Re: Het vervloekte nageslacht (schrijnende liefde)
Geplaatst: 16 dec 2012 12:10
Ik ben benieuwd of je vermoeden uitkomt yociame, maar dat zullen we gauw genoeg zien denk ik 
______________________________________________________________________
De soldaten voerden hen helemaal mee naar beneden, naar de velden onderaan de schuine wand. Het was er vreemd, mooier dan Ayleth had gedacht. Hier en daar stonden bomen die gevuld waren met fruit en zingende vogels, het gras was helder groen en de grond was warm onder haar voeten nu de zon niet meer wegviel achter de schaduw van de rotswand. Het gebied strekte zich uit zo ver als ze kon kijken en ging verderop weer over in een volgende rotswand en daarnaast in een dicht, ondoordringbaar bos. Het was er sereen, vredig haast. In tegenstelling tot de kale rotswand die ze net gepasseerd waren, deed dit gedeelte haar haast aan thuis denken.
Ayleth liep met de soldaten mee richting de houten gebouwtjes die ze net al uit de verte had gezien. Het waren rechthoekige gebouwen met een laag puntdak erop, allemaal van houten planken gemaakt. Toen ze hadden gewacht tot de soldaten de deur hadden opgemaakt en toen één voor één naar binnen werden geduwd, zag ze dat het barakken waren.
Ze zag bedden, overal om zich heen. Meestal waren het er twee boven elkaar, soms drie. Er lag eenvoudig linnen op de stromatrassen en overal was een bundeltje kleren bij gelegd. Er zaten labels bij, en toen ze goed keek, zag ze dat ieder label de naam van één van de Leodaanse vrouwen droeg.
Ze schrok toen één van de Irfaanse soldaten plotseling begon te spreken.
‘Ieder bed is aan iemand toegewezen,’ klonk zijn stem. ‘Zoek het bed dat voor jou bestemd is en trek de kleren aan die erop liggen. Over een kwartier worden jullie opgehaald en op de binnenplaats verwacht. De deuren gaan op slot, maar wie er alsnog probeert te ontsnappen, zal gestraft worden. Geloof me als ik zeg dat er hier geen plek is om naartoe te vluchten. Ongehoorzaamheid leidt tot sancties.’
Ayleth keek opzij toen ze beweging naast zich zag: een andere soldaat was bezig de boeien van de vrouwen door te snijden om ze de gelegenheid te geven zich om te kleden. Ayleth ontweek zijn blik en hield haar handen voor hem op toen hij het mes onder haar boeien zette. Hij sneed ze door en het was alsof Ayleths polsen een zucht van opluchting slaakten toen haar beschadigde huid weer de ruimte kreeg om te ademen.
De soldaat die gesproken had wachtte even tot ook de laatste vrouw bevrijd was van haar boeien en trok toen de deur open. De andere soldaten begonnen één voor één de ruimte te verlaten.
‘Denk aan wat ik gezegd heb,’ zei de soldaat bij de deur. ‘Jullie krijgen een kwartier. Geen seconde langer. Zorg dat je klaar bent als we terugkomen. Hou je alleen bezig met wat je moet doen en niet met andere dingen: onderling praten is niet toegestaan.’
Hij wachtte tot de laatste soldaat de barak uitwas en liep toen zelf ook door de deuropening.
‘Een kwartier,’ herhaalde hij nog een laatste keer. Toen sloeg de deur dicht en klonk het geluid van sloten die van buitenaf op slot werden gedraaid.
Het werd weer stil binnenin de barak. Eerst gebeurde er niets. Even was er alleen het geluid van zacht gehuil en gesnik,en het was of niemand zich durfde te bewegen. De stemmen van de soldaten waren van buiten te horen en iedereen keek angstig en onzeker naar de deur, naar de andere vrouwen en naar de bedden in de barak. Iedereen leek overdonderd te zijn door wat er gebeurd werd, door de vrijheid die het wegnemen van de boeien het plotseling gegeven had, maar door de woorden van de soldaat en de sloten op de deur die hen gelijk weer gevangen zouden houden.

