Chaos

Durf jij hier te overnachten? Griezel- en horrorverhalen zullen verteld worden bij het vallen van de nacht.
Plaats reactie
Emena
Potlood
Potlood
Berichten: 48
Lid geworden op: 09 mei 2013 09:44
Locatie: Het BESTe dorp van nederland (soortvan)

Ik denk: laat ik ook maar eens iets gaan plaatsen. :) Ik weet niet helemaal zeker of dit de juiste categorie gaat zijn, ik hoop het van wel. Het probleem is een beetje dat dit een van mijn vage experimentele verhalen is en ik ben vooral benieuwd wat men ervan vind. Voel je vrij om het geheel af te kraken (of de hemel in te prijzen :angel), schroom je vooral niet om te zeggen waar je denkt dat het beter kan, waar het anders moet of waar ik een onvergetelijke taal/typ/typ/spellingsfout heb gemaakt. In ieder geval (hopelijk) veel leesplezier toegewenst. :)
Mocht men het begin te vaag vinden, ik kan altijd het eerste deel van hoofdstuk 1 erbij plaatsten. :) Uiteindelijk is het maar een kort (vervolg)verhaal (ik geloof een pagina of 20 in word, wat gaat resulteren in een stuk of 12 delen gok ik).

---

Proloog

Het was een koude dag in de lente. Althans, ik gok dat het lente is. De weersvoorspellingen zeiden dat er een hagelstorm zou komen, tot nu toe hadden ze nog geen gelijk gekregen. Zoals gewoonlijk. Hier hebben ze nooit gelijk. Het weer op deze plaats waar ik leef is nu eenmaal compleet onvoorspelbaar, zoals alles dat is. Ze hebben geprobeerd uit te vinden waarom dit zo is, maar ze hebben nog geen verklaring kunnen vinden. Zelfs de beste wetenschapper is het niet gelukt, geen enkele theorie houdt namelijk stand in dit gebied. Dit gebied bestaande uit de pure, oeroude chaos van het begin der tijden. Een chaos die de meeste mensen weg zou jagen. Maar welke juist maakt dat ik hier mijn perfecte leefomgeving heb gevonden, omwille van twee simpele redenen.
De ene reden is een reden voor de buitenwereld, om mijn leven hier legaal te maken. Zij denken dat ik er ben om het gebied te onderzoeken. Ze willen weten of er een mogelijkheid is om de chaos te beheersen. Immers, als je chaos kunt beheersen kun je heel de wereld beheersen. Denken zij dan. Van buitenaf konden ze helaas niets ontdekken, ze hoopten dat een zoektocht van binnenuit meer op zou leveren. Niemand durfde hier echter te komen, bang voor wat deze plek met ze zou doen. Ik was en ben er niet bang voor. Niet als ik me bedenk wat er met me zou gebeuren als ik hier niet zou leven.
En dat is mijn tweede reden. Mijn eigen, persoonlijke reden: mijn leven hier garandeert me mijn veiligheid. Voorlopig althans. Het is mijn enige kans. Hoewel, niet helemaal. Ik had drie opties om uit te kiezen, drie mogelijkheden om het monster op afstand te houden.
Optie één: leven in totale orde. Nou, vertrouw me maar, dat lukt niemand. Ik heb het niet eens echt geprobeerd, ik had er de tijd niet voor. Optie twee: leven in totale chaos. Tot nu toe werkt het en als mijn bevindingen juist zijn moet het blijven werken tot mijn dood. Mijn dood, optie drie, niet voor niets de laatste in het rijtje.
Het kan simpel klinken, om in chaos te leven. Gewoon even je leven overhoop halen en je hebt genoeg. Zou je denken. Maar dan creëer je slechts een puinhoop, niet echte chaos. De echte, complete, levensreddende chaos is alleen maar hier te vinden. Het betekent constante verandering, van omgeving, tijd en plaats, elk moment van de dag. Zover het dagen te noemen zijn. En misschien is het ook wel constante verandering losstaand van omgeving, tijd en plaats. Ik heb er geen besef meer van, van geen van de drie.
Niet alleen de dingen om me heen veranderen, ook ik verander. Dan bedoel ik niet dat ik geleidelijk verander, soms wel, maar meestal verander ik totaal. Soms blijf ik dezelfde voor een langere periode, soms zelfs zo lang dat ik denk veilig te zijn voor de verandering, maar dan plots verander ik zo snel dat ik al twee nieuwe personen ben geweest voor ik me van de eerste verandering bewust ben.
Het enige in dit gebied dat veilig is voor de verandering zijn mijn herinneringen. Hoe het komt weet ik niet, het is gewoon zo en ik ben er blij mee. Het geeft me het gevoel dat ik altijd nog voor een deel dezelfde ben, dezelfde als wie ik was toen het begon.
Het is en blijft een moeilijk leven wat ik heb. Ik ben immers volledig overgeleverd aan de willekeur, maar, zoals ik al zei, het is nodig. Ik moet wel zo leven, wil ik niet ook nog eens overgeleverd zijn aan de willekeur van het ding dat me volgt. Het ding… Ik heb het geen naam gegeven, ondanks dat ik er wel het recht toe heb. Ik heb het immers gecreëerd. Klinkt bekend, niet? De schepper vlucht voor diens eigen creatie. Laat ik voor de duidelijkheid zeggen dat ik niet gekozen heb om schepper te worden. Integendeel, ik koos er juist voor vernietiger te zijn. Tenminste dat dacht ik toen. Nu ben ik daar net zo zeker van als hoe zeker ik er van ben hoe het volgende moment uit gaat zien. Totaal niet dus.
Laatst gewijzigd door Emena op 15 mei 2013 00:51, 1 keer totaal gewijzigd.
Blieje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1444
Lid geworden op: 02 apr 2013 22:57

Leuke proloog, ben benieuwd naar het verhaal!

Deze dingetjes vielen me op:

Maar dan creëer je slechts een puinhoop, niet echte chaos. = niet een echte chaos
Maar dan creëer je slechts een puinhoop, niet echte chaos. = dat me volgt

Groetjes Blieje :D
Het laatste contact is altijd het zwaarste.
Emena
Potlood
Potlood
Berichten: 48
Lid geworden op: 09 mei 2013 09:44
Locatie: Het BESTe dorp van nederland (soortvan)

Die eerste ga ik je om verhaaltechnische redenen in tegenspreken, het gaat me immers om chaos als een toestand, niet als een ding.

Die tweede is een stomme fout. :)

Ik zal eens een volgend stukje posten. Vanaf hier begin ik wel te twijfelen of het niet misschien een rating moet krijgen, dit topic...

---

De vijand (deel 1/2)

Het begon allemaal op een doodnormale dag, de dag dat ik een narcis vertrapte. Nou ja, misschien begon het wel eerder, misschien begon het niet met wat ik deed, maar met wat anderen mij aandeden. Die dag echter liep ik van school terug naar huis, ik was zestien, denk ik. Misschien ben ik dat nog steeds, ik weet het niet, het is mogelijk. Het zou ook anders kunnen zijn.
Ik zag de narcis staan, omringd door wat andere narcissen. Volkomen normaal, zou je denken. Het viel alleen op dat alle narcissen verlept waren behalve die ene. Alsof die narcis koste wat kost de beste wilde zijn en alles van anderen afpakte om dat te kunnen zijn. Het deed me aan iemand denken.
Iemand die iedereen beledigde enkel om zichzelf goed te kunnen voelen. Iemand die er zeker van moest zijn dat iedereen die zij kende of een vriendin was van haar, wat eigenlijk betekende dat diegene haar slaaf was, of haar vijand. Zij wilde zeker zijn dat iedereen bang voor haar was, zodat ze altijd haar emoties kon afreageren, zonder gestraft te worden. Zij wilde simpelweg alle macht hebben, zelfs over de leraren. Het enige dat ik ooit verkeerd heb gedaan is haar die niet te geven. Niet direct. In haar ogen dus te laat. Ik had er echter geen reden toe.
Haar manieren om macht te verkrijgen werkten jammer genoeg niet op mij, jammer voor haar dan. Schold ze me uit, dan negeerde ik haar, het waren slechts woorden. Woorden waarvan ik dan wel wist dat ze waar waren, omdat elke scheldpartij nu eenmaal een kern van waarheid bevat, maar het kan geen kwaad de waarheid te horen. Sloeg ze me dan negeerde ik haar eveneens, zolang je rustig blijft is elke pijn uit te schakelen. Pijn is iets dat door de hersenen gemaakt wordt, dus kan het ook door de hersenen worden verbannen. Het duurde niet lang voor ik dat ontdekt had. Zorgde ze ervoor dat ik strafwerk kreeg van de leraar zonder geldige reden, dan maakte ik het gewoon zonder te protesteren. Dat beetje tijd dat ik ermee verspilde stelde toch niets voor, zeker niet als je het vergelijkt met de tijd die is verstreken sinds het allereerste begin. Ik onderging alles wat ze me aandeed met een simpele gedachte: ooit zou zij haar prijs betalen.

