Davinia

Reizen naar verre landen en vreemde beschavingen. Is de reis belangrijk of juist de bestemming? Laat je meeslepen met de heldhaftige personages.
CarXX
Nieuw
Nieuw
Berichten: 1
Lid geworden op: 27 jan 2014 19:43

Ik kijk om me heen en voel de ogen op mij branden. Ze prikken door me heen, ze villen me. De pijn en de horror trillen door me heen. Ik draai me om en staar naar de duisternis voor me. Hol, zwart, leeg, stil, beangstigend.. Zoveel woorden om het mee te beschrijven en toch zo weinig te zien. Langzaam zet ik een stap vooruit. ‘ik kan het, ik kan het, ik kan het.’ Blijf ik fluisterd mezelf toezeggen. Zodra ik over dit pad ben stopt het, ik weet het. Waarom is het dan toch zo verschrikkelijk? Omdat de angst door me heen blijft snijden? Omdat ik nog steeds de ogen door mij heen voel branden? Ik weet dat ze kijken, ik weet dat ze er zijn. ‘laat het stoppen, alsjeblieft, laat het stoppen….

Met een schok word ik wakker, ik kijk om me heen en zie het bekende. Elke nacht, dezelfde droom, dezelfde spanning, hetzelfde gevoel.. Hoe kan ik er nog steeds bang voor zijn? Ik probeer te slikken maar mijn keel is droog, van het schreeuwen misschien? Ik schuif onder mijn dekens vandaan en stap uit bed. Ik knip geen lichtjes aan, in tegenstelling tot de angst ben ik wel gewend geraakt aan de duisternis. Op mijn gevoel loop ik naar de badkamer. Het is een kleine badkamer, maar alles staat er wat nodig is dus ik zal niet klagen. Ik ben er altijd blij mee geweest dat die naast mijn kamer was, het voelt fijn. Alles wat ik nodig heb binnen handbereik, het scheelt me heel veel vervelende tripjes naar de gezamenlijke kamers. De kraan gaat stroef als ik eraan draai maar het koude water is een grote geruststeling. Gulzig neem ik een paar grote slokken. ‘Jezus..’ fluister ik terwijl ik weer omhoog kom en naar mijn spiegelbeeld kijk. Zwarte kringen onder mijn ogen, spierwit gezicht, velletjes op mijn lippen en totaal geen kleur meer in mijn irissen. Zijn die samen met de duisternis van mijn nachtmerries uit mijn ogen verdwenen? Met trillende handen gooi ik wat water in mijn gezicht en draai me snel weer om naar bed in de hoop nog wat uurtjes rust te krijgen. Terwijl ik weer in slaap probeer te komen speel ik de droom in mijn hoofd nog een keer af. Ik loop door een park, blauwe lucht, vogeltjes die fluiten, de heerlijke lente geur. Alles slaat om zodra ik een bocht maak, de bomen verliezen hun bladeren, de vogels stoppen met fluiten. En het word donker, pikdonker. Ik hoor niks, geen geluid, zelfs geen wind.. alleen het gevoel van die verschrikkelijke ogen om me heen. Waarom heb ik deze droom? Waarom beïnvloed het alles om me heen? Alles lijkt met de dag erger te worden door deze dromen. Terwijl ik nadenk over dit alles zak ik langzaam weer weg, terug naar de ongeduldig wachtende duisternis…

