Het vervloekte nageslacht (schrijnende liefde)

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dag allemaal,

Eigenlijk wilde ik wachten met het posten van dit verhaal tot ik Cirque des Vampires helemaal afgepost had hier, maar ik heb zoveel ideeen voor dit verhaal dat ik niet meer kon wachten :) ik zal nog niet teveel loslaten, kan wel zeggen dat de eerste paar stukjes rozengeur en manenschijn zijn, maar dat dat drastisch verandert met de loop der tijd. Het speelt in een middeleeuwen-achtige fantasiewereld, vandaar dat het bij De Poort naar de Andere Wereld staat. Er komt later in het verhaal ook een flinke dosis (moeilijke) liefde in voor :) titel is tijdelijk, kon even geen andere bedenken, vandaar zo cheesy.

________________________________________________________________________________

Hoofdstuk 1

Ayleth zat onder de grote bloesemboom net buiten de muren van het kasteel. Er waaide een prettige wind, die de geur van de witte bloemen boven haar hoofd naar haar omlaag voerde en de bladzijden van het boek in haar handen licht in beweging bracht. Het was prachtig buiten het kasteel in deze tijd van het jaar. Het korte gras was felgroen, het lange haast honinggeel en overal stonden bomen in volle bloei. Afgezien van het ruisen van het hoge gras en het gepiep van kleine wilde vogeltjes hoorde ze alleen de geluiden de geervalken en sperwers vanuit de hoge Westertoren. Boven alles uit klonk de roep van de slechtvalk van haar vader.
Ayleth hield ervan om buiten te zijn. Zelfs in de winter, als het koud was en de hele wereld wit, maar nu helemaal. Ze hield van het gevoel van aarzelende zonnestralen op haar huid, van de regenboog die ver weg achter de heuvels verdween. Het was de tijd van nieuw leven, met ontkiemende zaadjes en jonge, speelse dieren. Ze vond het een verspilling om op zulke dagen in het kasteel te zijn. Haar vader zei er wel eens wat van, dat ze in het goede seizoen meer tijd onder een boom dan in zijn aanwezigheid doorbracht, maar ze wist echter dat hij het niet erg vond. Hij voedde haar nu twintig jaar alleen op, sinds de dood van haar moeder tijdens haar eerste levensjaar, en nooit had hij haar beperkt. Andere heren huwelijkten hun dochters uit, om diverse redenen, maar Athalos niet. Hij legde haar nooit iets op, afgezien van de meest logische levenslessen. En ze hoefde niet alleen muziek te maken of gewonden te leren verzorgn, zoals de andere vrouwen van haar leeftijd. Athalos leerde Ayleth paardrijden en schrijven, zoals hij dat haar broer ook had geleerd. Hij wilde dat ze later de mogelijkheid zou hebben haar eigen leven in te richten en daar was ze hemdankbaar voor.
Ayleth sloeg een bladzijde van haar boek om en las door. Dit boek had ze van Joseph gekregen, haar verloofde. Over niet al te lange tijd zou ze met hem trouwen. Joseph was de zoon van de beste vriend van haar vader, Borin. Haar vader en Borin voerden samen het leger aan. Ayleth had zelf voor Joseph gekozen. Hij vocht ook in het leger en hield daarnaast van lezen. Dit boek had ze van hem gekregen en het ging over pratende dieren. Zo leek het, maar Ayleth wist dat er meer achter zat. De dieren stonden allemaal voor menselijke ondeugden en vormden samen de gemeenschap van Irfan, hun grootste vijand. Irfan lag aan de andere kant van de zee, enkele mijlen over het water. Met goed daglicht kon ze de stenen muur aan de overkant zien liggen. Het boek spotte met de stad en de mensen die er woonden. Het leger was er bloeddorstig, de heersers hebzuchtig en de mensen dom. Ayleth vond het amusant, maar geloofde er niet teveel van. Waarschijnlijk hadden de mensen van Irfan ook zulke boekjes over Leodeth, haar stad.
Ayleth werd afgeleid van het hoofdstuk over de leeuw en de wezel toen ze iemand haar naam hoorde roepen. Ze keek op, langs de witte bloesemblaadjes die zo nu en dan vanuit de boom naar de grond vielen. Verderop zag ze een figuurtje rennen dat hevig naar haar zwaaide en haar naam bleef roepen. De ijzeren delen van zijn harnas blonken in het licht van de felle zon en ze kon het klepperen van de losse onderdelen horen naarmate hij dichterbij kwam. Ayleth glimlachte. Het was Joseph. Ze zou zijn manier van doen nog van kilometers afstand kunnen herkennen. Hij was met haar vader en zijn vader en nog wat mensen van het leger naar het binnenland geweest. Ze hadden allemaal niet willen vertellen wat ze daar gingen doen en iedereen was razend nieuwsgierig geweest. Ayleth ook. Athalos had niet veel geheimen voor zijn dochter, maar nu had ze niets bij hem los kunnen krijgen.
Joseph riep iets naar haar wat ze niet verstond en ze klapte haar boek dicht. Ze kwam overeind en streek haar ellebooglange haar over haar schouder. Joseph kwam luid rammelend dichterbij en nu pas hoorde ze over het geluid van zijn harnas heen wat hij riep.
‘Paarden!’ riep Joseph. ‘De nieuwe paarden zijn er!’ Een grote lach trok Ayleth’s mondhoeken omhoog. Dat was dus wat ze waren gaan doen in het binnenland. Eens in de zoveel tijd, als het leger teveel paarden verloren had, werd er een groep geselecteerd die nieuwe dieren ging halen. De selectieprocedure voor die groep was nog een hele klus, want de weg naar de andere dorpen was gevaarlijk en degenen die meegingen moesten ook nog verstand van paarden en handel hebben. Het was de eerste keer dat Joseph mee was geweest. Ayleth wilde ook, al jaren, maar er gingen nooit vrouwen mee. Jammer genoeg waren er nog steeds mensen die van mening waren dat vrouwen niet geschikt waren om te onderhandelen en al helemaal niet om gevaarlijke reizen te maken. De kans dat ze onderweg rovers tegenkwamen was groot en niet in alle dorpen werden de mensen van Leodeth even vriendelijk ontvangen. De mensen uit omliggende dorpen hadden elkaar altijd met het nodige wantrouwen bekeken.
Laatst gewijzigd door Jeetje op 10 sep 2012 20:52, 2 keer totaal gewijzigd.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Little_Miss_Perfect
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 724
Lid geworden op: 27 apr 2012 18:49
Locatie: Mars

Melikes. Ga verder. :3
It's so hard to forget someone who gave you so much to remember. <3
mena1998
Typmachine
Typmachine
Berichten: 771
Lid geworden op: 04 sep 2011 11:50
Locatie: Heelal, Melkweg, Aarde, Europa, Nederland, (Provincie) Groningen, Oude Pekela

Nice, ik heb het met veel plezier gelezen. Als je zo goed schrijft moet ik toch maar eens overwegen om dat Cirque des Vampires te gaan lezen, maar wel als hij af is. :P.

Ik lees dit keer goed mee, want dat andere verhaal (zie twee zinnen ago) was al te lang om nou nog mee te beginnen maar ik ga het wel doen :D.

Liefs Floor
Shit happens, just flush it and move on!
ejell
Toetsenbord
Toetsenbord
Berichten: 1805
Lid geworden op: 16 jun 2011 22:21
Locatie: Lima Heights Adjacent

Yay nieuw verhaal! Als je maar wel verder blijft posten bij Cirque hoor! Dit klinkt echt heel leuk en chill, maar jou "kennende"... Ben echt benieuwd! Xx
When the power of love overcomes the love of power.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Jeej wat tof, gelijk drie reacties! :D Super bedankt allemaal :) Ejell, geen zorgen, Cirque is inmiddels af op mijn computer dus dat komt helemaal goed met posten :) ik moest expres van mezelf wachten met dat verhaal afronden voor ik hier aan verder ging, dus no problemo! :)
Nieuw stukje erbij, hope u like it!

__________________________________________________________________________________

Ayleth kwam onder haar boom vandaan en rende naar Joseph toe. Haar lange, witte jurk wapperde om haar benen en springend baande ze zich een weg door het hoge gras, dat bijna dezelfde kleur had als haar blonde haar.
‘Hoe is het gegaan?’ riep ze, nog voor ze goed en wel bij Joseph in de buurt was. ’Zitten er goede paarden bij? Is er nog iets gebeurd onderweg?’ Ze naar Joseph toe en sloeg haar armen om zijn nek. Joseph bleek niet zwaar genoeg om onder het gewicht van én zijn harnas én Ayleth overeind te blijven en hij viel achterover in het lange gras, met Ayleth bovenop zich.
‘Gerder is een oor kwijt,’ zei hij, nog nahijgend van de inspanning die het hem gekost had om met zijn harnas aan te rennen. ‘We werden op de heenweg overvallen, door rovers. Ze waren met te weinig om ons aan te kunnen, maar eentje schoot een pijl naar Gerder en die nam zijn oor mee.’ Ayleth bleef bovenop hem zitten en keek hem met grote ogen aan.
‘Echt?’
‘Ja, je had het moeten zien. Hij wist niet wat er gebeurde. De rest van de reis heeft hij alleen maar lopen kermen, terwijl Medar het bloeden allang gestelpt had.’ Hij lachte. ‘Toen we bij de handelaar kwamen, vroeg Borin of ze Gerder wilden houden. Omdat hij een oor miste, hoefde hij er alleen een geit voor terug.’ Ayleth lachte ook en veegde haar haren uit haar gezicht toen ze voor haar langs waaiden.
‘Werd hij boos?’
‘Wie, Gerder? Natuurlijk, die kan nooit ergens om lachen als het over hemzelf gaat. Help me even overeind, wil je?’ Ayleth kwam overeind en pakte Joseph bij zijn arm.
‘Gerder heeft geen zelfspot,’ zei ze terwijl ze hem overeind hees. ‘Dat is zijn probleem. Hij krijgt nooit een vrouw als hij zich zo blijft gedragen.’ Joseph wiste het zweet van zijn voorhoofd en herpositioneerde een plaat van zijn harnas ter hoogte van zijn pols.
‘Nee, maar Borins humor is ook niet voor iedereen weggelegd. Ga je mee terug? Je moet het nieuwe paard van je vader zien, hij is echt fantastisch.’
‘O, ik ben zo benieuwd. Niet te snel lopen, je moet me alles vertellen onderweg.’
Niet veel later liepen Ayleth en Joseph door alle bedrijvigheid op de binnenplaats van het kasteel heen naar de grote overdekte stallen. Het was druk tussen de kasteelmuren, overal liepen mensen en werden paarden aan touwhalsters heen en weer geleid. Waarschijnlijk was inmiddels bijna iedereen op de hoogte van de tocht die de soldaten hadden gemaakt en alle mensen uit de nabije omgeving waren naar het kasteel gekomen om de nieuwe paarden te zien. Een overvloed aan geluiden galmde tussen de dikke buitenmuren van het kasteel. Overal waren pratende mensen, soldaten die dingen over en weer riepen en snerpend hinnikende paarden die onrustig werden van de drukte op het plein.
Ayleth liet zich door Joseph meevoeren door de menigte en keek naar een soldaat die een enorm zwart paard naar de kraal probeerde te krijgen. Het dier had zijn voeten stevig in de grond geplant en hoe hard de soldaat ook trok, hij kwam geen pas van zijn plek. Achter hem stonden twee bruine paarden die exact hetzelfde deden. Een paar andere dieren liepen dribbelend mee naast hun begeleider en verderop zag ze een gespierd, voskleurig paard dat bijna dwars over een soldaat heen naar de andere kant van de binnenplaats rende. Het was een complete chaos en zo was het al zolang ze zich kon herinneren. Er kwamen te veel mensen, de binnenplaats was te klein en de paarden waren te opgefokt door de onstuimige reis en de onwennige nieuwe omgeving. Er was wel eens overwogen de aankomst van de nieuwe paarden besloten te houden, maar door de jaren heen was het een soort traditie geworden dat de hele omgeving uitliep om te komen kijken, net als het feest erna. Zoveel gezamenlijke activiteit was er niet meer, dus de meeste heren koesterden deze uitzondering dan ook gretig.
Ayleth kneep in Joseph’s hand en trok hem naar zich toe.
‘Kijk,’ zei ze en ze wees naar het losgebroken voskleurige paard, dat moeiteloos over de barricade heen sprong die de soldaten aan het opzetten waren om hem tot halt te brengen. ‘Van wie is die?’ Joseph kwam naast haar staan en keek langs de mensen heen naar het paard dat Ayleth aanwees.
‘Van mijn vader,’ zei hij. ‘Niet zo groot, maar beresterk, zeiden ze.’ Vlug zetten ze een stap opzij toen het paard een scherpe bocht maakte en rakelings langs de menigte de andere kant op rende. Wonderlijk genoeg leek het dier niet eens in paniek en juist erg tevreden met deze nieuwe manier om zijn benen te strekken. Iedereen lachte toen een boer uit de menigte opzij sprong om niet platgewalst te worden door het paard en hij vervolgens languit in een hoge waterbak terecht kwam. Ayleth keek lachend hoe het paard zich omdraaide en weer de andere kant op rende en ging om haar tenen staan toen de mensen om haar heen haar het zich ontnamen.
‘Welke is van mijn vader?’ vroeg ze toen het bruine paard verderop gevangen werd door een dappere soldaat. Joseph grijnsde.
‘Degene die het meeste herrie maakt,’ zei hij. ‘Hij is niet over het hoofd te zien.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
mena1998
Typmachine
Typmachine
Berichten: 771
Lid geworden op: 04 sep 2011 11:50
Locatie: Heelal, Melkweg, Aarde, Europa, Nederland, (Provincie) Groningen, Oude Pekela

:D Hoe krijg je het voor elkaar, gewoon goed (ik weet geen ander woord ervoor op dit moment...)!
Shit happens, just flush it and move on!
Little_Miss_Perfect
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 724
Lid geworden op: 27 apr 2012 18:49
Locatie: Mars

Ja, het is goed. Awesome. Je moet verder man. ;o
It's so hard to forget someone who gave you so much to remember. <3
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Super dat jullie het leuk vinden! :D Heel erg bedankt voor het lezen en de reacties! :) Voorlopig is alles nog even leuk en mooi, maar dat slaat vanzelf om ;)