Het enige waar ik niet tegen kon was haar blik. Ik had altijd al problemen met het aankijken van mensen. Één blik vertelde me meer over een persoon dan ik wilde weten, meer dan woorden konden vertellen. Sommigen noemen dat een gave, ik noem het een vloek. De meeste blikken kan ik echter wel tegen, alleen die van haar was anders. Haar blik was een blik die me verraadde dat ze anders was, ernstig anders. Een blik die me zoveel deed, omdat ze daarmee bij mij de emoties losmaakte die bij haar ontbraken. Emoties die ik anders altijd kon onderdrukken. De twee emoties die machteloosheid veroorzaken. Angst en verdriet.
De angst kwam voort uit het besef dat ik geen controle meer had over mijn verdriet. Maar waar het verdriet vandaan kwam weet ik niet. Eerlijk gezegd wil ik het ook niet weten, het brengt me alleen maar dichter bij de emotie zelf en daardoor wordt het lastiger er afstand van te nemen. Niet voor niets heb ik mezelf geleerd gevoelens te negeren.
Eerst wist ze het nog niet. Ze was echter een slimme meid, op een gegeven moment kreeg ze het door. Ze wist toen precies wat ze me aan kon doen en ze maakte er gebruik van. Ze maakte dat ze de macht over me kreeg. Nu zou ik die macht echter terug stelen.

Ik plukte de narcis en terwijl ik de bloem vasthield, kon ik haar zien in mijn gedachten.

Ze stond recht voor me en gebruikte haar blik weer. Normaal gesproken zou ik ineen zakken, maar nu niet. Dit keer wist ik dat ze me geen pijn kon doen. Dit waren mijn gedachten, dit was mijn wereld. Hier had ze geen controle over me. Hier kon ze me niets aandoen. Integendeel, ik zou het eerder iets bij haar doen.

Ik verstevigde mijn greep op de bloem.

Ik wist dat als ze echt hier zou zijn, ze niet zou overleven wat ik van plan was.
Het eerste dat ik deed was terug staren, ik probeerde me te concentreren op al mijn haat, zodat ik bescherming had tegen haar blik. Ik had dit nog nooit geprobeerd, de angst verhinderde elke keer. Toch was de haat niet moeilijk op te roepen, niet als ik dacht aan wat ze allemaal tegen mij gezegd had.

“Kijk daar is dat kind. Kom op, laten we dat geval weer eens gaan uitlachen.”

Hierna zou ze me nooit meer kunnen uitlachen, als ze überhaupt nog zou kunnen lachen. Ik zag hoe haar ogen zich begonnen te vullen met angst, angst die voortkwam uit het besef dat ze me niets deed deze keer. Angst voor het verliezen van haar macht, angst voor mij. Ik was de meerdere nu en dat wist ze.

“Hé, waar zijn je vrienden gebleven? Oh wacht, wat ben ik ook stom, ik vergat even dat je er geen hebt. Wat jammer nou voor je.”

Ik had geen vrienden nodig. Nooit gehad, nooit nodig gehad en ik zou ze ook nooit nodig hebben. Voor haar was dat echter anders, heel anders. Ze kon niet leven zonder vrienden. Overal waar ze ging, waren ze bij haar. Anders zou ze het niet overleven. Zeker nu gold dat letterlijk, nu er niemand was om haar te helpen. Niet dat het uitgemaakt zou hebben. Ik was vrij om te doen wat ik wilde en vast van plan gebruik te maken van die vrijheid.
Het was toch slechts in gedachten, in het echt zou ik zoiets nooit kunnen doen. Maar dat betekende niet dat ik het niet zo echt wilde laten voelen als mogelijk.

Ik kneep de bloem in mijn hand fijn en voelde een dunne straal van het plantensap over mijn hand lopen.

Het herinnerde me aan bloed. Bloed, in mijn gedachten heb ik vaker gespeculeerd hoe het zou smaken. Hoe het zou zijn als het nog vers is, wanneer de de muziek van schreeuwende slachtoffers op de achtergrond klinkt. Het maakte me dorstig.

Terwijl mijn dorst groeide, begon ik na te denken over een manier om haar alles betaald te zetten. Zou ik haar levend villen? Nee, te cliché. Haar ledematen deel voor deel verwijderen? Hmm, dat zou iemand anders ook wel al lang geleden bij iemand gedaan hebben. Haar ingewanden dan maar verwijderen? Nee, dan zou het veel te snel gaan. Ik had een originele manier nodig. Origineel, langzaam en vooral pijnlijk.
Laatst gewijzigd door Emena op 15 mei 2013 22:41, 1 keer totaal gewijzigd.
Blieje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1444
Lid geworden op: 02 apr 2013 22:57

Apart verhaal en over stomme fout gesproken, ja die had ik gisteren ook duidelijk gemaakt bij die reactie op je proloog.. maar ik had zo'n slechte zin en was zo kapot... :lol: Maar goed, vandaag ben ik wat fitter dus hier komen dan de zinnen die mij opvielen:

Ik zag de narcis te staan = te kan weg
Alsof die narcis koste wat kost de beste wilde zijn en alles van anderen afpakte om de beste te kunnen zijn. = om dat te kunnen zijn, je hebt in de zin al een keer omschreven dat die narcis de beste wil zijn, is dus dubbel.
Het enige wat ik ooit verkeerd heb gedaan = dat ik ooit verkeerd heb gedaan
Het eerste wat ik deed was terugstaren = dat ik deed
Ik was de meerdere was nu en dat wist ze. = twee keer was

Ga zo door, het is leuk tot nu toe! :D :app:

Groetjes Blieje :D
Het laatste contact is altijd het zwaarste.
Emena
Potlood
Potlood
Berichten: 48
Lid geworden op: 09 mei 2013 09:44
Locatie: Het BESTe dorp van nederland (soortvan)

Bedankt voor je reactie en ter beloning een volgend stukje :)

---

Ik zag de angst in haar ogen nog steeds toenemen, ik kon het zelfs bijna ruiken. Ik zag echter ook dat ze op zoek was naar een uitweg. Had ze dan niet door dat die er niet was? Misschien moest ik er voor de zekerheid voor zorgen dat er echt geen was. Ze moest beseffen dat ze van mij was nu. Ze was dat altijd al geweest, sinds het moment dat ze dacht dat ze me kon behandelen als een van haar slachtoffers. Als het eenmalig was geweest, had ik haar nu misschien nog laten gaan. Maar, zoals gezegd, was dat niet zo. Ik moest wel doorgaan.
In een paar stappen stond ik bij haar. Voor ze me doorhad, sloeg ik haar neer en maakte ik van de rust gebruik om haar vast te binden. Terwijl ik daarmee bezig was, viel er wat uit mijn zak. Het was een klein stukje papier met een van mijn tekeningen erop. Zij hield niet van die tekeningen, zij vond ze stom en lelijk. Waarschijnlijk enkel omdat ze van mij waren. Plotseling wist ik wat ik met haar wilde doen. Eerst zou ik echter moeten wachten tot ze wakker was. Bewusteloze slachtoffers zijn te makkelijk. Te saai.
Ik ging naast haar zitten en wachtte. De tijd die dat me gaf gebruikte ik om mijn mes te pakken en wat schetsen te maken in het zand dat voor me lag. Even twijfelde ik of ik haar zou moeten verplaatsen, zodat er geen kans was dat iemand ons zou zien. Ik koos ervoor het niet te doen, het zou enkel goed zijn als iemand ons zag. Dan zou diegene weten dat ik iets goeds deed. En hij zou iedereen kunnen laten weten dat ik bezig was de wereld te bevrijden van iets kwaadaardigs.

En daarnaast was het nog steeds slechts een spel dat ik speelde in mijn verbeelding, ik hoefde me dus geen zorgen te maken om zulke onbenullige zaken.

Ik had net een schets af toen ik zag dat ze haar ogen opende.
“Hoi,” zei ik beleefd.
“Waar ben jij mee bezig?” vroeg ze me, zonder mijn groet op een juiste manier te beantwoorden. Het maakte me kwaad dat ze zo onbeleefd durfde te zijn.
“Niks,” beantwoordde ik netjes haar vraag, om er zeker van te zijn dat ik wel beleefd was. “Nog niks.”
“Wat ga je met me doen dan?” Ik hield van de angst in haar stem, het voedde me.
“Dat zul je vanzelf zien,” zei ik met een glimlach.
Ik pakte mijn mes beter vast en pakte ook haar stevig vast. Ik wilde net beginnen, toen ik nog aan iets dacht. Ik moest voorkomen dat ze kon gaan gillen. Normaal gesproken had ik het niet erg gevonden, maar deze keer kon ik het niet gebruiken. Ik moest me kunnen concentreren en haar gegil zou me daarbij niet echt helpen. Ik zocht in mijn zakken naar iets bruikbaars en vond uiteindelijk een tweede blad met tekeningen, hoe toepasselijk. Het stond beeldig, zo in haar mond.

Nu kon ik beginnen, zachtjes kraste ik met mijn vlijmscherpe mes over haar huid, stukje voor stukje, telkens het bloed oplikkend zodra dat vrijkwam. Het kwam maar langzaam vrij, ik had erop gelet de wonden niet te diep te maken. Het zou niet leuk zijn als het te snel zou gaan. Te laat besefte ik me nog iets vergeten te zijn. Het maakte dat ik even een pauze in moest lassen in mijn bezigheden om haar van haar kleding te kunnen ontdoen. Daarna kon ik weer doorgaan. Tot ik elke centimeter van haar lichaam had gehad.
Ze kon blij zijn nu, ze was een levend kunstwerk geworden, althans, voor het moment nog levend. Iedereen zou haar wel moeten bewonderen, en dat was toch wat ze zo graag wilde? Over heel haar lichaam stonden mijn tekeningen. Mijn brood, haar dood. Haar langzame dood. Ik was zo blij toen ik mijn werk bewonderde dat het me niets uitmaakte dat de aarde onder haar ook een deel van het levenssap opslurpte. Ik genoot van mijn feestmaal, tot aan de laatste drup.
Toen zij zelf allang koud, dood en wit was, was die druppel nog net zo warm en smaakvol als de eerste. Nu was het officieel, nu had ik de wereld echt verlost van een monster, verlost van haar. Niemand zou dat erg vinden. Ik liep weg van het bloemenveldje en liet de narcis vallen. Voor enig ander was wat ik achterliet gewoon een tot pulp gemalen bloem. Voor mij was het de plaats van mijn eerste moord. En tegelijkertijd de persoon die ik werkelijk was. Ik was iemand anders geworden, niet mezelf meer. Alsof iets of iemand bezit van me had genomen.

