
________________________________________________________________________________
Langzaam maar zeker ging de ene week over in de andere. Hoewel het stadje leek af te stevenen op een ramp had Grace niets door. Zij leefde op de grote roze wolk die Nathanael veroorzaakt had.
De stadsbewoners begonnen te wennen aan het idee dat Nathanael en zij een paar vormde, en de felicitaties begonnen voorzichtig aan binnen te stromen. Stiekem had Grace het gevoel dat haar vriendin Julia Manson daar zeker iets mee te maken had, aangezien zij hen beiden al meerdere malen uit uitgenodigd om op de zondagmiddagen de maaltijd mee te nuttigen. Julia beantwoordde haar vragen echter niet met woorden, maar schonk haar alleen een raadselachtige glimlach.
‘Is dit geen prachtige stof voor een bruidsjapon?’ de stem van haar vriendin haalde haar uit haar mijmeringen.
Grace liet haar blik zakken naar de glanzende zijdestof die Julia omhoog hield. ‘Je zei toch dat je van simpel hield? Dit zal een geweldig mooie jurk worden. Één en al eenvoud en toch opvallend.’
Ze kon het niet weerstaan om haar hand langs te stof te laten glijden. Het was inderdaad een prachtige stof en ze vermoedde dat de winkelierster het had besteld met een bepaald vermoeden, maar ze vreesde anderzijds ook dat ze het zich niet kon veroorloven. De stadsbewoners mochten haar dan weer geaccepteerd hebben, ze hadden haar eer nog niet hersteld door haar opnieuw als lerares aan te stellen en daarmee waren haar inkomsten ook nog niet vooruitgegaan.
Haar bruiloft kwam eraan en het moest een mooie dag worden, maar zowel Nathanael als zijzelf konden het zich niet veroorloven om buiten de band te springen. Na de bruiloft zouden er immers nog meerdere dagen volgen. Dagen waarin ze ook geld nodig hadden om in hun onderhoud te voorzien.
Grace wreef haar duim en middelvinger tegen elkaar, waarop Julia onmiddellijk begreep wat ze bedoelde. Nee, ze zou het moeten doen met een jurk die ze had. Wellicht kon ze die van een beetje meer opsmuk voorzien als de dagelijkse versie. Ergens zette een gevoel van teleurstelling zich vast in haar buik. Natuurlijk had zij er net als elk ander meisje van gedroomd om in een mooie witte jurk te trouwen, maar daar moest ook de gelegenheid voor zijn. Helaas was die er voor haar niet.
Julia keek naar het prijskaartje en er ontstond een frons tussen haar rimpels. ‘Zes dollar te meter.’
Grace knikte ter bevestiging dat het inderdaad meer was dan ze zich kon veroorloven, al was het aanzienlijk minder als dat ze verwacht had. Julia leek net zo teleurgesteld als zijzelf. Troostvol haakte haar vriendin haar arm in de hare en nam haar mee naar buiten.
‘Het spijt me, Gracie,’ mompelde ze.
Grace haalde haar schouders op. ‘Het geeft niet. Nathanael en ik zullen nog veel mooiere dingen krijgen om naar uit te kijken.’
‘Dat zal allemaal wel, maar ik verloor mezelf in mijn enthousiasme,’ er klonk spijt in de stem van haar vriendin. ‘Toen ik jou leeftijd had droomde ik ook van die grote witte jurk, veel gedachten wijdde ik niet aan het prijskaartje dat daaraan hing. Daarom dat ik hem jou ook liet zien zonder te denken aan de financiële aspecten.’
Met haar vrije hand klopte Grace op die van Julia. ‘Maak jezelf niet druk. Ik weet dat je het goed bedoelde.’
‘Weg nikkertje!’ Grace gezicht werd opzij getrokken door de grove woorden die werden veroorzaakt door een mannenstem.
Onthutst zag ze hoe de grote flink gebouwde man een kind weg duwde. Ze hield halt en daarmee dwong ze ook Julia om te stoppen.
‘Zag je dat?’ fluisterde ze haar vriendin toe.
