
==========================
De Treinwedstrijd
“Denk je echt dat hij het gaat doen?”Bram staarde met grote ogen naar het televisiescherm.
Ik haalde mijn schouders op. “Het klinkt wel als iets voor hem.”
“Wees snel en schrijf je in voor de wedstrijd, voor het te laat is!”
De overdreven reclamestem op de televisie galmde door de huiskamer. Ik hoorde moeder opgelucht zuchten toen de laatste flitsende beelden verdwenen en haar favoriete programma weer verder ging.
“Mama, mama!” riep Bram. “Heb je de reclame gezien? Heb je gezien wat ie gaat doen?”
Moeder glimlachte naar Bram en aaide hem over zijn hoofd. “Ja, lieverd, ik heb het gezien.”
Enthousiast rende Bram door de woonkamer, zijn armen draaiend als de wielen van een stoomlocomotief. “Tuut-tuuuuuuut!”
Moeder kon een zacht gegniffel niet onderdrukken terwijl ze haar aandacht weer op haar programma richtte.
“Mam?” vroeg ik haar weifelend, “wat denk jij er allemaal van?”
Zuchtend wendde ze zich wederom van het scherm af en keek me liefdevol aan. “Wat je vader doet met zijn geld moet hij zelf weten. Ik heb daar niets meer over te zeggen, en eerlijk gezegd ben ik daar blij mee ook.”
Ze keek weer naar het televisiescherm en draaide zich daarbij een beetje van me af, waardoor ze subtiel leek te willen zeggen dat ze nu met rust gelaten wilde worden, zodat ze haar programma verder kon kijken.
“Arthur! Tsjoeketsjoeke!” Wild rukte Bram aan mijn arm, in de hoop dat hij mij als wagon achter zich aan zou kunnen slepen. Lachend liet ik mij overeind trekken en met mijn armen op zijn schouders volgde ik mijn locomotiefje naar de keuken, waar hij een tussenstop maakte om een koekje te kunnen pakken.
“Denkt u echt dat hij het gaat doen?”
Het geroezemoes om me heen begon me te storen. De reclame die mijn vader nu al weken op de tv liet uitzenden, kwam me ondertussen de strot uit. De media had lucht gekregen van zijn plannen en waren er direct bovenop gesprongen.
‘Excentrieke miljardair organiseert wedstrijd in oude Stoomlocomotief; Hoofdprijs €2.000.000’
Aldus was de wedstrijd het gesprek van de dag. Sommige mensen vroegen zich af of ze een kans zouden maken de wedstrijd te winnen, anderen betwijfelden of de wedstrijd in zijn geheel wel gerealiseerd zou kunnen worden. En af en toe sprak een voorbijganger de vraag uit die bij iedereen door het hoofd spookte: “Is hij nou helemaal gek geworden?”
Vlug sprong ik de dichtstbijzijnde telefooncel binnen en gooide een kwartje door de gleuf.
“Hallo?” De stem van mijn vader werd vergezeld met een hoop kabaal op de achtergrond.
“Hoi, pap, met mij.”
“Wacht even, jongen.” Ik hoorde hoe mijn vader wat naar zijn werknemers schreeuwde, en hoe hij vervolgens begon te lopen. Het achtergrondlawaai verdween toen ik de deur van zijn kantoor hoorde sluiten.
“Arthur! Wat leuk dat ik je spreek! Hoe is het nu met jou en Bram?”
“Goed,” kapte ik hem af. Hij had de afgelopen jaren vrijwel niks van zich laten horen, ik had er vrij weinig behoefte aan hem weer deel te maken van mijn leven.
“Dat is mooi, jongen, dat is mooi.” Aan de klank van mijn vaders stem was te horen dat hij stond te popelen om weer aan de slag te gaan.
Ik zuchtte. Zou hij zijn belofte nu alweer vergeten zijn? “Weet je nog waarvoor ik bel?” vroeg ik aarzelend.
Het was even stil aan de andere kant van de lijn, voordat ik antwoord kreeg. “De zomervakantie! Natuurlijk! Jij en Bram zouden een paar weekjes bij mij komen slapen.” Weer viel het stil, en ik dacht bijna de hersens van mijn vader door de telefoon heen te kunnen horen kraken.
“Ik zit nu alleen met die wedstrijd en... Anders is het een idee om... Of nee, als ik nu...” Mijn vader maakte weer de verwarde indruk die ik me van hem herinnerde, en ik kreeg al de neiging om de hoorn op de haak te leggen, toen hij mijn naam noemde.
