H5 groothertogdom Wells, Walls vallei, Walls, 2551 naar mensen telling
Het zonnetje stond al hoog aan boven de haven van Walls toen ze aan boord van de Heer van Walls gingen. De Heer van Walls was een rivierschip dat over de grote rivier de Walls voer. Dit zou hun huis voor de komende tijd worden. Ze zouden verder afzakken naar het zuiden tot aan Brassels. Daar boog de rivier verder af richting het westen en gingen zij verder te paard richting het zuiden. Het schip was aan de grote kant en bestond uit verschillende dekken. Het ruim, een tussen dek waar de roeiers zaten, derde klas in de buik van het schip en op dek niveau tweede klasse met daar boven eerste klas. Als derde klas kon je gratis mee mits je hielp met roeien. Walls het eindpunt van de rivierschepen lag als een parel in het groene landschap. Hier kwamen de caravans uit Tiral en daarachter heen om met rivier schuiten af te varen naar Wells of de golf Biskar. Franz keek hoe de laatste kisten met proviand aan boord hingen. Bij het afmeren was de kade gevuld met mensen die familie of kennissen uit zwaaide. De wind was gunstig en de zeilen werden gehesen dat leidde tot vreugde gejuich onder de derde klasse. Het was voor Franz een raadsel waar Van Helsing steeds geld vandaan haalde. Maar ach het was niet erg om eerste klas te reizen. Voor een rivierschip was het de grootste die hij had gezien, tevens ook één van de weinige. Drie grote masten staken hoog boven het dek uit. Een wirwar van touwen waar slechts een zeeman wat van snapte gingen alle kanten op.Groothertogdom Wells was ontstaan uit samenwerking van mens en elf. Het bovenste dek was net zoals de 2de klas gebouwd alleen dan veel luxueuzer. Daarboven stond de brug met de kapiteins kajuit. Ze was werkelijk een toonbeeld van hedendaagse techniek aldus menig Wellsenaar. Zo voerde ze rustig dieper Wells in terwijl de nacht haar in haalde. Kleine gele oogjes keken het schip na vanaf de oever. Wachtend op hun kans, de wolven gromde ongeduldig om vers bloed. Die nacht legde De Heer van Walls aan in een klein vissersdorp waar verse vis voor de volgende ochtend zou worden ingeslagen. Tevens was het vanaf dat punt verboden om in het donker te varen vanwege de drukte en veiligheid. Matrozen die een paar uur vrij hadden zochten hun vertier in het kleine café aan de haven. Zachtjes slopen de wolven met hun bijrijders naar het dorp. Twee stadswachten stonden bij een vuurkorf hun handen op te warmen. Ze keken op toen ze gegrom hoorde. Een pijl trof de eerste stadswacht in de nek. Al gorgelend viel hij op de grond. De tweede wacht werd in zijn borst getroffen. Toen schoven de laatste wolken voor de volle maan weg. Wolven gehuil vulde de nacht met angst. Wellsenaren sloten vensters en deuren. Al grommend stormde de wolvenrijders het dorp in. Bewoners die buiten waren werden overvallen door vlijmscherpe tanden en pijlen.
Van Helsing sloeg de dekens van zich af en pakte zijn wapengordel. Hij had zo gehoopt op een rustige nacht maar dat was hem nooit gegund. Met zijn vinger op de mond keek hij naar Franz die wakker was geworden.
'Ssst, blijf hier en laat niemand binnen.'
Franz knikte en trok zijn dekens hoger op. De frisse avond bries verwelkomde Van Helsing toen hij met ontbloot bovenlijf naar buiten kwam. Het dek voelde koud aan onder zijn blote voeten. Een vrouwen gil klonk door de nacht heen gevolgd door wolven gehuil. De luitenant van de wacht stond bij de loopplank met enkele matrozen. Even leek het stil te worden maar toen begon het. Wolven schoten uit het donker met hun kremlins op het schip af. Met grote sprongen schoten ze omhoog richting het dek. Nog voor de eerste het dek raakte schoot van Helsing hem uit de lucht. Nog een schot en nog één. Nu kwamen de eerste het dek op. De kleine groep aanwezige bewakers trokken hun sabels en vielen aan. Kogels van Van Helsing schoten door de nacht heen tot ze hun doel bereikten. Kalm en zelfverzekerd zorgde hij ervoor dat elke kogel zijn doel raakte. Achter hem werden de bewakers overrompeld door de wolven. Ze schreeuwden toen ze in de nek werden gegrepen. Van Helsing schoot ze neer maar was te laat de arme donders te helpen. Hun kelen waren opengescheurd, ingewanden lagen half uit hun buik. Hij stopte zijn leeg geschoten pistolen in zijn broek en greep twee sabels van de grond. Via de loopplank kwam de tweede groep kremlins omhoog. Van Helsing vocht zich een weg door de kremlins naar het achterdek. Met een toverspreuk schoot een vuurbal uit de sabel naar de kremlins. Al schreeuwend vielen ze op het dek neer. Hun brandende lijken zette het houten dek al snel in lichte laaie.
