
____
SNEEUW EN ZO
Wandelende laarzen sloegen krakend gaten in het wit tapijt dat gemaakt was uit sneeuw. Als ze weer werden opgetild voegde een hoeveelheid van het lichte spul zich bij hun donkere kleur; hoewel zijzelf sporen van het territorium droegen, droeg dit geen van hen, aangezien de oneffenheden in het landschap snel weer werden opgevuld door de dwarrelende vlokken, alsof op deze plaatsen nooit laarzen neergekomen waren.
Er waren dan ook meer twee paar, die personen, gekleed in gelijkaardige grijsbruine kledij, bestaande uit zoveel lagen dat het een wonder was dat de mannen of vrouwen of van beide één hun ledematen konden bewegen, en grote tassen, waarin waarschijnlijk proviand en materiaal om een kamp op te slaan zat, op hun rug dragend, meesjouwden over deze praktisch onvruchtbare landen. De gezichten die hun toebehoorden, waren bedekt met sjaals en brillen, zodat ze onherkenbaar waren, alsof ze lelijke zondaars waren die de schone maagdelijkheid plachten om te woelen.
De wind, die de dwarrelende ijskristallen in razende kometen had veranderd, veroorzaakte, naast zijn doffe geschreeuw, nu ook een fel gefluit, aangezien hij door de kieren in de verderop gelegen steenformaties glipte. Deze verandering in reliëf was door het gordijn van winterse neerslag echter niet te zien. Zelfs mist zou onzichtbaar zijn.
Toch zagen ze de witte wolkjes die ondanks de gezichtsbedekking uit hun mond- en neusgaten kolkten; als dageraad na een koude nacht, werden de sjaals bedekt met een laagje rijp. Eén van deze personages hoestte en verspreidde een beetje meer van de waterdamp. Hetzij reflexief, hetzij uit bijgeloof, hij – aan de hoest was duidelijk te horen geweest dat hij een man was – bracht zijn hand naar zijn mond, tijdens de kortdurende kuch. Hiermee ontlokte hij zijn vriend of vriendin of misschien zelfs vijand of vijandin een blik op zijn wezen. Deze zei niets; de waaiende wind zorgde voor zulk rumoer dat een normale conversatie onmogelijk uit te voeren was. Beide mensen – indien het mensen waren – waren hier verlegen mompelaars van wie zo af en toe slechts een nies, een lach of iets dergelijks verwacht werd.
Het lijkt me het best onze vrienden, tenzij u of jij ze misschien niet zo leuk vindt, al betwijfel ik of u of jij ook maar iets over deze personages weet, een naam te geven. Aangezien wij van één van hen het geslacht kunnen raden, zullen wij hem “de Man” noemen en de andere noemen we maar “de Andere”, hoewel dat vast verwarrend is.
De Andere keek weer recht voor zich uit en de andere was daarheen blijven kijken. Tijdens het lopen, vielen ze vaak. De Man stootte, bijvoorbeeld, zijn voet tegen een onzichtbare steen en bleef vasthaken. Hij struikelde, maar hield zich overeind door met zijn andere voet de val te breken. Op een ander moment gleed de Andere uit en viel voluit op zijn of haar gezicht.
Uiteindelijk botsten deze personages op een massieve rotswand; een korte blik verraadde een witgrijs vlak van steen, maar als zij het beter hadden geïnspecteerd, dan hadden zij gezien dat het niet echt “vlak” te noemen was. Waar kleine richels de wand van een nieuwe dimensie voorzagen, hingen scherpe ijspegels. Ze blonken in het licht van de verstopte zon en leken uit de sieradenverzameling van een rijke dame te komen. De stalactietjes van bevroren water waren op hun beurt versierd met vlokjes sneeuw. Als de Man getrouwd was, dacht hij misschien aan de vele cadeaus die hij zijn echtgenote gegeven had. Had hij haar een gouden ketting waaraan een robijn pronkte gegeven of had ze voor haar verjaardag ooit zilveren oorringen, die met diamantstof bedekt waren, gekregen? Zouden hun trouwringen glazen ringen zijn, die doffe saffieren bevatten?
Na een aarzeling, die korter was dan de tijd die nodig is om het voorafgaande fragment te lezen, besloten ze naar links te gaan. De grotere uitsteeksels aan de wand hadden plekken gecreëerd waar een dunnere laag sneeuw lag, alsof men het terrein met witte inkt had volgeklad en dit de eerste, lichtere vegen waren. Hoe zij er ook over dachten, ze vonden het voornamelijk aangenaam om even uit de met sneeuw gevulde lucht te kunnen ontsnappen.