar lichaam voelen indringen, maar dit keer hield zij controle.
Voorzichtig stapte ze op het meisje af. "Ik kan het genezen." Haar stem trilde bij het zicht van het bloed. Haar trillende vingers pakte voorzichtig de stoffen vasten wikkelde ze van de wond af. Haar gezicht trok steeds witter weg bij het zien van de afgrijselijke wonden. zachtjes duwde ze haar hand eroverheen. De ijzige kou trok door haar vingers samen met de duistere magie van Serene. De wonden begonnen langzaam dicht te trekken. Toen de huid weer helemaal dicht zat haalde Evie haar hand weg. de ijskou verliet haar lichaam samen met Serene.
"Gaat het weer helemaal goed?"
Regenboog of regenboog, waarom ben je krom?
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
-
- Balpen
- Berichten: 146
- Lid geworden op: 22 mei 2008 18:10
Het meisje keek op en keek alsof ze iemand vermoord had. Haar blik bleef hangen bij de schouder en ze leek in gedachten verzonken. Seishin wachtte met iets zeggen.
"Ik kan het genezen." Haar stem trilde alsof er een soort angst aan verbonden was. Seishins ogen bleven naar die van Evie staren. Ze had het gevoel dat er iets mis was. Het meisje haalde het stof bij Seishins schouder weg en Seishin slikte even bij het aanzien van het aan stukken gereten vlees. Zachtjes legde Evie haar hand erop. Een vleug pijn liep vanaf haar schouder door haar hele lichaam, gevolgde door een koud gevoel. Zelf keek ze niet naar haar wond, ze bleef het gezicht van Evie in de gaten houden, op zoek naar aanwijzingen over haar moeilijke blik.
"Gaat het weer?" Seishin keek even naar haar schouder en toen weer naar Evie. Met haar hand streek ze over haar schouder, het voelde alsof er nooit iets gebeurd was.
"Dankjewel!" lachte Seishin en ze vloog om Evie's nek. "De pijn is weg!" Ze gaf Evie een zoen op haar wang en stond toen op. "Ik kan nu wel een dansje doen!" Ze stond stil, maar toch bewoog de aarde onder haar voeten. Ze probeerde zich te focussen op één punt maar alles bewoog. Haar benen werden moe en ze viel bijna voorover. "Misschien kunnen we het beste hier gewoon wachten tot de rest terugkomt." zei ze en ze liet zichzelf met haar rug tegen de boom vallen. "Ik ben echt op." lachte ze. Ze trok weer haar knieën op en begroef haar gezicht erin. Ze wilde nog wel wat tegen het meisje zeggen, of haar nog eens bedanken, maar ze kreeg haar hoofd niet eens opgetild. Ze sloot haar ogen en gleed met haar vingers over haar ketting. Het zilveren sleuteltje hing er nog en was nog heel. Ze hadden haar hatelijke kant gezien realiseerde ze plots. Ze hadden haar woede uitbarsting gezien. Als ze nou niet die steen geraakt had. Gedachten en angst namen haar lichaam weer over. Wat zouden ze denken? Zouden ze me nog aanspreken? Haar gedachten duurde niet lang want als snel was ze aan de realiteit ontsnapt. Ze liet zichzelf rustig omvallen en legde haar hoofd op haar arm. Eindelijk kon ze fatsoenlijk slapen, zonder nachtmerries en beren.
"Ik kan het genezen." Haar stem trilde alsof er een soort angst aan verbonden was. Seishins ogen bleven naar die van Evie staren. Ze had het gevoel dat er iets mis was. Het meisje haalde het stof bij Seishins schouder weg en Seishin slikte even bij het aanzien van het aan stukken gereten vlees. Zachtjes legde Evie haar hand erop. Een vleug pijn liep vanaf haar schouder door haar hele lichaam, gevolgde door een koud gevoel. Zelf keek ze niet naar haar wond, ze bleef het gezicht van Evie in de gaten houden, op zoek naar aanwijzingen over haar moeilijke blik.
"Gaat het weer?" Seishin keek even naar haar schouder en toen weer naar Evie. Met haar hand streek ze over haar schouder, het voelde alsof er nooit iets gebeurd was.
"Dankjewel!" lachte Seishin en ze vloog om Evie's nek. "De pijn is weg!" Ze gaf Evie een zoen op haar wang en stond toen op. "Ik kan nu wel een dansje doen!" Ze stond stil, maar toch bewoog de aarde onder haar voeten. Ze probeerde zich te focussen op één punt maar alles bewoog. Haar benen werden moe en ze viel bijna voorover. "Misschien kunnen we het beste hier gewoon wachten tot de rest terugkomt." zei ze en ze liet zichzelf met haar rug tegen de boom vallen. "Ik ben echt op." lachte ze. Ze trok weer haar knieën op en begroef haar gezicht erin. Ze wilde nog wel wat tegen het meisje zeggen, of haar nog eens bedanken, maar ze kreeg haar hoofd niet eens opgetild. Ze sloot haar ogen en gleed met haar vingers over haar ketting. Het zilveren sleuteltje hing er nog en was nog heel. Ze hadden haar hatelijke kant gezien realiseerde ze plots. Ze hadden haar woede uitbarsting gezien. Als ze nou niet die steen geraakt had. Gedachten en angst namen haar lichaam weer over. Wat zouden ze denken? Zouden ze me nog aanspreken? Haar gedachten duurde niet lang want als snel was ze aan de realiteit ontsnapt. Ze liet zichzelf rustig omvallen en legde haar hoofd op haar arm. Eindelijk kon ze fatsoenlijk slapen, zonder nachtmerries en beren.
(>'_')># "I was going to give you this waffle.."
#<('_'<) "..But then I was like.. "
(>'#'<) "..I'm hungry"
(>'_'<) "..So I ate it"
(>^_^<) "Hehe"
Nog altijd was Afindor op de vlucht voor de twee beren. Boom na boom verscheen in zijn blikveld, om vervolgens weer in de achtergrond te verdwijnen. Afindor dacht terug aan het gesprek wat hij eerder had met Gakupo. 'Het is niet echt...' Wat moest hij daar nou mee? De wonden van zijn kameraden waren echt, dus dan moesten deze beren ook wel echt zijn. Of toch...