'Oeps.' Zei Van Helsing en begon de trossen stuk te slaan. Het schip kwam tot leven, overal waren de kremlins door gedrongen. Hun lange vingers grepen naar alles wat bewoog. kleren en huiden werden stuk gescheurd door de bezeten wezens.
Franz zag de deurknop zachtjes bewegen tot de deur zachtjes open ging. Drie groene vingers kwamen om de deur heen. Een zachte stem klonk: 'Mjam mjam.'
Een overlevingsdrang overnam hem en hij sprong uit bed en trapte hard tegen de deur. Met een ruk vloog de deur terug dwars door de scharnieren heen tot over de reling. De matrozen hadden het schip los kunnen krijgen en duwde het schip van de kade weg. Twee kremlins die richting Franz renden werden aan een sabel gespietst die Van Helsing gooide, onder het groene bloed stond hij in deur opening. Franz zat in een hoekje te bibberen. Hij sprong bij het zien van Van Helsing op en vloog tegen hem aan. Van Helsing stopte nieuwe kogels in zijn pistolen die een uitvinding waren van de Draken orde. Zijn gezicht was gevuld met woede en wraak. Rustig liep hij over het dek en liet elk schot tellen. Kremlins vlogen door de druk naar achter waarmee de kogels hun kleine lijf troffen. Vanaf de kade stonden de over gebleven wolvenrijders naar het schip te kijken. Van Helsing richtte zijn aandacht op hem na de laatste kremlin te hebben afgeschoten. Met de handen boven het hoofd zei hij: 'Bij de kracht van Hirador, brand jullie schepselen des kwaads!'
Een vuurbal ter grote van een voetbal verscheen tussen zijn handen en schoot vooruit. Met een explosie van vuur ontplofte de vuurbal op de kade. Vuur vloog alle kanten uit in lange slierten van vuur met drakenkoppen op het eind. De Haven verdween in één brandende vuurzee. Uitgeput zakte hij op de knieën snakkend naar adem. Zijn aanval had een aanslag gepleegd op zijn 165 jarige levensvuur. De reizigers likten hun wonden en hielpen elkaar zo ver als ze konden. De gezellige sfeer van de vroege avond was over gegaan in pijnlijke stilte. Het kwaad had zich geopenbaard diep in de vrije landen. Van Helsing trok zich op aan de reling en liep naar zijn kajuit. Bij de deurpost bleef hij staan kijken.
'Er zat toch een deur hier of ben ik nou gek?'
Franz zat te snikken op zijn bed, zijn eigen kracht had hem tot een ongekende beweging gezet. De kapitein klopte achter hem op de deurpost en keek stom verbaasd naar de kapot gerukte schanieren.
'Goedenavond heren, aan het verbouwen geweest?'
'Zo zou je het kunnen noemen.' Zei Van Helsing.
'Er is nog wel een andere kajuit beschikbaar als u dat wilt mijn heer. Een matroos zal zo komen om jullie die te geven. Ik ga is kijken of ik mijn deur kan vinden.'
Van Helsing knikte en nam Franz bij de arm. Zijn zadel tassen gingen samen met zijn kleren over de schouders. Een vriendelijke matroos met de angst nog vers in de ogen leidde hun naar hun nieuwe kajuit. Zijn boven kleding was over zijn rug open gescheurd en toonde diepe sneeën in de rug. Langs de reling stonden enkele matrozen met musketten die langzaam steeds meer in omloop kwamen. Franz werd toe gestopt waarna van Van Helsing zich verder aankleedde. Toen sloot hij de deur achter zich en ging op een van de ligstoelen zitten achter op het dek. Hij wist zich geen raad met de jonge jongen, kinderen opvoeden was nooit het sterkste punt van hem geweest. Zelfs zijn eigen zoon moest dat met zijn leven bekopen, sindsdien was hij voortdurend op pad om niet herinnerd te worden aan die nacht. Zo voerde de Heer van Walls verder de rivier af tot de zon hem begroette met haar eeuwige warmte.