______________________________________________________________________
De soldaten voerden hen helemaal mee naar beneden, naar de velden onderaan de schuine wand. Het was er vreemd, mooier dan Ayleth had gedacht. Hier en daar stonden bomen die gevuld waren met fruit en zingende vogels, het gras was helder groen en de grond was warm onder haar voeten nu de zon niet meer wegviel achter de schaduw van de rotswand. Het gebied strekte zich uit zo ver als ze kon kijken en ging verderop weer over in een volgende rotswand en daarnaast in een dicht, ondoordringbaar bos. Het was er sereen, vredig haast. In tegenstelling tot de kale rotswand die ze net gepasseerd waren, deed dit gedeelte haar haast aan thuis denken.
Ayleth liep met de soldaten mee richting de houten gebouwtjes die ze net al uit de verte had gezien. Het waren rechthoekige gebouwen met een laag puntdak erop, allemaal van houten planken gemaakt. Toen ze hadden gewacht tot de soldaten de deur hadden opgemaakt en toen één voor één naar binnen werden geduwd, zag ze dat het barakken waren.
Ze zag bedden, overal om zich heen. Meestal waren het er twee boven elkaar, soms drie. Er lag eenvoudig linnen op de stromatrassen en overal was een bundeltje kleren bij gelegd. Er zaten labels bij, en toen ze goed keek, zag ze dat ieder label de naam van één van de Leodaanse vrouwen droeg.
Ze schrok toen één van de Irfaanse soldaten plotseling begon te spreken.
‘Ieder bed is aan iemand toegewezen,’ klonk zijn stem. ‘Zoek het bed dat voor jou bestemd is en trek de kleren aan die erop liggen. Over een kwartier worden jullie opgehaald en op de binnenplaats verwacht. De deuren gaan op slot, maar wie er alsnog probeert te ontsnappen, zal gestraft worden. Geloof me als ik zeg dat er hier geen plek is om naartoe te vluchten. Ongehoorzaamheid leidt tot sancties.’
Ayleth keek opzij toen ze beweging naast zich zag: een andere soldaat was bezig de boeien van de vrouwen door te snijden om ze de gelegenheid te geven zich om te kleden. Ayleth ontweek zijn blik en hield haar handen voor hem op toen hij het mes onder haar boeien zette. Hij sneed ze door en het was alsof Ayleths polsen een zucht van opluchting slaakten toen haar beschadigde huid weer de ruimte kreeg om te ademen.
De soldaat die gesproken had wachtte even tot ook de laatste vrouw bevrijd was van haar boeien en trok toen de deur open. De andere soldaten begonnen één voor één de ruimte te verlaten.
‘Denk aan wat ik gezegd heb,’ zei de soldaat bij de deur. ‘Jullie krijgen een kwartier. Geen seconde langer. Zorg dat je klaar bent als we terugkomen. Hou je alleen bezig met wat je moet doen en niet met andere dingen: onderling praten is niet toegestaan.’
Hij wachtte tot de laatste soldaat de barak uitwas en liep toen zelf ook door de deuropening.
‘Een kwartier,’ herhaalde hij nog een laatste keer. Toen sloeg de deur dicht en klonk het geluid van sloten die van buitenaf op slot werden gedraaid.
Het werd weer stil binnenin de barak. Eerst gebeurde er niets. Even was er alleen het geluid van zacht gehuil en gesnik,en het was of niemand zich durfde te bewegen. De stemmen van de soldaten waren van buiten te horen en iedereen keek angstig en onzeker naar de deur, naar de andere vrouwen en naar de bedden in de barak. Iedereen leek overdonderd te zijn door wat er gebeurd werd, door de vrijheid die het wegnemen van de boeien het plotseling gegeven had, maar door de woorden van de soldaat en de sloten op de deur die hen gelijk weer gevangen zouden houden.