_______________________________________________________________________

Ze keken om toen er een ander geluid over de binnenplaats galmde. Het was een hinnik, een hengstenhinnik, zo laag en zwaar dat hij bijna niet meer als van een paard klonk. Het deed Ayleth nog het meeste aan één f ander, woest roofdier denken. Ze hoorde het geluid van lucht die door wijd opengesperde paardenneusgaten naar buiten werd geblazen en stemmen van soldaten die mensen maanden opzij te gaan. Joseph boog zich wat over haar schouder.
‘Als je het over de duivel hebt,’ zei hij zachtjes en Ayleth glimlachte even zijn kant uit. Ze probeerde langs de mensen heen te kijken om een glimp van Athalos’ nieuwe paard op te vangen, maar al gauw was het niet meer nodig. Ze hoorde een soldaat iets schreeuwen en het volgende moment torende er een steigerend paard hoog boven de menigte uit.
Het eerste wat haar opviel waren de ogen. Die waren niet zwart of donkerbruin, zoals bij alle paarden die ze ooit gezien had, maar lichtblauw. Het paard was wit, met rozige huid rondom de ogen en de snuit en lichtblauwe irissen met zwarte pupillen. Ayleth had nog nooit zo’n paard gezien. De manen waren lang en zwaar, het paard had een brede, gespierde nek en een ronde achterhand met een lange staart. En die ogen, vooral die ogen. Ze waren zo sprekend, ze kon er alles in zien. Verontwaardiging, wantrouwen, maar tevens een soort nieuwsgierigheid naar de mensen en andere paarden op de binnenplaats. Er was geen spoortje angst in te bekennen, enkel opwinding.
De mensen voor Ayleth weken opzij toen het paard weer met zijn voorbenen op de grond neerkwam. Het dier draafde een rondje om de soldaat die hem vasthield, met de staart in de lucht en de ronde nek opgericht, en het leek of hij zweefde. Een lange voorpluk wuifde langs de lichtblauwe ogen en opnieuw blies het paard hard lucht uit, geagiteerd door alle opwinding om hem heen. Ayleth kon haar ogen er niet meer van afwenden. Ze durfde op dat moment met volle overtuiging te zeggen dat ze nog nooit van haar leven zoiets moois gezien had.
‘Fantastisch, hè?’ zei Joseph zacht over haar schouder. ‘Je vader is de enige die er op kan rijden. Borin heeft het geprobeerd, maar die eindigde na een paar passen al ergens in een hek en Gerder onthoofdde hij zowat toen hij besloot een alternatieve route onder een lage tak door te nemen.’ Hij trok haar een stuk achteruit toen het paard zich steigerend en met maaiende voorbenen tegen de soldaat die hem vasthield keerde en er ging een bewonderend geluid door de menigte.
‘Ze zeggen dat hij het sterkste en het machtigste van alle paarden is,’ ging Joseph verder terwijl het paard de arme soldaat voor hem bijna voor zijn hoofd sloeg. ‘Hij kiest zelf aan wie hij gehoorzaamt. En weet je, die ogen? Het schijnt dat hij daarmee in het donker kan zien. Daarom zien ze er zo uit.’ Ayleth glimlachte licht, zonder haar ogen van het paard af te wenden.
‘Dat slaat nergens op,’ zei ze, half richting Joseph, half tegen zichzelf. De soldaat die het touw vasthad, rende achter het dansende paard aan en probeerde het naar de poort te leiden. Ayleth ging op haar tenen staan en keek ze na.
‘Waar gaan ze naartoe?’ vroeg ze over haar schouder. Joseph knikte naar de brede muur om de binnenplaats.
‘Naar buiten, naar het landgoed. Ze gaan eerst een paar dagen het land op voor ze de stallen ingaan.’ Verderop probeerden er mensen achter de paarden aan de poort uit te komen om ze bij de grasvlakten te bekijken, maar ze werden tegengehouden door de soldaten. Het was tijd dat de dieren rust kregen en de mensen verder gingen met de voorbereidingen voor het feest. Ayleth draaide zich om naar Joseph.
‘Weet je hoe we er kunnen komen?’ vroeg ze. Joseph grijnsde.
‘Ik weet wel een manier,’ zei hij. ‘Volg mij maar. Snel, voor de binnenplaats leegloopt.’ Hij pakte haar bij haar hand en nam haar mee naar de andere kant van de binnenplaats. Ze volgde hem door de menigte heen naar de Westermuur en daar klommen ze snel de trap op naar de vogeltoren. Joseph hielp haar halverwege de brede muur op en half gebukt draafden ze hand in hand over de stenen heen naar de toren aan de andere kant. Joseph stopte vlak bij de Noordertoren. Hij en Ayleth keken omhoog, naar de twee wachten die daar stonden om Irfan en de zee tussen hen in in de gaten te houden, maar ook zij keken over de rand van hun wachtpost heen naar de bedrijvigheid op het binnenplein.
Joseph keek om naar Ayleth, legde zijn wijsvinger tegen zijn lippen en liet haar hand los. Hij draaide zich om, keek nog een keer naar de wachten en liet zich toen langzaam langs de buitenkant van de muur naar beneden zakken. Ayleth keek hoe langzaam hij via de enorme klimop die langs de stenen woekerde naar beneden klom. Boven haar hoofd praatten de wachten met elkaar over een meisje dat ze op de binnenplaats zagen lopen, dus Ayleth zag haar kans schoon. Ze draaide zich om en begon achter Joseph aan naar beneden te klimmen. Een tak kraakte, maar ze keek niet op om te zien of de wachten haar gehoord hadden.
‘Je bent er bijna,’ zei Joseph met gedempte stem. Hij pakte haar been vast en hielp haar het laatste stuk naar beneden. De laatst stap zette ze echter verkeerd. Ze voelde haar voet wegglijden en haar adem stokte in haar keel. Ze verloor haar grip op de klimop en viel achterover tegen Joseph aan, die doordoor zijn evenwicht verloor en luid rammelend met Ayleth en al op zijn rug de grond terecht kwam.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
mena1998
Typmachine
Typmachine
Berichten: 771
Lid geworden op: 04 sep 2011 11:50
Locatie: Heelal, Melkweg, Aarde, Europa, Nederland, (Provincie) Groningen, Oude Pekela

Jeetje schreef:Het deed Ayleth nog het meeste aan één f ander, woest roofdier denken.
f=of
Jeetje schreef:Een lange voorpluk wuifde langs de lichtblauwe ogen en opnieuw blies het paard hard lucht uit, geagiteerd door alle opwinding om hem heen.
niets fout denk ik maar wat is geagiteerd? :$

Niet meer in de aanbieding van mij :D

Ga je snel door?

Liefs Floor
Shit happens, just flush it and move on!
Mooonie
Vulpen
Vulpen
Berichten: 325
Lid geworden op: 11 sep 2011 14:12
Locatie: Hoorn

Jee! Je bent een nieuw verhaal begonnen :) Cirque des vampires was me al iets te ver...Ik denk wel dat ik het nog ga lezen als het af is. Ik kwam een paar foutjes tegen:
Ze naar Joseph toe en sloeg haar armen om zijn nek.
Volgens mij mist hier een woord tussen 'ze' en 'naar'
Ayleth keek lachend hoe het paard zich omdraaide en weer de andere kant op rende en ging om haar tenen staan toen de mensen om haar heen haar het zich ontnamen.
Om haar tenen = op haar tenen
De laatst stap zette ze echter verkeerd.
laatst = laatste
Ze verloor haar grip op de klimop en viel achterover tegen Joseph aan, die doordoor zijn evenwicht verloor en luid rammelend met Ayleth en al op zijn rug de grond terecht kwam.
Volgens mij ontbreekt 'op' tussen 'rug' en 'de'

Dat was het! Ik ben benieuwd wanneer de ellende begint...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel allemaal! Ook voor het verbeteren van de foutjes :) Menna, geagiteerd is een ander woord voor opgewonden, door drukte of spanning en dergelijke :)

Nieuw stukje erbij, hopelijk blijft het leuk :)

____________________________________________________________________________________

‘Hé!’ hoorden ze de wachten van boven roepen. ‘Wat moet dat daar?’ Ayleth krabbelde overeind en naast haar probeerde Joseph hetzelfde te doen.
‘Snel!’ siste hij zachtjes. ‘Help me overeind, voor ze beneden zijn.’ Ayleth pakte zijn hand en begon hem overeind te trekken. Boven hun hoofden riepen de wachten nog iets en aan meer rammelende bepantsering hoorde ze dat tenminste één van de twee naar beneden kwam rennen.
‘Kom, schiet op!’ zei ze terwijl Joseph puffend en steunend overeind kwam. Ze hield zijn hand vast en sleepte hem al mee voor hij goed en wel op zijn benen stond. Joseph struikelde achter haar aan en één van de wachten schreeuwde hen iets na. Joseph versnelde zijn pas, haalde haar in en trok haar de andere kant op.
‘Hierheen,’ hijgde hij en ze renden langs de muur heen door het gras. Ayleth hoorde het rammelen van de wachter achter hen en dook achter Joseph aan een nis in, tussen de dikke stenen van de muur. Het was er koel en stil en nahijgend wachtten ze gespannen op de wachter. Ayleths hart bonsde zo hard in haar borstkas dat ze bang was dat het hen zou verraden, maar de wachter rende hen voorbij zonder hen op te merken. Ze wachtten nog even, maar het geluid van zijn rammelende harnas stierf langzaam weg en verdween tenslotte helemaal. Ayleth keek naar opzij Joseph. Hun ogen twinkelden, er krulde een grijns om hun lippen en toen lachten ze allebei.

Joseph en Ayleth liepen verder naar de weides en verschuilden zich daar achter de stallen tot alle wachten en soldaten verdwenen waren. Al gauw was er geen mens meer te bekennen bij de paarden. Zoals altijd wanneer de soldaten terugkeerden van een reis, werd dat dezelfde avond gevierd met een gezamenlijk diner voor het hele rijk en daarop aansluitend een feest op de binnenplaats van het kasteel. Dat vergde veel voorbereiding en alle handen kwamen daarom van pas. Zelfs de soldaten vertrokken naar het kasteel om te helpen met versieren en koken. De stallen liepen langzaamaan leeg en eindelijk kregen de paarden hun welverdiende rust.
Toen Joseph en Aylet er zeker van waren dat er niemand meer in de buurt was, durfden ze het aan achter de stallen vandaan te komen. Ze zagen een aantal van de nieuwe paarden buiten staan, op een groot, afgezet stuk gras. Sommigen waren alweer gekalmeerd en stonden rustig te grazen, anderen liepen nog heen en weer door het land, de omgeving en elkaar bekijkend, of hieven af en toe hun hoofd op als ze een onbekend geluid hoorden. Op een apart, kleiner stuk land stond het witte paard van Athalos, Ayleths vader. Tot haar verbazing stond het dier kalm te grazen, ondanks het feit dat het net nog zo onstuimig was geweest. Het was of het paard zich niet druk maakte omdat het wist dat hem toch niets zou gebeuren.
‘Hij heet Abijah,’ zei Joseph terwijl ze naar de hengst toeliepen. ‘De handelaar zei dat hij zijn eigen berijder kiest. Schijnbaar heeft hij je vader gekozen. Hij heeft echt geluk met hem.’ Even bleven ze bij de omheining naar het paard staan kijken. Abijah richtte zijn hoofd op en keek naar hen, kauwend op een pluk gras. Ayleth had het idee dat de onnatuurlijk lichtblauwe ogen haar even recht aankeken, alvorens het paard zijn hoofd weer liet zakken en rustig verder ging met grazen. Ayleth voelde echter een vreemde aantrekkingskracht door die korte ontmoeting van hun ogen en ze zette een stap dichter naar het hek toe. Ze liet haar blik over de lange manen gaan, de glimmende, crèmekleurige, haast paarlemoerachtige vacht, en de dikke, lange staart die af en toe rustig heen en weer zwiepte om insecten te verjagen.
‘Het is een prachtig paard,’ zei ze. ‘Mijn vader heeft inderdaad geluk.’ Naast haar knikte Joseph. Ayleth keek even naar het hek tussen haar en het dier in en legde haar hand erop, aanvoelend hoe stevig het was. Ze stak haar been erdoor en Joseph keek verbaasd naar haar.
‘Wat doe je?’ vroeg hij enigszins gealarmeerd toen ze door het hek heen klom. Ze lachte en streek haar jurk en haar glad toen ze weer overeind kwam.
‘Alleen even kijken,’ zei ze. Voor ze zich omdraaide zag ze dat Joseph een beetje paniekerig om zich heen keek, doordringend haar naam noemend, maar ze reageerde niet en liep naar het witte paard toe.
‘Ayleth!’ hoorde ze Joseph achter zich sissen. ‘Kom terug, we mogen niet in het land komen!’ Maar Ayleth keek hoe het paard zijn hoofd oprichtte toen ze in de buurt kwam en vlak voor het dier bleef ze staan. Abijah spitste zijn oren, slikte een hap gras door en keek haar geïnteresseerd aan. Even keek ze terug, en toen stak ze haar hand uit, met de handpalm naar boven. Ze had het idee dat Adaijah haar even gadesloeg voor hij zijn hals strekte en aan haar hand snuffelde. Ze voelde de warme ademhaling op haar vingers, zag dat de blauwe ogen op die van haar gericht waren. Net toen Joseph weer haar naam riep, zette het paard plots een stap dichter naar haar toe en drukte zijn snuit in haar hand.
Ayleth kreeg een vreemd, diep gevoel toen ze de zachte snuit in haar hand voelde. Ze glimlachte breed en liet haar hand langzaam langs de kaak en de wang van het paard omhoog glijden. De vacht was fluweelachtig zacht en ze kon de spieren eronder voelen. Rustig streelde ze de sterke hals, kriebelde in de manen, en het paard bleef staan, schijnbaar tevreden, zonder zich te verroeren. Een tijd gebeurde er niets, tot Abijah plotseling ineens zijn hoofd oprichtte, alert, en de andere kant op keek, in de richting van de zee achter de duinen. Ayleth keek even naar de blauwe ogen en volgde zijn blik. Ze zag de duinen en daarachter de zee, eindeloos en golvend, maar verder niets. Het paard wendde zijn blik echter niet af en bleef minutenlang naar de blauwe vlakte staren, terwijl Ayleth xokm hals streelde. Het was of het dier iets zag wat zij niet zag en heel even gaf haar dat een onprettig gevoel.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ejell
Toetsenbord
Toetsenbord
Berichten: 1805
Lid geworden op: 16 jun 2011 22:21
Locatie: Lima Heights Adjacent

Jeetje schreef:Ayleth keek even naar de blauwe ogen en volgde zijn blik. Ze zag de duinen en daarachter de zee, eindeloos en golvend, maar verder niets. Het paard wendde zijn blik echter niet af en bleef minutenlang naar de blauwe vlakte staren, terwijl Ayleth xokm hals streelde. Het was of het dier iets zag wat zij niet zag en heel even gaf haar dat een onprettig gevoel.
Xokm? Dat moet denk ik 'zijn' zijn ofzo? xD

De laatste zin vind ik trouwens niet heel mooi, twee 'zag' in één zin...

Nou kom maar op met die drama hoor! I'm ready for it! (:
When the power of love overcomes the love of power.
mena1998
Typmachine
Typmachine
Berichten: 771
Lid geworden op: 04 sep 2011 11:50
Locatie: Heelal, Melkweg, Aarde, Europa, Nederland, (Provincie) Groningen, Oude Pekela

Jeetje schreef:Het was er koel en stil en nahijgend wachtten ze gespannen op de wachter.
Ik zou deze zin ombouwen of er twee zinnen van maken. Bv: Het was er koel en stil. Nahijgend wachtten ze gespannen op de wachter.
Dit leest voor mij een beetje raar...

Meer kon ik niet vinden.

Ga snel door alsjeblieft!

Liefs Floor
Shit happens, just flush it and move on!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Shit, verkeerd knopje aangeklikt, 'vind ik leuk' in plaats van 'plaats een reactie' :S kan een mod mijn like verwijderen? Dat staat zo stom op je eigen verhaal haha.

Anyway, bedankt voor het verbeteren van de foutjes en de reacties! :) De drama komt eraan, maar ik hou wel van een beetje uitgebreid vertellen haha.

____________________________________________________________________________

Ze werd uit haar gedachten opgeschrikt toen ze een bekende stem achter zich hoorde.
‘Ayleth. Volgens mij mag hij je wel,’ klonk het achter haar. Met een ruk draaide ze zich om. Ze zag haar vader aan de andere kant van het hek staan, met een glimlach op zijn gezicht. Hij droeg zijn wapenuitrusting en harnas nog en onder zijn grijze haardos en baard was zijn gezicht gebruind door de zon. Zijn lichtblauwe ogen stonden vrolijk, maar ondanks dat draaide Ayleth zich gauw naar hem om. Snel maakte ze een beleefde buiging. Als dochter van een aanvoerder moest ze het goede voorbeeld geven en eigenlijk betekende dat dat ze niet bij de stallen in de buurt mocht komen.
‘Vader,’ zei ze verontschuldigend. ‘Vergeef me dat ik hier ben. Ik wilde niet ongehoorzaam zijn, ik wilde-’ Maar haar vader wuifde haar woorden weg en stak zijn armen naar haar uit.
‘Het is goed,’ zei hij. ‘Kom hier en geef je oude vader een degelijke begroeting na zijn lange reis.’ De glimlach verscheen weer op Ayleths gezicht en ze tilde de rok van haar jurk op. Ze rende naar haar vader toe, boog zich over het hek en sloeg haar armen om zijn nek. Haar vader trok haar tegen zich aan, het hek tussen hen in negerend, en ze voelde zijn grote, warme hand op haar hoofd. Het voelde veilig en vertrouwd.
‘Vader,’ zei ze. ‘Ik ben zo blij u weer in goede gezondheid thuis te zien.’ Haar vader pakte haar bij haar schouders en hield haar een stukje van zich af. Hij streek haar lange haar achter haar oor en keek naar haar met die zachte blik in zijn ogen, die ze wel vaker zag als hij haar een tijd had moeten missen.
‘Dat is geheel wederzijds, Ayleth. Het is wreed een vader zo lang van zijn dochter te scheiden.’ Hij keek naar haar gezicht en streek over haar wang.
‘Je wordt met de dag mooier, Ayleth. Je gaat steeds meer op je moeder lijken.’ Ayleth glimlachte een beetje verlegen en ze richtte haar blik op de grond voor haar voeten.
‘Dank u, vader. Ik heb u gemist. Het is kinderachtig, maar soms zou ik willen ik dat u nooit meer weg hoefde en we meer tijd samen in het kasteel konden doorbrengen.’ Haar vader streek over haar haren.
‘Ik ook, mijn dochter. En die tijd zal komen. Als ik oud ben en niet meer geschikt als aanvoerder, zal ik iedere dag van mijn verdere leven met je doorbrengen. Tegen de tijd zul je me moeten verzorgen en dan ben ik zo lastig dat je zou willen dat ik nog steeds af en toe nog op reis ging, zodat je af en toe even bij kon komen.’ Ayleth lachte. Haar vader liet haar los en hij gebaarde naar Joseph, die langs de afzetting naar hen toe kwam lopen.
‘Maar ik ben niet de enige die je lof verdient. Je toekomstige echtgenoot heeft zich moedig en waardig gedragen tijdens onze reis. Het was hem niet aan te zien dat het de eerste keer was dat hij met ons mee ging.’ Joseph kwam een beetje schoorvoetend naar hen toe en maakte een buiging naar Athalos.
‘Mijn excuses heer,’ zei hij. ‘Ik weet dat we hier niet mogen komen. Het was mijn idee om toch bij de paarden te gaan kijken. Ayleth treft geen blaam.’ Maar Athalos klopte hem op zijn rug.
‘En een al even eerbare jongheer als zijn vader,’ zei hij. ‘Je zult een goede man zijn voor mijn dochter, Joseph. Ik neem je niets kwalijk. Ik weet hoe enthousiast Ayleth kan worden als ze iets leuk vindt.’ Ayleth lachte en Joseph leek zichtbaar opgelucht omdat Athalos hem niet op zijn donder gaf voor het betreden van verboden terrein. Hij maakte nog een buiging als dank.
‘Dank u, mijn heer,’ zei hij. ‘Ik zal alles doen wat in mijn macht ligt om een goede echtgenoot voor haar te zijn.’ Athalos klopte hem op zijn schouder.
‘Dat weet ik. En jullie zullen samen een lang en gelukkig leven leiden als het lot dat toestaat. Daar twijfel ik niet aan.’ Hij pakte zijn dochter bij haar arm en hielp haar over het hek te klimmen.
‘Zo, wat kwamen jullie hier doen? Stiekem de nieuwe paarden aan het bekijken?’ Er kleurde een blos op Josephs wangen en Ayleth knikte.
‘Het was stil zonder u en de paarden, vader. Er is zo weinig te doen als ze weg zijn.’ Haar vader glimlachte.
‘Wel, nu zijn ze er weer,’ zei hij. ‘En als je het vriendelijk vraagt, wil Joseph je vast wel meenemen voor een rit.’
Toen de woorden van haar vader tot haar doordrongen, keek Ayleth zowel verrast als blij zijn kant op.
‘Wat?’ vroeg ze. Haar vader keek haar aan.
‘Wil je dat niet?’ vroeg hij. ‘Zjezina vertelde dat je de hele week verveeld hebt omdat je niet kon rijden omdat de paarden allemaal weg waren.’
‘O, jawel vader, dat wil ik dolgraag, maar de voorbereidingen voor het feest-’
‘Je heb genoeg gedaan voor het feest, Ayleth. Ik heb gehoord dat je de hele week bezig bent geweest. Neem nu even rust en ga een stuk rijden met Joseph. Neem mijn paard maar, dan kan hij ook zijn energie even kwijt.’
‘Uw paard?’ vroeg Ayleth met een hint van opwinding en hoop in haar stem. ‘U bedoelt uw oude paard?’ Athalos schudde zijn hoofd. Zijn ogen glommen en ze zag dat hij het fijn vond dat hij haar blij kon maken.
‘Nee, mijn nieuwe paard. Abijah.’ Toen Ayleth er van overtuigd was dat haar vader geen grapje maakte, vloog ze hem om de hals en kuste hem dankbaar over zijn hele gezicht. Hij liet het even lachend over zich heenkomen en klopte op haar rug, tot Ayleth hem weer losliet.
‘Mijn heer,’ zei Joseph naast hen een beetje onzeker. ‘Weet u zeker dat-’ Maar Athalos legde zijn arm om Josephs schouders en de andere om die van Ayleth en zo keken ze met z’n drieën naar het witte paard.
‘Ayleth is de beste amazone van Leodeth en Abijah lijkt haar te accepteren. Probeer het. Neem hem mee naar buiten en laat hem rennen, aan de omgeving wennen. Als het niet gaat kom je terug. Maar ik ken mijn dochter. Ik heb er alle vertrouwen in.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Mooonie
Vulpen
Vulpen
Berichten: 325
Lid geworden op: 11 sep 2011 14:12
Locatie: Hoorn