Afindor bleef uit het niets stilstaan. Hij draaide zich om naar de beren en sprak:"Kom maar op, jullie klauwen zullen verdwijnen als een mistwolk wanneer jullie contact maken." Even dacht hij bij zichzelf na over zijn gemaakte zin. 'Ag het klinkt wel leuk' dacht hij bij zichzelf. De beren stormden op hem af en probeerde hem te slaan. Zijn hersenen wilden achteruit springen, maar zijn hart bleef staan waar het stond. De klauw van de beer ging rakelings door hem heen, zonder een spoor achter te laten. Vervolgens verdween het hele wezen.
"Alleen voor hij die gelooft dat het bestaat bestaat het,"concludeerde Afindor. Rustig liep hij terug, op zoek naar de rest van de groep.
Al snel wat hij de weg kwijt, maar op een pad gekomen waar hij zich nog veel beter kon bevinden. Hij kwam in een kring met zeven enorme beelden terecht. De beelden waren van verschillende wezens. De eerste leek op een soort elfje, maar dan groter. In de armen van het elfje lag een parel. 'Zou het zo makkelijk zijn?' dacht hij bij zichzelf. Afindor zette een paar stappen naar voren en pakte de parel op. Verschrikt hoorde hij stemmen achter zich. Vliegensvlug draaide hij zich om terwijl hij zijn wapen trok: "Wie is daar?!"
"Wij zijn niet gevaarlijk,"zei de stem. Afindor hoorde de stem duidelijk voor hem, maar kon de herkomst niet ontdekken. "Hier beneden stomkop,"klonk een andere stem. Afindor keek naar de grond en zag zes kleine elfen staan.
"Jij bent geslaagd mens." Meldde een van de wezens.
Afindor keek het wezentje verbaast aan":Geslaagd waarin?"
Het elfje gebruikte zijn vleugels om op te stijgen tot die vlak voor zijn gezicht hing.
"Alleen hij die niet ziet wat hij ziet, kan zien wat hij niet ziet. Deze parel geeft je de macht om te zien wat niet te zien is, wat dat betekent mag je zelf uitvinden." Het elfje vloog met enorme snelheid het bos in. Ook de andere elfjes waren plots verdwenen.
Afindor keek verbaast om zich heen: 'Alleen hij die niet ziet wat hij ziet, kan zien wat hij niet ziet, wat betekent dat nou weer?'
Afindor bleef uit het niets stilstaan. Hij draaide zich om naar de beren en sprak:"Kom maar op, jullie klauwen zullen verdwijnen als een mistwolk wanneer jullie contact maken." Even dacht hij bij zichzelf na over zijn gemaakte zin. 'Ag het klinkt wel leuk' dacht hij bij zichzelf. De beren stormden op hem af en probeerde hem te slaan. Zijn hersenen wilden achteruit springen, maar zijn hart bleef staan waar het stond. De klauw van de beer ging rakelings door hem heen, zonder een spoor achter te laten. Vervolgens verdween het hele wezen.
"Alleen voor hij die gelooft dat het bestaat bestaat het,"concludeerde Afindor. Rustig liep hij terug, op zoek naar de rest van de groep.
Al snel wat hij de weg kwijt, maar op een pad gekomen waar hij zich nog veel beter kon bevinden. Hij kwam in een kring met zeven enorme beelden terecht. De beelden waren van verschillende wezens. De eerste leek op een soort elfje, maar dan groter. In de armen van het elfje lag een parel. 'Zou het zo makkelijk zijn?' dacht hij bij zichzelf. Afindor zette een paar stappen naar voren en pakte de parel op. Verschrikt hoorde hij stemmen achter zich. Vliegensvlug draaide hij zich om terwijl hij zijn wapen trok: "Wie is daar?!"
"Wij zijn niet gevaarlijk,"zei de stem. Afindor hoorde de stem duidelijk voor hem, maar kon de herkomst niet ontdekken. "Hier beneden stomkop,"klonk een andere stem. Afindor keek naar de grond en zag zes kleine elfen staan.
"Jij bent geslaagd mens." Meldde een van de wezens.
Afindor keek het wezentje verbaast aan":Geslaagd waarin?"
Het elfje gebruikte zijn vleugels om op te stijgen tot die vlak voor zijn gezicht hing.
"Alleen hij die niet ziet wat hij ziet, kan zien wat hij niet ziet. Deze parel geeft je de macht om te zien wat niet te zien is, wat dat betekent mag je zelf uitvinden." Het elfje vloog met enorme snelheid het bos in. Ook de andere elfjes waren plots verdwenen.
Afindor keek verbaast om zich heen: 'Alleen hij die niet ziet wat hij ziet, kan zien wat hij niet ziet, wat betekent dat nou weer?'
Schrijf niet wat je wil schrijven, schrijf wat je hand schrijft en vergeet nooit je hart te volgen.
- Cubiculum Nephilia
- Typmachine
- Berichten: 1270
- Lid geworden op: 19 okt 2007 15:29
- Locatie: Hell
“Dan kan het zijn dat we dicht bij hun zogenaamde huisjes zijn”, meldde Gakupo.
‘Oh, fijn. Met hoeveel zijn ze dan ongeveer?’, vroeg Charlena wat uit haar humeur.
Gakupo haalde zijn schouders op.
‘Dat weet feitelijk niemand zeker’, antwoordde hij vrij nonchalant.
‘Hm’, kwam het bedenkelijk van haar kant.
Charlena keek eens rustig om zich heen. Vanuit de verte klonken nog enkele kreten. Waarschijnlijk de anderen die ook een beer tegen waren gekomen. Als dat maar goed ging. Ze wist dat er meerderen waren met krachten, alleen vertrouwde ze het merendeel daarvan niet. De wezens leken niet bedreven met hun magie. Ze waren er niet mee vertrouwd. Dat was funest voor iemand met speciale gaven; er niet mee kunnen omgaan.
‘Ja, misschien moeten we maar de rest gaan zoeken’, mompelde Charlena halfslachtig.
Net toen ze een stap wilde zetten, trok er iets door het bos. Ze wist niet of Gakupo het ook had gevoeld, maar er was iets veranderd in de energie van het bos. Op één punt leek de magie van illusie te zijn verdwenen, terwijl de rest van het bos juist meer energie leek te verzamelen. Het werd dreigender, meer verstikkend.