Groot hertogdom Wells, rivier Walls net buiten Brassels, 2551 naar mensen telling
De oude stad Brassels lag op een eiland in de rivier de Walls, aan beide oevers strekte de nieuwe delen van de stad zich tot ver uit. De oude stad was geheel voorzien van een kade rondom waar vele schepen lagen afgemeerd. Achter de kade stak een hoge stadswal omhoog met om de zoveel meter ronde torens. Via een ponten die met kabels werden bedient kon men in de nieuwe stadsdelen komen die aan weerszijden van de rivier lagen. Walls was vergeleken met Brassels slechts een gehucht. Een wit groot gebouw in de oude stad die rijk versiert was met bogen en een groot ijzeren hek eromheen vormde de zetel van de Groothertog. Met slechts enkel haar grootzeil voer het schip de haven van Brassels in. Franz keek zijn ogen uit naar alle pracht en praal van de stad. Een merkwaardig grote koets op kleine wielen werd voor getrokken door twee paarden. De koetsier luidde een bel op het dak van de koets om de Brassellianen te waarschuwen.
'Wat is dat voor rare koets Hinrich?'
'Dat is een paardentram. Mensen kunnen daarmee voor een kleine vergoeding over vastgelegde routes door de stad reizen. Kijk die daar is zo vol dat er twee mensen op zitten.' Van Helsing wees naar een paardentram die net onder de stadspoort verdween. Trossen werden uitgeworpen en al snel lag het schip veilig afgemeerd. Per klasse mochten de mensen die er in Brassels uitgingen het schip verlaten. Nog voor de derde klasse het schip verliet ging het zwarte paard van Van Helsing over de loopplank. Na een korte controle van het paard gingen de twee richting de pont die naar de westoever ging. Van Helsing tipte vriendelijk aan de rand van zijn hoed toen twee dames in hun sleepjurken voorbij kwamen. Ze glimlachende vriendelijk terug achter hun waaier. Donkere mensen die Franz nog nooit hadden gezien trokken touwen strak zodat de pont richting de oude stad kon komen. Franz kreeg een tik op de schouders van Van Helsing toen hij bleef staren naar de mannen.
'Dat zijn slaven, die komen uit de landen overzee. Met grote aantallen tegelijk worden ze door slavendrijvers hier heen gebracht. Ze worden hier voornamelijk negers genoemd'
Franz knikte slechts enkel en keek weer is naar de donkere lijven. Striemen liepen schuin over hun rug als teken van hun ongehoorzaamheid. Even leek het alsof de donkere man knipoogde naar Franz of zag hij het verkeerd. Franz trok aan de mouw van Van Helsing en vroeg: 'kunnen we niet even de stad bekijken?'
'Ja ach waarom ook niet. Misschien is dat ook wel beter, dan vertrekken we morgen uitgerust naar de ijzeren bergen.'
Ze verlieten de rij voor de pont en liepen naar de stadspoort. Een stenen stal stond naast de stadspoort om rijdieren van bezoekers op te vangen. De elfen in de stad hadden een hekel aan vuiligheid en daarom mochten paarden die overal en nergens maar poepten de stad niet in. Slechts enkel een draak mocht de stad betreden. Maar ach dat was zo zeldzaam dat het meer gedaan was om Hirador niet voor de kop te stoten. Franz keek zijn ogen uit naar de statige gebouwen met hun hekken en tuinen. Voor een stad van deze omvang was er ontzettend veel groen. Overal waren kleine parkjes en vijvers waar kinderen speelden. Elke straat was voorzien van bomen aan weerszijden. Zelfs de straten waren naar het evenbeeld van de aderen in een blad gebouwd. Vrolijke muziek die aanstekelijk werkte kwam van de richting van het Paleisplein vandaan. Huppelend ging Franz een stukje vooruit nagekeken door Van Helsing die onopvallend een traan weg pinkte. Op het plein zat een kleine groep artiesten die de Zarba speelden. Mensen en elfen dansten spontaan gearmd op de muziek mee. Van Helsing kocht voor hen beiden een warme Brasselse wafel. Van Helsing wou al bijna een serie nieuwe scheldwoorden roepen maar slikte ze op tijd in.