Ik heb net het een na nieuwste stukje gelezen. Even dacht ik dat ze de pineut waren. Dat harnas van Joseph is wel onhandig zeg...hij kan niet eens zelf opstaan, haha :)
Ik kwam één klein foutje tegen die volgensmij nog niemand verbetert heeft:
Toen Joseph en Aylet er zeker van waren dat er niemand meer in de buurt was, durfden ze het aan achter de stallen vandaan te komen.
Aylet = Ayleth, toch? ;)

Het laatste stukje lees ik morgen! Nu heb ik zin om naar m'n bedje te gaan...
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

ik had van Patrick gehoord dat het liken net zoals op facebook gaat, je kunt het dus liken en unliken. Dus nog een keer op dezelfde knop zou het werk moeten doen ;)
And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Niet veel later reden Ayleth en Joseph over de grote zandvlakte achter de duinen. Ze waren inmiddels al een tijdje onderweg. Eerst waren ze door het bos gegaan, toen hadden ze een stuk langs het strand gereden en vervolgens waren ze op de wijde vlakte uitgekomen. Daar hadden ze de paarden de vrije teugel gegeven. Ayleth was nog nooit van haar leven zo hard gegaan. Joseph reed op het oude paard van zijn vader, een goed paard, maar Abijah had hem al gauw achter zich gelaten. Voor hen was alleen de open vlakte met links de duinen en rechts het bos en Ayleth voelde de wind in haar haren en de enorme kracht van het paard onder zich. Ze was geen moment bang geweest. Zodra ze in het zadel was geklommen had ze gevoeld dat het goed zat. Abijah had even geprotesteerd, haar uitgetest, door op zijn plaats te blijven staan en met zijn voorbenen van de grond te komen, maar Ayleth had hem al gauw weer vooruit gekregen. Ze had hem beloond en vanaf dat moment was er niets meer aan de hand geweest. Het paard deed alles wat ze vroeg en ze wist dat hij voor haar zou zorgen.
Halverwege de zandvlakte had ze Abijah teruggenomen en was ze in een rustige stap verder gegaan. Joseph had haar ingehaald en was naast haar komen rijden. Josephs paard was bezweet, maar Abijah had geen druppeltje op zijn vacht staan.
Nu stapten ze op een rustig tempo over de zandvlakte. De paarden waren voldaan na de lange galop en de rust was teruggekeerd. Ayleth hield haar teugels bij het uiteinde vast en liet haar handen ontspannen op de boom van het zadel steunen. Ze voelde dat Abijah nog energie genoeg had, maar ze had niet de vrees dat hij ervandoor zou gaan. Kalm en ontspannen stapte hij onder haar en hij reageerde nauwelijks op geluiden om hen heen.
‘Weet je, Ayleth,’ zei Joseph naast haar terwijl ze de enorme zandvlakten doorkruisten. ‘Na wat je vader zei, daarnet… eh, er is iets wat ik je al een tijdje wil vragen.’ Ayleth drukte haar rechterbeen tegen de warme buik van Abijah om hem om een mul stuk zand heen te drijven en keek Josephs kant op.
‘O ja? Wat dan?’ Ze zag aan Joseph dat hij niet zo goed wist hoe hij zich een houding moest geven. Hij nam zijn teugels in één hand, toen weer in twee, schoof wat heen en weer op zijn zadel en streek een keer door zijn haar. Zijn blik hield hij op de hals van zijn paard gericht. Ayleth voelde een kriebel in haar buik. Ze wist dat Joseph iets belangrijks wilde vragen als hij zo deed en ze had al een vermoeden wat dat zou zijn.
Joseph schraapte zijn keel.
‘Nou, ik zit al een tijdje te denken hoe ik het het beste kan doen,’ zei hij terwijl hij het uiteinde van zijn teugels aan de andere kant van de hals van zijn paard hing. ‘Maar eigenlijk is geen enkele manier goed genoeg, dus ik doe het maar gewoon nu.’ Nog een keer schraapte hij zijn keel en Ayleth moest moeite doen niet te glimlachen om zijn onzekerheid. Ze wilde hem niet nog meer in verlegenheid brengen.
‘Nou, eh… ik wilde dus vragen, of je het goed vindt als ik je vader officieel toestemming vraag of ik een dag voor ons vast mag stellen. Voor onze bruiloft, bedoel ik.’ Ayleth kreeg een warm gevoel, dat zich van haar tenen tot haar vingers uitspreidde. In Leodeth was het traditie dat een jongeman eerst de vader van zijn verloofde een dag voor de bruiloft voorlegde, voordat hij haar zelf echt ten huwelijk zou vragen. Het was ook traditie daar toestemming voor te vragen aan de dame zelf. Wanneer een meisje haar verloofde toestond haar vader te benaderen, gold als een soort bezegeling en betekende dit het huwelijk doorgaans spoedig volgde.
‘O, natuurlijk mag je dat, Joseph!’ zei Ayleth verrukt en ze leunde naar Joseph toe. Ze sloeg haar arm om hem heen en begon hem op zijn wang te kussen, tot Abijah zijn oren in zijn nek legde en met een hoog geluid te kennen gaf dat hij de afstand tussen hem en Josephs paard te klein vond worden. Ayleth liet Joseph los en ging weer recht op haar zadel zitten, net zo breed lachend als Joseph, die een beetje rood gekleurd was.
‘Nou,’ zei hij een beetje plompverloren. ‘Dat wilde ik dus vragen.’ Ayletb lachte.
‘Ik dacht dat je het nooit zou vragen,’ zei ze. ‘Ik weet zeker dat mijn vader toestemming geeft. Het wordt een geweldige dag. Je hebt precies het goede jaargetijde uitgekozen.’ Joseph grijnsde een beetje schaapachtig. Ayleth vermoedde dat hij helemaal niet nagedacht had over het jaargetijde waarin het huwelijk zou plaatsvinden.
‘Ik ben van plan het hem vanavond te vragen,’ zei hij. ‘Tegen middernacht, na het feest.’ Ayleths glimlach verbreedde nog meer. Als Joseph haar vader vanavond om haar hand wilde vragen, had hij al een datum in zijn hoofd. Meestal was die datum niet meer dan twee of drie manen vooruit. Het zou dan niet lang meer duren voor ze echt met Joseph in het huwelijk zou treden. Ze kon niet wachten tot het zover was.
‘Dan moeten we wel zorgen dat de heren op het feest rustig aan doen met de mede’ zei ze lachend. ‘Anders weet Athalos morgen niet meer wat hij gezegd heeft.’ Joseph grijnsde scheef.
‘Misschien is dat juist wel handig,’ zei hij. ‘Dan kan ik het over een tijd nog een keer vragen als hij nee zegt.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Ayleth leunde weer naar Joseph toe en drukte een kus op zijn wang.
‘Hij zegt geen nee,’ zei ze met haar arm om zijn schouders. ‘Hij weet dat je de juiste echtgenoot voor mij bent. Je bent een geschikte jongeman en dat weet hij. Hij mag je, net als hij je vader mag.’ Joseph knikte.
‘Wat dat betreft hebben we het wel getroffen, ja. We waren al een soort grote familie en nu worden er echt één.’
‘Inderdaad. Dan horen we echt allemaal bij elkaar.’ Ze leunde naar Joseph toe en sloeg haar arm weer om hem heen, maar Abijah had schijnbaar schoon genoeg van de nabijheid van het paard naast hem. Hij maakte opnieuw een piepend geluid en hij haalde met zijn achterbeen uit naar Josephs rijdier. Beide paarden schoten er vandoor, allebei een andere kant op, en het lukte Ayleth beter die onverwachte schijnbeweging uit te zitten dan Joseph. Ze nam Abijah terug en stuurde hem in een cirkel terug naar het punt waar ze uit elkaar waren geschoten, en zag Joseph verderop halverwege de hals van zijn paard hangen, zich vastklampend aan zijn borsttuig. Ze lachte en keek hoe hij zich weer in het zadel probeerde te hijsen, wat bemoeilijkt werd door de verende draf van zijn paard. Toen het hem gelukt was, pakte hij zijn teugels weer vast en draafde terug naar Ayleth, die probeerde een hevig draaiende en zich drukmakende Abijah op zijn plaats te houden.
‘Wat zit jij nou te lachen?’ zei Joseph plagerig. ‘Je kunt beter die valse bok van je in toom houden dan mij te gaan zitten uitlachen. Mijn paard luistert tenminste naar me.’ Ayleth dreef Abijah opzij toen hij dreigend zijn achterhand naar Josephs paard richtte
‘En ik blijf tenminste zitten als mijn paard een keer ergens van schrikt,’ wierp ze lachend tegen. Joseph trok een gezicht.
‘O ja? Ik wil wedden dat ik jou eruit rijd op het rechte stuk naar het kasteel.’ Ayleth gaf Abijah wat been toen zijn voorbenen wat van de grond kwamen en keek Joseph grijzend aan.
‘Is dat een uitdaging? Ik dacht dat ik je op de heenweg wel al genoeg in de pan gehakt had.’ Joseph werd een beetje rood.
‘Dat was een korte sprint,’ wierp hij tegen. ‘Mijn paard is sneller op lange afstanden. Ik wil wedden dat ik je halverwege al voorbij ben.’ Ayleth draaide Abijah om, met zijn neus richting het kasteel.
‘Die staat,’ zei ze. ‘Maar als ik win, moet je vanavond op het feest minimaal drie liederen met me dansen.’ Josephs gezicht betrok een beetje. Hij had een grondige hekel aan dansen.
‘En als ik win?’ vroeg hij. Ayleths glimlach verbreedde.
‘Dan hoef je niet met me te dansen. De hele avond niet.’ Joseph keek even nadenkend voor zich uit. Toen knikte hij.
‘Goed,’ zei hij. ‘Dat lijkt me redelijk.’ Ayleth keek hem plagerig aan en ontspande haar greep om de teugels wat.
‘Mooi. Waar wacht je dan op?’ En ze legde haar benen tegen Abijah’s flanken en het paard stoof weg. Ze hoorde dat Joseph haar achterna kwam in de grote stofwolk die ze achterliet en ze glimlachte. Ze wist nu al dat Joseph haar niet meer zou inhalen. Dit zou een slechte avond voor hem worden.

Hoofdstuk

Tegen het einde van de middag waren Ayleth en Joseph weer terug bij het kasteel. Nadat ze de paarden hadden naverzorgd, gingen ze naar de binnenplaats om te kijken hoe ver de voorbereidingen van het feest inmiddels gevorderd waren. Ze troffen er bijna heel Leodeth aan, van de boeren tot de soldaten en de ambachtslieden. Het feest dat de terugkomst van de soldaten vierde was toegankelijk voor iedereen en traditiegetrouw kwam iedere ziel die van plan was mee te feesten helpen met de voorbereidingen. Hier en daar stonden groepjes te praten en de sfeer was goed, zoals altijd op dagen als deze. De aanvoerderfamilies, soldaten en ambachtslieden stonden kriskras door elkaar, ongeacht hun stand of afkomst. De verschillende standen in Leodeth gingen altijd al goed met elkaar om, maar dergelijke feesten en alles eromheen waren alleen nog maar beter voor het saamhorigheidsgevoel. Voor veel mensen was de gezelligheid en bedrijvigheid tijdens de voorbereidingen bijna net zo leuk als het diner en het feest zelf.
Zoals ieder jaar zou er eerst gezamenlijk worden gegeten. Daartoe stonden er lange rijen tafels en banken op de binnenplaats, zodat er plaats was voor iedereen die wilde komen. Overal liepen mensen rond die hielpen met het dekken van de tafels, het bereiden van eten en het versieren van de kasteelmuren. Zelfs de soldaten hielpen mee met bloemenkransen ophangen en vlees roken. Aan de andere kant van het terrein was een groepje soldaten en jonge mannen bezig een grote berg hout te bouwen. Na het eten werd er muziek gemaakt en gedanst, rondom het grote vuur dat daar een centrale rol in had.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
mena1998
Typmachine
Typmachine
Berichten: 771
Lid geworden op: 04 sep 2011 11:50
Locatie: Heelal, Melkweg, Aarde, Europa, Nederland, (Provincie) Groningen, Oude Pekela

Jeetje schreef:‘Dat wilde ik dus vragen.’ Ayletb lachte.
\
Ayletb=Ayleth :)
Jeetje schreef:Hoofdstuk
Welke?

Meer heb ik niet voor je. Het wordt echt leuk! Ga je snel door?

Liefs Floor
Shit happens, just flush it and move on!
Little_Miss_Perfect
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 724
Lid geworden op: 27 apr 2012 18:49
Locatie: Mars

Ik ga straks op school de twee laatste stukken lezen. :3 Moest weer even bijlezen maar ik moet nu echt op gaan schieten. :3 Ik hou heel erg van de manier waarop je schrijft, het sleept me mee en ik kan niet meer stoppen met lezen (behalve als ik in tijdnood zit en naar school moet dan, jij wint). Ik ben benieuwd naar de verdere loop van het verhaal, dus ik ga me denk ik even abonneren, maar ik zit eigenlijk heel vaak op de site dus ik denk dat ik het wel ga zien als er een stukje geplaatst is. :3

GO ON. <333
It's so hard to forget someone who gave you so much to remember. <3
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel, onwijs bedankt voor de leuke reacties :) doet me echt deugd om te zien dat mensen het leuk vinden om te lezen.

Nog een paar stukjes peace en dan breekt de hel los, dus geniet er nog even van haha.