Julia knikte ontdaan, maar probeerde haar weer mee te trekken. ‘Bemoei je er niet mee, Grace.’
Het lukte haar echter niet om weg te lopen. ‘Sinds wanneer zijn deze dingen gaande.’
Julia’s ogen knepen zich bezorgd samen. ‘Sinds de school er is. Er zijn blijkbaar mensen die niet willen dat de donkere gemeenschap zijn positie in het leven verbeterd.’
Grace liet haar ogen over de man heen glijden, toen een flits van herkenning haar trof. Hij was één van de mannen die nu al tijden de school continu in de gaten leek te houden.
‘Maar meneer, ik wil alleen maar een bestelling van mijn vader afleveren,’ het kind keek de man smekend aan, waarop de man de weg versperde.
‘Jullie zijn toch allemaal aan het leren, is het jullie dan nog niet geleerd hoe je leer dient te looien?’ een spottende grijns lag om zijn lippen.
Het jongentje keek de man angstig aan. ‘Alstublieft meneer, mijn vader heeft die spullen nodig.’
‘Heeft je vader die spullen nodig? Dat verandert de zaak,’ er steeg gelach op uit het driekoppige groepje.
Moedig zette het jongentje een voet op de tree van het lage trapje, maar opnieuw gaf de man hem een duw. Het kind viel achterover op de weg. Verloren als een radeloos hoopje bleef het daar zitten.
Het aanblik dat het kind op die manier bood werd Grace teveel. Ze maakte aanstalten om erop af te lopen, maar Julia greep haar snel bij haar pols vast.
De smekende blik die in haar ogen lag gaf Grace het gevoel dat Julia iets wist wat aan haar voorbij getrokken was. ‘Niet doen Grace.’
Toch kon haar gepijnigde hart het niet weerstaan om het kind te helpen. Snel trok ze zich los en beende in grote passen naar het kind toe. Zonder een blik op de man te werpen hielp ze het kind overeind en nam het bij de hand.
‘Wilt u zo vriendelijk zijn om mij erdoor te laten?’ hoewel haar woorden vermomd waren in een vraag was de toon in haar stem een bevel.
De man nam haar arrogant op. ‘Zo zo het nikkerjuffie. Kom je een opnieuw een zwartje helpen?’
Fel keek ze hem aan. ‘Nee, ik help een kind dat wordt lastig gevallen door drie grote bullebakken! Wilt u mij er nu door laten?’
Het jongentje keek haar met grote ogen aan. Niet goed wetende wat het verwachten moest. Angstig hield het haar hand stevig vast. Bang voor wat er gebeuren zou als hij die los zou laten.
Haar blik mocht dan woedend zijn, het kon de man er niet toe verzetten om opzij te gaan. Moediger als dat ze zich voelde zette ze haar eerste stap op de trap.
‘Je hebt een voorliefde voor de minder bedeelden onder ons hé,’ één van zijn vrienden verliet de plek tegen de muur waar hij al die tijd tegen aan gehangen had en kwam achter de man staan. ‘Niet alleen die nikkertjes krijgen je onverdeelde attentie, maar een indiaan mag straks je bed delen.’
Ze voelde zichzelf misselijk worden bij de afschuwelijk manier waarop de man sprak. Was dit hoe de mensen tegen haar aankeken? Hoe de mensen aankeken tegen dit jongentje, tegen Jeremy en Nathanael?
‘Ik wil dat u nu opzij gaat, zodat dit kind zijn boodschappen kan doen,’ reageerde ze zodra ze zichzelf weer een beetje onder controle kreeg.
De eerste man legde een ruw aanvoelde vinger tegen haar wang, om vervolgens in de richting van haar mond te strijken. Ze wende haar gezicht van hem af om hem te laten blijken dat ze niet gediend was van de aanraking, maar dat leverde haar niets meer op dan een gelach wat meer klonk als gegrom.
‘Je reactie op die indiaan zal wel niet zo kil zijn,’ als vanzelf richtte ze haar gezicht weer op de man, maar dat had ze beter niet kunnen doen.