Toen wist ik nog niet dat het ook zo was.

De volgende dag kwam het meisje niet op school, ze bleek ziek te zijn. Ze lag in kritieke toestand in het ziekenhuis. Waarschijnlijk zou ze de volgende morgen niet gaan halen. Natuurlijk vond ik het niet erg, ik voelde me ook niet schuldig. Ik wist namelijk zeker dat het niet mijn schuld was. Alles had zich afgespeeld in mijn hoofd. Zover ik wist was er niets dat ervoor kon zorgen dat mijn fantasie werkelijk werd. Simpelweg onmogelijk. Dacht ik. Zelfs de reden van haar ziekte kon mij niet overtuigen: ernstig bloedverlies en de verschijning van duizenden raar gevormde krassen verspreid over haar hele lichaam.
Laatst gewijzigd door Emena op 19 mei 2013 22:18, 1 keer totaal gewijzigd.
Blieje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1444
Lid geworden op: 02 apr 2013 22:57

Mooi stukje, een paar foutjes:

een van mij tekeningen = mijn
En daarnaast, het was nog steeds slechts een spel wat ik speelde in mijn verbeelding, ik hoefde me geen zorgen te maken om zulke onbenullige zaken. = hoefde ik me geen zorgen te maken... (omdat je in het eerste gedeelte van de zin daarnaast hebt gezet)
Mijn brood haar dood. = komma na brood

Ga zo door! (als het nog verder gaat) :D :D :D

Groetjes Blieje :app:
Het laatste contact is altijd het zwaarste.
Emena
Potlood
Potlood
Berichten: 48
Lid geworden op: 09 mei 2013 09:44
Locatie: Het BESTe dorp van nederland (soortvan)

Zolang ik een lezer heb zal ik verder posten :)

---

De vriendin (Deel 1/2)

Dagen gingen voorbij, er was niet veel veranderd. Natuurlijk, er was iemand doodgegaan, maar er sterven dagelijks mensen. Eentje meer of minder maakt dan ook niet veel uit. En ja, op school veranderden er ook een paar dingen nu zij er niet meer was, niet dat het mij wat uitmaakte. Maanden gingen voorbij en mijn honger begon weer te groeien. Dus begon ik na te denken wie mijn volgende slachtoffer zou gaan zijn en over hoe en wanneer diegene ging betalen voor zijn misstappen in mijn richting. Dat eerste was voor mij belangrijker dan het laatste, gezien de methode toch afhankelijk was van de persoon. Het was lastig om iemand te vinden, teveel mensen waren geschikt, teveel mensen die ik haatte, teveel mensen die negeerden, buitensloten en vernederden. En dat deden ze niet enkel bij mij, ook anderen waren er de dupe van en voor die anderen zou ik het doen, nam ik mezelf voor.
Plots wist ik iemand die geschikt zou zijn. Iemand die ooit erg dichtbij me had gestaan, dichterbij dan de meesten komen, maar nu zo ver weg van me staat dat de haat al groeit bij enkel het horen van diens naam. Een persoon die me ooit ernstig gekwetst had. En binnenkort was het mijn tijd voor wraak.

Ooit was ze een vriendin, een zeer goede vriendin, nu was ze enkel nog een….tja, ze is te laag om een beschrijving te krijgen. Zelfs deze woorden is ze nog niet eens waard. Wat zij heeft gedaan is namelijk onvergefelijk. Vooral omdat ze het niet durfde om me rechtstreeks aan te vallen. Nee, ze moest een omweg gebruiken, door diegene pijn te doen die voor mij meer waard is, of eigenlijk was, dan mijn eigen leven. Zij is de reden waarom mijn meest dierbare dood is.

“Kom je mee spelen?”
“Nee, sorry, geen tijd.”
“Waarom niet?”
“Omdat hij weg is, ik moet hem zoeken.”
“Wie is weg?"
“Weet je dat niet meer?”
“Oh nou je het zegt. Die komt vanzelf wel terug.”


Ik had het toen al moeten horen, de onverschilligheid in haar stem, maar ik was zo gericht op mijn bezorgdheid dat ik er geen aandacht aan besteedde. Als ik er tenminste op had gelet, dan had ik het misschien al geweten, dan had ik al geweten dat zij gewoon deelnam aan het complot. Waarschijnlijk was alles haar idee, om me terug te pakken voor, tja, ik weet niet wat. Ze beschuldigde me van zoveel dingen, dingen waarvan ik weet dat ik ze nooit gedaan heb en zeker niet bij haar.

“Waar heb je mijn tas verstopt?”
“Welke tas?”
“Doe nou niets of je er niks vanaf weet. Je weet waar ik het over heb.”
“Nee ik weet het niet.”
“Nee, natuurlijk niet. Hoe vaak heb je nou al iets van mij gestolen? Heb je zelf niet genoeg spullen ofzo dat je maar die van anderen moet inpikken?”
“Ik heb helemaal niets gestolen.”
“Nee natuurlijk niet, dat zou ik ook zeggen. Ik weet toch zeker dat jij vorige week en tas van me hebt geleend en nu sta je glashard te liegen dat je er niks vanaf weet. Nee, ik snap het wel, je wist hoeveel die tas waard was en dus heb je hem doorverkocht. Om je moeder zeker van haar problemen af te helpen.”
“Alsof jij iets van onze problemen afweet.”
“Aha, dus je bekent?”
“Nee, houd er maar gewoon over op. Ik heb je tas niet en heb hem ook nooit gehad.”
“Oke, ik weet het goedgemaakt, ik houd erover op. Maar je zult nog wel wat te horen krijgen van mijn advocaat. Ik heb getuigen die je gezien hebben terwijl je de tas verkocht, dus ik heb genoeg bewijs.”
“Welke getuigen?”
“Tja, je wilde dat ik mijn mond hield, dus dat doe ik dan maar ook. Ik doe tenminste wel wat me gevraagd wordt.”


Op zich was dat meer vervelend dan echt erg. Maar wat ze daarna deed, dat zou ik haar nooit kunnen vergeven.

“Neeeee!”

“Het is al te laat.”
“Jij, jij….jij achterbakse...”
“Je kunt schelden wat je wilt, je schatje krijg je er niet mee terug, zoals ik mijn tas nooit terug ga krijgen.”

Toen ik het lijfje had opgepakt en het bloed over mijn handen voelde stromen, voelde ik de haat al opborrelen.


Op dat moment had ik het gevoel echter onderdrukt. Maar nu was de tijd aangebroken dat ze zou boeten voor wat ze had gedaan. Nu zou ik de haat vrij door mijn aderen laten stromen. Wat toen was gebeurd, was te verschrikkelijk om vergeten te worden.
Op het moment dat hij eindelijk thuiskwam, na dagen afwezigheid, reed zij net weg. Ik wist dat ze hem had gezien. Ik weet zeker dat ze hem niet eens probeerde te ontwijken, dat ze er expres overheen reed. Naderhand deed het ze tegen iedereen voorkomen alsof ze er niets aan had kunnen doen. Ze zorgde ervoor dat iedereen medelijden met haar kreeg, omdat ik kwaad op haar was. Zij zorgde ervoor dat zij als het slachtoffer werd gezien, en niet hij. Maar toch had hij het met zijn leven moeten bekopen.
Niemand had gezien wat ik gezien had en daarom was ik kwaad op iedereen, omdat ze zomaar conclusies hadden getrokken. Als ze het gezien hadden, ja dan hadden ze het recht gehad alles te beoordelen en personen te veroordelen. Ze waren echter zelf geen getuigen. Mensen veroordelen altijd veel te snel. Zodra iets in de buurt komt van wat ze denken, geloven ze het al. Ookal zijn het extreme leugens. Zo was het toen ook, ze wilden geloven dat zij altijd onschuldig was en dat ik me alles te erg aantrok. Ach, wat ze toen geloofden, maakte eigenlijk niet veel meer uit. Niet voor hen tenminste. Voor mijn vriendin was het echter een ander verhaal. Zij had mijn katje vermoord en ik kon dat niet ongestraft laten.
Laatst gewijzigd door Emena op 20 mei 2013 21:51, 1 keer totaal gewijzigd.
Blieje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1444
Lid geworden op: 02 apr 2013 22:57

Leuk weer, één foutje deze keer:

veranderde er ook een paar dingen = veranderden


Ben benieuwd naar de rest! :app:
Het laatste contact is altijd het zwaarste.
Emena
Potlood
Potlood
Berichten: 48
Lid geworden op: 09 mei 2013 09:44
Locatie: Het BESTe dorp van nederland (soortvan)

Doe ik nog zo mijn best alles erop na te lezen...Ach tja, het zij zo :)

---

(Deel 2/2)

Dat was stap een, het kiezen van een slachtoffer, hoewel ik het liever geen slachtoffer noemde. Een slachtoffer is iemand die er zelf niets aan kan doen, en zij kon dat wel. Nu kwam stap twee, een methode kiezen. Dat was een heel stuk makkelijker. Zoals ik al zei was dat namelijk van de persoon afhankelijk.