_____________________________________________________________________________

Ayleth en Joseph mengden zich in de drukte om te helpen met de laatste voorbereidingen. Joseph hielp de andere soldaten met het ophangen van de banieren en Ayleth dekte samen met wat vrouwen uit het dorp de laatste tafels. Er werd gelachen en gepraat en de vele handen maakten dat het werk snel gedaan was. Toen het eten klaar was en in grote manden en schalen naar buiten werd gebracht, zocht iedereen een plek aan de tafel, bij mensen die hij kende of juist niet. Het eten werd neergezet en er werd voor iedereen die wilde mede of druivensap ingeschonken. Toen ieders glas gevuld was, kwam Athalos van zijn plaats aan één van de tafels overeind. Hij zat niet aan het hoofd, niet op een speciale plek, ondanks het feit dat hij hoofdaanvoerder was. Op dagen als deze was iedereen gelijk.
Athalos stond op, met zijn beker met mede in de hand. De mensen aan de tafels vielen stil toen ze zagen dat hij was opgestaan en ze keken allemaal zijn kant op. De hoofdaanvoerder hield altijd een korte toespraak om het feest te openen en de mensen luisterden graag naar Athalos. Hij had een bepaald soort natuurlijk charisma in zijn uitstraling en de manier waarop hij sprak dat het prettig maakte om hem te zien en horen spreken.
‘Mensen van Leodeth,’ zei Athalos toen iedereen zijn kant op keek. ‘Mijn trouwe soldaten, boeren, ambachtslieden en familie. Wat is het heerlijk om terug te zijn en iedereen in zo’n goede conditie terug te zien.’ Er werd instemmend gemompeld en Athalos keek naar de mensen aan de tafels.
‘Zoals de meesten van jullie inmiddels waarschijnlijk wel weten, is onze afgelopen reis een geslaagde gebleken. We hebben geen man verloren en afgezien van een enkeling die voortaan door het leven zal gaan als hij die maar één oor heeft, is iedereen ongeschonden teruggekomen.’ Iedereen lachte en keek om naar Gerder, die met een verband over zijn ontbrekende oor en een scheve grijns op zijn gezicht zijn hand ophief. Athalos glimlachte ook en hij keek de menigte rond.
‘Het doet me deugd om overal blije gezichten te zien, herenigde families en vrolijke kinderen. Het zijn dagen als deze die het meest betekenen voor aanvoerders als ik. Alles wat we doen, doen we voor jullie, voor ons, voor de mensen van Leodeth. Voor onze mooie stad en voor de hoop op een goed jaar en een mooie toekomst voor haar en al haar inwoners.’ Er werd instemmend gejuicht en geklapt en ook Ayleth keek glimlachend naar de lachende gezichten om haar heen naar dat van haar vader. Zijn blik ving die van haar even en hield die vast.
‘Want wij mogen trots zijn op onze stad, op onze voorspoedige geschiedenis, op onze mooie dochters en zonen. Laten we hopen dat onze toekomst net zo voorspoedig is als onze geschiedenis. Ik vraag u allen het glas te heffen en te toasten, op een goed, voorspoedig jaar, in de hoop dat iedereen die hier nu zit volgend jaar met dezelfde lach op zijn gezicht opnieuw op zijn plek aan deze tafels zal zitten.’ Hij hief zijn glas op en de mensen aan de tafels deden allemaal unaniem hetzelfde. Ze hielden hun bekers in de lucht en iedereen keek Athalos. Die zei, met zijn beker in de lucht: ‘Op een goed jaar.’ De mensen staken hun bekers omhoog en herhaalden met zijn allen zijn woorden: ‘Op een goed jaar.’ Ze namen allemaal een slok en zetten daarna traditiegetrouw hun beker met een bonk op de tafel neer. Athalos keek glimlachend de tafels rond, stak zijn armen in de lucht en zei: ‘Dan verklaar ik bij deze deze feestelijke avond als geopend. Veel plezier, allemaal. Eet wat je wilt, er is genoeg voor iedereen. Vanavond is er maar één vereiste en dat is dat iedereen het naar zijn zin heeft. Morgen is het weer tijd voor werk, nu enkel voor onbezorgdheid. Eet smakelijk, allemaal, en een heerlijke avond.’ Er werd gejuicht en geklapt en onmiddellijk barstte er weer een zee van geluid los. Mensen begonnen schalen door te geven over de tafels, er tikte bestek en gesprekken werden weer hervat.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Toch nog maar een stukje erbij...

_______________________________________________________________________________

Er werd gejuicht en geklapt en onmiddellijk barstte er weer een zee van geluid los. Mensen begonnen schalen door te geven over de tafels, er tikte bestek en gesprekken werden weer hervat. De geur van eten verspreidde zich over de binnenplaats en overal werd gegeten, gedronken en gelachen. Zelfs toen het diner al lang bezig was, kwamen er nog mensen binnenlopen die allemaal nog een plek aan de tafels kregen. Er was genoeg voor iedereen en de mede vloeide rijkelijk. Het was een perfect diner, dat precies zo werd als Athalos gewild had. Het enige wat er toe deed was dat moment en de onbezorgdheid ervan, het plezier en het saamhorigheidgevoel tussen iedere genietende levende ziel op de binnenplaats.
En niemand, geen mens aan de tafels op het erf van het kasteel, had zich toen kunnen indenken dat de avond ten einde zou komen op een manier die zo vreselijk was dat geen enkeling het voor mogelijk had gehouden.


Hoofdstuk

Na het eten barstte het feest in al zijn vreugde los. Tegen de tijd het diner tegen zijn einde liep begon het donker te worden en in de schemering van de kasteelmuren werd het grote vuur op het midden van de binnenplaats ontstoken. De soldaten hadden een enorme piramide van takken gemaakt met bergen kreupelhout erin, binnen een cirkel van stenen. Het hout was droog en brandbaar en toen ze het aanstaken, laaiden de vlammen tot hoog in de lucht op. Het vuur werd met gejuich ontvangen en niet lang daarna barstte het feest los. De muzikanten begonnen te spelen, op doedelzakken en grote trommels, in een opzwepende melodie die iedereen rondom het vuur in beweging bracht. De knetterende vlammen wierpen hun oranje gloed op de lachende gezichten en zwierende kleding. Ayleth danste samen met de anderen rond de vlammen, dan weer met zijn allen hand in hand om het vuur dansend, dan rondjes draaiend met Joseph, dan in haar eentje of met een klein groepje op en neer springend op de melodie van de doedelzakken. Ze gloeide en lachte en zag haar vader vanaf één van de tafels zo nu en dan glimlachend naar haar kijken op die manier waarop alleen vaders naar hun dochters konden kijken. Ook Joseph keek naar haar vanaf de kant, tenminste, op de momenten dat ze het toestond dat hij aan de tafels langs de muren bleef zitten. Gezien Joseph hun weddenschap die middag had verloren, moest hij het regelmatig over zich heen laten komen dat Ayleth hem aan zijn hand naar het grote vuur trok om met hem te dansen.
De soldaten bleven het vuur gedurende de hele nacht opstoken en het feest duurde nog lange tijd voort. Morgen had iedereen vrijaf van zijn gewoonlijke bezigheden, dus ieder die wilde kon de hele nacht doorfeesten. Er was immers genoeg tijd om de roes uit te slapen. Niet iedereen leek dat echter van plan, want tegen de ochtend begonnen er hier en daar groepjes langzaamaan hun weg naar huis te kiezen. Ook de mensen die wel achterbleven hadden inmiddels het grootste gedeelte van hun energie wel verbruikt en dus werd het ook rond het vuur rustiger. Hier en daar werd er nog wel gedanst, maar er waren ook steeds meer mensen die aan de lange tafels plaatsnamen om bij te komen en met elkaar te beraadslagen over het feest. De sfeer werd wat rustiger, maar bleef nog net zo warm en vrolijk als hij de gehele nacht geweest was.
Toen het wat rustiger begon te worden op de binnenplaats, verlieten ook Ayleth en Joseph de muren van het kasteel om even wat tijd met elkaar door te brengen. Ze doorkrusiten de kasteeltuin en liepen over de heuvels door het weidse landschap dat eromheen lag. Gedurende het eerste stuk kwamen ze nog andere paartjes en groepjes tegen die onder bomen of al lopende met elkaar praatten of op andere manieren met elkaar bezig waren, maar hoe verder ze van het kasteel verwijderd raakte, hoe stiller het om hen heen werd. Ze liepen expres een heel eind, zodat ze ver bij de anderen uit de buurt raakten. Na de eindeloze nacht die ze in het gezelschap van bijna iedere levende ziel die Leodeth rijk was hadden doorgebracht, hadden ze behoefte aan wat rust en tijd voor hen samen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

‘Als we straks terugkomen, ga ik het je vader vragen,’ zei Joseph terwijl ze hand in hand door het weidse landschap slenterden. ‘Als het wat rustiger is, dadelijk. En als hij nog nuchter is.’ Ayleth lachte. Ze hield de lange rok van haar jurk in haar hand en zwierde er een beetje mee terwijl ze voortliepen.
‘Ik geloof dat het wel meevalt,’ zei ze. ‘De heren hebben zich netjes gedragen, vanavond. Alleen Gerder was redelijk van het pad af.’ Joseph lachte ook.
‘Gerder is altijd van het pad af, ook als hij geen drank op heeft,’ zei hij. ‘Ik ken niemand die zo weinig humor heeft als hij. Ik begrijp niet hoe onze vaders het met hem uithouden.’
‘Ik begrijp niet hoe hij het met zichzelf uithoudt.’
‘Nee, ik ook niet. Ik hoop niet dat ik ooit zo wordt als hij.’ Hij trok een gezicht. ‘Als ik later ouder ben en zo eindig, krijg je van mij bij deze mijn toestemming om me in mijn slaap ergens mee te verstikken. Voor mijn eigen bestwil.’ Ayleth glimlachte. Ze zette hem stil, legde haar hand op zijn gezicht en draaide het haar kant op. Zacht drukte ze een kus op zijn lippen.
‘Je bent een veel beter mens dan Gerder,’ zei ze. ‘Je wordt nooit zoals hij.’ Joseph glimlachte ook en ze drukte nog een kus op zijn lippen. Toen ze hem weer aankeek, twinkelde er iets in haar ogen.
‘En als je wel zo wordt, zal ik je echt niet doden in je slaap. Daar is geen lol aan. Ik denk dat ik je meeneem naar de markt en je inruil voor een paard. Dan krijg ik er nog wat voor terug. Anders is het ook zo zonde.’ Joseph keek haar aan en hij trok quasi-beledigd zijn wenkbrauw op.
‘Voor één paard?’ vroeg hij. ‘Is dat alles wat ik waard ben?’ Ayleth grijnsde.
‘Sorry, je hebt gelijk,’ zei ze plagrig. ‘Ik schat je te hoog in. Een pakezel is logischer. Eén die niet kan balken en maar één oor heeft.’ Josephs gezicht vertrok in en grimas toen hij probeerde zijn lach te onderdrukken in een poging zielig te kijken. Toen greep hij haar echter vast en probeerde haar met een korte worsteling op de grond te krijgen.
‘Wacht maar, ik zal jou eens laten zien hoe goed ik kan balken,’ zei hij en Ayleth begon te lachen. Ze wrong zich uit zijn greep en maakte zich van hem los.
‘Dat lukt je toch niet,’ zei ze. ‘Ik ben je op een paard al de baas, laat staan nu. Leer eerst maar eens op je paard te blijven zitten zonder er bij het minste of geringste vanaf te vallen, dan kijken we daarna verder. Wat heb ik nu aan een echtgenoot die om de haverklap van zijn paard valt?’ Er trok een grijns over Josephs gezicht. Hij probeerde haar weer te grijpen, maar Ayleth draaide zich om en rende lachend weg. Springend rende ze door het gras om de bomen heen en Joseph kwam haar achterna. Ze daagde hem uit, ook al wist ze dat hij haar zou inhalen. Zij was misschien een betere ruiter, maar te voet was Joseph sneller dan zij. Het duurde dan ook niet lang voor het geluid van zijn voetstappen dichterbij kwam en haar inhaalde. Ayleth keek om, maar voor ze Joseph in het oog kreeg, had hij haar al vastgegrepen. Hij hield haar stevig vast en haakte zijn voet achter de hare, zodat ze samen in het gras terechtkwamen. Hij draaide haar op haar rug, ging bovenop haar zitten en drukte haar polsen aan weerszijden van haar hoofd tegen de grond. Ayleth keek hem hijgend aan en bleef op de grond liggen, met de lach nog op haar gezicht. Haar borstkas ging snel op en neer en haar wangen waren licht rood door de inspanning.
‘Neem dat terug,’ zei Joseph terwijl hij haar tegen de grond gedrukt hield. ‘Neem dat terug of we zullen eens kijken hoe makkelijk ik ergens vanaf te krijgen ben, dametje.’ Ayleth lachte en opende haar handpalmen als een soort teken van overgave.
‘Het spijt me, mijn heer. Ik excuseer mij voor het schenden van uw trots en geef me over aan uw wil. Alstublieft, aanvaard mijn excuses en vergeef mij mijn ondeugd.’ Josephs mondhoek krulde omhoog, in zijn typische, scheve grijns. Ze keken elkaar aan. Zijn handen waren warm om haar polsen en nog even gleden zijn ogen over haar stralende gezicht, maar toen boog hij zich naar voren. Hun gezichten kwamen dichter bij elkaar en hij drukte zijn lippen op de hare. Ayleth deed haar ogen dicht en de kus werd een zoen, die de speelse, drukke sfeer van daarnet veranderde in een warmere, kalmere connectie tussen hen in.
Na een tijdje liet Joseph Ayleth’s polsen los. Zijn handen gleden zacht omlaag, langs haar armen en haar oksels en ietwat aarzelend naar haar borsten. Daar bleven ze een beetje onzeker liggen. Joseph was altijd voorzichtig, alsof hij bang was dat hij te ver zou gaan, maar Ayleth vond het fijn om zo met hem samen te zijn. Ze wist dat hij zich aan de regels zou houden en voorzichtig met haar omging. Hij zou nooit te ver gaan. Daarom vertrouwde ze hem voor honderd procent.
Om hem te laten merken dat het goed was, pakte ze zijn handen vast en bracht ze omlaag. Ze legde ze tegen haar dijen en leidde ze langzaam omhoog, zodat de stof van haar jurk mee omhooggeschoven werd. Josephs handen gleden van de stof van haar dijhoge kousen naar haar naakte huid erboven en het gevoel van zijn warme handen op haar benen gaf haar kippenvel. Ze nam zijn gezicht in haar handen en verdiepte de kus, met haar ogen dicht en een vrijlustig gevoel dat door heel haar lichaam trok. Josephs borstkas bewoog in een versneld ritme tegen de hare en zijn wangen werden warmer onder haar handen. Op dit soort momenten wist ze dat het ook met hun lichamelijke connectie goed zat. Als ze met hem praatte ging alles van nature makkelijk, ze kon met hem lachen, maar ook als ze zo intiem met hem was, voelde het goed. Het bevestigde altijd hoe goed ze bij elkaar pasten. Ze hoorden bij elkaar.
Jonge stellen mochten in Leodeth naar traditie eigenlijk geen gemeenschap met elkaar hebben tot ze in de echt verbonden waren. Met elkaar slapen was iets dat bij het huwelijk hoorde en ook enkel daarin toegestaan was. Het was belangrijk voor hun zedelijkheid dat ze zich daaraan hielden en dat gold al helemaal voor Ayleth en Joseph, omdat zij kinderen waren van aanvoerders en dus juist het goede voorbeeld moesten geven. Dat wisten ze ook en met de gehele daad zouden ze ook wachten tot de huwelijksnacht, maar elkaar op oppervlakkige wijze liefkozen en aanhalen deden ze al wel. Het feit dat ze dat eigenlijk min of meer stiekem deden, maakte het alleen maar opwindender.
Die opwinding en de warme sfeer tussen hen was echter al gauw verdwenen toen er plotseling vanachter de struiken iemand naast hen opdook.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
mena1998
Typmachine
Typmachine
Berichten: 771
Lid geworden op: 04 sep 2011 11:50
Locatie: Heelal, Melkweg, Aarde, Europa, Nederland, (Provincie) Groningen, Oude Pekela

Ja flut! Kon je nog niet ietsje meer posten? :( Het is net zo leuk/schattig.
Nog een vraagje, waar haal jij die namen vandaan? Zulksoort namen zoek ik ook de hele tijd maar ik vind ze niet, en verzinnen kan ik al helemaal niet...
Geen feedback voor je stukjes, misschien later maar nu moet ik leren :(

Ga je snel door?