Voordat ze goed en wel wist wat er gebeurde drukte de man op wrede wijze zijn lippen op de hare. Ze moest het kind wel loslaten om de man van haar af te duwen.
Meneer Clarke was naar buitengekomen met een buks in zijn handen. ‘Heren, willen jullie de dame erdoor laten!’
Hij hield het geweer om de mannen gericht. Onder luid protest stapte twee van hen opzij, maar degene die haar zo beledigd had was niet van plan om zichzelf zomaar over te geven.
‘Opzij meneer, laat de dame en het kind erlangs voordat u mij ertoe aanzet het geweer voor een ander doel te gebruiken dan waar hij feitelijk voor dient,’ het geklik van een geweer dat werd aangelegd klonk door de lucht.
‘Clarke, sinds wanneer maak jij je druk over een juffie en haar nikkervriendjes,’ spotte de man.
‘Daag me niet uit, Henderson. Ik ben jou en je gespuis meer dan zat,’ meneer Clarke was een man die al dicht tegen zijn pensioenleeftijd aanzat, maar het vuur in stem was die van een jonge man. ‘Nu opzij.’
Halsstarrig weigerde de man. Het geluid van een geweer dat afging deed Grace in elkaar krimpen. Paniekerig greep het kind haar rok vast.
Geschrokken greep de man naar zijn hoed die doorboord was met een kogelgat. Grace durfde niet met zekerheid te zeggen of meneer Clarke doelbewust op de hoed had gemikt of dat het per ongeluk gegaan was, maar het schot raakte wel zijn doel. De man sprong opzij.
‘Wat maak jij me nou, Clarke!’ snauwde hij onthutst.
‘Ik blijf niet waarschuwen,’ reageerde de oude man lauw. ‘Kom binnen, miss O’Reilly.’
Dat liet Grace zich geen tweede keer zeggen. Vliegensvlug haastte ze zich de trap op, het kind met haar meetrekkend. Meneer Clarke hield de buks nog steeds gericht op de mannen, terwijl hij achteruit het gebouw instapte.
Zo gauw als hij kon klapte hij de deur dicht en draaide deze op slot. De mannen bleven het houten plankier staan, hoewel ze geen aandacht meer schonken aan de mensen in de leermakerij. Meneer Clarke liet zijn adem ontsnappen. Zacht en trillend.
Met grote ogen keek ze de man aan. ‘Wat is hier gaande?’
De ogen van de oudere man pinde zich op haar vast. Haalde heel even zijn schouders op en richtte zich vervolgens op het kind.
‘Je kwam een bestelling afleveren knul,’ het jongentje haastte zich om te knikken, en stak meneer Clarke een stukje papier toe waarop de bestelling met grote hanenpoten was geschreven.
Grace kon er echter geen aandacht aan schenken, aangezien de man het zorgvuldig buiten haar blikveld probeerde te houden. ‘Heel goed, ik zal het laten weten wanneer de bestelling klaarstaat. Wil je dat aan je vader doorgeven?’
Het jongentje knikte, duidelijk niet van plan om te weigeren of zijn mond open te trekken na datgene wat er zojuist gebeurd was. ‘Nou kom mee.’
Meneer Clarke troonde het kind mee langs de balie naar een deur die daarachter plaatsvond. Grace was niet van plan om alleen achter te blijven in de winkel en volgde het ietwat vreemd uitziende tweetal.
Het huis van meneer Clarke verbaasde haar enigszins. Hoewel er niet veel aan prullaria stond was het schoon en goed onderhouden. Een typisch mannenhuis, maar of te wel meneer Clarke wist hoe hij een poetsdoek moest hanteren, of een bazige huishoudster had hier de overhand.
Zorgvuldig ontweek ze de robuuste tafel waar vier al even robuuste stoelen omheen stond. Het keukenblok was simpel, maar in het bezit van allerlei benodigdheden.