Ik hoor iets. Het laat me opschrikken uit mijn gedachten. Iets is hier in de buurt, iets wat er niet hoort te zijn. Ondanks de chaos weet ik dat het niet klopt. Hetgeen wat nadert is namelijk te ordelijk in vergelijking met mijn omgeving. Ik weet wat het is. Het nadert wel vaker en ik ben ook al vaker geschrokken door zijn aanwezigheid. Nu is het echter dichterbij dan ooit, alsof het probeert binnen te dringen. Dat kan toch niet? Ik probeer te graven in mijn geheugen. Terug te gaan naar het moment dat ik achter het bestaan van deze plek kwam. Terug te gaan naar het moment dat ik de oplossing vond. Ik weet nog dat mijn intuïtie toen heel sterk was, mijn gevoel vertelde me heel duidelijk dat ik hier veilig zou zijn. Ik was ervan overtuigd dat het wezen hier nooit binnen zou kunnen dringen. Maar, is dat wel zo zeker? Ik bedoel, kan het zijn dat mijn gevoel er een keer volkomen naast heeft gezeten?
Ik weet het niet, maar ik vrees het ergste. Ik merk dat ik de nabijheid van het wezen niet meer voel. Ergens stelt het me gerust, maar tegelijkertijd verontrust het me ook. Ik probeer er zo min mogelijk aandacht aan te besteden, wetend dat het geen nut heeft. Als het namelijk hier weet binnen te dringen, dan kan ik het toch niet meer ontwijken. Dit was de enige plaats waar ik veilig ben. En misschien, misschien is het sowieso verkeerd om te vluchten. Alles moet ooit zijn lot onder ogen zien, waarom probeer ik het dan zo angstvallig te ontwijken? Nee, niet zo denken, het is niet mijn lot om gegrepen te worden. Het is mijn lot dat te voorkomen. Ik wil er eigenlijk niet eens bij stilstaan, bij wat wel of niet mijn lot is, mijn herinneringen zijn veel beter gedachtemateriaal.


De methode, die moest nog bepaald worden. Maar die was snel gekozen, heel snel zelfs. Ik kon me perfect voorstellen wat ik met haar ging doen. Ik hoefde er niet lang over na te denken. Niet als ik denk aan hoe ze mijn vertrouwen samen met mijn katje had vermorzeld.
Nu kwam nog stap drie, het kiezen van een moment. Ik kon het niet zomaar doen wanneer ik het wilde, ik moest dit uitvoerig plannen. En daarvoor zou ik haar schema moeten weten. Vroeger wist ik alles van haar, nu wilde ik niets meer weten, ik was het allemaal expres vergeten. Hoewel, vaag kon ik me herinneren dat ze danslessen volgde. En dat was precies wat ik moest weten.
Een paar dagen later stond ik te wachten om de hoek bij de dansschool. Ik had niets nodig om me voor te kunnen stellen hoe achterbaks ze was, ik gebruikte ook niets om me extra op haar te kunnen concentreren. Narcissen stonden er hier toch niet in de buurt. Ik liet mijn gedachten daarom maar gewoon de vrije loop gaan. Ik kon al voor me zien hoe ze de dansschool uit zou komen en verrast zou worden door mijn aanwezigheid. Ze zou niet weten hoe ze zou moeten reageren, het was lang geleden dat ik voor het laatst contact met haar had gehad. Ja, dat zou de situatie zijn, zo zou alles beginnen…

Daar was ze al. Ze zag me en keek me aan met een verbaasde blik. Ik beantwoordde de blik met een glimlach, ergens tussen aardig en kwaadaardig in, het was haar keus om ervan te denken wat ze ervan wilde denken. Ik was er niet de persoon naar om anderen een bepaalde mening op te dringen. Ik zag aan haar dat ze haar keus had gemaakt en weg wilde gaan. Net als bij de vorige kon ik het ook nu niet toestaan. Of misschien wel. Ik vroeg me af, slechts voor een moment, wat leuker zou zijn. Hier en nu doen waarvoor ik gekomen was of eerst nog even proberen haar angst wat op te voeren? Ik hield het liever simpel, nu wist ik tenminste nog dat ik kans had de macht over haar te hebben. Of beter gezegd, ze had me die macht al gegeven. En wie was ik om er nu niet op de juiste manier mee om te gaan?
Simpel en snel zou het gaan. Het was toch al lastig genoeg elk bot één voor één te breken, om het nog ingewikkelder te maken zou alleen maar mijn plezier bederven. Een zacht knappend geluid gaf het begin van mijn gedachtespel aan, een onhoorbare gil het einde.

Simpel en snel, dat zou voortaan mijn werkwijze zijn. Tenminste, zover dat kon. Niet omdat ik het per se zo wilde, maar omdat het moest.

Op het moment dat ik klaar was, klonk het geluid wat ik had gemist aan het einde. Het geluid was afgrijselijk voor andermans oren, muziek voor mijne. De gil omvatte alles wat ik aanbad, pijn, angst, gruwelijkheid en bovenal de duidelijk aanwezige boventoon van de dood.

Ik voel de aanwezigheid weer. Nog sterker dan eerst, alsof mijn herinneringen het krachtiger maken. Onwaarschijnlijk, maar niet onmogelijk. Na alles wat ik meegemaakt heb, is niets meer onmogelijk.

Ik ging naar binnen om te kijken waar het geluid precies vandaan kwam. Schijnbaar waren er meer mensen nieuwsgierig. De stroom voerde me vanzelf naar waar ik moest zijn, onderaan de trap, daar waar ze lag. Men zei dat ze van de trap gevallen was, niemand had het echt gezien. Het ene moment stond ze nog, het volgende moment lag ze daar. Tenminste, wat er nog van haar over was. Het meest vreemde was nog dat ze geen enkele blauwe plek had, alleen maar gebroken botten, veel gebroken botten. Iedereen kon dat zien. Wat echter niemand zag, behalve ik, was dat er er nog iets was, iets dat er niet thuishoorde.
Er was een wezen. Een echt wezen was het niet, het had namelijk geen vorm of materie en tegelijkertijd toch ook weer wel. Het keek me aan, zonder te kijken. Zijn blik was de blik van een trouwe hond die iets voor zijn baas gedaan had en verwachtte daarvoor beloond te worden en tegelijkertijd de blik van iemand die je een ongevraagde dienst had bewezen en nu iets terug verwachtte. Zonder tegensputteren. Ik knikte het wezen toe, eigenlijk was ik best wel dankbaar voor wat het had gedaan. Het was niet moeilijk te bedenken dat dit wezen ook de andere gedachtenmoord naar de werkelijkheid had gebracht. Ook in de echte wereld had het tweetal hun verdiende loon gehad, zonder dat iemand ooit kon vermoeden dat ik er wat mee te maken zou hebben.
Ik liet het wezen weten dat het mij om het even wat mocht terugvragen hiervoor. In antwoord hierop kwam het op me af, maar in plaats van voor me te stoppen, liep het door, beter gezegd het liep door me heen. Even vroeg ik me af wat de bedoeling hiervan was, maar toen voelde ik het. Het wezen had iets bij me achtergelaten. De overname die ik eerder dacht te hebben meegemaakt, de verandering, was enkel een aankondiging geweest van wat er nu met me gebeurde. Het wezen vertrouwde me een leven toe, of beter gezegd, een deel van het zijne, wat langzaam vermengd zou worden met een deel van mij.

Toen twijfelde ik al of ik wel de juiste keuze had gemaakt. Op het moment zelf leek geen enkele prijs teveel voor de macht die ik ervoor terugkreeg. Gelijk erna bedacht ik me al, het was echter al te laat. Soms denk ik dat het toch niet veel uitgemaakt zou hebben, dat ik hoe dan ook terecht zou komen in de hachelijke situatie waar ik nu in zit. De vraag is enkel hoe lang ik er nog kan blijven.
Laatst gewijzigd door Emena op 23 mei 2013 01:32, 1 keer totaal gewijzigd.
Blieje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1444
Lid geworden op: 02 apr 2013 22:57

Mooi stukje weer, alleen een paar dingen:

Simpel en snel dat zou voortaan mijn werkwijze zijn. = moet er geen komma achter snel?
daar waar ze lag ze. = twee keer ze.

:D
Het laatste contact is altijd het zwaarste.
Emena
Potlood
Potlood
Berichten: 48
Lid geworden op: 09 mei 2013 09:44
Locatie: Het BESTe dorp van nederland (soortvan)

En weer bedankt :) Dan zal ik ook maar weer het volgende stukje posten.

---

Het vriendje (deel 1/2)

Nu wist ik ook waarom mijn honger naar verval en verderf de laatste tijd zo was gegroeid. Mijn lichaam wist dat het iets met zich mee ging dragen en had zich erop voorbereid. Of eigenlijk was het mijn geest die uitgebreid was. Hetgeen wat in mij groeide, groeide namelijk in mijn gedachtes.

