Eigenlijk wilde ik wachten met het posten van dit verhaal tot ik Cirque des Vampires helemaal afgepost had hier, maar ik heb zoveel ideeen voor dit verhaal dat ik niet meer kon wachten


________________________________________________________________________________
Hoofdstuk 1
Ayleth zat onder de grote bloesemboom net buiten de muren van het kasteel. Er waaide een prettige wind, die de geur van de witte bloemen boven haar hoofd naar haar omlaag voerde en de bladzijden van het boek in haar handen licht in beweging bracht. Het was prachtig buiten het kasteel in deze tijd van het jaar. Het korte gras was felgroen, het lange haast honinggeel en overal stonden bomen in volle bloei. Afgezien van het ruisen van het hoge gras en het gepiep van kleine wilde vogeltjes hoorde ze alleen de geluiden de geervalken en sperwers vanuit de hoge Westertoren. Boven alles uit klonk de roep van de slechtvalk van haar vader.
Ayleth hield ervan om buiten te zijn. Zelfs in de winter, als het koud was en de hele wereld wit, maar nu helemaal. Ze hield van het gevoel van aarzelende zonnestralen op haar huid, van de regenboog die ver weg achter de heuvels verdween. Het was de tijd van nieuw leven, met ontkiemende zaadjes en jonge, speelse dieren. Ze vond het een verspilling om op zulke dagen in het kasteel te zijn. Haar vader zei er wel eens wat van, dat ze in het goede seizoen meer tijd onder een boom dan in zijn aanwezigheid doorbracht, maar ze wist echter dat hij het niet erg vond. Hij voedde haar nu twintig jaar alleen op, sinds de dood van haar moeder tijdens haar eerste levensjaar, en nooit had hij haar beperkt. Andere heren huwelijkten hun dochters uit, om diverse redenen, maar Athalos niet. Hij legde haar nooit iets op, afgezien van de meest logische levenslessen. En ze hoefde niet alleen muziek te maken of gewonden te leren verzorgn, zoals de andere vrouwen van haar leeftijd. Athalos leerde Ayleth paardrijden en schrijven, zoals hij dat haar broer ook had geleerd. Hij wilde dat ze later de mogelijkheid zou hebben haar eigen leven in te richten en daar was ze hemdankbaar voor.
Ayleth sloeg een bladzijde van haar boek om en las door. Dit boek had ze van Joseph gekregen, haar verloofde. Over niet al te lange tijd zou ze met hem trouwen. Joseph was de zoon van de beste vriend van haar vader, Borin. Haar vader en Borin voerden samen het leger aan. Ayleth had zelf voor Joseph gekozen. Hij vocht ook in het leger en hield daarnaast van lezen. Dit boek had ze van hem gekregen en het ging over pratende dieren. Zo leek het, maar Ayleth wist dat er meer achter zat. De dieren stonden allemaal voor menselijke ondeugden en vormden samen de gemeenschap van Irfan, hun grootste vijand. Irfan lag aan de andere kant van de zee, enkele mijlen over het water. Met goed daglicht kon ze de stenen muur aan de overkant zien liggen. Het boek spotte met de stad en de mensen die er woonden. Het leger was er bloeddorstig, de heersers hebzuchtig en de mensen dom. Ayleth vond het amusant, maar geloofde er niet teveel van. Waarschijnlijk hadden de mensen van Irfan ook zulke boekjes over Leodeth, haar stad.
Ayleth werd afgeleid van het hoofdstuk over de leeuw en de wezel toen ze iemand haar naam hoorde roepen. Ze keek op, langs de witte bloesemblaadjes die zo nu en dan vanuit de boom naar de grond vielen. Verderop zag ze een figuurtje rennen dat hevig naar haar zwaaide en haar naam bleef roepen. De ijzeren delen van zijn harnas blonken in het licht van de felle zon en ze kon het klepperen van de losse onderdelen horen naarmate hij dichterbij kwam. Ayleth glimlachte. Het was Joseph. Ze zou zijn manier van doen nog van kilometers afstand kunnen herkennen. Hij was met haar vader en zijn vader en nog wat mensen van het leger naar het binnenland geweest. Ze hadden allemaal niet willen vertellen wat ze daar gingen doen en iedereen was razend nieuwsgierig geweest. Ayleth ook. Athalos had niet veel geheimen voor zijn dochter, maar nu had ze niets bij hem los kunnen krijgen.
Joseph riep iets naar haar wat ze niet verstond en ze klapte haar boek dicht. Ze kwam overeind en streek haar ellebooglange haar over haar schouder. Joseph kwam luid rammelend dichterbij en nu pas hoorde ze over het geluid van zijn harnas heen wat hij riep.
‘Paarden!’ riep Joseph. ‘De nieuwe paarden zijn er!’ Een grote lach trok Ayleth’s mondhoeken omhoog. Dat was dus wat ze waren gaan doen in het binnenland. Eens in de zoveel tijd, als het leger teveel paarden verloren had, werd er een groep geselecteerd die nieuwe dieren ging halen. De selectieprocedure voor die groep was nog een hele klus, want de weg naar de andere dorpen was gevaarlijk en degenen die meegingen moesten ook nog verstand van paarden en handel hebben. Het was de eerste keer dat Joseph mee was geweest. Ayleth wilde ook, al jaren, maar er gingen nooit vrouwen mee. Jammer genoeg waren er nog steeds mensen die van mening waren dat vrouwen niet geschikt waren om te onderhandelen en al helemaal niet om gevaarlijke reizen te maken. De kans dat ze onderweg rovers tegenkwamen was groot en niet in alle dorpen werden de mensen van Leodeth even vriendelijk ontvangen. De mensen uit omliggende dorpen hadden elkaar altijd met het nodige wantrouwen bekeken.