Nadat ze het kleine eetkamertje uit waren gelopen kwamen ze in een kamer uit wat duidelijk als een salon moest dienen. Er stond een sofa en een stoel met daartussen in een klein bijzettafeltje. Aan de muur hingen een aantal planken waarop een paar kleine snuisterijen stonden en een Bijbel. Grace liet haar blik ongeneert door de kamer heen dwalen. Ze kende meneer Clarke helemaal niet zo goed, maar een kleine inzicht in zijn persoonlijke aard kon niet zo verkeerd zijn. Het hertenkop wat boven de haard hing schokte haar wel wat. Zijzelf was nooit geen liefhebber geweest van zulke accessoires. Opgezette dieren konden haar nimmer bekoren. Toch had ze het op de één of andere manier wel verwacht in het huis van een man die al zo’n beetje zijn hele leven alleen doorbracht.
Het had vast iets te maken met mannelijke trots of zo.
Hij opende een deur en duwde het jongentje naar buiten. ‘Alsmaar rechtdoor lopen en niet achterom kijken, begrepen?’
Met zijn grote donkere ogen angstig op hem gericht knikte het kind. Grace kon de man alleen maar verstomd aankijken. De wirwar van steegjes kon niet aantrekkelijk genoemd worden. Er kwam een vieze geur uit voort en ze leken niet de soort mensen te herbergen waar zij dagelijks mee omging. Het kind had het echter al op een lopen gezet, voordat zij haar protest had kunnen aantekenen.
Meneer Clarke draaide zich om, duwde haar terug naar binnen en sloot de deur weer zorgvuldig af. ‘Nu is het onze tijd om te praten, miss.’
Verbaasd keek ze hem aan. ‘Waarover?’
‘Uw voorliefde om u in zaken te mengen waar u beter uit kunt blijven!’
Haar verbazing ging over in woede. Ze was niet nieuwsgierig. Groef nooit doelbewust in het leven van anderen. Het enige wat ze wilde was anderen haar hulp aanbieden wanneer die nodig was. Het jongentje had toch zeker haar hulp nodig gehad.
‘Ik begrijp niet wat u bedoelt,’ snauwde ze met een stem die scherper was als dat ze in eerste instantie bedoelt had.
Met een handgebaar maakte hij haar duidelijk dat ze plaats moest nemen, terwijl hij zich tegenover haar in de lederen stoel liet zakken. Zijn ellebogen rustend op zijn knieën, toen hij iets voorover boog.
‘Luister dame, het feit dat u kinderen zoals dat jongentje les wilt geven is zeer nobel,’ hij zuchtte even. ‘Maar is het wel eens in u opgekomen dat de wereld er misschien wel aan toe is, maar de mensen nog niet?’
Haar wenkbrauwen schoten omhoog bij de onlogische vraag die de man stelde. Hoe kon de wereld eraan toe zijn en de mensen nog niet? Vormden die samen niet een geheel?
‘Dan heeft u nog niet gezien hoe bedreven mijn leerlingen zijn,’ verdedigde ze haar streven vol vuur. ‘U staat niet iedere dag voor de klas om te zien hoe de kinderen gretig alles, wat ook maar met kennis te maken heeft, in zich opnemen.’
Meneer Clark leunde achterover, zijn schouders ophalend. ‘Dat is absoluut waar, mijn beste.’
‘Wat bazelt u dan?’ vroeg ze ongeduldig, haar wenkbrauwen fronsend om haar woorden kracht bij te zetten.
De man streek met zijn gekromde vingers, die een gevolg waren van jarenlang een zwaar en nauwkeurig beroep te beoefenen, over zijn bovenbenen heen. ‘Dame, ik zit hier niet om u te beledigen.’
Hij wees zijn knokkige vinger omhoog, alsof hij haar op iets aan het plafond wilde wijzen. Toch wist Grace dat het niet zijn bedoeling was om omhoog te kijken . Hij wilde duidelijk een punt maken.