Liefs, Floor
Shit happens, just flush it and move on!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Bedankt voor je reactie Floor! Ik wist niet of er nog lezers waren dus dacht ik wacht maar even, maar nu weer een nieuw stukje :)

__________________________________________________________________________

Joseph en Ayleth schoten allebei tegelijk overeind, geschrokken door de plotselinge verschijning. Ze keken op en zagen een lakei van haar vader staan, die hijgend naast hen tot stilstand kwam.
Ayleth voelde dat ze rood wordt en snel trok ze haar rok omlaag. Vreemd genoeg leek de lakei zich echter helemaal niet ongemakkelijk te voelen door hoe hij hen net had aangetroffen. Het was of hij het niet eens doorhad. Hij boog wat naar voren en snakte naar adem om zo snel mogelijk weer te kunnen spreken. De uitdrukking op zijn gezicht hield het midden tussen wanhopig en licht paniekerig.
‘Vrouwe, ik zoek u al tijden,’ zei hij. ‘U moet terug naar het kasteel. De stad ligt onder vuur. De Irfanen… ze… ze hebben uw vader gevangengenomen.’ Met een ruk keken Ayleth en Joseph op. Het was of Ayleths hart even stopte met kloppen. De woorden van de lakei kwamen als de klap met een mokerhamer. Met grote ogen krabbelde ze overeind.
‘Wat?’ vroeg ze geschrokken. ‘De Irfanen? Mijn vader?’ De lakei knikte. Ayleth kon de wanhoop in zijn ogen zien.
‘Ze zijn overnacht aan komen varen, mijn dame, in het donker. Ze hebben gebruik gemaakt van onze occupatie met het feest. We hebben geprobeerd ze tegen te houden, maar… ze waren te snel. Voor we wisten wat er gebeurde, hadden ze het kasteel al overgelopen.’ Ayleths hart sloeg zwaar in haar borst. Er was kippenvel op haar hele lichaam verschenen en ze tastte naar achteren, naar Josephs hand. Ze pakte hem vast, maar haar ledematen voelden slap en haar gebrek aan kracht maakte haar greep zwak.
‘En mijn vader…’ De lakei schudde zijn hoofd, nog steeds proberend om op adem te komen.
‘Ze hebben uw vader gevangengenomen en eisen de overgave van Leodeth in ruil voor zijn vrijlating,’ zei hij. ‘Het is nog niet zeker wat er gaat gebeuren, maar het is nu zaak u en jongheer Joseph zo spoedig mogelijk binnen de veilige muren van het kasteel te krijgen. Alstublieft, vrouwe, volg mij terug naar de vesting. We kunnen niet nog meer mensen uit de aanvoerderfamilies verliezen.’ Ayleth en Joseph keken elkaar aan. Toen verstevigden ze de greep om elkaar hand en ze knikten naar de lakei. Hij draaide zich om en ze volgden hem rennend de heuvels over, het gras door terug naar het kasteel. Al gauw zagen ze het zwarte silhouet van het kasteel en de donkere stadsmuren die een lijn trokken langs het strand. Er kwam een vreemd, oranje licht boven de smuren uit, alsof er aan de andere kant op het strand vuren ontstoken waren. Aan de goede kant van de muren, binnen Leodeth, was het een chaos rondom het kasteel: overal renden mensen heen en weer met wapenuitrusting, harnassen en paarden en iedereen riep en gilde dingen over en weer naar elkaar. Van de feestvreugde die er eerder was geweest, was niets meer over.
Joseph en Ayleth volgden de lakei hand in hand terug naar het kasteel. Alles was gelijk in staat van oorlog gesteld: er was ook binnen de muren een linie met katapulten en automatische speerwerpers rond het kasteel opgesteld en er stonden wachten bij de toegangspoorten. Ze haalden hun speren opzij om Ayleth en Joseph met de lakei mee naar binnen te laten en duwden de zware deuren daarna achter hen dicht. Ayleth en Joseph volgden de lakei de lange wenteltrappen in de toren op, tot ze helemaal bovenin de Westertoren waren. Daar vonden ze Borin, Josephs vader, Gerder en wat andere hooggeplaatsten uit het leger in de Noodkamer. Ze hadden hun wapenuitrusting aan en stonden rondom een tafel met plattegronden en paperassen erop. Hun gezichten stonden zorgelijk.
Ayleth liep gauw met Joseph naar de tafel toe, liet Josephs hand los en maakte een snelle buiging.
‘Heer Borin, heren,’ zei ze en ze keek hen bevreesd aan. ‘De stad, mijn vader… is hij…’ Josephs vader keek haar kant op. Ook zijn gezicht stond zorgelijk.
‘Vrouwe Ayleth, mijn zoon Joseph’ zei hij. ‘Het spijt me, ik ben bang dat ik jullie nog geen goed nieuws kan brengen. Uw vader is in gijzeling genomen door de Irfanen. Ze eisen de overgave van de stad en dreigen hem anders zijn leven te ontnemen. Er is een bode naar Beliëth gestuurd, hun aanvoerder, met het verzoek om een kort beraad met uw vader. We willen niet over zijn leven beslissen zonder hem geraadpleegd te hebben.’ Ayleth keek hem geschrokken aan.
‘Maar… u zult mijn vader toch in veiligheid brengen?’ vroeg ze bevreesd. ‘U overweegt toch niet mijn vaders leven voor de stad te geven?’ Borin keek haar aan, maar toen wendde hij zijn blik af. Ze zag echter nog de pijn in zijn ogen voor hij dat deed en haar knieën begonnen te knikken. Ze keek om naar Joseph, die ietwat verloren achter haar stond.
‘Joseph, alsjeblieft, praat wat rede in je vader. Dat kunnen ze niet doen, ze kunnen Athalos leven niet geven. Hij is mijn vader, onze aanvoerder!’ Maar Joseph keek haar met dezelfde pijn in zijn ogen aan als zijn vader.
‘Het belang van de stad is minstens net zo groot, Ayleth,’ zei hij. ‘Als we ons overgeven, zijn we allemaal verloren.’
Laatst gewijzigd door Jeetje op 20 mei 2012 20:01, 2 keer totaal gewijzigd.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
mena1998
Typmachine
Typmachine
Berichten: 771
Lid geworden op: 04 sep 2011 11:50
Locatie: Heelal, Melkweg, Aarde, Europa, Nederland, (Provincie) Groningen, Oude Pekela

Hoezo geen lezers!? Het is gewoon goed! Gewoon posten, ooit leest iemand het wel. Ik kon in dit stukje geen fouten ondekken.
Shit happens, just flush it and move on!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Bedankt Floor! Ik heb er nog een stukje aanvast geplakt, het was wel erg kort anders!
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
mena1998
Typmachine
Typmachine
Berichten: 771
Lid geworden op: 04 sep 2011 11:50
Locatie: Heelal, Melkweg, Aarde, Europa, Nederland, (Provincie) Groningen, Oude Pekela

Aah, tynx! Bedankt! Nog een stukje! Nu de rest nog.....:P
Shit happens, just flush it and move on!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha weer een stukje van de rest dan! :)

_____________________________________________________________________________

Ayleth schudde haar hoofd, met tranen in haar ogen.
‘Dat is niet zo,’ zei ze wanhopig. ‘ We hoeven niet verloren te zijn. We weten nog niet eens wat ze willen!’ Ze voelde dat iemand een hand op haar schouder legde. Ze keek om en zag Borin achter zich staan.
‘Wat ze ook willen, levende Leodanen maken daar zeker geen onderdeel van uit, Ayleth,’ zei hij. ‘Het spijt me, maar Joseph heeft gelijk. Het belang van de stad gaat voor. Vermoedelijk wil je vader dat ook en daarom hebben we een bode gestuurd om een beraad met hem. Hopelijk zullen de Irfanen ons dat geven in hoop op overgave. Het is wachten op Athalos’ woord.’ Met tranen in haar ogen keek Ayleth hem aan. Een bang gevoel maakte zich van haar meester. Het plichtsbesef van haar vader was groter dan dat van ieder ander. Als ze hem lieten kiezen, zou hij zijn leven geven voor de stad. Maar dat kon niet, dat mocht niet gebeuren. Ze kon niet leven zonder hem, Leodeth kon niet bestaan zonder Athalos. Ze moesten hem tegenhouden. Ze moesten hun eigen beslissing nemen en een andere oplossing proberen te verzinnen.
Ayleth keek Borin wanhopig aan.
‘Maar u kent mijn vader, Borin. Hij zal zijn leven geven voor Leodeth als hij moet kiezen. Dat mag niet gebeuren. Er moet een andere oplossing zijn!’ Borin keek haar aan met iets van medelijden op zijn gezicht. Hij leek iets te willen zeggen, maar voor hij daar echter de kans toe kreeg, kwam er een soldaat de deuropening binnen stormen. Iedereen keek naar hem om. De soldaat nam zijn helm af en maakte een snelle buiging. Hij hijgde een beetje en de uitdrukking op zijn gezicht beloofde niet veel goeds.
‘Mijn heer Borin,’ zei hij. ‘De… de Irfanen zijn door de poorten van de stadsmuren gebroken. Ze lopen nu vrijelijk over ons land en doden willekeurig Leodanen. We hebben ze buiten de kasteelmuren kunnen stoppen, maar we houden ze niet lang meer. Wat zijn uw orders?’ Borin was gelijk weer alert. Hij draaide zich om naar de tafel en liet zijn ogen over de paperassen glijden.
‘Zijn er nog Leodanen buiten de kasteelmuren?’ vroeg hij toen terwijl hij opkeek naar de soldaat. De soldaat knikte.
‘Talloze, mijn heer. We hebben er enkelen op tijd binnen de kasteelmuren weten te krijgen, maar het grootste deel loopt nog rondom de vesting. Als we nu nog mensen in veiligheid proberen te brengen, is dat niet meer zonder het risico dat er Irfanen met hen mee naar binnen weten te dringen.’ Borins ogen gleden weer terug naar de perkamentrollen op de tafel. Even ging zijn blik erover heen en weer. Ayleth zag aan zijn ogen dat hij razendsnel nadacht.
‘Sluit de kasteelpoorten,’ zei hij toen. ‘Red wie je redden kan, maar neem geen risico. Zeg tegen de mensen die je niet meer binnen de muren kunt krijgen dat ze vluchten.’ De soldaat knikte en hij draaide zich om. Zonder nog iets te zeggen rende hij weg, de trap af naar beneden. Borin draaide zich om naar Gerder.
‘Gerder, laat alle soldaten hun gevechtsposities innemen op de muur. Vorm twee linies rondom de vesting en hou de Irfanen op afstand. Verzeker je ervan dat alle aanvoerderfamilies en nobelen in veiligheid zijn gebracht. Ga, nu. Joseph-’ Joseph keek op toen zijn vader hem aansprak. Borin keek zijn zoon aan.
‘Haal de vlaggenier,’ zei hij.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Tijgerlelie
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 362
Lid geworden op: 20 dec 2011 13:25

Hey Jeetje,

Het begin van je verhaal is taaltechnisch prima maar het mist iets wat het interessant maakt. De wilde hooggeboren jongedame die wat van de wereld wil zien hebben we al erg vaak gelezen (tenminste, ik wel) en je taalgebruik is erg... braaf? Ik lees nog niets wat dit verhaal anders maakt dan de rest. Het komt op mij nu over als een sprookje eigenlijk. Ik weet niet zo goed hoe het komt. Het vervelende is dat ik denk dat als ik over 10 fragmenten inschakel ik niets gemist heb... En dat kan nooit goed zijn. Dus ondanks dat er met je schrijven niets mis is zoek ik nog een reden waarom ik meer van je wereld wil weten.

En voetnoot, hoe kan het dat ze niet weet wat ze gingen doen als er zo’n strenge selectieprocedure aan vooraf gaat? Het klinkt als een reisje wat iedere soldaat wil maken en waar het hele kasteel van gegonst zal hebben... Maargoed, dat is een detail :)

Hieronder nog wat kleine dingetjes. Hopelijk heb je er wat aan!

Groetjes, Tijgerlelie.
Afgezien van het ruisen van het hoge gras en het gepiep van kleine wilde vogeltjes hoorde ze alleen de geluiden de geervalken en sperwers vanuit de hoge Westertoren.
De geluiden van de geervalken.
En ze hoefde niet alleen muziek te maken of gewonden te leren verzorgn, zoals de andere vrouwen van haar leeftijd.
Verzorgn = verzorgen
Hij wilde dat ze later de mogelijkheid zou hebben haar eigen leven in te richten en daar was ze hemdankbaar voor.
...hem (spatie) dankbaar voor.
Ayleth sloeg een bladzijde van haar boek om en las door. Dit boek had ze van Joseph gekregen, haar verloofde. Over niet al te lange tijd zou ze met hem trouwen. Joseph was de zoon van de beste vriend van haar vader, Borin. Haar vader en Borin voerden samen het leger aan. Ayleth had zelf voor Joseph gekozen. Hij vocht ook in het leger en hield daarnaast van lezen. Dit boek had ze van hem gekregen en het ging over pratende dieren. Zo leek het, maar Ayleth wist dat er meer achter zat.
Dit stuk loopt niet zo mooi. Alles zinnen zijn allemaal ongeveer even kort wat maakt dat het even voelt als een kinderverhaal (respectievelijk 11-9-11-12-9-6-11-13-11 woorden). Probeer variatie in je zinslengtes te houden.
De dieren stonden allemaal voor menselijke ondeugden en vormden samen de gemeenschap van Irfan, hun grootste vijand. Irfan lag aan de andere kant van de zee, enkele mijlen over het water. Met goed daglicht kon ze de stenen muur aan de overkant zien liggen. Het boek spotte met de stad en de mensen die er woonden. Het leger was er bloeddorstig, de heersers hebzuchtig en de mensen dom. Ayleth vond het amusant, maar geloofde er niet teveel van. Waarschijnlijk hadden de mensen van Irfan ook zulke boekjes over Leodeth, haar stad.
Is dit erg belangrijk om te weten? Veel boeken staan vol met dit soort vulalinea’s. Sommige mensen houden ervan, anderen niet. Ik vaak wel maar niet op de eerste bladzijde van het verhaal, dan wil ik geïntrigreerd worden door het verhaal, de personages en de wereld. Voor veel lezers zijn de eerste paar bladzijden (of zelfs de eerste zin/alinea) cruciaal of ze het uitlezen, denk er dus goed over na wat je hier echt kwijt wilt!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Ik schaam me diep, Tijgerlelie, ik dacht echt dat ik al een keer eerder op je reactie gereageerd had, maar schijnbaar dus niet. Mijn excuses voor mijn afschuwelijk late reactie!
Veel van de dingen die jij aanstipt zijn echter bewust zoals ze zijn; het idee dat het inderdaad enkel over de hooggeboren jongedame met een pittig randje gaat, terwijl het verhaal een totaal andere kant op zal gaan, het feit dat het op een soort sprookje lijkt (wat haar leven op dat moment ook feitelijk is) en dat het ook zo geschreven is: later zal het allemaal flink omslaan en hopelijk wordt door deze elementen die omslag alleen nog maar groter:) (met de nadruk op hopelijk haha). De alinea's die jij aanstipt als vulalinea's bevatten juist essentiele informatie, maar dat zal later nog blijken. :)
Verder heb je er hele goede dingen uitgehaald en heb ik zeker wat aan je reactie gehad:) waardeer het dus zeer zeker wel!

Argh, had nog meer willen typen maar moet eten, dus dan maar ff snel een nieuw stukje erbij (na een halve eeuw of zo). Ik weet dat het lang geleden is en eigenlijk hoor ik ook aan een ander verhaal te werken, maar het begon toch weer te kriebelen en hopelijk zijn er toch nog mensen die het leuk vinden om te lezen :)

________________________________________________________________

Joseph maakte een korte buiging naar zijn vader en draaide zich toen vlug om. Nog even keek hij Ayleth aan in het voorbijgaan, met een lichtelijk teneergeslagen uitdrukking op zijn gezicht, maar toen verdween hij door de zware deur de Noodkamer uit.
Ayleth ademde een keer diep in en legde haar hand op de plaats van haar hart. Ze tastte naar achteren en leunde met haar rug tegen de muur. Het was zo veel om in een keer te bevatten dat het haar benauwde. De aanval op de stad, de gevangenneming van haar vader, het gemak waarmee Borin en Joseph over zijn leven dachten. Het was of alles wat net nog mooi en goed was geweest in één als een kaartenhuis in elkaar stortte.
Ze schrok op toen ze van buiten een luide gil hoorde. Haar hart begon nog sneller te slaan en met haar hand op haar borst spoedde ze zich naar het raam, om te zien waar het geluid vandaan kwam. De aanblik van wat er zich buiten afspeelde, deed haar huiveren van afschuw. Rondon en binnen de buitenste muren van het kasteel zag ze tientallen dorpeling rennen, gillende vrouwen en huilende kinderen, tenmidden van minstens het dubbele aantal Irfaanse soldaten dat hen op paarden achterna zat. Ze beschoten de mannen met pijl en boog en zwaard en sleepten vrouwen mee over de grond. Binnen de binnenste kasteelmuren liep een veel te klein deel van de dorpelingen, het gedeelte dat de Leodaanse soldaten op tijd in veiligheid hadden weten te brengen, dat zich zo snel mogelijk naar de veilige binnenplaats begaf. De soldaten waren bezig de deuren te barricaderen om te voorkomen dat de Irfanen verder naar binnen zouden doorstoten en schoten op hen vanaf de posten op de muren.
Ayleth sloeg haar hand voor hand mond en keek trillend hoe de Irfaanse soldaten de mannelijke Leodanen de keel doorsneden en gillende vrouwen vastbonden. Ze zag een kind, een jongetje uit een nabijgelegen dorp, dat naar de zware deur van de binnenmuur rende en er huilend met zijn vuisten op bonkte. De tranen rolden over zijn wangen en zijn kleine vuistjes werden ontveld door het ruwe hout. Het duurde niet lang voor een voorbijrijdende soldaat een welgemikte pijl in zijn richting schoot, die hem in zijn rug raakte en hem voor altijd het zwijgen oplegde.
Dwars door al het gegil en geschreeuw op de binnenplaats heen klonk ook nog een ander geluid. Ayleth herkende het als de roep van een scheepshoorn. Met een ruk ze keek op. Langs de kustlijn zag ze de vage omtrekken van twee grote schepen op het water deinen, die vlak langs de kust voor anker lagen. Ongeveer een mijl verderop kwam echter ook nog een derde schip aanvaren, dat nog meer Irfaanse soldaten droeg. Het waren er teveel. Het binnenste gedeelte van de vesting was onneembaar, maar de dorpelingen buiten de muren zouden zijn overgeleverd aan de genade van de Irfanen en hun leiders. Of, als ze de verhalen moest geloven, eerder aan het gebrek daaraan.
Ayleth schrok op toen ze het zoevende geluid van een pijl hoorde. Een bekende stem riep haar naam en nog geen seconde later klapte er een pijl vlak naast haar tegen de muur. Ze voelde dat iemand haar bij haar arm pakte en haar bij het raam achteruit trok. Toen ze omkeek, zag ze door de waas van tranen heen het gezicht van Joseph. Hij pakte gehaast haar gezicht vast en streek haar haar naar achteren.
‘Blijf weg bij het raam, Ayleth,’ zei hij. ‘Toe, breng jezelf niet in gevaar. Blijf bij de ramen vandaan, goed?’
Toen Ayleth knikte, drukte Joseph vlug een kus op haar lippen. Voor ze zich daar bewust van was, liet hij haar alweer los, om verder te rennen en andere dingen voor zijn vader te regelen. Aan de andere kant van de Noodkamer zag Ayleth de vlaggenier die hij had gehaald zijn vlaggen uitrollen op een tafel. Naast de witte vlag voor overgave legde hij ook de rode voor afwijzing neer. De witte vlag zou het einde van Leodeth zoals zij het kenden betekenen, de rode het einde van het leven van haar vader.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Net een enorme aanval van inspiratie gehad en ineens tig pagina's bij dit verhaal geschreven, dus post toch nog maar een stukje :) weet weet vroeg of laat toch nog mensen die het leuk vinden om mee te lezen :)
_________________________________________________________