“Arthur! Ik weet het goed gemaakt! Jij en Bram komen gewoon mee naar de opening van de wedstrijd. Bram houdt van treinen, dus dat zal hij geweldig vinden!”
Ik grimaste, mij bewust dat mijn vader me nu niet kon zien. Als hij wat meer tijd met ons had doorgebracht, had hij geweten dat het Bram niet ging om de treinen, maar dat hij iets wilde delen met onze vader. Een gedeelde interesse, een hobby die zij samen konden beoefenen. Samen treinen kijken, samen met de trein reizen. Als het maar samen met onze vader was.
“Arthur?” Ik was bijna vergeten dat ik nog aan de telefoon hing. “Wat vindt je er van?”
Ik overwoog om nee te zeggen, maar dat zou ik mijn broertje niet kunnen aandoen.
“Goed dan,” verzuchtte ik. “We zullen er zijn.”
“Ha!” Mijn vader klonk bijna zelfvoldaan, alsof hij iets belangrijks bereikt had. “Ik zal even opzoeken waar en wanneer het ook alweer is...”
Met een zachte kreun wreef ik over mijn voorhoofd. “Nee, laat maar. Ik heb de reclame al gezien...”
Denk ik echt dat hij het gaat doen?
Dat is een redelijke vraag. Ik ken mijn vader, hij geniet ervan om dingen te doen die andere mensen nooit voor mogelijk hebben gehouden. Iets als dit is van hem te verwachten. Maar toch...
“Arthur! Kijk, kijk! Papa!” Bram trok driftig aan mijn mouw terwijl hij naar het podium wees dat voor de stoomtrein was opgebouwd. Met kalme tred kwam mijn vader de trap opgelopen, zijn snor netjes geborsteld en zijn kleding netjes strak en schoon.
Terwijl hij zijn toespraak afdraaide, waarin hij vol overtuiging sprak over de noodzaak van het najagen van dromen en het belang van plezier in het leven, keek ik om me heen. Sommige van de aanwezigen waren netjes gekleed, anderen leken direct uit hun bed te zijn gerold en op de wedstrijd te zijn afgekomen. Mannen, vrouwen, oude mensen, kinderen, het publiek was even divers als de inwoners van de stad. Maar ze hadden één ding gemeen: in hun ogen zag ik de glinstering van hebberigheid. Zij waren niet afgekomen op de wedstrijd voor het ‘plezier en de unieke ervaring’ dat mijn vader probeerde over te brengen, maar voor het geld. De twee miljoen euro.
Nadat mijn vader zijn toespraak had beëindigd en het lint, dat sierlijk voor de trein hing, had doorgeknipt, dromde de massa mensen naar binnen.
Met het kleine vuistje van Bram in mijn hand geklemd drongen we door de volgestouwde wagon, waar de mensen als een opeengepakte kudde zich om de wedstrijdbaan hadden opgesteld. Met moeite wist ik Bram op een verhoging in de trein te tillen, waarna ik er zelf ook op klom. Nu we wat hoger zaten had ik een beter zicht op de wedstrijdbaan, en zag dat de eerste deelnemers zich al hadden opgesteld.
Het geluid van de stoomfluit klonk luid door de wagon heen, en schokkend zette de gerenoveerde locomotief zich in beweging, de wagons voorttrekkend. Terwijl de trein over de oude rails reed, waardoor de trein wild heen en weer schudde, begonnen de deelnemers aan de wedstrijd.
Hoofdschuddend keek ik neer op het schouwspel dat zich in de wagon afspeelde. Wanhopig probeerden de deelnemers overeind te blijven staan, terwijl ze wild met hun bowlingballen gooiden. De ballen die de baan raakten, rolden door het onregelmatige schudden van de trein direct in de goot, en de overige ballen vlogen letterlijk door de wagon heen en veroorzaakten verwondingen bij een aanzienlijk deel van het publiek. Het enige wat niet geraakt werd, het enige wat nog overeind stond, waren de tien kegels die aan het einde van de baan door mijn vader waren opgesteld.
Kreunend verschool ik mijn gezicht in mijn handen. Dit was geen goed idee...
Des te langer de wedstrijd voortduurde, des te meer de houding van de menigte veranderde. Van de oorspronkelijke euforie was niks meer over, er restte nu slechts nog woede en zucht naar vergelding. Terwijl de massa zich tegen mijn vader keerde, die zich angstvallig probeerde te verschansen in de locomotief, schoot er één gedachte door mijn hoofd.
Had hij het maar niet gedaan...