‘God heeft ons allen gelijk gemaakt, de natuur is gelijk gemaakt en tegelijkertijd zo geschapen dat zij in alles aan elkaar hangt, maar het hart van een mens zit zo niet in elkaar,’ doordringend keek hij haar aan, waarop ze haar wangen vuurrood voelde worden. ‘De wereld zit te wachten op een verbetering, maar de mensen niet.’
Haar hoofd schoot omhoog. ‘Ik dacht dat het westen bedoeld was om een nieuw leven te beginnen. Dat zij jong was, klaar om gevormd te worden.’
Meneer Clark schudde lachend zijn hoofd. ‘Dat is precies wat ik bedoel, mijn beste. Dit stukje van ons uitgestrekte land mag dan nog zeer pril zijn, ongetemd. Het zijn wel de mensen die hun vastgeroeste gewoontes hiermee naar toe hebben gesleept.’
Even haalde hij adem. ‘Gewoontes en denkwijzen die er door jarenlange ontwikkelingen in zijn geslopen, is niet iets wat men binnen een paar dagen kan veranderen.’
‘Maar dat wil toch niet zeggen dat niemand het zal moeten proberen?’
De lippen van de man perste zich samen. ‘Miss, ik zeg ook niet dat u datgene wat u probeert te bereiken moet opgeven. Ik wil u alleen zeggen dat u die mooie ogen van u moet openen en moet gaan inzien welke beerput u heeft opengereten.’
‘Beerput?’ verontwaardigd wees ze met haar wijsvinger richting de voorkant van de winkel. ‘Omdat dwaze bullebakken zoals die mannen daar op het plankier zo nodig een klein kind de stuipen op het lijf moeten jagen, heb ik direct een beerput geopend? Dat slaat nergens op.’
‘U mag die bullebakken dan dwaas noemen, miss, maar zij zijn er wel degelijk op tegen dat de kinderen van voormalige slaven scholing krijgen,’ de oude man zuchtte, terwijl zijn ademhaling leek te trillen. ‘Toch wil ik u er nogmaals op wijze dat u hun intelligentie dan niet al te hoog mag inschatten. Hun spierkracht is een geheel ander verhaal. Dat in combinatie met hun haat en weerzin, is zeker niet iets om te onderschatten!’
‘Meneer, ik wil niet oneerbiedig zijn, maar wat weet u daarvan?’
Haar gedachten schoten naar haar ouders. Hoeveel weerstand zij hadden gekend, slechts omdat ze van Ierse afkomst waren. Meneer Clark woonde hier al zo lang en er was niets meer te bespeuren van een buitenlands accent.
‘Meer dan u weten kunt, mijn beste,’ de woorden kwamen er vermoeid uit.
Alsof hij zojuist was thuis gekomen van een slagveld. Grace liet haar blik over de man heen glijden. Opeens zag ze het… Zijn ogen waren wel van een heel donker bruine kleur en zijn grijze haar wat ze altijd voor krullend had aangezien had meer de neiging om te gaan kroezen.
Ze slikte de brok in haar keel door. Was ze dan werkelijk zo blind?
‘Ik zeg niet dat u moet stoppen met dat wat u doet,’ als een grootvader die zijn kleinkind wilde troosten legde hij zijn grote ruw aanvoelende hand over de hare, dicht naar haar toegebogen. ‘Slechts een klein beetje goedheid uit één hart kan bergen verzetten, maar houdt uw ogen open voor datgene wat er rondom u heen gebeurd. Er zullen altijd slechte mensen zijn die de goedheid van een ander uitbuiten voor hun eigen dwaze wegen.’
Haar gedachten dwaalden af naar haar inzamelingsactie voor het indianenreservaat en de besmette dekens.
Na even stilzwijgend tegenover elkaar te hebben gezeten stond ze op. ‘Het is tijd om te gaan.’
De man knikte, vrijwel tegelijkertijd opstaand.
Voordat hij de deur opende keek hij haar nog een laatste maal aan. ‘Houdt uw ogen te allen tijde open.’
Hij liet haar voorgaan, zijn buks gericht op de mannen die daar nog altijd stonden. Grace plezier van die morgen voor de rest van de dag teniet gedaan.