Het lijkt alsof het wezen geen last meer heeft van de grenzen van dit gebied. Het is wederom teruggekomen en wederom lijkt het langer te blijven dan de vorige keer. Het is er nog steeds, en nog dichterbij. Misschien moet ik mijn herinneringen maar laten voor wat ze zijn, al zijn ze het enige wat ik heb. Soms wens ik dat ik normaal was geweest, dat dit alles me nooit was overkomen. Ik weet echter dat ik nooit normaal ben geweest en dat alles wat ik meemaak onvermijdbare gevolgen zijn van de keuzes in mijn verleden. Zoals mijn keus voor het duister en mijn keus om juist niet te doen wat men van mij verwacht. Daardoor werd ik vanzelf al een buitenstaander en buitenstaanders vallen nou eenmaal sneller op voor personen met andere bedoelingen. Elke gebeurtenis wakkerde de duistere vlam in mij aan, het was logisch dat vanzelf iemand of iets tot die vlam zou worden aangetrokken. Vanaf het begin was het al te laat om hem nog te doven.
Zoals het nu ook te laat is om een andere keuze ongedaan te maken. Er was namelijk nog iemand die aangetrokken werd door mij. Om een andere reden dan dit vreemde wezen, dat wel, soms vraag ik me echter af welke van de twee erger is.


“Hoi”
“Hoi”
“Kijk je me niet aan? Ben je niet benieuwd wie je aanspreekt?”
“Ehmm nee, doet dat er toe dan? Binnen enkele minuten ben je toch weer weg.”
“En waarom denk je dat?”
“Omdat iedereen zo is.”
“Maar ik ben niet iedereen.”
“Dat zullen we vanzelf zien.”
“Als je kijkt wel ja.”
“Ik hoef niet te kijken. Bovendien, dit boek is interessanter.”
“Denk je? Waar gaat het over?”
“Hetgeen wat wel past in mijn leven, duisternis.”
“Dan pas ik er misschien ook wel in.”
“Als jij het zegt.”
“Vind je het erg als ik naast je kom zitten?”
“Maakt het uit of ik het erg vind?”
“Niet echt nee.”
“Dat dacht ik al.”


Toen hij zat kon ik het niet laten, mijn ernstig onderdrukte ik-wil-de-liefste-persoon-van-de-hele-wereld-zijn-kant beval me te kijken. Diezelfde kant is er ook de oorzaak van dat alles misging. Ze zorgde er namelijk voor dat ik alle waarschuwingen negeerde. Ik keek veel liever naar zijn uiterlijk als zijnde knap dan als zijnde gevaarlijk. Zijn motorjack en zonnebril maakten iets in me los, dat ik zelfs nu nog niet kan begrijpen. Hij droeg net als mij zwart als een waarschuwing, ik als een bewuste waarschuwing voor onverschilligheid, hij als onbewuste waarschuwing voor naderend onheil. Zelfs de uitdrukking op zijn gezicht vond ik eerder aantrekkelijk dan risicovol. Terwijl ik juist daarin af had kunnen lezen wat voor persoon hij was. Maar ik wilde het niet zien. Misschien was het daarom deels ook wel mijn schuld, dat er gebeurd is wat er gebeurd is. Toch is het voor het grootste gedeelte nog steeds zijn schuld en hij zal ervoor boeten ook, net zoals al zijn voorgangers hadden geboet.

De gedachte aan hem maakt me nog steeds kwaad. Ik voel hoe mijn woede het wezen in me versterkt. Het trekt hard aan me, pijnlijk hard. De pijn is ondraaglijk maar ik geef niet toe. Nog niet. Niet totdat ik weet hoe ik er het beste vanaf kan komen. Ik weet wat het wezen wil, de tijd heeft het me geleerd, het wil hetzelfde als het wezen daarbuiten. Beide willen elkaars hereniging en daarmee mijn einde. Zover ik het weet zal ik eindigen op het moment dat zij weer samen zijn. Ik had het eerder moeten weten. De prijs is altijd hoger dan het aanbod. Ook toen, bij die jongen.

“Hoi”
“Hoi”
“Zit je hier weer?”
“Ben jij er weer?”
“Oei…kattig…Slechte dag of ben je altijd zo?”
“Ligt eraan hoe je het bekijkt.”
“Hoezo?”
“Als mensen me lastig vallen heb ik vanzelfsprekend een slechte dag.”
“Val ik je lastig dan?”
“Wat denk je zelf?”
“Ik wilde alleen maar vragen of je een keer met me uit wil.”

Het was lastig om bij hem te zijn, alles was heel dubbel. Aan de ene kant wilde ik mijn gevoelens onderdrukken, aan de andere kant wilde mijn gevoelens de onderdrukking tegenhouden. Om een of andere reden wonnen mijn gevoelens het. De jaren vol training hadden blijkbaar niet hun vruchten afgeworpen.
Ik ging met hem uit. De eerste keer ging het goed. Alles leek normaal. We praatten steeds meer en steeds vaker. Elke dag zakte mijn schild een beetje meer. Elke dag vond ik hem nog leuker dan de dag ervoor. Maar op één punt bleef mijn schild volkomen intact en ik wist dat het lang zou duren voordat daar verandering in zou komen. Hij wist dat alleen niet. Of hij wilde het niet weten.
Laatst gewijzigd door Emena op 24 mei 2013 00:08, 1 keer totaal gewijzigd.
Blieje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1444
Lid geworden op: 02 apr 2013 22:57

Mooi stukje! Een paar zinnetjes nog die fout waren:

Beide willen elkaars hereniging en daarmee mijn einde = beiden
Elke dag vond ik hem nog leuker de dag ervoor. = dan de dag ervoor

Ben benieuwd naar een volgend stukje, hoe het gaat aflopen tussen de twee! :D

Groetjes Blieje :app:
Het laatste contact is altijd het zwaarste.
Emena
Potlood
Potlood
Berichten: 48
Lid geworden op: 09 mei 2013 09:44
Locatie: Het BESTe dorp van nederland (soortvan)

Ik moet even zeggen dat ik het niet helemaal met je eens bent: beideN gebruik je als je spreekt over mensen, beide (zonder n) als je spreekt over dieren/objecten en andere zaken.

---

(deel 2/2)

“Kom op.”
“Nee.”
“Waarom niet? We gaan nu al meer dan een maand met elkaar.”
“En ik wil het nog niet en daarmee klaar.”
“Nee.”
“Wat nee?”


Ik wist dat hij nooit genoegen nam met een ‘nee’, en toch zei ik het. Ik had moeten beseffen wat de gevolgen zouden zijn, ik had er op dat moment aan moeten denken hoe hij zou reageren. Zoals ik al zei, mijn ene helft maakte mij er blind voor, die helft maakte me zo naïef. De andere helft kon er jammer genoeg niets aan doen

“Ik voldoe nu telkens aan al jouw wensen jij mag ook wel eens iets voor mij doen.”
“Ik doe genoeg voor je.”
“Als dat zo was zou ik nu niet hoeven zeuren.”
“Je hoeft ook niet te zeuren, je hoeft enkel te wachten. Als je echt wat voor me voelde zou je dat doen.”


Het was zo’n cliché antwoord en dus was het ook logisch dat het tegen me gebruikt zou worden.

Nu ik eraan terugdenk voel ik me zo stom, nog steeds.


“Als jij wat voor míj voelde, dan hoefde ik niet eens te wachten.”
“Dan wacht je toch niet meer?”
“Je bedoelt…?”
“Nee, ik bedoel je zoekt maar een ander.”
“Ik wil geen ander, ik wil jou, dus zal ik je krijgen ook.”


Hij probeerde het, ondanks mijn weigeringen, hij probeerde van alles. Ik had geluk dat ik geen katje was dat zonder handschoenen aangepakt kon worden. Op een of andere manier wist ik me los te wurmen uit zijn ijzeren greep. Ik wist te voorkomen dat hij zijn zin kreeg.

Ondanks dat er niks gebeurd was, voelt het nog steeds aan alsof het wel zo was. Het voelt nog steeds aan alsof het allemaal mijn schuld was. Misschien was zijn dood dan ook meer een wraakactie richting mezelf dan richting hem. Ik weet het niet. Het enige wat ik wel weet is dat één monster zich sindsdien heeft schuilgehouden in mijn herinneringen, terwijl het andere juist steeds meer groeide en steeds meer aanwezig was. Het groeit nog steeds, maar langzamer. Het waren namelijk de ingebeelde moorden die hem voedden. Moorden die er nu niet meer zijn. Moorden zoals die bij mijn ex-vriendje.