‘DAVINIA!’ ik schrik en mijn ogen schieten open. Meneer b. Kijkt me woedend aan. ‘In slaap vallen in mijn les mevrouw? Ik neem aan dat je wel een hele goede reden hebt voor zulk gedrag.’ Zegt hij. Ik kijk hem een paar seconden aan en slik alles wat ik eruit wil gooien weg. Waar komt die woede toch vandaan? ‘Sorry meneer, ik slaap erg slecht de laatste tijd. De buren zijn met een nieuwe wereldoorlog bezig lijkt het wel.’ Hij moet erom lachen, de sukkel. ‘Nou dan rekenen wij erop dat jij die oplost mocht je in slaap willen blijven vallen tijdens mij lessen.’ Hij kijkt me nog even streng aan en draait zich weer om. De nieuwe jongen kijkt me doordringend aan. Hij is knap, heel knap. Bruin kort haar dat zonder moeite in model valt en grote bruine ogen. Het is niet de soort schoonheid waar iedereen voor zou vallen. Mooie volle lippen heeft hij zeker, maar er is iets, iets in zijn gezicht dat je laat twijfelen. Blozend kijk ik weg en bind mijn haar in een staart. Net als mijn ogen is het al het leven uit mijn haar weggetrokken. Het lijkt wel alsof deze dromen al mijn kracht langzaam wegzuigen, zonder genade. Voordat dit alles begon was ik anders, vrolijker en mooier. Ik ben nooit echt het perfecte meisjes-meisje geweest, maar ik hoorde er wel bij. Nu lijkt dat alles te zijn veranderd. Het is moeilijk me te concentreren op de mensen om me heen als ik zoveel heb om over na te denken. Als de bel gaat shock ik met mijn nog overgebleven energie de klas uit. Intussen sta ik er niet meer van te kijken dat niemand wacht, ik ben tenslotte niet bepaald de leukste om mee op te trekken tegenwoordig.. ik loop naar de deur en hoor opeens een zachte mannen stem ‘Davinia, wacht!’. Met een schrok draai ik me om en staar in de grote prachtige bruine ogen van de nieuwe jongen. ‘Is er iets?’ weet ik zachtjes uit te brengen. Djeez Davi kan het nog arroganter? Die jongen is prachtig. ‘Ik zou graag met jou willen lunchen, er is nog niemand die ik echt ken. Je lijkt me een aardig meisje.’ Zegt hij alsof hij het heeft ingestuurd. Niet te vertrouwen gaat er meteen door mijn hoofd. ‘Prima, Jason was je naam toch?’ hmm Jason, mooie naam… ‘klopt.’ Zegt hij met een grijns. ‘laat me weten als ik te slaapverwekkend word.’ Blozend draai ik me om en loop richting de kantine, binnen no-time is hij alweer naast me. Hij is lang merk ik nu pas. Mijn eigen lengte van 1.70 vond ik altijd wel gemiddeld, maar naast hem ben ik mini. Als we de kantine in lopen voel ik dat iedereen staart, niet zoals in mijn droom. Dit is anders, jaloezie en misguning. Ik zucht terwijl ik neerzak op de stoel, die paar meter waren zelf een moeite en hij kijkt me even onderzoekend aan. ‘Hoe vind je het hier?’ aangezien hij niks zegt zal de vrouw maar weer de leiding moet nemen. ‘Het is wel oké, en hoe vind jij het hier?’ zegt hij weer ingestudeerd, het is gewoon zo overduidelijk! ‘Slaapverwekkend, niet bepaald mijn ding.’ Zeg ik een beetje geïrriteerd. Hij moet lachen, het is een prachtige lach. Het is moeilijk hem in te schatten. Hij lijkt wijs en doordacht maar die grapjes en plagerige trekjes zijn verwarrend. Hij verteld niet veel over zijn leven of waar hij vandaan komt. Ik vertel hem dat ik hiervoor in een grotere stad heb gewoond en dat het me veel beter beviel. Het is niks voor mij om elke dag dezelfde mensen te moeten zien, ik heb afwisseling nodig. Hier is het zo klein dat het bijna onmogelijk is om na een jaar nog nieuwe gezichten te zien. Die van hem is daarom ook zo ongelofelijk welkom voor mij! Zodra de bel gaat besef ik iets, deze 15 minuten dat ik met hem in gesprek was ging het een stuk beter. Ik had niet gegaapt, mezelf niet zover moeten krijgen om te blijven luisteren. Het ging vanzelf. Verbaasd staarde ik hem aan. ‘Ga je niet naar de volgende les?’ zegt hij met een kleine scheve lach. ‘Ehh ja sorry, je hebt geen Spaans toch?’ ik weet dat hij het niet heeft, het is me al opgevallen in die ene week dat hij hier is. ‘Nee dat heb ik al afgerond op mijn oude school, dit was mijn laatste uur.’ Zijn grijns komt langzaam terug terwijl hij dit zegt. Hij bleef hier om met mij te lunchen besef ik. Zijn grote bruine ogen wachten op mijn antwoord. ‘Ik zie je morgen dan, leuk wat meer over je gehoord te hebben.’ De sarcasme straalt gewoon van mijn antwoord af, waarom doe ik zo tegen hem? Alles wat ik zeg is niet over nagedacht, het komt er gewoon uit. Hij lacht weer, een beetje spottend dit keer. ‘Dat wil je niet, tot morgen Davinia.’ Grijnzend loopt hij weg voor ik iets kan vragen. Ik schud mijn hoofd en loop richting Spaans. Dit kan ik er niet bij gebruiken herinner ik mezelf. Als ik in het lokaal zit voel ik mijn kracht alweer afnemen.
Thuiskomen, hoe kunnen mensen zich hierop verheugen? Zodra ik merk dat de deur niet op slot zit wil ik alweer omkeren. De woede in mijn stijgt weer, met een ongelofelijke snelheid. Dit huis maakt me altijd boos. Mijn vader zal de reden wel zijn, met zijn domme irritante gedrag. Hij is er vroeger nooit echt geweest, niet bij de opvoeding, gewoon bij niks. Toen mijn moeder weg is gegaan heeft hij eerst een paar maanden lopen flippen en nu denkt hij dat hij vadertje kan spelen. Op totaal de verkeerde manier.. Ik hang mijn jas op en loop snel door naar boven en probeer tot 10 te tellen. Bij elk getal lijkt mijn woede erger te worden. Zodra ik 10 uitspreek grijp ik een trainingsbroek en een sportvestje. Ik spring er in en ren weer naar beneneden. Even ren ik de keuken in voor een flesje water. ‘Hallo.’ Zegt mijn vader nog maar ik sprint al naar mijn sportschoenen. Als ik de deur dicht wil doen trek ik de klink eruit. ‘Klote!’ schreeuw ik. De klink laat ik liggen, ik moet hier snel weg weet ik. Buiten begin ik meteen te rennen, mijn hoofd dreunt als een gek. Binnen 30 seconden ben ik uit mijn straat, achter mijn straat is een klein stukje stad en dan kom ik bij een parkje. Ik zie mensen omkijken maar ik besteed er geen aandacht aan. Rennen, rennen, rennen. Ik probeer me alleen te focussen op mijn voeten. ik maak een kleine omweg om de stad heen zodat ik daar niet langs hoef om in het park te komen. ‘Adem in Davina, in en uit, in en uit.’ Fluister ik zachtjes tegen mezelf. Als ik in het parkje kom zie ik dat het lekker rustig is, gelukkig. Ik probeer mijn pas een beetje te kalmeren. Waarom gebeurt mij dit? Vroeger was ik zo rustig en kalm, ik hield ruzie’s in mijn hoofd. Ik sprak ze nooit uit en nu lijkt het dat alles wat ik deze jaren hebt ontvlucht in een keer als een klap op mijn hoofd komt. De woede is intens, ik voel hem nog steeds in me borrelen. In de verte zie ik een bankje en ik probeer mezelf te dwingen daar uit te rusten. Mijn benen gaan maar door, na al die zware dagen zou je toch denken dat ik geen conditie meer heb.. Ik sprint langs het bankje en besluit de volgende te nemen. Voor ik daar aan kom zie ik opeens iemand in de bosjes. Hij staat te ver om te herkennen maar hij lijkt enorm veel op Jason. Mijn nieuwsgierigheid verliest helaas van deze woede en ik ren door naar het bankje. Als ik zit leun ik met mijn ellebogen op mijn knieen en probeer ik te stoppen met hijgen. Zou dit van de woede zijn of van het rennen? Ik heb niet gevoel dat rennen veel doet met mijn benen en zou zo nog een stukje kunnen. Normaal helpt dit parkje mij altijd met ontspannen. Het is een klein parkje met een klein meertje in het midden. Er staan waterspuwers in en de eenden kwaken er altijd vrolijk omheen. Natuurlijk is dit vandaag allemaal afwezig. Het is herfst, koud en nat. Vroeger haatte ik het en zou alles doen om zoveel mogelijk binnen te blijven. Tegenwoordig doet de kou me niet zoveel. Ik kijk richting de bosjes waar ik dacht Jason gezien te hebben. Er staat niemand en ik zucht. Kan het allemaal nog erger?
Plaats reactie

Terug naar “Het Avonturen Pad”