Waakzaam trad Charlena verder, Gakupo volgde haar. Ze had het gevoel dat die pixies ontwaakt waren. Daar er eerst maar enkelen wakker leken te zijn als een wacht, keken nu vele ogen toe. Charlena verwachtte eigenlijk ieder moment gegiechel te horen en blinkerende tanden te zien.
‘Charlena’, klonk het vlak achter haar.
De stem klonk als die van Gakupo, dus draaide zij zich om. De man met het paarse haar stond stil en glimlachte naar haar.
‘Ik heb nog een geheim, Charlena’, sprak hij.
Nu klonk zijn stem anders. Zachter. Zoeter. Terwijl zijn glimlach zich verbreedde, begon een licht te schijnen. Het leek van hemzelf te komen.
‘Mijn geheim’, fluisterde de stem.
Het licht kroop verder uit Gakupo als een vlinder die uit zijn cocon kroop. Charlena slikte moeizaam. Haar lichaam verstijfde. Dit kon niet. Hij was toch niet één van hen? Voor haar ogen smolt nu de rest van paarshaar weg, en nu stond er iets wat zij verachtte. Een hand werd uitgestoken.
‘Kom, Charlena. Het is nu goed. Tijd om te rusten’, vleide de stem.
Charlena voelde die drang weer opkomen. De wil om zich over te geven, om haar ziel bloot te stellen. Ergens achterin haar hoofd schreeuwde een stem dat het de pixies waren. Het was niet echt. Daar moest ze in blijven geloven. Ze had de energie toch zelf gevoeld?
Charlena sloot haar ogen. Ze kneep ze stijf samen. Concentreren. Het was niet dat wat er stond, het was Gakupo maar.
‘Jij bent het niet’, fluisterde ze met schorre stem. ‘Jij bent het niet.’ Dit herhaalde ze enkele keren voor zichzelf.
‘Jij bent niet echt!’, riep ze uit.
Charlena opende haar ogen en met vertrouwen keek ze naar hem. Daar stond Gakupo verbaasd naar haar te kijken.
‘Ik ben wel echt?’, bracht hij voorzichtig uit.
Charlena moest er iets om glimlachen.
‘Jij wel ja’, zei ze zacht. ‘Jij wel.’ Ze draaide zich toen om en liep een paar passen verder.
Ze had verwacht nog meer bos te zien, maar in plaats daarvan stond ze plots bij een open plek.
De menselijke man stond daar te midden van zeven beelden. Hij hield iets in zijn hand, terwijl hij voor een stenen beeld stond. Charlena liep er naartoe.
‘Wat is dit?’, vroeg ze.
Haar blik ging naar het stenen tafereel. De beelden leken iets te willen zeggen. Aandachtig nam ze het in zich op, en nu nog meer dan eerst besefte zij zich dat alles wat zij hadden gezien inderdaad nep was. Het was maar magie geweest. Een truc van de geest.
‘Oh, fijn. Met hoeveel zijn ze dan ongeveer?’, vroeg Charlena wat uit haar humeur.
Gakupo haalde zijn schouders op.
‘Dat weet feitelijk niemand zeker’, antwoordde hij vrij nonchalant.
‘Hm’, kwam het bedenkelijk van haar kant.
Charlena keek eens rustig om zich heen. Vanuit de verte klonken nog enkele kreten. Waarschijnlijk de anderen die ook een beer tegen waren gekomen. Als dat maar goed ging. Ze wist dat er meerderen waren met krachten, alleen vertrouwde ze het merendeel daarvan niet. De wezens leken niet bedreven met hun magie. Ze waren er niet mee vertrouwd. Dat was funest voor iemand met speciale gaven; er niet mee kunnen omgaan.
‘Ja, misschien moeten we maar de rest gaan zoeken’, mompelde Charlena halfslachtig.
Net toen ze een stap wilde zetten, trok er iets door het bos. Ze wist niet of Gakupo het ook had gevoeld, maar er was iets veranderd in de energie van het bos. Op één punt leek de magie van illusie te zijn verdwenen, terwijl de rest van het bos juist meer energie leek te verzamelen. Het werd dreigender, meer verstikkend.
Waakzaam trad Charlena verder, Gakupo volgde haar. Ze had het gevoel dat die pixies ontwaakt waren. Daar er eerst maar enkelen wakker leken te zijn als een wacht, keken nu vele ogen toe. Charlena verwachtte eigenlijk ieder moment gegiechel te horen en blinkerende tanden te zien.
‘Charlena’, klonk het vlak achter haar.
De stem klonk als die van Gakupo, dus draaide zij zich om. De man met het paarse haar stond stil en glimlachte naar haar.
‘Ik heb nog een geheim, Charlena’, sprak hij.
Nu klonk zijn stem anders. Zachter. Zoeter. Terwijl zijn glimlach zich verbreedde, begon een licht te schijnen. Het leek van hemzelf te komen.
‘Mijn geheim’, fluisterde de stem.
Het licht kroop verder uit Gakupo als een vlinder die uit zijn cocon kroop. Charlena slikte moeizaam. Haar lichaam verstijfde. Dit kon niet. Hij was toch niet één van hen? Voor haar ogen smolt nu de rest van paarshaar weg, en nu stond er iets wat zij verachtte. Een hand werd uitgestoken.
‘Kom, Charlena. Het is nu goed. Tijd om te rusten’, vleide de stem.
Charlena voelde die drang weer opkomen. De wil om zich over te geven, om haar ziel bloot te stellen. Ergens achterin haar hoofd schreeuwde een stem dat het de pixies waren. Het was niet echt. Daar moest ze in blijven geloven. Ze had de energie toch zelf gevoeld?
Charlena sloot haar ogen. Ze kneep ze stijf samen. Concentreren. Het was niet dat wat er stond, het was Gakupo maar.
‘Jij bent het niet’, fluisterde ze met schorre stem. ‘Jij bent het niet.’ Dit herhaalde ze enkele keren voor zichzelf.
‘Jij bent niet echt!’, riep ze uit.
Charlena opende haar ogen en met vertrouwen keek ze naar hem. Daar stond Gakupo verbaasd naar haar te kijken.