Bij hem duurde het korter voordat ik wraak nam, er zat maar heel weinig tijd tussen het moment dat het misging en het moment dat hij niemand ooit meer iets kon aandoen. De dag erna zou ik hem al opzoeken.
Ik zou op hem aflopen en zeggen: “Het spijt me,van gisteren”
Ik hoopte dat hij mijn leugen niet zou doorzien. Hij zweeg.
“Misschien kunnen we iets gaan drinken om het goed te maken.”
“Oke”
Het was zo handig dat ik heel gemakkelijk die rol op me kon nemen. Ondanks dat ik wist dat hij fout zat, liet ik het overkomen alsof ik de fout had gemaakt. Hij leek me niet door te hebben en daar was ik blij om.
Hij liep met me mee naar het café waar we vaak zaten, hij bestelde zoals altijd bier, ik een mixje. Ik keek toe terwijl hij zijn eerste glas achteroversloeg. Toen zijn tweede al op het tafeltje stond had ik mijn glas nog niet eens aangeraakt. Ik moest mijn aandacht erbij houden, ik was hier voor een doel, niet voor vermaak. Ik hoefde niet bang te zijn dat hij het zou merken, hij was toch altijd teveel op zichzelf gericht. Toen na zijn zoveelste glas de dubbelzinnige opmerkingen begonnen reageerde ik anders dan normaal. In plaats van me ertegen te verweren, deed ik met hem mee. Hij was verrast, blij verrast. Hij zag het als een teken dat ik oprecht spijt had van mijn daad. Zelfs toen hij ietwat handtastelijk begon te worden, liet ik hem zijn gang gaan. Het was verschrikkelijk, maar als ik wilde dat mijn plan enige kans van zou hebben, zou ik het wel moeten toestaan. Terwijl hij afgeleid was, stopte ik iets in zijn drankje, iets wat zou zorgen dat ik hem makkelijk mee zou krijgen, maar de nare bijwerking had dat hij zich na enige tijd niet meer zou kunnen bewegen. Naar voor hem, bedoelde ik natuurlijk. Het zou gelukkig enkel zijn spieren verlammen, niet zijn zenuwen of zijn geest.
"Zullen we?" fluisterde ik in zijn oor. Een zin met vele betekenissen, toch wist ik dat er voor hem maar één mogelijk was. Hij dronk zijn glas in een teug leeg en stond op. Hij was zo voorspelbaar.
Ik liep naar buiten en hij volgde me als een hondje. Hij wilde in zijn auto stappen, maar ik hield hem tegen.
"Als we lopen hoef je niet heel de tijd je ogen op de weg te houden," zei ik, zo verleidelijk mogelijk. Hij kon de mogelijke betekenis van die zin niet weerstaan.
De timing was uiteindelijk perfect. Toen we bij mijn huis waren nam ik hem mee naar boven, daar duwde ik hem op het bed. Ik ging bovenop hem zitten. In zijn ogen kon ik twijfel aflezen.
“Vertrouw me,” zei ik, “Ik heb een goede leermeester.”
Op dat moment deed het drankje zijn werk. Voordat hij merkte dat hij niets meer kon doen, had ik mijn dolk al in mijn hand. Toen zijn trage brein eindelijk doorhad in wat voor situatie hij verzeild was geraakt, was het natuurlijk al te laat. Het was jammer dat ik niet langer van zijn angst kon genieten, daar er geen enkele uitdrukking van zijn gezicht af te lezen was. Met uiterste precisie sneed ik zijn hart eruit. Langzaam, omdat ik wist dat hij het dan extra goed kon voelen. Misschien dat hij dan voor het eerst in zijn leven wat voelde. Zijn hart had hij namelijk nooit gebruikt en tja, als hij het dan toch niet nodig had kon ik het net zo goed verwijderen.

Toen ik in mijn gedachten klaar was wist ik dat het niet lang zou duren voordat hij daadwerkelijk ergens in elkaar zou zakken. De macht die het wezen me gaf voelde geweldig. Zoals elke vorm van macht geweldig voelt. Toch wist ik zeker dat deze veel beter was. Ik had controle over mensenlevens en niemand zou het ooit weten.

Wat ik echter niet wist, was dat ik daardoor de controle over mijn eigen leven verloren had.
Blieje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1444
Lid geworden op: 02 apr 2013 22:57

Leuk stukje weer, wat is de ik-persoon eigenlijk voor iemand dat die steeds mensen vermoordt?
Het laatste contact is altijd het zwaarste.
Emena
Potlood
Potlood
Berichten: 48
Lid geworden op: 09 mei 2013 09:44
Locatie: Het BESTe dorp van nederland (soortvan)

Dat zal nog duidelijk moeten worden...:)

---

De vriend (Deel 1/2)

Het ging vrij goed, mijn leven met dat wezen bij me, tenminste dat dacht ik. Ik zag het gevaar niet voordat het te laat was. Ik weet nog die keer dat het me om iets vroeg wat ik onmogelijk kon geven. Hetgeen wat ik toen als het meest erge beschouwde wat het me ooit kon vragen. Nog steeds. Ik vind het minder erg dat het om mijn leven vraagt, dan om welk leven het toen vroeg. Maar ik kon niet anders dan gehoorzamen. Het wezen in mijn gedachten begon namelijk de controle over te nemen, of eigenlijk was het daarmee al bezig vanaf het begin. Ik was mezelf, maar tegelijkertijd niet meer. Ik veranderde met het wezen mee. Veranderingen nog dramatischer dan de veranderingen in dit chaotische gebied.

Ik liep over straat. Gewoon. Niemand zou vermoeden dat ik iets anders was dan een normaal persoon. Ik keek om me heen. Auto’s raasden voorbij. Iedereen had haast. Zelfs het jonge eendje wat ik vlak daarvoor had zien lopen. Het probeerde zijn moeder te volgen, die al bijna achter een eik verdwenen was. Niemand scheen ooit aandacht te besteden aan de omgeving, de natuur en de rust die het uitstraalde.

Soms wens ik dat ik hier weg kan gaan. De chaos vreet aan me als een rups aan een blad. Ik zit hier omdat ik bang ben te sterven, in mijn angst sterf ik juist. Toch is mijn liefde voor de natuur niet groter dan de liefde voor mijn leven. Of is het juist anders? Is mijn angst voor het verbannen zijn van de pracht van het leven juist niet groter dan mijn angst om van het leven zelf verbannen te zijn? Soms vraag ik me af of liefde niet meer is dan een angst. Een angst voor verlaten te zijn, voor eenzaamheid. Een angst die ons ertoe drijft gezelschap te zoeken en de opluchting die we voelen als we het vinden noemen we dan liefde. Bestaat het eigenlijk wel? Ik weet het niet, ik heb het nooit echt gekend en wilde het niet kennen. Of dat is wat ik wil geloven. Geloof kan zoveel dingen met iemand doen, meer dan ooit voor mogelijk is gehouden.

Ik genoot van de fluitende vogels om me heen, de zachte bries en de geur van aankomende regen. Als ik die dag geen doel gehad had, dan was ik gaan zitten op een bankje, om simpelweg niet meer te doen dan alles om me heen in me op te nemen. Jammer genoeg moest ik ergens heen. Ik wist niet waar, maar ik wist wel dat het moest van het wezen in mijn gedachten. Het had honger. Ik rook iets, iets wat niet thuishoorde in de vreedzame wereld van het natuurlijke. Op dat moment besefte ik waar we heengingen. De vettige lucht was te ruiken van een flinke afstand, de geur van onnodig lijden op een broodje.

Het lijkt alsof de mens gemaakt is om anderen pijn te doen. Alsof de mens gemaakt is andere levens te verwoesten zonder enige reden. Zoals bij mieren, dagelijks worden ze gedood. En waarom? Omdat ze in de weg lopen. En een mug, kan die er wat aan doen dat hij bloed nodig heeft om te leven? En waarom mag die muis wiens leefgebied je hebt ingepikt het niet terugpakken? Het gebeurt trouwens niet alleen bij dieren. Ook bij mensen onderling. Er zijn genoeg voorbeelden te vinden. Om heel kleine redenen hebben ze al ruzie, soms zelfs met dodelijke afloop. Begrijp me niet verkeerd, tegen doden heb ik niets. Tegen doden zonder reden echter wel. Doden zonder nut, dat is het ergste wat ik me kan bedenken. Misschien was dat ook waarom ik zo koortsachtig naar een reden zocht die verklaarde wat ik zou gaan doen.

Ik zag een jongen uit de snackbar lopen. Op dat moment werd ik bevolen hem achterna te gaan. Dat deed ik dan ook. Ik volgde hem stilletjes. In het begin had hij niets door.

Net zoals dat ik in het begin ook niet doorhad dat iets mij achterna zat.

Hij liep kalm, na een tijdje begon hij achterom te kijken. Ik deed geen moeite me te verbergen. Er was niks mis met het feit dat ik in dezelfde richting liep als hij. Wel met de reden waarom. Ik wist wat van mij verwacht werd, dus tijdens de achtervolging begon ik de voorbereidingen te treffen. Eigenlijk meer mentale voorbereidingen dan voorbereidingen voor wat ik precies ging doen. Dat laatste had het wezen namelijk al voor me bepaald. De jongen liep stevig door, ik zorgde dat ik hard genoeg liep om hem bij te houden. Ik merkte dat hij me probeerde af te schudden, het wezen in me maakte dat het niet lukte. Het was net een ingebouwde routeplanner, ingesteld op een zich verplaatsende locatie.
Iets aan de jongen herkende ik. Ik had hem ooit eerder gezien, alleen kon ik niet herinneren waar. Het wezen in me gaf me de instructies te doen alsof ik de jongen was kwijtgeraakt. Het was makkelijk de jongen dat te laten geloven. Al snel zag ik hem lopen alsof er niets meer aan de hand was. Lang zou hij echter niet meer lopen.

Plots herinnerde ik me echter wie de jongen was.

Hij was ooit een vriend van me, een goede vriend. De enige persoon die me nooit kwaad heeft gedaan. We waren onafscheidelijk. Totdat hij verhuisde. Ik was al kwaad op hem toen hij ging, dat hij me zomaar kon verlaten. Ik was zo kwaad toen dat ik hem uit mijn gedachten en herinnering had gewist. Ik liet hem verdwijnen uit mijn verleden, maar nu was hij terug. En alle herinneringen dus ook. En dat was mijn reden. Hij was terug en had het me niet laten weten. En dat maakte me nog kwader dan ik al was.

