Pagina 1 van 1

sneeuw en zo

Geplaatst: 30 nov 2013 15:04
door Demon
Ik schreef dit in de studiezaal op school, omdat ik echt niets te doen had, naast leren dan misschien, maar yolo. Ik ga hier waarschijnlijk niets meer mee doen, maar ach ja. :D
____
SNEEUW EN ZO
Wandelende laarzen sloegen krakend gaten in het wit tapijt dat gemaakt was uit sneeuw. Als ze weer werden opgetild voegde een hoeveelheid van het lichte spul zich bij hun donkere kleur; hoewel zijzelf sporen van het territorium droegen, droeg dit geen van hen, aangezien de oneffenheden in het landschap snel weer werden opgevuld door de dwarrelende vlokken, alsof op deze plaatsen nooit laarzen neergekomen waren.
Er waren dan ook meer twee paar, die personen, gekleed in gelijkaardige grijsbruine kledij, bestaande uit zoveel lagen dat het een wonder was dat de mannen of vrouwen of van beide één hun ledematen konden bewegen, en grote tassen, waarin waarschijnlijk proviand en materiaal om een kamp op te slaan zat, op hun rug dragend, meesjouwden over deze praktisch onvruchtbare landen. De gezichten die hun toebehoorden, waren bedekt met sjaals en brillen, zodat ze onherkenbaar waren, alsof ze lelijke zondaars waren die de schone maagdelijkheid plachten om te woelen.
De wind, die de dwarrelende ijskristallen in razende kometen had veranderd, veroorzaakte, naast zijn doffe geschreeuw, nu ook een fel gefluit, aangezien hij door de kieren in de verderop gelegen steenformaties glipte. Deze verandering in reliëf was door het gordijn van winterse neerslag echter niet te zien. Zelfs mist zou onzichtbaar zijn.
Toch zagen ze de witte wolkjes die ondanks de gezichtsbedekking uit hun mond- en neusgaten kolkten; als dageraad na een koude nacht, werden de sjaals bedekt met een laagje rijp. Eén van deze personages hoestte en verspreidde een beetje meer van de waterdamp. Hetzij reflexief, hetzij uit bijgeloof, hij – aan de hoest was duidelijk te horen geweest dat hij een man was – bracht zijn hand naar zijn mond, tijdens de kortdurende kuch. Hiermee ontlokte hij zijn vriend of vriendin of misschien zelfs vijand of vijandin een blik op zijn wezen. Deze zei niets; de waaiende wind zorgde voor zulk rumoer dat een normale conversatie onmogelijk uit te voeren was. Beide mensen – indien het mensen waren – waren hier verlegen mompelaars van wie zo af en toe slechts een nies, een lach of iets dergelijks verwacht werd.
Het lijkt me het best onze vrienden, tenzij u of jij ze misschien niet zo leuk vindt, al betwijfel ik of u of jij ook maar iets over deze personages weet, een naam te geven. Aangezien wij van één van hen het geslacht kunnen raden, zullen wij hem “de Man” noemen en de andere noemen we maar “de Andere”, hoewel dat vast verwarrend is.
De Andere keek weer recht voor zich uit en de andere was daarheen blijven kijken. Tijdens het lopen, vielen ze vaak. De Man stootte, bijvoorbeeld, zijn voet tegen een onzichtbare steen en bleef vasthaken. Hij struikelde, maar hield zich overeind door met zijn andere voet de val te breken. Op een ander moment gleed de Andere uit en viel voluit op zijn of haar gezicht.
Uiteindelijk botsten deze personages op een massieve rotswand; een korte blik verraadde een witgrijs vlak van steen, maar als zij het beter hadden geïnspecteerd, dan hadden zij gezien dat het niet echt “vlak” te noemen was. Waar kleine richels de wand van een nieuwe dimensie voorzagen, hingen scherpe ijspegels. Ze blonken in het licht van de verstopte zon en leken uit de sieradenverzameling van een rijke dame te komen. De stalactietjes van bevroren water waren op hun beurt versierd met vlokjes sneeuw. Als de Man getrouwd was, dacht hij misschien aan de vele cadeaus die hij zijn echtgenote gegeven had. Had hij haar een gouden ketting waaraan een robijn pronkte gegeven of had ze voor haar verjaardag ooit zilveren oorringen, die met diamantstof bedekt waren, gekregen? Zouden hun trouwringen glazen ringen zijn, die doffe saffieren bevatten?
Na een aarzeling, die korter was dan de tijd die nodig is om het voorafgaande fragment te lezen, besloten ze naar links te gaan. De grotere uitsteeksels aan de wand hadden plekken gecreëerd waar een dunnere laag sneeuw lag, alsof men het terrein met witte inkt had volgeklad en dit de eerste, lichtere vegen waren. Hoe zij er ook over dachten, ze vonden het voornamelijk aangenaam om even uit de met sneeuw gevulde lucht te kunnen ontsnappen.