‘Ik ben wel echt?’, bracht hij voorzichtig uit.
Charlena moest er iets om glimlachen.
‘Jij wel ja’, zei ze zacht. ‘Jij wel.’ Ze draaide zich toen om en liep een paar passen verder.
Ze had verwacht nog meer bos te zien, maar in plaats daarvan stond ze plots bij een open plek.
De menselijke man stond daar te midden van zeven beelden. Hij hield iets in zijn hand, terwijl hij voor een stenen beeld stond. Charlena liep er naartoe.
‘Wat is dit?’, vroeg ze.
Haar blik ging naar het stenen tafereel. De beelden leken iets te willen zeggen. Aandachtig nam ze het in zich op, en nu nog meer dan eerst besefte zij zich dat alles wat zij hadden gezien inderdaad nep was. Het was maar magie geweest. Een truc van de geest.
"You can't start the next chapter of your life,
if you keep re-reading the last ones..."
if you keep re-reading the last ones..."
Gakupo kreeg een rilling over zijn rug toen hij de energie voelde veranderen. De energie leek sterker te zijn geworden hij voelde hoe het om hem heen kwam. Maar hij zag verder niks, alsof er een soort barricade om hem heen was gebouwd. Gakupo zag hoe Charlena naar hem keek. Hij kon het niet thuisbrengen maar hij wist dat het niet goed was.
Toen Charlena begon te schreeuwen kon hij alleen maar verbaasd naar haar kijken. Hij zette een paar stappen naar achteren en toen Charlena haar ogen weer opende stond hij verstijfd. ‘Ik ben wel echt?’ zei hij voorzichtig en hij was opgelucht dat ze niet meer zo vreemd deed. Toen Charlena verder liep bleef hij staan. Gakupo werd door een soort wand tegengehouden, de wand zelf was onzichtbaar. Gakupo draaide om en daar was het makkelijk voor hem om naartoe te lopen. De elfjes stuurde hem een kant op, maar dat maakte Gakupo niet zoveel uit, hij volgde hun pad. Iedere keer als hij weer een onzichtbare hoek tegen kwam liep hij de andere kant uit.
Toen hij aankwam bij een groot water kreeg Gakupo een lach op zijn gezicht. "Dankje." zei hij tegen de pixies, maar de glimlach op zijn gezicht verdween toen hij grote tentakels uit het meer zag komen. Hij wou omdraaien, maar nu waren de onzichtbare muren onhandig. Hij kon niet verder achteruit en telkens als hij een pas vooruit zetten verschoof de muur met hem mee.
Gakupo zag hoe de tentakels steeds groter werden en steeds dichter naar hem toe kwamen. Een oog kwam boven het water uit, een groot oog. Het oog was geheel wit, het leek blind te zijn.
Gakupo begon te neuriën en sloot zijn ogen. Hij wou niks te maken hebben met het grote beest. "Gareki no shita de shinjitsu ga notauchimawaru e wa....." hij begon zachtjes te zingen. Hoe langer hij zong hoe minder sterk de krachten werden. Hij stopte pas toen hij geen kracht meer voelde, hij opende zijn ogen. Hij keek naar de grond en zag een hoop kleine elfjes staan. Een gemene grijns kwam op zijn gezicht toen hij naar de kleintjes keek. "Jullie kunnen niet zo goed tegen meermin zang?" Hij ging door zijn knieën en sprong in het rond. Gekraak van lichaampjes, verschrikte kreten van de andere elfjes en gefladder van vleugeltjes was te horen. Gakupo keek verbaasd om zich heen, het grote water was weg en de elfjes leken bang te zijn van Gakupo. Ze waren allemaal weg.
Gakupo liep zijn weg terug en volgde andere voetstappen in de hoop dat die naar de groep leidde. Hij zag een cirkel van beelden en zag Charlena met iemand anders. Hij liep de cirkel in met een kleine glimlach. "Ik ben er weer." zei hij zachtjes. Zijn blik ging langs de beelden en hij bleef bij een beeld hangen. Het beeld had een van zijn handen omhoog, zijn handpalm naar de lucht toe. Op de hand van het beeld lag een plasje water. druppeltjes vielen erop en toen hij naar boven keek zag hij dat het begon te regenen. Dikke wolken hingen boven de bomen en hij wachtte op wat de rest zou gaan doen.
ooc: sorry als ik fouten heb gemaakt ik vond het nogal moeilijk om wat te typen X3
Toen Charlena begon te schreeuwen kon hij alleen maar verbaasd naar haar kijken. Hij zette een paar stappen naar achteren en toen Charlena haar ogen weer opende stond hij verstijfd. ‘Ik ben wel echt?’ zei hij voorzichtig en hij was opgelucht dat ze niet meer zo vreemd deed. Toen Charlena verder liep bleef hij staan. Gakupo werd door een soort wand tegengehouden, de wand zelf was onzichtbaar. Gakupo draaide om en daar was het makkelijk voor hem om naartoe te lopen. De elfjes stuurde hem een kant op, maar dat maakte Gakupo niet zoveel uit, hij volgde hun pad. Iedere keer als hij weer een onzichtbare hoek tegen kwam liep hij de andere kant uit.
Toen hij aankwam bij een groot water kreeg Gakupo een lach op zijn gezicht. "Dankje." zei hij tegen de pixies, maar de glimlach op zijn gezicht verdween toen hij grote tentakels uit het meer zag komen. Hij wou omdraaien, maar nu waren de onzichtbare muren onhandig. Hij kon niet verder achteruit en telkens als hij een pas vooruit zetten verschoof de muur met hem mee.
Gakupo zag hoe de tentakels steeds groter werden en steeds dichter naar hem toe kwamen. Een oog kwam boven het water uit, een groot oog. Het oog was geheel wit, het leek blind te zijn.
Gakupo begon te neuriën en sloot zijn ogen. Hij wou niks te maken hebben met het grote beest. "Gareki no shita de shinjitsu ga notauchimawaru e wa....." hij begon zachtjes te zingen. Hoe langer hij zong hoe minder sterk de krachten werden. Hij stopte pas toen hij geen kracht meer voelde, hij opende zijn ogen. Hij keek naar de grond en zag een hoop kleine elfjes staan. Een gemene grijns kwam op zijn gezicht toen hij naar de kleintjes keek. "Jullie kunnen niet zo goed tegen meermin zang?" Hij ging door zijn knieën en sprong in het rond. Gekraak van lichaampjes, verschrikte kreten van de andere elfjes en gefladder van vleugeltjes was te horen. Gakupo keek verbaasd om zich heen, het grote water was weg en de elfjes leken bang te zijn van Gakupo. Ze waren allemaal weg.