Ayleth zette een stap achteruit toen een passerende Leodaanse soldaat tegen haar opbotste. Hij stamelde excuses in het voorbijgaan, maar Ayleth mompelde dat het goed was en steunde met haar hand tegen de muur. Ze liet zich neerzakken op een stenen bank en staarde voor zich uit, naar de soldaten en aanvoerdersleden die door de Noodkamer heen en weer renden, sommige paniekerig, sommige geconcentreerd. Ze hoorde het gekrijs van buiten en deed haar ogen even dicht, terwijl ze probeerde haar ademhaling weer onder controle te krijgen. Duizenden gedachten spookten door haar hoofd, tientallen beelden, van het gezicht van haar vader tot het beeld de vrolijke dorpelingen eerder die nacht op het feest en nachtmerries over wat de Irfanen met Leodeth zouden doen als ze zich niet overgaven. Alles werd één grote, paniekerige brij die een groot gevoel van hopeloosheid bij haar teweegbracht.
Ayleth werd uit haar gedachten opgeschrikt toen ze geschreeuw vanaf de wenteltrap hoorde komen. De stemmen in de Noodkamer stierven weg en iedereen keek de kant van het geluid op. De stappen zwollen aan en na een paar seconden werd het voor de mensen in de Noodkamer verstaanbaar wat er geroepen werd.
‘Maak weg vrij!’ klonk het van buiten de ruimte. ‘Houd de trap vrij! De bode, geef de bode de ruimte!’
Ayleths hart maakte een sprongetje. De bode, dat moest de bode zijn die ze hadden gestuurd om contact te zoeken met haar vader. Borin had ze gezegd dat ze hem hadden gestuurd in de hoop dat de Irfanen hen een beraad met hun aanvoerder gunden. Haar vaders standpunt zou essentieel kunnen zijn voor het verdere verloop van de bezetting, en voor dat van hun beide levens. Zou hij de Irfanen zo ver hebben gekregen dat hij met de bode mee mocht om met Borin en de anderen te beraden?
Snel kwam Ayleth overeind. Ook de andere aanwezigen in de ruimte dromden naar het midden van het vertrek. Toen zwaaide de deur open en verscheen de bode op de trap. Ayleth herkende hem als de vaste bode van haar vader. Hij was ongeschonden en droeg zijn vlaggenstok met de witte vlag en die met het boodschappersteken nog in zijn hand. Ergens stelde haar dat gerust. De Irfanen hadden hem vrij baan gegeven en hem niet geschaad. De ijdele hoop dat hij haar vader bij zich zou hebben, bleek echter al gauw ongegrond toen ze zag dat hij alleen was.
Hijgend draafde de bode de Noodkamer in. Hij bleef staan in het midden van de ruimte, maakte een buiging naar Borin en wat andere hooggeplaatste heren en ging toen in de houding staan.
‘Heer Borin,’ bracht hij hijgend uit. ‘Heren. Ik kom net terug van het slagveld buiten de muren. Het is mij gelukt om door te dringen tot de kern van het Irfaanse leger. Hun aanvoerders houden zich op op een plateau aan de westkant van het kasteel, aan de rand van het bos, niet ver buiten de kasteelmuren, samen met hun landshoofd. Wat… wat gezegd werd is waar: ze hebben Athalos in hechtenis genomen. Ze zeggen dat ze hem zullen doden als Leodeth zich niet aan hen overgeeft.’
Gelijk met ongerust gemompel ging er een koude rilling door de kamer. Ayleth keek met trillende handen naar de bode, met het gevoel dat haar hart zo hard klopte dat de anderen in de ruimte het ook moesten horen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Blijf het maar gewoon proberen :)

_____________________________________________________________________

De bode nam even de tijd om adem te halen en ging toen verder. Buiten gingen de geluiden van de strijd onafgebroken door.
‘Ik heb de Irfaanse leiders verzocht om een beraad tussen Athalos en onze legeraanvoerders. Zij weigeren echter zowel Athalos naar het kasteel te laten komen als om een bezoek van u of de andere heren aan het plateau toe te staan. Direct contact met Athalos is hoe dan ook uitgesloten. De Irfaanse leiders hebben Athalos echter toegestaan mij een schriftelijke boodschap aan u mee te geven. Zo geschiedde en hier kan ik u het resultaat presenteren.’ Hij haalde een klein pakketje perkament tevoorschijn en overhandigde het aan Borin. Borin keek even naar het papier in zijn uitgestoken hand, alsof iets hem er toe belette het aan te raken, maar toen pakte hij het van de bode aan. Ayleth zette een stap naderbij en zag dat hij naar een rood zegel op het perkament kreeg.
‘Het is Athalos’ zegel,’ bevestigde Borin. Zonder zijn blik van het pakketje af te wenden, stak hij zijn hand uit. Eén van de andere aanwezigen legde er een opener in. Borin zette de punt in een hoek en sneed de brief langs het zegel open. Een klein stuk handgeschreven tekst verscheen op de binnenkant van het perkament. Tot Ayleths spijt kon ze het vanaf haar huidige positie niet lezen.
Vol spanning keek iedereen in de kamer naar Borin. Zijn ogen gleden over de regels en er lag vrees op zijn gezicht terwijl hij las. Nu alle aanwezigen hun adem inhielden, waren de geluiden van buiten nog nadrukkelijker aanwezig. Sommigen keken even op toen er van buiten een hoge gil klonk, maar Borin wendde zijn blik niet van Athalos’ brief af.
Het duurde lang voor de aanvoerder zijn leeswerk had voltooid. Op een gegeven moment waren zijn ogen echter gestopt met het volgen van de regels en was het of hij staarde naar een bepaald punt op het perkament. Toen keek hij op. Zijn ogen ontmoetten die van Ayleth direct. De trieste uitdrukking op zijn gezicht deed een haar knieën week worden.
‘Het spijt me, Ayleth,’ zei hij toen.
Ayleths hart sloeg een slag over. Haar ogen gleden paniekerig over zijn gezicht. Ze staarde hem aan, schudde haar hoofd. Langzaam zette een ze een stap dichter naar hem toe.
‘Wat… wat bedoelt u?’ vroeg ze bezorgd. Ze pakte de brief van Borin aan en vouwde hem open. Borin liet dat toe en Ayleth begon te lezen. Ze herkende het langgerekte, sierlijke handschrift van haar vader.

‘Borin, mijn gewaardeerde heren,

De Irfanen hebben mij te kennen gegeven dat ze jullie voor de keuze hebben gesteld: de overgave van de stad of mijn leven. Hij spijt me dat ik deel uit moet maken van deze beslissing. Het spijt mij ook dat ik jullie via deze weg mijn deel van die keuze moet overbrengen.
Mijn leven is niet meer of minder waard dan dat van de Leodanen die zullen sterven als de stad in handen van de Irfanen komt. Als Leodeth valt, zullen alle levende Leodanen die vandaag gered zijn alsnog in gevaar komen. Onze stad zal ophouden te bestaan. Als legeraanvoerder is het mijn taak de stad en haar bewoners te beschermen. Als ik dat met mijn leven kan doen, ben ik daar graag toe bereid.
Borin, mijn kameraad, laat onze stad en haar mensen niet ten onder gaan. Als je niet toegeeft, zal de stad nooit ingenomen kunnen worden. Neem voor mij de beslissing die jij ook zou nemen. Weet dat ik de consequenties zal accepteren.
Vertel mijn mooie dochter dat ik van haar hou.

Wees gegroet en sterk.

Athalos.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Als verdoofd staarde Ayleth naar de letters op het perkament. Een warme traan drupte neer op de brief, naast een tweede afdruk van haar vaders zegelring. Met brandende ogen keek ze op. Met opnieuw die pijn in hun blik keken Borin en de anderen naar haar terug. Ook Joseph was erbij komen staan en zijn gezicht stond al net zo triest als dat van de anderen.
Ayleth staarde hen één voor één aan. Schokkerig schudde ze haar hoofd.
‘Maar…’ bracht ze uit. ‘Misschien… misschien is dit niet door mijn vader geschreven. Misschien heeft iemand hem zijn zegelring afgenomen, of misschien hebben ze hem gedwongen het te schrijven. Misschien is dit zijn wil helemaal niet. Alsjeblieft, Borin.’ Maar aan Borins gezicht zag ze dat het geen zin had.
‘Het is Athalos handschrift, Ayleth,’ zei hij. ‘Deze brief is van zijn eigen hand afkomstig. En de Irfanen steven juist naar de overgave van de stad. Dat ze hem zouden dwingen ons het andere aan te raden, is zeer onwaarschijnlijk.’
Met brandende ogen keek Ayleth van de één naar de ander. De brief trilde in haar hand. Een grote knoop legde zich in haar maag.
‘Wat wil je daarmee zeggen?’ vroeg ze met bevende stem. ‘Laat je hem door hen vermoorden? Offer je zijn leven op om één brief?’
Borin legde zijn hand op haar arm.
‘Nee, Ayleth,’ zei hij. ‘Ik volg de laatste wil van je vader op.’
Ontzet staarde Ayleth hem aan. Een misselijk gevoel maakte zich van haar meester. Vol afschuw zette ze een stap achteruit. Borins hand gleed van de hare af.
‘Nee,’ stamelde ze. ‘Nee. Dat kun je niet doen. Alsjeblieft, Borin. Je moet proberen zijn leven te redden.’
Borin keek haar aan met die pijnlijke blik zijn ogen, maar hij zei niets. Ayleth liet haar ogen naar Joseph glijden, keek hem met tranen in haar ogen aan. Ook Joseph zei echter niets en hij wendde zijn blik tot de grond.
‘Joseph,’ zei ze. ‘Toe, alsjeblieft… Er moet een andere manier zijn. Borin…’
Borin keek haar nog even aan. Toen wendde hij zijn blik af, keek naar de tafel naast hem, waar de witte en rode vlag op uitgerold lagen. Hij legde zijn hand tussen de twee vlaggen in op het hout en keek ernaar. Ayleth zag dat hij even zijn ogen dichtdeed.
‘Het spijt me, Ayleth,’ zei hij toen. Wanhopig keek Ayleth hoe hij zijn hand om de stok van de rode vlag sloot. Hij pakte hem van de tafel en stak hem zonder om te kijken uit naar de vlaggenier.
‘Hang de rode vlag buiten,’ zei hij. ‘De overgave is afgewezen.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Niënte? :(

________________________________________________________________

Met die woorden stortte Ayleths wereld in elkaar. Ze kreeg het eerst heel koud en vervolgens gloeiend heet. Haar ledematen werden slap en haar hart voelde of ineens loodzwaar. Paniek maakte ze zich van haar meester.
‘Nee,’ bracht ze uit. ‘Nee, nee, nee. Borin, nee!’ Haar geroep werd harder, luider, en de tranen stroomden over haar wangen. Ze wilde naar Borin toe rennen, gillend en schreeuwend, hem slaan, schoppen, maar Borin pakte haar bij haar armen en hield haar in bedwang. Hij zei haar rustig te blijven, praatte tegen haar, maar Ayleth hoorde hem niet meer. Ze schreeuwde, gilde en probeerde verblind door tranen los te komen uit zijn greep. Ook andere soldaten pakten haar vasten om haar tegen te houden en met moeite trokken ze het spartelende en vechtende meisje bij de legeraanvoerder uit de buurt.
‘Nee!’ gilde ze met overslaande stem. ‘Je kunt mijn vader niet vermoorden! Je moet mijn vader redden!’
Maar Borin had zich omgedraaid en gaf geen gehoor meer aan haar geschreeuw. Joseph zag ze niet meer, en al gauw leerde ze dat dat kwam omdat hij één van degenen was die haar bij de legeraanvoerder uit de buurt aan het trekken was.
‘Rustig, Ayleth,’ hoorde ze Joseph in haar oor zeggen. ‘Niet vechten, we proberen je te helpen.’
Die woorden maakten haar alleen nog maar kwader. Met een woedende brul rukte ze zich los uit de greep van de soldaten. Ze ontdeed zich van hun handen, van hun armen, en met haar ellebogen werkte ze zich een weg langs hen heen. Met de brief van haar vader nog in haar hand rende ze de kamer door. Niet naar Borin toe, maar de andere kant op. Ze rende naar de deur.
‘Ayleth!’ hoorde ze Joseph achter zich roepen. ‘Ayleth, waar ga je naartoe? Blijf hier!’ Maar Ayleth luisterde niet meer. Ze hoorde niets meer, zag niets meer, maar stormde op gevoel de eindeloze wenteltrap in het midden van de toren af. Ze wist niet of ze haar achterna kwamen, maar ze stopte niet met rennen. Met brandende longen daalde ze de treden af, botste tegen soldaten op die met paperassen en wapens liepen, tot ze beneden in de rechtervleugel uitkwam. Met haar wapperende jurk achter haar aan rende ze de het vertrek door, door het geroep en tumult van de Leodaanse soldaten heen, en met een klap kwam ze tot stilstand tegen een Leodaanse dorpeling. De soldaten waren bezig de mensen over de smalle loopbrug heen over de gracht het kasteel binnen te leiden, maar Ayleth wachtte niet. Dwars door de stroom dorpelingen heen baande ze zich een weg de loopbrug over, de tegenovergestelde richting op, het kasteel uit. Mensen riepen haar , ze herkende Josephs stem die haar naam schreeuwde, maar ze rende door. Ze kwam aan het andere eind van de brug uit, passeerde de wachters, en stormde naar de binnenste kasteelmuur waarbij de anderen alleen maar zo snel mogelijk vandaan probeerden te komen. Met een klap kwam ze tegen de massieve houten hefdeur tot stilstand. Uit alle kracht begon ze met haar vuisten op het hout te bonken, met de brief nog in haar hand geklemd.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