Re: sneeuw en zo

Geplaatst: 10 dec 2013 11:12
door Frans Samsa
Dag Demon,

Uit je inleiding begrijp ik dat je nog niet zo heel oud bent (je zit immers nog op school en geeft aan in de 'studiezaal' te zitten. Ik schat dus in dat je nog op de middelbare school zit, of daar in ieder geval nog op zat toen je dit verhaal schreef, want het is al weer anderhalf jaar geleden dat je het geplaatst hebt.

Ik schrijf een reactie omdat ik aan je verhaal merkt dat je iets essentieels goed aanvoelt: je begrijpt dat het bij schrijven gaat om de taal. Je probeert, misschien zonder je dat helemaal bewust te zijn, spanning te creëren door de juiste woorden te kiezen. De mensen die het lukt om door hun taalgebruik de lezer mee te nemen in hun verhaal, dat zijn de echte schrijvers.

Ik moet ook zeggen dat het jou in dit verhaal niet is gelukt dat effect te bereiken. De belangrijkste oorzaak daarvan is dat je niet goed lijkt te weten wat je nu eigenlijk wilt vertellen maar vooral heel erg probeert om niet 'zomaar' een verhaaltje te schrijven. Je schendt, en hopelijk doe je dat bewust, een aantal afspraken ('conventies') die er bestaan in de communicatie tussen schrijver en lezer en, niet gehinderd door enige bescheidenheid, pak je meteen een van de meest fundamentele conventies aan en die luidt dat een verhaal gaat over 'subjecten': (verzonnen) mensen die man zijn of vrouw of kind of eenhoorn of draak of pratend paard of god, enfin, de lijst is eindeloos. De schrijver van 'sneeuw en zo' denkt bij zichzelf: 'dat ga ik nou eens mooi NIET doen. Dus begin ik eens met laarzen als 'subject.' Dat kan en is ook al eerder gedaan. Meestal doen zulke beschrijvingen de lezer denken aan een film. De in de sneeuw bewegende laarzen doen denken aan een filmshot. Zo'n shot kan veel sfeer oproepen: je ziet sneeuw, zware laarzen en je gaat je als lezer afvragen waar we zijn en wie het is die die laarzen doet bewegen. In een korte tekst als de jouwe zou je je zelfs kunnen beperken tot het beschrijven van die laarzen in de sneeuw zonder iets te zeggen over de man die erin zit. Ik zeg je er wel bij dat het ongeveer het moeilijkste is wat een schrijver kan doen, maar het kan wel als je tenminste heel nauwkeurig beschrijft hoe die sneeuw eruit ziet, wat die laarzen doen in die sneeuw en zo meer.

Opvallende woorden als 'territorium' werken in zo'n beschrijving alleen als duidelijk is dat de verteller iets weet wat ik, als lezer, nog niet weet. Bijvoorbeeld: 'Het witte poeder dat de laarzen deden opstuiven leek op sneeuw, maar dat was het niet. Niets in het Territorium was wat het leek.' en boem: we hebben het begin van een science-fictionverhaal dat zich, althans aan het begin, afspeelt in een griezelig gebied dat 'het Territorium' heet. Jij doet dat echter niet en de lezer verdenkt de schrijver er daardoor in de derde regel van zijn verhaal van, dat hij zijn woorden niet goed weet te kiezen. Dat vermoeden wordt onder andere zekerheid in deze zin:

De gezichten die hun toebehoorden, waren bedekt met sjaals en brillen, zodat ze onherkenbaar waren, alsof ze lelijke zondaars waren die de schone maagdelijkheid plachten om te woelen

'De gezichten die hun toebehoorden' …Waarom niet gewoon: 'hun gezichten waren bedekt…? Als je van een gezicht zegt dat het iemand toebehoort, suggereer je toch dat hij dat gezicht ook weer kwijt zou kunnen raken: een soort 'the Mask', dus. Daarvan is in jouw verhaal echter geen sprake. Deze toch betrekkelijk korte zin telt vier persoonsvormen en twee hoofdzinnen die ieder weer een bijzin bij zich hebben. Drie keer is de persoonsvorm 'waren': de eerste 'waren' heeft als onderwerp 'de gezichten', de tweede en derde 'ze'. als onderwerp. Ook de geoefende lezer moet nu aan het puzzelen om uit te maken wat er eigenlijk staat. Als hij daar dan achter is, ontdekt hij dat de schrijver hem ervan wil overtuigen dat de sjaals en brillen die de wandelaars voor hun gezicht dragen hen doen lijken op 'lelijke zondaars die de schone maagdelijkheid plachten om te woelen.'

Die vergelijking van die wandelaars met lelijke zondaars die de schone maagdelijkheid plachten om te woelen heeft wel mogelijkheden. De manier waarop ze hier is uitgewerkt werkt echter niet. Dat komt onder andere door het gebruik van het woord 'schone': 'blank' zou hier de voorkeur verdiend hebben. Het is een ander woord voor 'wit' en maakt dus in één klap duidelijk dat de maagdelijkheid naar de onbedorven sneeuw verwijst.'Plachten' betekent 'uit gewoonte doen'. Het slaat hier eigenlijk nergens op en kan dus beter worden weggelaten. Het is wél weer leuk dat je probeert weinig gebruikte woorden een plaats te geven in je verhaal. Hoe je 'maagdelijkheid' precies 'om moet woelen' weet ik niet. Mocht je ooit naar bed gaan met een maagd, dan zou ik in ieder geval sterk ontraden het te proberen. Natuurlijk heeft dat 'onwoelen' te maken met de sneeuw, maar je gebruikt het in een zin waar je het verwijst naar maagdelijkheid: kriskras van beeld naar origineel overgaan werkt niet.

Je kunt ervoor kiezen je personages geen echte namen te geven. 'De Man' en 'de Ander', dat kan heel goed. Maar als je verteller zich dan omstandig met die keuze gaat bemoeien (Het lijkt alsof onze beste vrienden.. enzovoort) dan gaat het hele vervreemdende effect wat je ermee wilt bereiken verloren, zeker als je dan ook nog eens de lezer gaat aanspreken en dat met 'u of jij' doet.

Die drang om vooral alle mogelijkheden te benoemen (hij of zij, u of jij, zijn of haar) is een ander storend element in je verhaal. Je stuit hier op de grenzen van het Nederlands, dat voor mensen nu eenmaal geen onzijdige vorm kent. Mensen zijn 'hij' of 'zij'. Alleen bij 'het kind' of bij verkleinwoorden (waartoe ook 'het meisje' gerekend kan worden) zou je een beetje met het onzijdige 'het' kunnen spelen. Bij het bezittelijk voornaamwoord houdt het echter alweer op: we kennen in het Nederlands geen apart bezittelijk voornaamwoord voor de onzijdige vorm.

Ik zou nog even door kunnen gaan, maar ik weet helemaal niet of je dat wel prettig vindt. Eén laatste opmerking wil ik je nog wel meegeven: als je iets maakt, of het nou een verhaal is, of een tekening of een stuk muziek, dan maak je keuzes. Jouw verhaal wekt de indruk dat je dat niet wil. Het levert helaas iets onleesbaars op, maar ook iets waarin de geduldige lezer talent herkent. Mijn advies aan je is om dit verhaal eens te herschrijven, zonder rare woorden te gebruiken en zonder rammelende zinnen te construeren. Beschrijf nou eens heel nauwkeurig hoe die man en die vrouw door die sneeuw lopen. En ga eens dieper in op die glazen trouwring: dan kan het echt wel wat worden.
Nou, dat was het. Zie maar wat je ermee doet.