Gakupo liep zijn weg terug en volgde andere voetstappen in de hoop dat die naar de groep leidde. Hij zag een cirkel van beelden en zag Charlena met iemand anders. Hij liep de cirkel in met een kleine glimlach. "Ik ben er weer." zei hij zachtjes. Zijn blik ging langs de beelden en hij bleef bij een beeld hangen. Het beeld had een van zijn handen omhoog, zijn handpalm naar de lucht toe. Op de hand van het beeld lag een plasje water. druppeltjes vielen erop en toen hij naar boven keek zag hij dat het begon te regenen. Dikke wolken hingen boven de bomen en hij wachtte op wat de rest zou gaan doen.
ooc: sorry als ik fouten heb gemaakt ik vond het nogal moeilijk om wat te typen X3
Cinderella's glass shoe was the perfect size.... so why did it slip off as she ran?- It must have been to attract the attention of Prince Charming.. I don't see any other explanation
- Komatsu Nana/Hachi
- Komatsu Nana/Hachi
OOC: Ik moet nog even bedenken hoe Evie het bos gaat oplossen dus dat zal dnek ik vanavond komen
Ps. Timbertje, ik hoop dat alles beetje klopt
Het meisje keek naar haar schouder en streek er met haar hand overheen. Er was niets meer van de wond te zien. Een blik van verwondering viel er over haar gezicht, voor dat ze blij Evie om de hals vloog. “De pijn is weg!” Ze drukte een kus op Evies wang die Evie liet opkleuren. Ze kon haar wangen nog steeds voelen gloeien nadat het meisje haar al weer had losgelaten.
“Ik kan nu wel een dansje doen!” Het meisje bleef opgewekt, iets wat Evie ook al haar zorgen liet vergeten en haar terug bracht naar haar vrolijke persoonlijkheid. In plaats van dat zij dansten leek de aarde het werk onder hen te doen. Alles leek in beweging te zijn en Evie wiebelde om haar zwaartepunt goed te houden.
“Misschien kunnen we het beste hier gewoon wachten tot de rest terugkomt.” Het meisje liet zich tegen een boom aanzakken. Ze zag er uitgeput uit. Wat logisch was, het was een zware dag geweest. En ondanks dat Evie de wond kon genezen kon ze niet het verloren bloed terug brengen of de energie die het had gekost.
“Ik ben echt op.” Het meisje begroef haar gezicht in haar knieen die ze dicht tegen zich aan had getrokken.
Evie bleef haar even observerend aankijken voor ze zelf ook neerzat. Ze was gaan liggen en leek al snel te slapen. Met een zucht liet Evie zich naar achter vallen en staarde naar de maan hoog aan de hemel. Een zachte streling van ijskoude vingers gleed langs haar wang. Ze keek niet opzij om de persoon te zien die naast haar lag, maar haar gezicht vertrok wel en de zachte glimlach viel eraf.
Slaap maar, mijn kindje, morgen is een grote dag. Je wilt toch niet uitgeput zijn voor we dit bos uit weten te komen?”
Evie vocht tegen de slaap die haar lichaam plots indrong. Ze wilde niet dat Serene haar acties bepaalde. Toch waren haar ogen al dichtgevallen.

Ps. Timbertje, ik hoop dat alles beetje klopt

Het meisje keek naar haar schouder en streek er met haar hand overheen. Er was niets meer van de wond te zien. Een blik van verwondering viel er over haar gezicht, voor dat ze blij Evie om de hals vloog. “De pijn is weg!” Ze drukte een kus op Evies wang die Evie liet opkleuren. Ze kon haar wangen nog steeds voelen gloeien nadat het meisje haar al weer had losgelaten.
“Ik kan nu wel een dansje doen!” Het meisje bleef opgewekt, iets wat Evie ook al haar zorgen liet vergeten en haar terug bracht naar haar vrolijke persoonlijkheid. In plaats van dat zij dansten leek de aarde het werk onder hen te doen. Alles leek in beweging te zijn en Evie wiebelde om haar zwaartepunt goed te houden.
“Misschien kunnen we het beste hier gewoon wachten tot de rest terugkomt.” Het meisje liet zich tegen een boom aanzakken. Ze zag er uitgeput uit. Wat logisch was, het was een zware dag geweest. En ondanks dat Evie de wond kon genezen kon ze niet het verloren bloed terug brengen of de energie die het had gekost.
“Ik ben echt op.” Het meisje begroef haar gezicht in haar knieen die ze dicht tegen zich aan had getrokken.
Evie bleef haar even observerend aankijken voor ze zelf ook neerzat. Ze was gaan liggen en leek al snel te slapen. Met een zucht liet Evie zich naar achter vallen en staarde naar de maan hoog aan de hemel. Een zachte streling van ijskoude vingers gleed langs haar wang. Ze keek niet opzij om de persoon te zien die naast haar lag, maar haar gezicht vertrok wel en de zachte glimlach viel eraf.
Slaap maar, mijn kindje, morgen is een grote dag. Je wilt toch niet uitgeput zijn voor we dit bos uit weten te komen?”
Evie vocht tegen de slaap die haar lichaam plots indrong. Ze wilde niet dat Serene haar acties bepaalde. Toch waren haar ogen al dichtgevallen.
Regenboog of regenboog, waarom ben je krom?
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
-
- Balpen
- Berichten: 146
- Lid geworden op: 22 mei 2008 18:10
Ooc: Jodie, Het kan zijn dat ik je nou vast heb gezet =S Als dat zo is dan spijt het me..
Ze zag het allemaal weer opnieuw. De grond was bedekt met sneeuw. De lucht was vuurrood en engelen stonden bij de villa om daar haar familie op te wachten. Ze zag haarzelf staan naast naar vader en moeder. Ze had de hand van haar zusje vast. Seishin was daar 5 jaar jonger en had een zwart jurkje aan met twee riemen die er kruislings omheen hingen. Haar zusje had een net jurkje aan met een kapje op haar hoofd. Haar ouders waren zoals gewoonlijk net gekleed.