‘Doe de deur open!’ schreeuwde ze in het wilde weg. ‘Laat me eruit! Laat me naar mijn vader!’ Ze bleef tegen de deur slaan, zo hard dat het haar handen deed bloeden, maar ze voelde het niet meer. De deur ging echter ook niet open en na een tijdje kwam er en soldaat die haar bij de deur weg probeerde te trekken.
‘Laat me los!’ riep ze tegen hem. ‘Laat me los en doe de deur open! Laat me eruit!’ Maar de soldaat hield haar stevig vast.
‘Dat kan niet, Vrouwe! De Irfaanse soldaten lopen aan de andere kant. Ze zullen de vesting binnendringen en iedereen doden. Alstublieft Vrouwe, kom met mij mee, we moeten u in veiligheid brengen!’
Maar Ayleth gaf een felle ruk aan haar arm en schreeuwde: ‘Ik wil niet in veiligheid gebracht worden! Ik wil naar mijn vader toe! Laat me los!’ Ze trok zich los uit zijn greep en gaf hem een harde duw achteruit. Opnieuw begon ze te rennen, dit keer de andere kant op, naar de klimop aan de westkant van de kasteelmuur. Ze greep de takken vast en begon te klimmen, zo snel als ze kon, naar de bovenkant van de kasteelmuur toe. Soldaten probeerden haar vast te pakken, maar ze was sneller dan hen en al snel was ze buiten hun bereik.
Hijgend klauwde Ayleth zich een weg naar boven. De takken sneden in haar bloedende handen, haar jurk bleef haken in het groen, maar uit alle macht klom ze naar door. De top van de muur kwam dichterbij, steeds dichterbij, tot de klimop ongeveer een meter voor de bovenrand ophield. Ayleths emoties gaven haar echter kracht en met al haar krachtinspanning wist ze zich het laatste stuk naar boven te hijsen.
Daar, op de hoogte van de muur, verscheen aan de andere kant de chaos die ze eerder vanuit de toren had gezien in haar blikveld, maar nu dichterbij. Ze zag mensen rennen, Leodaanse en Irfaanse soldaten schieten en schreeuwen, en overal lagen dode Leodanen op de grond. Het gras was doordrenkt met bloed en het geluid van zwaarden doorkliefde de lucht. Er was gegil en geroep en verderop, tegen de bosrand aan, zag ze het plateau waar de bode het over had gehad. Haar hart sloeg een slag over toen ze haar vader daar zag staan. Zijn handen waren achter zijn rug gebonden en er stonden een paar hooggeplaatste Irfanen om hem heen, die hem bij zijn armen vasthielden.
‘Vader!’ riep Ayleth met al haar kracht. ‘Vader!’
Alhoewel Athalos zich veel te ver van haar vandaan bevond om haar te kunnen horen, leek het of hij haar aanwezigheid op de één of andere manier toch voelde. De Irfanen keken allemaal in de richting van de Noodkamer, maar Athalos wendde zijn blik af. Hij keek haar kant op en even was het of hij haar recht aankeek. Een hoopvolle uitdrukking verscheen op Ayleths gezicht terwijl ze zich verder de muur op hees.
‘Vader!’ riep ze weer. ‘Hou vol, vader, ik kom naar u toe!’ Ze keek opzij toen haar jurk aan een tak bleef hangen en gehaast pakte ze de stof vast. Ze rukte de rok los van de tak en zette haar voet op een hogere steen. Ze keek op toen ze iemand iets op het plateau hoorde roepen. Ze was nog net op tijd om te zien hoe één van de Irfanen een mes pakte, het op haar vaders hals zette en zijn keel doorsneed.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Ayleths lichaam verstijfde. Haar hoopvolle glimlach versteende en gleed van haar gezicht. Ze zag de hals en de borst van haar vader rood kleuren, diep donkerrood, en haar maag keerde zich om. Nog één keer maakte ze aanstalten hem te roepen, maar toen zag ze hoe de Irfanen hem loslieten en haar vader door zijn benen zakte. Hij viel op het plateau neer en bleef daar bewegingloos liggen.
Op dat moment stopte de hele wereld even met draaien. Alles viel weg, de geluiden om Ayleth heen, de muur waar ze zich op bevond, de takken die in haar benen prikten. Het enige nog wat er nog overbleef was het verscheurende gevoel in haar lichaam en de aanblik van het bewegingloze lichaam van haar vader. Het voelde of haar hart het zou begeven, of alles gewoon zou ophouden te bestaan. Nee, dit kon niet. Ze hadden hem vermoord, ze hadden haar vader vermoord. Haar vader, die alles voor haar was, alles voor haar betekende. Ze hadden hem vermoord en Borin en Joseph hadden het toegelaten.
Ayleth schrok op uit de verdoving toen ze ineens voelde dat iemand een hand om haar enkel sloot. Ze schrok en keek om, en zag dat een Leodaanse soldaat haar vastgepakt had om haar naar beneden te halen.
‘Vrouwe-‘ begon hij, maar Ayleth trok haar been met een ruk bij hem weg.
‘Nee!’ gilde ze, en ze trok haar been los uit zijn greep. Door die beweging en door het feit dat de soldaat haar losliet, schoot haar evenwicht door naar de andere kant. Haar handen gleden weg op de stenen en haar lichaam kantelde opzij. Voor ze wist wat er gebeurde, tuimelde ze opzij en kwam ze aan de andere kant van de muur op de grond terecht. Het was een lange val en de lucht werd uit haar longen geperst. Even zag ze sterretjes, vervormde beelden, maar toen realiseerde ze zich waar ze in terecht was gekomen. Ze was buiten de muur gevallen. Ze bevond zich in vijandelijk gebied. Het grootste gevaar voor de dochter van een aanvoerder, het grootste gevaar voor welke Leodaan dan ook op dit moment.
Niet de tijd nemend om de gevolgen van haar val te boven te komen, kwam Ayleth overeind. Geagiteerd keek ze om zich heen, maar ze stond nog nauwelijks overeind toen ze vlak achter zich het getrappel van paardenhoeven hoorde. Met een ruk draaide ze zich om en met een schok zag ze dat een Irfaanse soldaat te paard haar tot op nog geen paar meter genaderd was. Het zwaard aan de schede aan zijn riem klapperde op de maat van de galop van zijn paard en hij had een lang touw met een lus in zijn handen. Ayleth was nog net op tijd om achteruit te springen toen hij het naar haar toewierp en zo te voorkomen dat de lus om haar lichaam viel.
De soldaat was echter snel. Ze was nog nauwelijks achteruit gesprongen toen de soldaat zijn paard honderdtachtig graden om zijn as liet draaien. Hij trok zijn zwaard, nam het paard terug en stuurde het naar haar toe.
Ayleth deinse hijgend achteruit, tot ze met haar rug tegen de muur stond. De soldaat liet zijn paard zo dicht bij haar komen dat ze de warme adem op haar wang kon voelen. Ze draaide haar gezicht opzij en drukte zich zo ver mogelijk tegen de muur aan. Ze voelde dat de soldaat de punt van zijn zwaard tegen haar hals zette.
‘Op de grond,’ hoorde ze de soldaat zeggen. ‘Of de grond of ik help je erbij. En dan gaat het heel wat minder zachtaardig.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Ayleth voelde de scherpe punt in haar huid prikken en vertwijfeld keek ze de naar de soldaat op. Net toen ze aanstalten maakte te doen wat hij zei, schoot er echter een pijl vanuit de lucht naar hen toe. Voor ze wist wat er gebeurde, raakte de punt de soldaat midden in zijn borst en werd hij door de kracht ervan van zijn paard geschoten. Hij viel op de grond en bleef liggen, met de pijl schuin naar boven uit zijn borst stekend.
Hijgend staarde Ayleth naar de soldaat. Het paard waar hij op had gezeten bleef nog even, staan, maar draaide zich om en stapte rustig weg nu er niemand meer was die hem op zijn plaats hield. Ayleth volgde het dier met haar ogen en keek toen met een ruk op, zoekend naar de bron van de pijl. Het duurde niet lang voor ze Joseph een paar meter verderop met een boog in zijn hand op één van de posten op de kasteelmuur zag staan.
‘Maak dat je wegkomt, Ayleth!’ riep hij terwijl hij een nieuwe pijl uit de koker in de wachtpost pakte. ‘Snel, vlucht! Ren zo ver als je kunt en kijk niet om. Het is de enige kant die je hebt. Vlug, ik dek je!’
Ayleth keek hem nog even aan, maar toen draaide ze zich zonder nog iets te zeggen om. Haar lange haar deinde achter haar aan toen ze begon te rennen. Ze rende en sprong, zoals ze eerder die avond met Joseph over het veld had gerend, terwijl ze bewegingloze lichamen, paarden zonder ruiter en langsvliegende pijlen ontweek. Ze hield haar blik op de horizon gericht, op de zon die bloedrood opkwam achter de lijnen van het bos, en rende door terwijl er om haar heen Irfanen werden neergeschoten door Joseph en andere Leodaanse soldaten om haar heen. Naar het bos, ze moest naar het bos. Daar kende ze de weg als geen ander en zeker beter dan de Irfaanse soldaten die er nog nooit geweest waren. Als ze maar in het bos wist te komen, had ze kans om te ontsnappen.
Zonder te stoppen bleef ze rennen. Ze rende weg van het gekrijs van de dorpelingen, het geluid van pijlen en zwaarden, van het gezicht van haar vader toen hij de laatste keer haar kant op gekeken had en van zijn bewegingloze lichaam op het plateau. Haar ledematen voelden als pudding, maar ze gebood zichzelf door te rennen, haar brandende longen en moeie benen ten spijt. Ook toen ze de bomenrand had bereikt en de geluiden langzaam afnamen, rende ze door.
Ze vertraagde haar pas pas toen ze echt niet meer kon. Tegen die tijd liep ze al ruimschoots in het bos en waren de strijdgeluiden gedempt, maar nog steeds duidelijk te horen. Langzaam kwam ze tot stilstand en hijgend steunde ze met haar handen op haar knieeen. Ze kon niet meer, echt niet meer. Als ze nog langer doorrende, zou haar lichaam het al begeven zonder dat daar Irfanen aan te pas hoefden komen.
Ayleth keek opzij toen ze iets hoorde ritselen. Nu pas werd ze zich bewust van de brief van haar vader, die ze nog steeds in haar handen had. Ze ging weer rechtop staan en vouwde het gekreukte perkament uit. De brief zag er verfromfraaid uit en er zat bloed op, maar de letters waren nog duidelijk te lezen.
Een zwaar gevoel van ellende en verdriet nestelde zich in haar buik toen ze naar het zegel van haar vader keek. Deze brief, zijn laatste woorden waren alles wat er nog van hem restte. Haar vader, haar lieve, liefhebbende vader die alles voor haar was geweest, was er niet meer.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Ayleth voelde dat haar ogen begonnen te prikken. Het gevoel in haar buik dreigde zich uit te breiden naar de rest van haar lijf, maar ze kneep haar ogen dicht en sloot haar handen stevig om de brief. Nee. Hoe erg ze het ook vond, hoe hard ze ook wilde huilen, het kon niet, nu. Er kwam een tijd om te rouwen, maar nu moest ze zich eerst in veiligheid zien te brengen. Ze bevond zich nog steeds in gevaarlijk gebied. Ze moest verder. Hoe verder ze bij het kasteel uit de buurt zou komen, hoe dichter het bos werd en hoe minder risico er was dat ze haar zouden vinden. Als ze zich ergens kon schuilhouden, zou ze hopelijk terug kunnen als de Irfanen besloten te vertrekken of verslagen waren.
Nog even deed ze haar ogen dicht. Trillend ademde ze in, met haar handen stevig om de brief gesloten. Toen vouwde ze hem op, één keer, twee keer, drie keer, tot hij zo klein was als een grote munt. Ze hees de stof van haar rok omhoog en stak het kleine pakketje in haar kous, waar hij tegen haar bovenbeen aandrukte. Ze liet haar rok weer zakken, streek een losse pluk haar naar achteren en slaakte een zucht. Toen keek ze op, naar de bomen in de verte. Wilskrachtig begon ze te lopen, in de richting van de horizon. Ze had echter nog nauwelijks vijf stappen gezet toen er gekraak van takken klonk.
Nog geen seconde later kwam er iets vanuit het struikgewas tevoorschijn. Een groot, zwart paard verscheen nog geen halve meter van haar neus vandaan en sneed haar de pas af. Het dier was zo dichtbij dat ze het kon ruiken. Ayleth schrok en wilde een stap achteruit zetten, maar ze verloor haar evenwicht en viel achterover op de grond.
Met een ruk keek ze op. Het zwarte paard dat tussen de bomen vandaan was gekomen, droeg een ruiter. Met een schok zag ze dat het een Irfaanse soldaat was. Hij droeg een helm die het grootste deel van zijn gezicht en zijn onnatuurlijk lichtgroene ogen vrijliet. Hardhandig bracht hij zijn paard tot stilstand en hij liet het zo draaien dat hij haar goed kon bekijken. Een licht grijns krulde om zijn lippen.
‘Halma, Benjir, Troja,’ zei hij met een stem die tussen de bomen door galmde. ‘Hierheen.’
Ayleth keek geschrokken om zich heen toen ze van meer kanten het gekraak van kreupelheid hoorde komen. Haar hart begon sneller te slaan toen ze nog vier andere soldaten tussen de bomen zag verschijnen. Ze droegen allemaal borst-, arm- en beenplaten en helmen die het grootste deel van hun gezicht vrijlieten. De meesten hadden lang haar en baardgroei van de driedaagse overtocht van Irfan naar Leodeth.
De soldaten verzamelden zich in een kring om haar heen. Eén van hem nam het paard van de ruiter aan, die afsteeg en de teugels in de handen van de ander drukte. Hij liep naar haar toe en nam zijn helm af, waardoor zijn halflange, donkere haar langs zijn gezicht naar beneden viel. Hij wierp zijn helm naar een andere soldaat, die hem met een klinkend geluid opving. Zijn bepantsering klepperde op de maat van zijn passen als hij liep en er ging een zekere spot en dreiging uit van zijn houding. De spottende, treiterige blik in zijn ogen deed Ayleth achteruit schuiven over de grond. Dat deed zijn grijns alleen nog maar breder worden.
‘Wel, wel, wel,’ zei hij met zijn lichtgroene ogen op die van haar gericht. ‘Kijk eens wat we hier hebben.’ Ayleth eindigde met haar rug tegen een boom en ze tastte naar het hout achter zich. Snel werkte ze zichzelf overeind en bleef met haar rug tegen de boom staan. De soldaat had iets onheilspellends over zich en ze slikte toen ze in zijn groene ogen keek. Zijn grijns ontblootte een zilveren tand vlak bij zijn rechter mondhoek. Hij zette zijn handen aan weezijden van haar schouders tegen de boom en leunde naar haar toe. Ayleth draaide haar gezicht krampachtig opzij. Ze kon het leer en metaal van zijn uitrusting ruiken, zo dicht stond hij bij haar.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

‘Wat doe je hier, meisje?’ vroeg de soldaat terwijl hij haar gezicht bekeek. ‘Weet je niet dat het gevaarlijk is om alleen rond te lopen in tijden van bezetting?’ Hij hield zijn hoofd schuin en bekeek haar van top tot teen. Ayleths hart sloeg met snelle slagen in haar borst en het was of hij het hoorde. Hij grijnsde en stak zijn hand naar haar uit.
‘Zo’n mooie, jonge dame zou toch beter moeten weten, met al die woeste, gewelddadige mannen in de buurt, die net een paar dagen zonder vrouwelijk gezelschap op zee hebben doorgebracht.’
Ayleth klemde haar kiezen op elkaar. De soldaat streek een pluk haar uit haar gezicht en duwde hem naar achteren. Ze voelde zijn vingers op haar wang en duwde fel zijn hand weg. De soldaat was echter snel en nog geen seconde nadat ze zijn hand had geraakt, had hij haar met diezelfde hand bij haar pols gegrepen. Ayleth probeerde haar arm los te trekken, maar hij was sterker dan zij.
‘Wat zie ik?’ zei hij en hij hield haar hand tussen hen in omhoog. ‘Geen ring? Zo’n mooie jongedame en dan nog niet getrouwd? Weten de mannen hier niet hoe ze een vrouw moeten plezieren?’
Ayleth rukte haar arm los en de soldaat grijnsde. Ze voelde zijn vingers weer op haar wang en draaide haar gezicht de andere kant op. Haar ademhaling was snel en ze voelde dat hij genoot van haar angst voor hem. Hij bleef naar haar kijken terwijl zijn hand verder gleed langs haar wang, naar haar hals en naar de touwtjes die de voorkant van haar jurk dichtgestrikte hielden. Haar keel werd droog toen hij de strik vastpakte en hem lostrok. Hij trok haar jurk aan de bovenkant wat open, maar hield daarmee op toen door zijn handelingen de ketting met het aanvoerderszegel vlak boven haar borsten bloot kwam te liggen.
Ayleth slikte en klemde haar kiezen op elkaar. Het angstige gevoel in haar lichaam werd sterker. Waarom was ze zo stom geweest te vergeten die ketting af te doen? Haar vader had het altijd gezegd: niets mocht er in vijandelijke gebieden op wijzen dat ze uit een hooggeplaatste familie kwam. Als ze erachter kwamen dat ze de dochter van een aanvoerder was, bracht dat haar alleen nog maar meer in gevaar.
Ayleth voelde dat de soldaat de zilveren hanger aan de ketting om haar nek vastpakte. Hij liet zijn duim er overheen glijden en keek er naar. Toen sloot hij zijn hand eromheen. De ketting sneed in haar huid toen hij hem met een kort rukje van haar hals trok.
‘Wat is het, Levyan? vroeg één van de andere soldaten. De soldaat voor haar, Levyan, hield de ketting omhoog en bekeek de hanger in zijn hand.
‘Een kasteelzegel,’ zei hij. ‘Een echt, origineel aanvoerderszegel.’ Hij keek omlaag naar Ayleth. ‘Dus dat maakt jou, jongedame, de ongetrouwde, maagdelijke dochter van een aanvoerder. Een zeldzaamheid. Nog nooit aangeraakt. Nog helemaal onbedoezeld.’ De soldaat liet zijn blik over haar ogen glijden en de anderen lachten en mompelden instemmend. Ayleths hart begon steeds sneller te slaan en haar benen voelden slap. Ze wist dat ze iets moest doen, vooral nu ze wisten dat ze uit een belangrijke familie kwam. Het enige wat ze kon bedenken was wegrennen, dus dat probeerde ze ook. Hoe hopeloos en klein haar kans ook mocht zijn, ze moest het in ieder geval proberen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Volgens mij wordt dit verhaal heel soms toch wel eens aangeklikt dus blijf maar zo nu en dan wat posten voor het geval er toch mensen meelezen :)