'Wat zijn ze heet he?' Zei Van Helsing die zijn tong aardig had verbrand.
'Valt toch wel mee.' Zei Franz die nog een hapje nam.
Van Helsing knikte slechts enkel en had geen twijfels meer dit was het laatste draken kind. Ondanks dat ze elkaar nog maar kort kenden voelde hij zich aangetrokken door Franz. Hij besloot Franz de beste opleiding te geven maar zonder hem te forceren. Dat was in het verleden gebleken dat zoiets averechts werkte. Nu Moest hij alleen nog de Grootmeester van de Orde overtuigen. Samen slenterde ze uren door de stad heen tot ze weer uitkwamen op het Paleisplein. Voor hun stond het gebedshuis van moeder aarde. Stil liepen ze door het gebouw heen dat in de vorm van de boom op het schild van de elfen was gemaakt. Als je op kerktoren stond van de basiliek van Hirador zag je dat het gebedshuis in de vorm van een boom was gebouwd.
De volgende ochtend staken ze met de eerste vaart over bij de pont. Vandaar stegen ze op het paard en reden door de stad om die in west zuidelijke richting te verlaten. In galop reden ze verder naar de ijzeren bergen, alsof het paard uit een onuitputtelijke bron van energie putte. De reis verliep zonder problemen en met een week arriveerde ze bij de eerste uitlopen van de bergen. De eindeloze bossen van de elfen werden achter hun gelaten en verruild voor rotspartijen. Toen de schemering inviel zagen ze in de verte een lichtje branden. Gelukkig brandde er vlakbij ook een lichtje. Nu hoefden ze het het hele eind niet meer te rijden.
'Waar zijn we?' Vroeg Franz
'Dit is het huis van de zeven dwergen, dat zijn oude vrienden van mij.'
'Heb jij ergens geen vrienden?' merkte Franz op.
'Even denken hoor, ehm nee.'
Een mensen vrouw keek op van haar werk in de tuin toen ze een paard hoorde aankomen.
'Meester Boflar er is bezoek.'
De deur van het huis dat half in de rotsen zat vloog open en een wel gezette dwerg kwam met een luide boer naar buiten.
'Ha, Van Helsing mijn oude vriend!'
'Boflar!, nog altijd even gemanierd als altijd hoor ik.'
'Altijd mijn vriend, altijd. Wie heb je meegebracht naar ons kleine huis?'
Franz bekeek het kleine huis dat maar liefst drie verdiepingen had. Als dit klein was, wat was dan wel niet groot bij de dwergen. Ze liepen achter Boflar aan naar binnen. Daar zaten Goflar, Soflar Bodlar in de zitkamer. Franz kreeg wat lekkers en drinken van Goflar en ging bij het haard vuur zitten.
' Waar zijn de anderen?', vroeg Van Helsing.
'Jagen, met een beetje mazzel zijn ze snel terug want ik rammel.'
Bier werd door vrouw geserveerd met wat kleine hapjes. Nadat Van Helsing zich gemakkelijk had gemaakt dicht bij het vuur om zijn oude lijf op te warmen stak hij van wal.
'Waar hebben jullie die griet vandaan?'
'Nergens, die kwam zelf aangelopen. Naja aan sjokken meer. Ze vertelde dat iemand haar probeerde te vermoorden. Toen is ze gaan rennen tot ze niet meer wist waar ze was. Met goed geluk heeft ze ons huisje gevonden en in ruil voor onderdak werkt ze nu voor ons.'
'Op die manier, moet je haar niet helpen dan.'
'Waar mee? Ze heeft onderdak en eten, wat wil ze nog meer.'
'Haar familie of eigen bed misschien?'
'Pff zitten alle mensen vrouwtjes zo vol met eisen?'
'Het zijn geen dwergen vrouwen he.'
'Was dat maar zo.'
'Ach Boflar, ze kan wel mooi alles kasten goed afstoffen', reageerde Soflar.
De kamer vulde zich met gelach en sterke praat toen de jagers thuis kwamen. Goblar trapte de voordeur open en hield twee zwijnen onder zijn armen.
'Eten!'