De kleine Seishin keek om en met grote, hartverwarmende ogen keek ze de oude versie van haarzelf aan. Zijzelf begin te trillen toen ze die ogen zag. Ze wist wat er ging gebeuren. Ze liet zich op haar knieën vallen en hield haar handen voor haar ogen.
Gekrijs en gehuil was overal te horen. Wapens die met brute krachten tegen elkaar geslagen werden en spreuken die heen en weer geroepen werden. Tot alles plots stil werd en het lied van haar moeder klonk. Het lied was gevuld met verdriet. Zachtjes zong Seishin het lied mee en keek ze naar de sneeuw onder haar voeten. Alles was rood van het bloed. Alles was rood. Met een krijs hield het gezang op.
Het slachtveld kleurde rood. De kleine Seishin stond er midden in. Haar handen bedekt met bloed. Ze draaide zich naar haar oudere versie toe en keek haar recht in de ogen. Waar waren de hartverwarmende ogen gebleven? Ze waren koel en gevoelloos. Alsof ze geen emoties meer had.
Seishin liep op haar af en sloeg haar armen om haar heen. Ze had toen zo verlangd naar steun, maar nooit gekregen. Nu kon ze zichzelf steunen. Ze gleed met haar handen over de handjes van haar kleine versie en streek het bloed er van af. Ze maakte het lied van haar moeder af. Haar stem galde door de lege zalen van de villa en het echode door de bossen. Ze sloot haar ogen en voelde het bestaan om haar heen minderen. Als een droom verdween alles. Ze opende haar ogen en bevond zich weer op de plek die haar gedachten verlaten hadden.
Kleine elfjes cirkelde om haar heen en klonken vrolijk.
"Je hebt je angsten overwonnen." riepen ze vrolijk en wezen naar het noorden. Seishin keek om en zag een grote cirkel met beelden. De rest van de groep was er ook. Opgelucht liep ze eropaf maar stopte net voor ze de cirkel betreedt. Snel draaide ze zich om en rende naar Evie. Ze sliep, maar haar gezicht vertelde dat ze niet wilde slapen. Voorzichtig porde ze met haar vinger in de buik van het meisje.
"Hallo? Word wakker. Ik heb de rest gevonden." Ze werd niet wakker. Seishin zou haar nooit alleen kunnen dragen maar wilde ook niet de rest om hulp vragen. Wat zou er gebeuren als ze de cirkel betrad, zou ze dan nog terug kunnen? Ze kon moeilijk Evie alleen achterlaten.
"Word nou wakker." ze klonk steeds paniekeriger. Na lang wachten opende het meisje haar ogen.
"Kom!" Seishin hielp haar overeind en leidde de half-slapende Evie naar de stenen cirkel.
Ze zag het allemaal weer opnieuw. De grond was bedekt met sneeuw. De lucht was vuurrood en engelen stonden bij de villa om daar haar familie op te wachten. Ze zag haarzelf staan naast naar vader en moeder. Ze had de hand van haar zusje vast. Seishin was daar 5 jaar jonger en had een zwart jurkje aan met twee riemen die er kruislings omheen hingen. Haar zusje had een net jurkje aan met een kapje op haar hoofd. Haar ouders waren zoals gewoonlijk net gekleed.
De kleine Seishin keek om en met grote, hartverwarmende ogen keek ze de oude versie van haarzelf aan. Zijzelf begin te trillen toen ze die ogen zag. Ze wist wat er ging gebeuren. Ze liet zich op haar knieën vallen en hield haar handen voor haar ogen.
Gekrijs en gehuil was overal te horen. Wapens die met brute krachten tegen elkaar geslagen werden en spreuken die heen en weer geroepen werden. Tot alles plots stil werd en het lied van haar moeder klonk. Het lied was gevuld met verdriet. Zachtjes zong Seishin het lied mee en keek ze naar de sneeuw onder haar voeten. Alles was rood van het bloed. Alles was rood. Met een krijs hield het gezang op.
Het slachtveld kleurde rood. De kleine Seishin stond er midden in. Haar handen bedekt met bloed. Ze draaide zich naar haar oudere versie toe en keek haar recht in de ogen. Waar waren de hartverwarmende ogen gebleven? Ze waren koel en gevoelloos. Alsof ze geen emoties meer had.
Seishin liep op haar af en sloeg haar armen om haar heen. Ze had toen zo verlangd naar steun, maar nooit gekregen. Nu kon ze zichzelf steunen. Ze gleed met haar handen over de handjes van haar kleine versie en streek het bloed er van af. Ze maakte het lied van haar moeder af. Haar stem galde door de lege zalen van de villa en het echode door de bossen. Ze sloot haar ogen en voelde het bestaan om haar heen minderen. Als een droom verdween alles. Ze opende haar ogen en bevond zich weer op de plek die haar gedachten verlaten hadden.
Kleine elfjes cirkelde om haar heen en klonken vrolijk.
"Je hebt je angsten overwonnen." riepen ze vrolijk en wezen naar het noorden. Seishin keek om en zag een grote cirkel met beelden. De rest van de groep was er ook. Opgelucht liep ze eropaf maar stopte net voor ze de cirkel betreedt. Snel draaide ze zich om en rende naar Evie. Ze sliep, maar haar gezicht vertelde dat ze niet wilde slapen. Voorzichtig porde ze met haar vinger in de buik van het meisje.
"Hallo? Word wakker. Ik heb de rest gevonden." Ze werd niet wakker. Seishin zou haar nooit alleen kunnen dragen maar wilde ook niet de rest om hulp vragen. Wat zou er gebeuren als ze de cirkel betrad, zou ze dan nog terug kunnen? Ze kon moeilijk Evie alleen achterlaten.
"Word nou wakker." ze klonk steeds paniekeriger. Na lang wachten opende het meisje haar ogen.
"Kom!" Seishin hielp haar overeind en leidde de half-slapende Evie naar de stenen cirkel.
Laatst gewijzigd door timbertje2 op 03 mei 2011 21:59, 2 keer totaal gewijzigd.
(>'_')># "I was going to give you this waffle.."