__________________________________________________________________________

Dat deed ze dus ook. Met luid kloppend hard zette ze zich schrap. Toen dook ze omlaag en in een snelle beweging schoot ze onder de arm van de soldaat door. Tenminste, dat was haar intentie, want ze faalde faliekant. De soldaat wist haar bij haar haar te grijpen en trok haar weer omhoog. Als reactie op haar ontsnappingspoging gaf hij haar een harde klap in haar gezicht. Hij sloot zijn hand ruw om haar hals, slingerde haar opzij en duwde haar hardhandig met haar rug op de grond. De soldaat sloeg zijn been ter hoogte van haar middel over haar heen en hield haar met zijn lichaam en zijn hand om haar hals tegen de grond gedrukt. Ayleth spartelde en probeerde zijn hand van haar hals te krijgen, maar hij wist haar met één hand tegen de grond gedrukt te houden. Met de andere hing hij de ketting met het aanvoerderszegel om zijn eigen nek en grijnzend keek hij op Ayleth neer.
‘Volgens mij wil de arme aanvoerdersdochter maar al te graag door ons van haar maagdelijkheid verlost worden,’ zei hij. Ayleths begon harder te worstelen, maar de soldaat pakte haar polsen vast en drukte ze naast haar hoofd tegen de grond. Ze voelde zijn lichaam op het hare, dat zwaar op haar onderlichaam drukte. Het was of zijn groene ogen even oplichtten in de halve duisternis.
‘Laat mij de eerste zijn die haar ervan ontdoet,’ zei hij. Ze zag zijn handen naar de leren veter aan de voorkant van zijn broek gaan en paniek gierde door haar lichaam. De soldaat zag het en ze merkte aan hem dat hij ervan genoot. Hij begon de rok van haar jurk omhoog te hijsen en Ayleth vocht tegen hem. Ze schopte met haar benen, duwde hem, sloeg hem en probeerde hem te krabben, waar ze hem maar raken kon. Ze deed alles wat in haar opkwam, maar het had geen enkele zin. De soldaat worstelde even om haar armen te pakken te krijgen en drukte ze boven haar hoofd tegen elkaar toen dat hem gelukt was. Hijgend keek ze hem aan, haar handen tot vuisten gebald. Haar borstkas ging snel op en neer en haar mond was droog. Ze haatte hem, ze verafschuwde hem, zoals ze nog nooit in haar leven iemand verafschuwd had.
De soldaat duwde met nog steeds die treiterige uitdrukking op zijn gezicht de stof van haar jurk weer bij haar benen omhoog te trekken. Zijn greep met één hand om haar polsen bleek echter niet sterk genoeg. Ayleth wist haar armen los te rukken en bijna lukte het haar hem van zich af te duwen, maar hij verplaatste zijn gewicht en belette haar weg te draaien of overeind te komen. Hij sloeg haar in haar gezicht, pakte haar handen weer beet en drukte ze tegen de grond.
‘Niet zo vechten, meisje,’ lispelde hij. ‘Ik ben heel ongehoorzaam door mij en mijn mannen een pleziertje met jou te gunnen, dus we hebben niet bijster veel tijd. Als je gewoon rustig blijft liggen, is het zo weer voorbij. Hier, ik zal het wat makkelijker voor je maken.’ Hij haalde een touw van de wapenuitrusting aan zijn riem en wikkelde het om haar armen. Hij trok het zo strak aan dat het in haar huid sneed en drukte haar polsen daarna weer tegen de grond. Toen reikte hij naar achteren en trok de rok van haar jurk omhoog, zodat haar benen en wollen kousen bloot kwamen te liggen.
Nu Levyans moment toch wel erg dichtbij kwam, leken de andere soldaten toch een beetje ongedurig te worden.
‘Levyan,’ klonk het enigszins vertwijfeld vanaf de plek waar de andere soldaten stonden. ‘Weet je zeker dat dit een goed idee is? Beliëth heeft nadrukkelijk gezegd dat-’ Maar Levyan, de soldaat bovenop Ayleth, keek naar hen op.
‘Het interesseert me geen klap wat Beliëth zegt,’ snauwde hij. ‘Als jij te schijterig bent om wat lol te hebben, is dat jouw probleem. Maar val mij er niet mee lastig. Ik heb geen zin om de rest van mijn leven Beliëths hielen te likken. Als jij dat wel wilt, adviseer ik je vriendelijk ook op te rotten.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Toen de soldaat geen aanstalten maakte om weg te gaan en zijn mond hield, richtte Levyan zich weer op Ayleth. Hij keek haar aan en liet zijn ogen over naar lichaam glijden, direct gevolgd door zijn handen. Ze gleden langs haar hals over haar borsten en Ayleth kneep haar ogen dicht toen ze onder haar rok verdwenen. Toen hoorde ze echter een geluid, dat onnatuurlijk en hard klonk in de stilte van het bos. Ze had het vandaag al zo vaak gehoord dat ze het direct herkende. De pijl scheerde zo vlak over haar heen dat ze de luchtverplaatsing bijna kon voelen. Toen hoorde ze een klap, een kreet en het gewicht van Levyan verdween van haar lichaam.
Ayleth deed haar ogen open. Toen ze haar hoofd wat oprichtte, zag ze Levyan een stuk bij haar vandaan op de grond liggen. Hij lag op zijn zij en hield kreunend de pijl die uit zijn schouder naar buiten stak vast.
Ayleth krabbelde half overeind en keek om. Achter zich zag ze een paard staan, een groot, donkerbruin paard, met een Irfaanse soldaat erop. De man had donkerbruin haar dat tot aan zijn kaken kwam en lichte baardgroei die zijn krachtige kaaklijn intekende. Hij had een krachtige uitstraling die haar deed vermoeden dat hij een voorname rol in het Irfaanse leger had. Dat vermoeden werd bevestigd door het feit dat de andere soldaten ineens allemaal schuldbewust hun hoofd bogen en excuses mompelden.
De man hing de boog die hij in zijn handen had gehad weer om zijn schouder. Terwijl hij zijn paard aandreef, trok hij zijn zwaard uit de schede tevoorschijn. Hij stuurde zijn rijdier langs Ayleth heen en keek even naar haar in het voorbijgaan. Ayleth voelde een vreemde tintelig in haar buik toen zijn ogen de haren ontmoetten. Zijn ogen waren blauw, helderblauw, net als die van haar vader. Ze waren harder, rauwer, maar hadden dezelfde kleur als die van Athalos hadden gehad.
Ayleth bleef naar de soldaat keken toen hij haar voorbijreed, maar de ruiter wendde zijn blik al gauw weer op Levyan. Die lag nog steeds op de grond, kreunend en steunend, met zijn hand om de pijl gesloten en bloedend op het gras. De andere soldaat bracht zijn paard nog geen meter bij hem vandaan tot stilstand en zette de punt van zijn zwaard op Levyans hals.
‘Levyan,’ zei hij met een stem waar de ergernis vanaf droop. ‘Wat ben je in godsnaam aan het doen?’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Levyan rolde niet meer over de grond nu het lemmet van zwaard hem op zijn plek hield, maar zijn gekreun ging onverminderd door. Ayleth zag dat de soldaat op het paard zijn kaken even op elkaar klemde en het zwaard steviger tegen zijn hals aandrukte.
‘Stel je niet aan als een klein kind, Levyan,’ zei hij. ‘Ik vroeg je wat je dacht dat je aan het doen was. Hebben we je niet duidelijk genoeg gemaakt wat het primaire doel van deze reis was?’
Levyan sloot zijn hand zo stevig om de pijl dat zijn knokkels wit werden en met half samengeknepen ogen keek hij de ruiter aan. Met op elkaar geklemde kaken zei hij: ‘Jawel, heer Beliëth.’ De soldaat op het paard, Beliëth, knikte.
‘Mooi,’ zei hij. ‘Dan ga ik er graag vanuit dat je jezelf weer in dienst van de missie stuurt en vanaf nu gaat doen wat je opgedragen wordt. Hou op met klooien en breng het meisje ongeschonden terug naar het strand. Omdat je schijnbaar niet kunt doen wat je opgedragen wordt, wil ik dat je je daarna per sloep terugtrekt naar de schepen en je daar tot nader order ophoudt om je stommiteiten te overdenken. Gezien het je nogal aan zelfbeheersing ontbreekt, wil ik je niet meer bij de Leodaanse vrouwen in de buurt zien. Begrijp je dat?’
Levyan kneep zijn ogen weer dicht. Toen hij niet direct reageerde, drukte Beliëth zijn zwaard harder tegen zijn hals.
‘Begrijp je dat?’ herhaalde hij.
Een straaltje bloed liep langs Levyans nek omlaag toen hij knikte.
‘Ja, sir,’ zei hij. Beliëth bekeek hem nog even vanaf zijn paard. Toen knikte hij haalde zijn zwaard bij Levyans hals weg.
‘Goed,’ zei hij. ‘Kom overeind en maak dat je wegkomt. Je krijgt de gevolgen hiervan nog gepresenteerd. En dat geldt ook voor jullie.’ Hij wierp een blik op de andere soldaten terwijl hij zijn zwaard weer in de schede schoof. De andere soldaten bogen schuldbewust hun hoofd en mompelden opnieuw excuses. Beliëth gaf zijn paard de sporen en stuurde het opzij. Hij draafde langs de andere soldaten heen, bekeek hen in het voorbijgaan met een donkere blik in zijn ogen en reed toen rechtsaf. Nog één keer ontmoetten zijn ogen die van Ayleth voor hij zijn paard omdraaide. Toen draaide hij zijn rijdier om, zette zijn hakken in de flanken en galoppeerde tussen de bomen door weer het donkere bos in.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Poging nummer zoveel... :)

___________________________________________________________________________________

Beliëth


De zon was al ruimschoots op toen Beliëth halverwege de dag langs de rij gevangenen op het strand liep. Enkele uren geleden hadden de Irfaanse legers zich teruggetrokken van het Leodaanse grondgebied. Zoals Beliëth al voorspeld had, waren het kasteel en de binnenplaats onneembaar geweest. De Leodaanse aanvoerders wisten hoe ze hun vestiging moesten verdedigen. Beliëths soldaten hadden geprobeerd door hun verdediging heen te breken, maar toen het aantal verliezen binnen het Irfaanse leger drastisch begon toe te nemen, had hij de soldaten teruggeroepen. De Leodaanse vesting was niet het belangrijkste. Dat waren de gevangenen en die hadden ze meer dan genoeg. De missie was hoe dan ook geslaagd.
Beliëth keek naar de gevangen terwijl hij de rij passeerde. Het waren er een stuk of vijfendertig, niet veel meer. Allemaal vrouwen, zoals de bedoeling was geweest. Het waren er niet veel, maar voorlopig zou het even genoeg zijn. De soldaten hadden hun werk goed gedaan. De verscheidenheid binnen de gevangenen was groot, zoals het bevel was geweest: sommige waren ouder, anderen jonger, maar niet te jong van leeftijd om te produceren. Er waren kleine vrouwen, grote, blondines en roodharigen, met kleding die vertelde dat ze uit alle lagen van de bevolking kwamen. Drestan kon tevreden zijn. Voorlopig zou de Irfaanse gemeenschap even buiten levensgevaar zijn.
Ondanks de zon aan de heldere hemel, maakten de vrouwen een koude, bange indruk. Hun gezichten stonden triest, triest om de dood van hun aanvoerder. Het bloed van de aanvoerder dat hij en enkele van de andere soldaten uit de linie verderop nog aan hun handen hadden.
Het contrast tussen de soldaten en de gevangen was groot. De soldaten stonden rechtop, hun borst vooruit, kin opgeheven en hun armen op hun rug. De gevangenen stonden in elkaar gedoken, hun blik angstig naar de grond gericht, met hun handen voor hun lichaam aan elkaar gebonden en hun hoofd hangend. Sommige van hen bekeek hij in het voorbijgaan. De mensen van het hof droegen mooie, zachte, glimmende jurken in modieuze kleuren en modellen, en ook mensen die niet van het hof kwamen. Toch zagen ook die er netjes uit, beter dan de dorpelingen in zijn eigen land. De aanvoerders van Leodeth hadden altijd beter voor hun volk gezorgd dan zijn eigen koning.
Halverwege zag Beliëth echter één meisje dat er anders uitzag dan de rest. Waarschijnlijk kwam ze van het hof, want de jurk die ze droeg was van een dure, witte stof. Het moest een mooie jurk geweest zijn, maar dat was het nu niet meer. Er zaten grasplekken op en er liep een lange scheur door de rok. De stof was verfomfaaid en zat op sommige plekken niet zoals hij hoorde. Haar lange haar zat door de waar en over haar wangen liepen strepen, schone strepen, van tranen die langs haar bevuilde gezicht gelopen waren. De blauwe en geschaafde plek op haar jukbeen, de snee in haar lip en de andere kneuzingen in haar gezicht vertelden hem dat ze geslagen was. Beliëth herkende haar. Het was het meisje waar Levyan mee bezig was geweest, vlak voor hij hem van haar afgeschoten had. Hij wist zeker dat ze er toen nog niet zo slecht aan toe was geweest als nu. Schijnbaar hadden Levyan en zijn mannen zijn bevel haar ongeschonden naar het strand te brengen niet opgevolgd. Hij vermoedde dat ze haar er onderweg van langs hadden gegeven uit wraak omdat ze niets met haar hadden kunnen doen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Anyone? :o

______________________________________________________________________

Beliëth bleef voor het meisje stilstaan. Ze moest rond de twintig zijn, net erboven. Hij keek naar haar gezicht en legde zijn hand onder haar kin. Zacht duwde hij haar hoofd omhoog, maar haar starende blik bleef onafgebroken op hetzelfde punt gericht. Hij voelde dat ze trilde. Hij liet zijn ogen langs haar gezicht omlaag glijden, langs de slordig geknoopte touwtjes van de jurk en de kapotte rok. Het touw om haar polsen was bewust zo strak geknoopt dat het tot bloedens toe in haar huid had gesneden.
Beliëth klemde zijn kaken op elkaar, met een enorm gevoel van woede dat in hem opzette. Hij liet de kin van het meisje los en keek opzij, naar de rij soldaten die niet ver bij hem vandaan opgesteld stonden. Ergens aan de linkerkant zag hij Levyan staan. Keurig in de houding, voor zich uitkijkend, maar met een brede, zelfvoldane grijns op zijn gezicht die Beliëth het bloed onder zijn nagels vandaan haalde.
Beliëth sloot zijn hand om het heft van de dolk aan zijn riem. Hij draaide zich om en liep naar Levyan en zijn mannetjes toe. Met die laatsten had hij echter niets van doen. Hij moest bij Levyan zijn. Hij wist dat al het schorem in zijn leger zich door hem liet leiden en dat ieder gezagsondermijnend initiatief van hem kwam.
Borrelend van woede beende Beliëth naar Levyan toe. Hij kwam zo dicht bij hem tot stilstand dat hun neuzen elkaar bijna raakten en Levyan moeite leek te moeten doen om geen stap achteruit te zetten. Beliëth hielp hem daarbij door hem stevig bij zijn hals te pakken en hem naar zich toe te trekken. Hij zette het lemmet van zijn dolk tegen Levyans nek en drukte het in zijn huid.
‘Ik gaf een bevel voor we aanmeerden,’ zei hij met op elkaar geklemde kaken. ‘’We komen niet aan de gevangenen en schaden ze niet.’ Aan iedereen.’ Hij liet zijn ogen over Levyans gezicht glijden.
‘Gaf ik dat bevel of niet, Levyan?’ Levyan mompelde iets onverstaanbaars. Beliëth hield zijn hoofd schuin. Hij drukte het lemmet steviger tegen Levyans hals aan toen die niet direct zijn antwoord herhaalde.
‘Harder, Levyan,’ zei hij. ‘Ik versta je niet.’
‘Jawel, sir,’ mompelde Levyan nu wat verstaanbaarder. Beliëth knikte.
‘Welk bevel gaf ik?’ Levyan keek voor zich uit, zichtbaar ontevreden met zijn huidige positie.
‘’We komen niet aan de gevangen en schaden ze niet’,’ herhaalde hij met tegenzin. Beliëth keek hem aan, zijn ogen gleden over zijn gezicht.
‘Ja,’ zei hij. ‘Precies. En welk bevel gaf ik je later, toen ik je in het bos vond terwijl je bezig was dat eerste bevel te negeren?’
Levyan klemde zijn kaken op elkaar. ‘Hetzelfde, sir.’
‘Hetzelfde? Toe, herinner me het me even. Ik was zo druk bezig met het volbrengen van de missie dat ons onbeduidende gesprek een beetje is weggezakt. Welk bevel was dat ook alweer?’
Levyan bleef voor zich uitkijken en zei: ‘Ophouden met klooien en het meisje ongeschonden naar het strand brengen, sir.’
Beliëth knikte. ‘En heb je dat gedaan?’
Schijnbaar maakte die vraag dat Levyan zijn vernederde, ondergeschikte positie zat werd. Eindelijk gleden zijn lichte ogen naar die van Beliëth. Eigenlijk mocht hij Beliëth niet zonder toestemming aankijken omdat hij zijn meerdere was, maar hij leek de verleiding nu niet meer te kunnen weerstaan.
‘Nee, sir,’ zei hij met een duidelijk treiterige ondertoon in zijn stem. ‘Zoals u ziet hebben we haar naar het strand gebracht, maar zoals u ziet hebben we onderweg nog wel wat lol met maar gemaakt.’
De zelfvoldane, pesterige uitdrukking op zijn gezicht was zo sterk dat hij Beliëths woede tot een hoogtepunt bracht. Beliëth haalde uit. Hij haalde uit en zijn vuist raakte Levyan hard tegen de zijkant van zijn gezicht.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”