Nog steeds vind ik die reden belachelijk, maar toentertijd klonk het zo aanvaardbaar. Ik begrijp niet waarom ik niet probeerde het wezen in me tegen te spreken. Zeggen dat ik er de macht niet voor heb is een slap excuus, nog steeds. Eigenlijk net zo slap als mijn vlucht naar hier. Als ik sterk genoeg was geweest om tegen hem in te gaan, dan zou ik geen last meer van hem gehad hebben. Maar ik ben niet sterk genoeg. Ik ben mentaal te zwak en altijd geweest. Ik heb het lef nooit gehad. Zoals ik die dag het lef niet had mijn opdracht uit te voeren.
Blieje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1444
Lid geworden op: 02 apr 2013 22:57

Leuk, ben benieuwd wat de HP met die jongen gaat doen! :app:
Het laatste contact is altijd het zwaarste.
Emena
Potlood
Potlood
Berichten: 48
Lid geworden op: 09 mei 2013 09:44
Locatie: Het BESTe dorp van nederland (soortvan)

Dan zal ik je maar een volgend stukje geven :)

----

Ik was kwaad, maar ook verrast. Dat laatste gevoel zorgde ervoor dat ik besloot het een dag uit te stellen, of langer. Eerst wilde ik hem nog een keer spreken. Vragen naar hoe hem alles was vergaan, gewoon de standaard dingen. Het wezen gaf me er echter nooit de kans toe.
Toen ik de volgende dag terug kwam, zorgde het wezen ervoor dat de woede in mijn hart oplaaide, het vroeg me terug te denken aan alle slechte momenten. Die waren er echter niet echt. Natuurlijk, het ging niet altijd goed, maar hij had me nooit zo’n pijn gedaan zoals vele anderen gedaan hadden. Hij had eerder iets niet gedaan. Hij was nooit voor me opgekomen. Niet bij zijn ouders, althans.

“Jongen toch, ga je nog steeds met dat kind om? Zie je dan niet wat voor invloed dat heeft op jou? Het gaat nog eens slecht met je aflopen.”

Het leek altijd of ze die opmerkingen juist maakten wanneer ik ze kon horen, alsof ze expres het feit negeerden dat ik er ook was. Ze negeerden mijn aanwezigheid sowieso. Elke keer als ik in hun buurt was, staken hun opmerkingen als naalden in me. Misschien moest ik maar wraak nemen via de jongen. Ergens had hij er ook schuld aan, vond ik. Dus zou ik zorgen dat hij letterlijk aan pijn zou voelen wat ik toentertijd figuurlijk voelde. Ik kon het me precies voorstellen hoe ik een naald door zijn huid heen zou steken. Of misschien kon ik beter gebruikmaken van punaises, dat leek me wat makkelijker. Voor mijn ogen zag ik hoe ik de eerste punaise in de palm van zijn rechterhand zou steken, snel maar pijnlijk. Op het moment dat ik de punaise losliet hoorde ik iemand een verbaasde schreeuw van pijn uitbrengen.
Ik keek op en zag dat het van de jongen afkomstig was. Gelijk werd ik bevangen door een gevoel van afgrijzen. Dat ik dit had gedaan bij hem, zonder een geldige reden. En toch, de reden die ik had was deels wel aanvaardbaar. Aanvaardbaar genoeg voor een tweede punaise, en een derde.

“Dat kind is slecht.”

Punaises volgden elkaar op in een rap tempo.

“Dat kind voert niets uit.”

Ik kon het niet helpen, ik wilde ermee stoppen maar de drang was te groot.

“Dat kind is veel te lui om ooit iets te bereiken.”

Die zin was een van de pijnlijkste, ze wisten niet hoe hard ik werkte. Ze wisten niet hoe erg ik altijd mijn best deed en ondanks dat nooit kon voldoen aan andermans verwachtingen. Ik vroeg me altijd af waarom ze zo over me dachten.

“Dat kind is ...”

GEEN OPGEVER! Hoewel ik me besefte dat ik dat op dat moment wel bijna was, of even was geweest. Met een schreeuw rukte ik me los uit mijn gedachtegang. Ik liep op de jongen af en zag hoe hij verging van de pijn.

“Vergeef me.”
“Waarvoor?”
“Dit.”
“Maar…Jij…Bent…Toch…Niet…”
Hij deed moeite om te praten, die moeite deed hij voor mij. Ik voelde me zo schuldig dat ik hem niet aan kon kijken.
“Ik ben het wel, ik doe je dit aan.”
“Nee, de jager doet het.”
“Welke jager?”
“Het wezen dat je achtervolgt.”
Niemand wist af van mijn achtervolger, hoe zou hij het kunnen weten? Ik hield me stil terwijl hij verder sprak.
“Mijn ouders lieten me nooit met je omgaan omdat ze wisten wat je achterna zat. Ze zijn zelf ook jagers, andere, maar toch…Ze herkennen een prooi voordat de prooi zelf in de gaten heeft wat het is.”
“Je kent het wezen?”
Het voelde raar, egoïstisch. Ik zou moeten proberen hem te helpen en niet te ondervragen, ook al wist ik dat het al te laat was.
“Ik heb van het wezen gehoord. Het is de perfecte jager. Het is chaos.”
Het voelde nog meer egoïstisch het volgende te vragen, maar ik moest wel.
“Hoe kom ik van hem af?”
“Hoe kom je van chaos af?”
Een stilte viel, ik zag hoe hij langzaam steeds meer verteerd werd door de pijn. Ik wist dat hij aan mij kon zien dat ik zijn vragende antwoord niet had begrepen.
“Orde en chaos zijn de grootste vijanden van elkaar, maar ook de grootste vijanden van zichzelf. Je moet nooit opgeven. Je moet jezelf op…”
Toen was het voorbij.

Ik weet nog steeds niet wat hij had willen zeggen, ik weet enkel dat wat hij gezegd zou hebben wel van groot belang was. Er is niet veel aan te doen. De druk om het te weten wordt wel steeds groter. Het duurt niet lang meer of het wezen zal me bereiken. Gelukkig houdt de chaos hem nog een beetje op, ondanks dat het zijn functie als schild allang verloren heeft.
Blieje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1444
Lid geworden op: 02 apr 2013 22:57

Leuk stukje weer, heb er een paar dingen uitgehaald:

terug kwam = moet aan elkaar volgens mij
Het is chaos.” = moet chaos dan niet met een hoofdletter?

Dit zijn twijfelgevalletjes, dus die kunnen ook goed zijn. :D

Groetjes Blieje
Het laatste contact is altijd het zwaarste.
Emena
Potlood
Potlood
Berichten: 48
Lid geworden op: 09 mei 2013 09:44
Locatie: Het BESTe dorp van nederland (soortvan)

Sorry dat ik even vergat verder te posten, druk druk met laatste beetjes van bachelor :P

---

De vlucht (1/2)

Ik voelde me zo slecht, ik was in staat geweest een mes te pakken en…Het wezen in me probeerde me zover te krijgen de gedachte af te maken. Toen besefte ik het. Toen zag ik het gevaar wat ik daarvoor nog niet had willen zien. Al de moorden waren slechts tests om te zien hoeveel macht het over me had. De laatste voornamelijk, bij de laatste had het wezen me gebroken, of in ieder geval bijna. Met de seconde werd het moeilijker hem te weerstaan.

Nog steeds is het een strijd van dag tot dag. Het wezen buiten me heb ik dan nog niet zoveel last van, maar het wezen in me, dat is het grootste gevaar. Het probeert me steeds meer te dwingen richting de ander te gaan. Gelukkig ben ik nog steeds niet de persoon die altijd doet wat anderen van me verwachten.

Ik werd gespleten van binnen. Mijn ene kant wilde op de plaats blijven, bij de jongen, mijn andere kant wilde wegrennen. Twijfel beheerste mijn gedachten en maakte me bijna blind voor wat ging gebeuren. Ik voelde het wezen naderen, maar het kon me niets schelen. Niets kon me op dat moment nog schelen. Totdat ik opkeek en de blik in zijn ogen zag. Een blik die me vertelde dat het wezen niet zou rusten tot het me te pakken had.
Op dat moment wist ik wat ik moest doen om het een beetje goed te maken voor wat ik net daarvoor had gedaan. Niet voor mezelf, maar voor de anderen. Zolang het wezen achter mij aan zat zou het tenminste niemand anders iets aan kunnen doen.

Toen was ik nog niet écht bang voor het wezen, ik denk dat mijn angst is gegroeid tijdens het vluchten. Alsof mijn lichaam het als onnatuurlijk ziet dat ik vlucht zonder bang te zijn en die onnatuurlijkheid wil wegwerken. Zoals het wel vaker onnatuurlijkheden wil wegwerken.

Ik rende weg, in de hoop het wezen lang genoeg voor te blijven om het af te kunnen schudden. Ik rende de eerste beste straat in die ik zag, sloeg weer af zodra dat kon en volgde de volgende straat tot de eerste de beste afslag. Op een gegeven moment had ik niet meer in de gaten waar ik was, maar wel dat het wezen nog steeds achter me was. Langzaam begon mijn energie op te raken, ik was al geen sportief type. Mijn tempo begon af te nemen. Ik had het gehad. Even bleef ik stilstaan, om een genoeg energie te verzamelen weer verder te gaan, in de hoop dat het wezen me in die tijd niet zou bereiken.
Ik merkte dat het wezen geen moeite deed me snel te bereiken, alsof het niet bang was me kwijt te raken. Alsof het zeker was me toch wel te vinden ook al zou het me even uit het oog verliezen. Alsof ik iets van een zender droeg, een zender die het wezen bij me had ingeplant. Die gedachte joeg me angst aan. Vooral omdat ik niet wist hoe het dat gedaan zou kunnen hebben. Op die ene keer na was het nooit dichtbij genoeg geweest om er de kans voor te hebben. Toen...