#<('_'<) "..But then I was like.. "
(>'#'<) "..I'm hungry"
(>'_'<) "..So I ate it"
(>^_^<) "Hehe"
- Saskjezwaard
- Computer
- Berichten: 4449
- Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
- Locatie: in bed
De man was verdwenen! Kearne keek zoekend om zich heen, maar kon geen enkele voetspoor of zelfs maar een teken vinden dat hij hier geweest was. Alsof hij zich opgelost had in de lucht. Hoe was dat mogelijk? Zijn voetsporen hielden opeens op, poef, weg.
Kearne haalde zijn schouders op alsof het hem niks deed, maar toch was hij meer op zijn hoede toen hij verder liep. Zijn zwaard hield hij nog in zijn handen, voor het geval dat hij hem nodig had. De maan leek telkens van vorm te wisselen, de ene keer was hij vol, een moment later was het een sikkel, maar het gaf genoeg licht om de weg voor hem te zien. De bomen wierpen grillige schaduwen op het pad. Het vreemde spel van licht en duisternis deed niks met Kearne, hij was nergens bang voor. Daarin was hij het tegenovergestelde van Avonmore, die leek wel voor iedere beweging weg te duiken. Voor de zoveelste keer vervloekte hij het geluk van die idioot.
Met grote passen liep hij verder, maar nog steeds was er geen spoor van de man te vinden. De andere wezens waren ook onvindbaar. Gefrustreerd bleef hij midden op het pad staan. Waar was iedereen? Hij begon te twijfelen, zou hij magisch proberen te zoeken naar leven? Dat kostte hem wel veel energie, iets wat hij liever behield in dit vreemde bos. Het was een extra hulpmiddel in het geval dat hij in gevaar zou komen waarin zijn zwaard hem niet kon helpen.
Een bekend gekriebel ontstond in zijn lichaam en Kearne vloekte luid. Hij had niet zo lang stil moeten staan, dat gaf onjuiste signalen door aan zijn geest dat hij niet meer in gevaar was. Het was het beste als hij in deze gedaante door het bos zou lopen, in dat slungelige lijf van Avonmore zou hij ooit nog eens zijn nek breken.
Tegen beter weten in begon hij te rennen, in een poging om de verslavende adrenaline door zijn lichaam te laten pompen. Het gewriemel bleef aanhouden en werd almaar erger, totdat hij zich niet meer kon bewegen en in volle vaart struikelde over zijn dode voeten. Met een klap viel hij op de grond, maar hij voelde de pijn al niet meer. Kearne was weer in slaap.
Avonmore keek verbaasd naar het donkere zand waar hij op lag. Hij veegde het van zijn gezicht en kwam langzaam overeind. Waar was hij nu weer? Met een grote lach op zijn gezicht keek hij om zich heen. Zijn magische beschermengel had hem weer geholpen en de beren waren verdwenen. Dat hij verplaatst was, maakte hem niet zoveel uit, als die monsters maar weg waren.
Lichtpuntjes zweefden plotseling door de lucht en kwamen samen in een menselijke gestalte. Verbaasd keek Avonmore ernaar. Het licht werd sterk en zwakte daarna af, hoewel er nog steeds een lichte gloed over de vorm lag. Langzaam werden de gezichtstrekken duidelijk. Zwart, zacht haar dat in de wind waaide. Het hing tot over zijn voorhoofd en voor zijn bruine ogen, die doordringend naar Avonmore keken, dwars door de haarlokken heen. Avonmore verstijfde en piepte van schrik. Dit kon niet, dit was Kearne! Hij was dood!
"Het spijt me," jammerde hij, "het was niet mijn bedoeling om je te doden. De spreuk ging per ongeluk fout en toen raakte ik jou. Oké, ik moet toegeven, ik was ook boos op je, maar het was niet mijn bedoeling je te raken, ik wilde je alleen maar een lesje leren zodat je op zou houden mij te treiteren. Het ging helemaal fout en au!"
Avonmore greep naar zijn wang. Kearne had hem geslagen en keek hem aan met die bruine ogen waar altijd minachting in lag. Minachting voor Avonmore's kleren, voor zijn gedrag, voor zijn onhandigheid. Alleen in magie was hij beter geweest en dat had Kearne niet kunnen verkroppen.
Het spottende lachje dat om Kearne's dunne lippen lag, was nog steeds hetzelfde als al die jaren geleden. Avonmore had er nachtmerries over gehad, was schreeuwend wakker geworden met dat gezicht vol afschuw op zijn netvlies gebrand. Misschien was het toch geen ongeluk geweest.
Plotseling stroomde er woede door Avonmores aderen, hetzelfde gevoel als hij die fatale avond gehad had. Kearne was dood, hij was eindelijk van hem af en toch bleef hij hem achtervolgen. Hij leek er maar niet vanaf te komen. Maar nu had Avonmore er genoeg van!
"Jij bent dood! Eindelijk ben ik van je af en dan heb je het lef om op te staan uit je graf. Doe iedereen een plezier en ga terug naar onder de grond waar je vandaan komt en val niemand meer lastig. Ik dood je met plezier nog een keer!"
Het was voor het grootste deel pure bluf, Avonmore wist zeker dat hij nooit meer iemand zou kunnen doden. Maar dat wist de geest-Kearne niet. Avonmore fronste zijn wenkbrauwen en staarde zo boos mogelijk naar Kearne.
Kearne's lach verbreedde en hij begon op Avonmore af te rennen. Verstijfd van schrik bleef hij staan. De geest zweefde op hem af en botste tegen hem aan. In plaats van een harde klap leek het alsof hij door een muur van ijskoud water was geraakt. Een vreemde prikkeling ontstond in zijn borst en even voelde hij iets vreemds, iets duisters aan de rand van zijn geest zitten. Kearne!
Gegiechel klonk door de lucht en alles werd plotseling helder om hem heen. Verdwaasd keek hij naar de open plek die voor hem verschenen was. Er was een kring van stenen elfjes, die net zo groot waren als hijzelf. In het midden van de plek stonden de andere wezens die ook uit de gevangenis kwamen.