Toen, het moment dat alles zou veranderen. Toen was anders dan nu is. Nu is het moment van spijt. Toch, ondanks dat ik nu spijt heb van mijn keuze, als ik al een keuze had, weet ik dat ik het niet anders gedaan zou hebben. Het zou ook niet zijn gegaan, alles gaat namelijk zoals het hoort, zoals het lot het bepaalt, daar is jammer genoeg niets aan te veranderen. Hoewel het lot zelf wel veranderlijk is. Ik weet dat als het wezen me te pakken hoort te krijgen, het ook gebeurt. Het enige wat ik kan doen is dat moment uitstellen, in de hoop dat het lot van anderen daardoor een klein beetje veranderd kan worden.

Toen wist ik het. Dat wezen in mijn gedachten, dat was zijn zender, dat was het ding dat ervoor zorgde dat het wezen me overal kon volgen. Het ergste was dat er geen enkele manier was ervan af te komen. Maar er was wel wat anders aan te doen. De zender was dan niet te verwijderen, het signaal was wel te verstoren. Als ik maar wist hoe.
Ik liep rustig verder, rennen had toch geen nut meer. Ik besloot eens wat aandacht te besteden aan mijn omgeving. Ik was ervan overtuigd dat mijn einde nabij was en wilde zeker zijn dat ik mijn dood niet zou vinden in een mooie omgeving. Het zou verkeerd zijn. Het zou de plaats verwoesten, op een al verwoeste plek zou ik minder schade kunnen veroorzaken.
Ik zag dat ik op een totaal verkeerde plek was. De perfectie in die straat was compleet. Om precies even aantal meters stond een huis, van precies evenveel verdiepingen als het huis ernaast, met precies evenveel ramen, met precies alles op dezelfde plek. Elk huis had gelige bakstenen, rode dakpannen, een garage met een witgeverfde deur, hetzelfde wit als wat gebruikt was voor de rest van de deuren en ramen. Overal stond dezelfde zwarte auto voor de deur. Elke tuin was gevuld met grijs grint en drie kleine, evengrote bomen. Het was bijna eng. Ik merkte dat een koude rilling over mijn rug liep.
En dat was niet het enige wat ik merkte, ik merkte ook dat ik niet meer gevolgd werd. Ik keek om en zag dat het wezen stond te wachten aan het einde van de straat. Alsof het niet verder kon.

Toen dacht ik dat het de perfectie was die hem weg hield, de totale orde. Het zou ook best zo geweest kunnen zijn, zeker weet ik dat nooit. Ik heb nooit echt de tijd gehad om het te testen. Hoewel ik het natuurlijk wel geprobeerd had.

Ik probeerde mezelf aan te passen aan de omgeving, hopend dat ik daarmee het wezen nog meer op afstand kon houden. Om te beginnen trok ik mijn kleding recht. Ik kamde mijn haren met mijn vingers om het een beetje beter te laten zitten. Gelukkig had ik steil haar, dat klit nu eenmaal minder. Daarna was mijn houding aan de beurt, mijn rug recht, schouders naar achter, simpel maar doeltreffend. Het wezen stond nog steeds te wachten. Ik ging verder. Mijn ademhaling moest gelijk gaan aan mijn loopwijze, mijn stappen allemaal recht en even groot. Het ging aardig.
Ik was zo bezig met mezelf dat ik geen besef meer had van mijn omgeving. Ik zag niet hoe alles langzaam steeds minder ordelijk was, ik zag niet hoe ik steeds minder in de omgeving paste. Ik wist toen nog niet dat ik in de richting liep van mijn huidige verblijfplaats.

Hoewel, is het wel een plaats te noemen? Is er eigenlijk wel iets hier? Nou ja, iets is er wel, maar wat het is, dat is de vraag.
Als ik bijvoorbeeld kijk naar de boom voor me, vraag ik me af of ik het wel een boom kan noemen. Ik herken het als een boom, maar het is enkel een combinatie van dingen die ik takken, stam en bladeren noem. En dan de lucht. Ik noem hem blauw, en de wolken wit, maar ze zouden ook allebei grijs genoemd kunnen worden of zwart. Het gras onder me kan net zo goed klaver zijn. Mijn handen zouden zelfs mijn voeten genoemd kunnen worden. Niets houdt zich hier aan de natuurlijke grenzen.
Zelfs het wezen niet, beide wezens niet. Het buitenwezen heeft alweer zijn grens overschreden, het is alweer dichterbij gekomen. Het zal ook niet meer lang duren voor het me daadwerkelijk bereikt. Misschien binnen vijf minuten, misschien binnen een half uur, misschien heb ik nog een paar dagen. Tijd is zo relatief, er valt geen uitspraak over te doen.
En het binnenwezen krijgt elke seconde weer meer macht over mijn gedachten, of is het elke minuut? Ik verzet me nog steeds, natuurlijk. Ik heb niks anders te doen. Alles is zo onzeker dat ik niet eens weet of ik kan afmaken waar ik aan begin, dus begin ik maar niets meer en ga ik gewoon door met wat ik al bezig was.
Zoals ik dat toen ook deed.
Christian Damen
Toetsenbord
Toetsenbord
Berichten: 2110
Lid geworden op: 19 jun 2012 01:37

Goed, je vroeg om vrije feedback, dus zet je schrap ;-)
Alles zijn suggesties, als je er niks mee wilt doen is dat helemaal prima ^^

-proloog-

Ik vind je allereerste zinnen een beetje mwah :p Het is nogal standaard om te starten met een weersbeschrijving. De opvolging is echter wel weer goed, en die hangt een beetje aan die eerste zinnen. Lastig wat daar mee te doen dus :p

'Zelfs de beste wetenschapper'
Ik ben zelf wetenschapper, er is niet 'een beste' :P Ik zou er 'de beste wetenschappers' van maken, dat klinkt veel natuurlijker.

Maar welke juist maakt dat ik hier mijn perfecte leefomgeving heb gevonden, omwille van twee simpele redenen.
Ik zou eindingen met een dubbelepunt

Immers, als je chaos kunt beheersen kun je heel de wereld beheersen.
komma tussen de werkwoorden: Immers, als je chaos kunt beheersen, kun je heel de wereld beheersen.

Ik was en ben er niet bang voor.
=> Ik was - en ben - er niet bang voor.

Hoewel, niet helemaal. Ik had drie opties om uit te kiezen, drie mogelijkheden om het monster op afstand te houden.

oei, dit is HEEL lelijk: je hebt het eerst over twee redenen, en nu over drie opties daarbinnen. Nu wordt het verhaal een beetje een opsomming. Ik zou je twee redenen weghalen en gewoon vervangen door iets in de trant van; 'Voor zover het de buitenwereld aangaat, ben ik hier om... blabla. De echte reden - althans mijn persoonlijke reden - is blabla drie opties.

Het eerste waar ik aan denk, is waarom de ikpersoon niet gewoon in een normale wereld kan leven, ergens tussen orde en chaos in? Al in al vind ik die drie opties niet zo sterk overkomen op het moment. (ik ga ervanuit dat hier nog eea achterzit dat later komt, maar nu komt het niet zo op me over.)

Het uitgangspunt is interessant, maar aan het einde van je proloog raak je me een beetje kwijt. Niet omdat het onduidelijk wordt, maar omdat de proloog nogal doorgaat en er niet echt iets gebeurd (omdat je de ik-persoon hier de situatie laat vertellen, je doet een tell not show :P )

-H1-

Je eerste alinea; goed, omdat je nu een nogal uitgebreide proloog hebt gegeven, boeit dit me volledig niet meer, snap je? :P Ik weet al in welke chaoswereld je zit, ik hoef op dit punt niet meer te weten hoe je leven ervoor was, alleen hoe je er kwam en waarom (het ding).

Je zegt de hele tijd narcis, gebruik eens andere woorden als bloem e.d. ;-)

Het hele begin stuk: ZZZzzzz.. Sorry :P Het wordt ineens een standaard drama verhaaltje, terwijl je me net met je proloog over chaos interesseerde. Ik zou het op dit punt opgeven, maar ik ga het nog even doorlezen ;)

Het wordt allemaal een beetje vaagjes hier. Ik snap wel wat er gebeurt, maar dat gedoe met die blikken en die emoties, het komt niet geloofwaardig op me over.

Huh? Ze maakt iedereeen bang voor haar maar heeft wel vrienden? Dat strookt niet helemaal :p

Een opvallend aparte wending van iemand die alles negeert, naar een bloeddorstig 'monster'... Ik weet niet helemaal wat er van te denken, het kan wel, maar de manier waarop je het beschrijft komt toch nog iets te ongeloofwaardig op me over.

==

Goed, hier houd ik even op. Algeheel; het idee uit de proloog is leuk, maar daarna ga je over naar nogal saai stuk (voor mij althans saai), waardoor ik het een beetje naast me neer leg.

Hoop dat je wat aan de feedback hebt :)
Suppose you toss a coin enough times
Suppose one day, it lands on its edge
Emena
Potlood
Potlood
Berichten: 48
Lid geworden op: 09 mei 2013 09:44
Locatie: Het BESTe dorp van nederland (soortvan)

Zekers dat ik wat aan je feedback heb :) Ik moet zeggen dat ik zelf al het idee had dat mijn verhaal op veel punten niet klopte, maar kon er de vinger zo niet op leggen.

Een punt: dit verhaal ben ik uit een soort van opdracht begonnen en daarbij kreeg ik een eerste zin...Dus ja standaard maar dat laat ik om die reden ook staan.

De rest van je punten ga ik later nog wat uitgebreider naar kijken. :)
Plaats reactie

Terug naar “Het Verlaten Kerkhof”