Avonmore voelde geen blijdschap of opluchting toen hij ze zag. Hij bleef over zijn borst wrijven, zoekend naar het gevoel, maar het was verdwenen. Toch wist hij dat het er was. Moedeloos liet hij zich op zijn knieën zakken en begroef zijn gezicht in zijn handen. Zachtjes begon hij te huilen. Kearne was niet dood, op een of andere manier zat hij in hem en de elfjes hadden dat hem laten zien.
Kearne haalde zijn schouders op alsof het hem niks deed, maar toch was hij meer op zijn hoede toen hij verder liep. Zijn zwaard hield hij nog in zijn handen, voor het geval dat hij hem nodig had. De maan leek telkens van vorm te wisselen, de ene keer was hij vol, een moment later was het een sikkel, maar het gaf genoeg licht om de weg voor hem te zien. De bomen wierpen grillige schaduwen op het pad. Het vreemde spel van licht en duisternis deed niks met Kearne, hij was nergens bang voor. Daarin was hij het tegenovergestelde van Avonmore, die leek wel voor iedere beweging weg te duiken. Voor de zoveelste keer vervloekte hij het geluk van die idioot.
Met grote passen liep hij verder, maar nog steeds was er geen spoor van de man te vinden. De andere wezens waren ook onvindbaar. Gefrustreerd bleef hij midden op het pad staan. Waar was iedereen? Hij begon te twijfelen, zou hij magisch proberen te zoeken naar leven? Dat kostte hem wel veel energie, iets wat hij liever behield in dit vreemde bos. Het was een extra hulpmiddel in het geval dat hij in gevaar zou komen waarin zijn zwaard hem niet kon helpen.
Een bekend gekriebel ontstond in zijn lichaam en Kearne vloekte luid. Hij had niet zo lang stil moeten staan, dat gaf onjuiste signalen door aan zijn geest dat hij niet meer in gevaar was. Het was het beste als hij in deze gedaante door het bos zou lopen, in dat slungelige lijf van Avonmore zou hij ooit nog eens zijn nek breken.
Tegen beter weten in begon hij te rennen, in een poging om de verslavende adrenaline door zijn lichaam te laten pompen. Het gewriemel bleef aanhouden en werd almaar erger, totdat hij zich niet meer kon bewegen en in volle vaart struikelde over zijn dode voeten. Met een klap viel hij op de grond, maar hij voelde de pijn al niet meer. Kearne was weer in slaap.
Avonmore keek verbaasd naar het donkere zand waar hij op lag. Hij veegde het van zijn gezicht en kwam langzaam overeind. Waar was hij nu weer? Met een grote lach op zijn gezicht keek hij om zich heen. Zijn magische beschermengel had hem weer geholpen en de beren waren verdwenen. Dat hij verplaatst was, maakte hem niet zoveel uit, als die monsters maar weg waren.
Lichtpuntjes zweefden plotseling door de lucht en kwamen samen in een menselijke gestalte. Verbaasd keek Avonmore ernaar. Het licht werd sterk en zwakte daarna af, hoewel er nog steeds een lichte gloed over de vorm lag. Langzaam werden de gezichtstrekken duidelijk. Zwart, zacht haar dat in de wind waaide. Het hing tot over zijn voorhoofd en voor zijn bruine ogen, die doordringend naar Avonmore keken, dwars door de haarlokken heen. Avonmore verstijfde en piepte van schrik. Dit kon niet, dit was Kearne! Hij was dood!
"Het spijt me," jammerde hij, "het was niet mijn bedoeling om je te doden. De spreuk ging per ongeluk fout en toen raakte ik jou. Oké, ik moet toegeven, ik was ook boos op je, maar het was niet mijn bedoeling je te raken, ik wilde je alleen maar een lesje leren zodat je op zou houden mij te treiteren. Het ging helemaal fout en au!"
Avonmore greep naar zijn wang. Kearne had hem geslagen en keek hem aan met die bruine ogen waar altijd minachting in lag. Minachting voor Avonmore's kleren, voor zijn gedrag, voor zijn onhandigheid. Alleen in magie was hij beter geweest en dat had Kearne niet kunnen verkroppen.
Het spottende lachje dat om Kearne's dunne lippen lag, was nog steeds hetzelfde als al die jaren geleden. Avonmore had er nachtmerries over gehad, was schreeuwend wakker geworden met dat gezicht vol afschuw op zijn netvlies gebrand. Misschien was het toch geen ongeluk geweest.
Plotseling stroomde er woede door Avonmores aderen, hetzelfde gevoel als hij die fatale avond gehad had. Kearne was dood, hij was eindelijk van hem af en toch bleef hij hem achtervolgen. Hij leek er maar niet vanaf te komen. Maar nu had Avonmore er genoeg van!
"Jij bent dood! Eindelijk ben ik van je af en dan heb je het lef om op te staan uit je graf. Doe iedereen een plezier en ga terug naar onder de grond waar je vandaan komt en val niemand meer lastig. Ik dood je met plezier nog een keer!"
Het was voor het grootste deel pure bluf, Avonmore wist zeker dat hij nooit meer iemand zou kunnen doden. Maar dat wist de geest-Kearne niet. Avonmore fronste zijn wenkbrauwen en staarde zo boos mogelijk naar Kearne.
Kearne's lach verbreedde en hij begon op Avonmore af te rennen. Verstijfd van schrik bleef hij staan. De geest zweefde op hem af en botste tegen hem aan. In plaats van een harde klap leek het alsof hij door een muur van ijskoud water was geraakt. Een vreemde prikkeling ontstond in zijn borst en even voelde hij iets vreemds, iets duisters aan de rand van zijn geest zitten. Kearne!
Gegiechel klonk door de lucht en alles werd plotseling helder om hem heen. Verdwaasd keek hij naar de open plek die voor hem verschenen was. Er was een kring van stenen elfjes, die net zo groot waren als hijzelf. In het midden van de plek stonden de andere wezens die ook uit de gevangenis kwamen.
Avonmore voelde geen blijdschap of opluchting toen hij ze zag. Hij bleef over zijn borst wrijven, zoekend naar het gevoel, maar het was verdwenen. Toch wist hij dat het er was. Moedeloos liet hij zich op zijn knieën zakken en begroef zijn gezicht in zijn handen. Zachtjes begon hij te huilen. Kearne was niet dood, op een of andere manier zat hij in hem en de elfjes hadden dat hem laten zien.
And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath