De Kroon

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

Dit is een soort verhaal dat ik al jarenlang heb willen schrijven. Zo eentje waarbij je je eigen wereld maakt met regels, wezens en een heleboel verschillende karakters. Dit verhaal heeft over de jaren meerdere versies gekend en ik was nooit helemaal tevreden. Uiteindelijk heb ik besloten het hier maar te posten, want ik denk dat ik niet veel verder kom zonder dat er echt kritisch naar wordt gekeken. Dus hier is het dan: De Kroon. Ik zal wel even moeten mededelen dat er niet wordt verwacht dat alle namen die in het proloog worden genoemd moeten worden onthouden. Ik heb mijn best gedaan uitleg te geven bij waar het nodig is, maar als iets echt niet duidelijk is laat het dan even weten.

Proloog

Een verhaal is een illusie, er is geen begin en geen einde. Want bij het einde van het leven van de ene begint dat van het andere, beïnvloed door de acties van zijn voorganger. Er zijn geen helden of vijanden, geen goed of kwaad. Van de twee tegenstrijdige partijen schrijft alleen de overwinnaar de geschiedenis. Zo ging het ook tot op heden in deze wereld. Voor het eerste tijdperk van mensen waren er de Eeuwigen. Onsterfelijke, reusachtige wezens die heersten over de aarde. Alle minderen waren slechts slaven, de mensen behoorden toen al tot de minderen.
Ze dachten niet en ze spraken niet, ze luisterden alleen maar. De Eeuwigen hadden waarschijnlijk niet doorgehad dat de mensen steeds slimmer werden. Totdat het op een dag te laat was. De mens Jeremiah was de eerste die zichzelf een naam gaf en een pact sloot met de eeuwige anarchist Akaizo, die hem de zwakke plek vertelde van de andere eeuwigen. Met zijn helse vlammen startte Jeremiah de oorlog. In zijn strijd werd hij geholpen door Ranzalphon de aardbever, Himel de wreker en Azon, de uitvinder en verspreider van alle ziektes op aarde.
Na tweehonderd jaar oorlogsvoeren waren de eeuwigen verslagen. De meeste werden afgeslacht en hun krachten werden geclaimd. Anderen onderwierpen zich aan de mensen of verdwenen voor eeuwig in de duisternis. Dit was het begin van het eerste tijdperk der mensen. Jeremiah kroonde zichzelf tot de eerste keizer van de wereld. De tweede oorlog brak aan bij zijn dood, toen Jeremiah verklaarde dat elke daaropvolgende keizer gekozen zou moeten worden uitgaande van het recht van de sterkste. De adel vocht voor meerdere jaren en uiteindelijk werd de tweede keizer gekozen. Zo ging het door voor duizenden jaren.
Op de troon zaten keizerinnen, keizers, profeten, pausen, rebellen en goden. Of hoe ze zelf het liefst genoemd wilden worden. Na de dood van elke keizer kwamen allen die durfden in het paleis tezamen en werd overlegd wie de nieuwe opvolger zou worden.
Maar tot op heden heeft er altijd bloed gevloeid in het keizerlijk paleis. Maar nu is de tijd aangebroken waarbij ik moet gaan vertellen over de laatste nieuwe heerser. Waar o waar moet ik beginnen? Zoals ik al zei: Een verhaal is een illusie. Begin ik bij Valdemar Duval? Grondlegger van het Zoietsisme? Of zijn zuster? Die een moord doet om haar stem te kunnen laten horen? De drie broeders Fiero? Allemaal met hun eigen visie op de toekomst van het land.
Natuurlijk spelen de generaals ook allemaal een rol, en dan mag ik niet de prinses van het zuiden vergeten.
Maar ik loop al te ver vooruit. Om ons ‘verhaal’ een mooie start te geven zal ik eerst de politieke situatie schetsen: De huidige keizer Burlaf wil alle oppositie in zijn land verpletteren.
Sommigen noemden hem zelfs paranoïde, want er was niet zo veel tegenstand. Toch was er één die een grote dreiging was voor de machtige keizer: Piratenkoning Edward Alfa Christo Enkelear.
Laatst gewijzigd door CasBuijs op 12 feb 2014 23:08, 1 keer totaal gewijzigd.
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Ben zeer benieuwd naar je verhaal er lijken een paar hele leuke dingen in te zitten. Je schrijfwijze vind ik ook prettig om te lezen en hoe je het verhaal begint spreekt me ook erg aan. Ben benieuwd naar het volgende stuk. Ga zo door!
My ego is to big for a conversation so thats the reason I write because writing is the best way to talk without being interrupted.
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

@Glenovic Fijn dat je mee leest!

Hoofdstuk 1: God ist tot

Regen droop van de ruiten, donder werd verstomd door de houten wanden van de cabine. Piratenkoning Edward Alfa Christo Enkelear schoof houten sculpturen van verschillende schepen over een kaart van de zee. Enkelear had donkerbruine ogen, roetzwart haar en bijpassende volle baard. Hij deed vrij weinig aan lichaamsverzorging en dat kon je zien. Hij had standaard zijn wijnrode blouse open hangen om te luchten, wat een behaarde borst onthulde. Uit zijn broek en onderbroek staken twee geladen pistolen. Hij droeg een rode bandana rond zijn voorhoofd en daar bovenop een zwarte kapiteinshoed. Op de hoed stond een schedel met een bot tussen zijn tanden en uit de hoed stak een reusachtige mintgroene pluim. De kapitein stond bekend om zijn brede grijns, die liet zien dat hij zijn tanden verbazend goed verzorgde, al miste één van zijn onderste hoektanden. Maar het gerucht ging dat hij deze zelf getrokken had om zijn sigaar er tussen te plaatsen. Bedachtzaam krabde hij aan zijn zwarte baard. Hij had maar drie schepen, en de vloot van keizer Burlaf had er wel twintig, waarvan vier speciaal gemaakt om met potentiële aanvallers af te rekenen. Hij schoof vier metalen muntjes naar die desbetreffende schepen.
Nee wacht, hij kon het zelf niet veroorloven bezig te zijn met zo’n miezerig schip. Hij haalde de gouden munt bij het scheepje vandaan en pakte een kleine koperen munt, hij zou dat schip aan Rufus overlaten. De kans dat deze missie slaagde was maximaal vijf procent, maar het was nu of nooit. Hij kon het niet veroorloven dat die vervloekte uitvinder hen toegang tot het luchtruim zou geven, dan waren zij als piraten gewoonweg geen concurrentie meer. Zo’n kleine kans van slagen zou een normaal mens van zijn stokje laten gaan, maar voor Enkelear was het alleen maar extra adrenaline. Wat kon strategie hem toch schelen! Breed grijnzend stond hij op van zijn bureau en verliet de cabine. Er klonk een luide bonk bij elke twee stappen die de kapitein zette. Hij haalde een lange, zwarte jas van een kapstok en trok hem aan. Het dek stond bijna helemaal onder water door de regen, maar zijn trouwe bemanning barstte in luid gejoel uit bij aanblik van hun kapitein. Enkelear stak zijn armen op van trots.
‘Mannen!’ riep hij. ‘Vanavond zullen wij de vruchten van deze oorlog plukken! Ik, Piratenkoning Edward Alfa Christo Enkelear zal onze huidige keizer vernietigen! Vandaag de keizer! Morgen het paleis!’
‘Hoera!’
Om hem heen verzamelden zijn meest trouwe bemanningsleden zich. De blonde jonge piraat genaamd Salvo gleed via touw vanuit het kraaiennest naar beneden en landde naast zijn kapitein. Hij fluisterde de positie van de vijandelijke schepen in het oor van de kapitein.
‘Precies zoals u had verwacht,’ voegde hij eraan toe en de Piratenkoning knikte.
De drie commandanten verschenen voor hun kapitein.
‘Jullie drie rekenen af met de gevechtsschepen, anders wordt onze ontsnapping vrijwel onmogelijk.’
‘Aye, aye,’ zeiden de drie in koor.
‘Salvo en ik nemen het schip van de keizer voor handen, ik wil dat de operatie binnen een half uur voltooid is.’
De vier volgden Enkelear richting de voorkant van het schip, de overige piraten verdeelden zich onder hun aangewezen groepen en kwamen achter hun kapitein. Malafar gaf Enkelear een verrekijker. Enkelear zag het schip van de keizer. Het schip was zilverkleurig en groter dan alle andere schepen. Uit het midden van het schip stak een kleine toren, de brug, daar zat de keizer.
‘Draai het schip nog drie graden naar rechts,’ zei Enkelear. ‘Onze afstand is perfect.’
Het schip draaide totdat, optisch gezien, het eerste gevechtsschip recht tussen de tepels van het vrouwelijke boegbeeld zat. Enkelear pakte een kleine microfoon, die hem ook contact met de andere schepen gaf.
‘We ruimen eerst dat schip uit de weg,’ zei de koning. ‘Vervolgens splitsen we op, ons contactpersoon heeft olievaten bij elk roer geplaatst. Gebruik die om de schepen snel uit te schakelen.’
De piraten brulden.
‘Activeer de gouden zon,’ zei Enkelear.
In zijn gedachten zag Enkelear hoe aan de achterkant van het schip het gigantische kanon tevoorschijn kwam. De mast klapte in en verdween in het dek.
‘We zijn klaar voor vertrek, monsieur Enkelear,’ zei commandante Chery. ‘Le koude zon ies geladen.’
Enkelear trok een kromzwaard tevoorschijn vanuit zijn jas en stak het de lucht in.
‘Voor vrijheid!’
Laatst gewijzigd door CasBuijs op 11 feb 2014 19:17, 1 keer totaal gewijzigd.
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Ben benieuwd wat de beweegredenen zijn van Enkelaer wat met meteen brengt dat ik zijn naam origineel vind. Doet me beetje denken aan de oude helden van weleer.
Enkelear had donkerbruine ogen, roetzwarte haar en bijpassende volle baard
roetzwart
keizer Burlaf had er wel twintig, waarvan vier speciaal gemaakt om met potentiële aanvallers af te rekenen
uhm... waarvoor zijn die andere zestien schepen dan?
De drie commandanten verschenen voor hun kapitein.

Moeten die commandanten niet op hun eigen schip zijn?
De mast klapte in en verdween in het dek.
Leuk detail

Hopelijk komen er nog wat meer details van dat schip ben wel benieuwd hoe dat eruit ziet. Ga zo door!
Monie
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 9
Lid geworden op: 10 feb 2014 15:25
Locatie: Gent

ik vind dat je een heel leuke schrijfstijl hebt.
Ik ben heel benieuwd naar de rest,
ik lees zeker mee :)
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

@glenovic Bedankt voor je kritiek, en al je punten zijn eigenlijk wel terecht. Ik denk dat ik de 'oorlogsschepen' in 'fregatten' verander. Mijn bedoeling was dat de schepen klein en behendig waren en daarom een grote bedreiging zijn voor Enkelear (vandaar dat hij de rest niet belangrijk vond), maar ik denk dat ik ze beter een specifieke naam kan geven. Ik ben blij met het compliment over de mast want ik wist niet zeker of ik het er wel in moest doen
@Monie Leuk dat je ook mee leest :D

Dat was het teken. De gouden zon activeerde. Een gigantische vlam kwam uit het kanon en duwde het schip vooruit. Met zeker zeventig kilometer per uur schoot het schip als een kogel door het water. Met zijn ene hand hield hij zijn hoed vast en met zijn andere het zwaard.
‘YOHAHAHAH!’
Enkelear lachte, de wind waaide zijn jas, baard en blouse opzij. Hij zag verbaasde toen zijn schip het eerste fregat in ramde. De gouden boeg had als een soort speer gediend, en het fregat werd tegen het grote moederschip geramd en tussen de twee schepen verpletterd.
‘Enteren!’ schreeuwde Enkelear en gaf het voorbeeld.
Hij sprong van de boeg naar de dek van het andere schip. Verbaasde mariniers hadden geen tijd om te reageren. Hij sneed er één de keel door en schoot anderen met zijn revolver. Hij zag zijn commandanten met een touw naar het tweede schip slingeren. Meters boven hem was de pas het dek van het moederschip. Getrainde soldaten lieten vanaf het moederschip een regen van kogels op Enkelear neerdalen. Voor een seconde staarde Enkelear de dood spottend in het gezicht, waarnaar hij een behendige sprong naar achteren maakte. Salvo gromde afkeurend bij de risico’s die zijn kapitein nam, maar diep vanbinnen wist hij dat er geen risico was geweest.
‘Het is de zilveren valk Salvo!’ riep een panische matroos, en Salvo keek gedesinteresseerd op.
‘Leuk je te ontmoeten,’ zei hij.
De zilveren kruisboog, waar Salvo zijn bijnaam aan ontleende, glinsterde even voordat hij zijn vergiftigde pijlen naar de soldaten schoot. Alle pijlen raakten ondanks de wind hun doel, en de soldaten viel stuk voor stuk van hun stokje.
‘Wees alstublieft wat voorzichtiger kapitein,’ zei Salvo.
‘Yohahahah! Je weet dat ik dat niet kan doen Salvo!’
De kapitein knoopte een touw tot een lasso en wierp het naar boven het moederschip op. Het touw werd boven vastgepakte door een slanke hand, bond het vast aan de reling van het dek. De roodharige vrouw keek vanaf het moederschip haar kapitein uitdagend aan.
‘Je bent trager geworden Edward,’ zei ze met handen in haar zij.
Een soldaat besloop haar van achteren, maar werd uitgeschakeld door een piraat met vettig haar.
‘Chery,’ zei Enkelear grijnzend.
Hij klom behendig via het touw naar boven, hij voelde het gewicht van zijn stalen prothese aan zijn been trekken. Hij trok zich over de reling van het schip en voegde zich bij Chery.
‘Malafar ies er nog niet,’ zei ze.
Enkelear gromde chagrijnig.
‘Keen zorgen, hij zou er zo moeten zijn.’
‘Nee,’ zei Enkelear, zijn ogen bespeurden het dek van het moederschip.
Op een paar piraten na was het helemaal leeg. ‘Het is te makkelijk.’
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Salvo, die ook naar boven was geklommen.
Plotseling begonnen rode lichten op het dek te branden en een luide sirene klonk voor enkele seconden. De stem van keizer Burlaf klonk door de luidsprekers op alle schepen.
‘Ik had al een vermoeden,’ zei Enkelear knarsetandend.
‘Piratenkoning Edward Alfa Christo Enkelear, dacht je werkelijk dat je mij kon verslaan?’
‘BURLAF!’
‘Ik moet zeggen Enkelear, ik had niet verwacht dat je Akio’s rakettechnologie voor je schip zou gebruiken.’
Enkelear staarde naar de brug, hoog boven hem, bovenin het zilveren torentje onderscheidde hij het silhouet van Burlaf. Zijn mantel, zijn baard en zijn kroon. Enkelear greep zijn beste revolver, mikte op de keizer en loste een schot. De keizer stopte abrupt met praten, de kogel doorboorde het glas en het silhouet viel omver, waardoor het uit het zicht verdween. De oorverdovende regen was het enige dat Enkelear hoorde. Maar het was nog niet voorbij, na een paar seconden kwam het geluid van een hijgende keizer uit de megafoons.
‘Enkelear! Jij laffe rotzak! Ik ben keizer Burlaf!’
Enkelear herlaadde zijn revolver.
‘Geen denken aan!’ schreeuwde de keizer. ‘Jij bent hier omdat ik dat wilde! De bodem van de zee word vandaag je tombe Enkelear!’
Het schip begon hevig te trillen, Salvo trok waakzaam zijn kruisboog tevoorschijn.
‘Wat jij kan, kan ik beter Enkelear!’
De piratenkoning verstijfde van schrik, de brug koppelde zich los van het schip, een witte vlam duwde de losgemaakte cabine hoger de lucht in. Het was als een kurk die van een fles champagne schoot.
‘Aanschouw! De nieuwste uitvinding van de briljante Akio!’
De brug was een klein, vliegend ontsnappingsschip geworden, en verdween steeds verder achter de wolken. Keizer Burlaf was ontsnapt. Maar Enkelear besefte een seconde te laat wat hem te wachten stond.
‘Kapitein!’ riep Salvo.
De piratenkoning zette zijn breedste glimlach op, hij keek Salvo recht in de ogen.
‘Mannen!’ riep hij. ‘Het spijt me, dit is het einde!’
Salvo stormde op de kapitein af, maar een gigantische, vurige explosie van beneden het de wierp hem naar achteren. Salvo voelde dat zijn lichaam over de reling geworpen werd. Het laatste dat hij merkte was zijn lichaam die roerloos in het ijskoude water belandde.


Keizer Burlaf veegde het zweet en tranen uit zijn gezicht. Onderuitgezakt zat hij in zijn troon, zijn hand op zijn bloedende borst. Het vliegende schip maakte koers terug naar het vasteland. Hij had een hele vloot moeten opofferen voor de dood van Enkelear, maar het was hem gelukt. En toen, in een uitbarsting van emotie, stootte Burlaf een waanzinnige lang uit. De lach was rauw en onnatuurlijk. Hij lachte zo lang tot zijn stem schor werd. Hij hijgde nog na, de steken in zijn borst waren alleen nog maar erger geworden. Zijn kroon viel van zijn hoofd en rolde de schaduw van de kamer in. Zijn ogen volgden de gouden glinstering, het teken van zijn macht. Maar toen stopte de kroon, een zwarte schoen plaatste zich op de dunne, gouden band. Een donkere gestalte stond in de kamer van de keizer. De man verpletterde de kroon als een kakkerlak onder zijn zool. Burlafs pupillen trilden in zijn ogen, hij beet panisch op zijn lip tot deze bloedde. Het persoon kwam dichterbij. Het droeg een zwart, strak kostuum. Het was gemaakt om het lichaam vrij te laten bewegen, het was bijna een tweede huid. Maar ondanks dat kon Burlaf niet zien of er een man of een vrouw voor hem stond. Het figuur droeg een zilveren masker, dat glom toen hij in het maanlicht stapte.
‘Nee!’ riep Burlaf. ‘Nee! Nee! Nee! Nee!’
Het figuur greep Burlaf bij zijn keel en drukte hem omhoog tegen de rugleuning van zijn troon. Met zijn andere hand wreef hij over Burlafs schotwond en veegde het bloed uit over zijn masker. Het hoofd van de gestalte bevond zich nu geen twee centimeter van dat van Burlaf.
‘Lang leve de vrijheid.’

Vrouwe Persephina, regentes en weduwe stapt het grote podium voor het keizerlijk paleis op. In haar handen houdt ze een speech die ze heeft voorbereid. Duizenden ogen kijken haar aan als ze voor de microfoon gaat staan.
‘Onderdanen,’ begint ze. ‘Jullie oppermachtige keizer Burlaf is vannacht in koelen bloede vermoord door Edward Enkelear, de grootste crimineel die ons land ooit heeft gekend.’
Er ontstaat onrust op het plein, mensen beginnen te vloeken of te huilen, maar geen een zal ooit te durven juichen. Een soldaat pakt zijn geweer en schiet een oude man in het publiek dood. Men is weer stil en kijkt de regentes angstig aan. Overal in het land wordt de vlag van Burlaf verwijderd en vervangen door een pikzwarte.
‘Ik zal vanaf vandaag tijdelijk verantwoordelijk zijn tot het dagelijks bestuur. Volgens de wet van keizer Jeremiah zal vanaf vandaag de poort naar het paleis open staan voor iedereen die zich wil aanmelden tot keizerschap. Kandidaten hebben tot morgen om op de oproep te reageren.’
Persephina neemt haar papieren in haar handen en verlaat het podium. Op verschillende plaatsen in de wereld maakt de adel zich klaar voor de verkiezingsstrijd.

WORDT VERVOLGD...
Laatst gewijzigd door CasBuijs op 12 feb 2014 23:01, 1 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

En ik lees ook mee^^ ik moet eerlijk zeggen: normaal ben ik niet zo'n fan van prologen die de wereldgeschiedenis uitzetten omdat ik ze op dat moment gewoon niet interessant genoeg vind. Maar jij hebt het op een andere, lekker vlotte manier neergezet met een paar leuke dingen ertussen. Wel heb ik een vraag :p wil je alsjeblieft een paar keer enteren in die proloog? De rest van de tekst doe je het wel, maar de proloog is 1 grote blok tekst.
En omdat ik het niet kan laten: een paar foutjes/niet duidelijk uitgelegde dingetjes die ik in je proloog tegen kwam
Onsterfelijke, reusachtige wezens die heersten over de aarde.
Onsterfelijk en even later worden ze toch afgeslacht. Spreekt elkaar een beetje tegen, vind je niet? :p
Alle minderen waren slechts slaven, de mensen behoorden toen al tot de minderen.
Toen al? Dan impliceer je dat ze nu ook tot de minderen behoren, maar aangezien het nu het tijdperk van de mens is lijkt me dat een beetje stug
Begin ik bij Valdemar Duval? Grondlegger van het Zoietsisme? Of zijn zuster? Die een moord doet om haar stem te kunnen laten horen? De drie broeders Fiero? Allemaal met hun eigen visie op de toekomst van het land.
Hier ben je een paar keer overbodig een nieuwe zin begonnen. Het staat veel beter als je ze in elkaar over laat lopen:
Begin ik bij Valdemar Duval, grondlegger van het Zoietsisme? Of zijn zuster die een moord doet om haar stem te kunnen laten horen? De drie broeders Fiero met ieder een eigen visie op de toekomst van het land.

En je hebt een paar keer tt staan terwijl het vt moet zijn. Let daar op, ik zag bij je laatst geposte stukje het ook staan ;)

Hoofdstuk 1:
Ik moet zeggen dat ik een beetje teleurgesteld ben dat Enkelear zo'n stereotiepe piraat is met zn woeste baard, piratenhoed, 'houten' poot, piratenkleren en zijn yohaha-lach. Ik had hem veel liever met meer speciale kenmerken gezien, zoals die tand die uit zijn mond was omdat hij daar zijn sigaret kon plaatsen. Veel leuker^^
Er klonk een luide bonk bij elke twee stappen die de kapitein zette.
Ik krijg op een of andere manier een raar beeld bij deze zin, met gestoord lopende kapitein in de hoofdrol xD is het niet zoiets als dit: Er klonk een luide bonk bij iedere tweede stap die de kapitein zette.
De vier volgden Enkelear richting de voorkant van het schip, de overige piraten verdeelden zich onder hun aangewezen groepen en kwamen achter hun kapitein.
Deze zin is niet helemaal af :p het duurde even voordat ik helemaal begreep wat je bedoelde, maar ik denk dat het zo hoort te zijn:
De vier volgden Enkelear richting de voorkant van het schip, de overige piraten verdeelden zich onder hun aangewezen groepen en liepen achter hun kapitein aan.
Enkelear trok een kromzwaard tevoorschijn vanuit zijn jas en stak het de lucht in.
Vanuit zijn jas? Ik krijg nu beelden in mijn hoofd van een opvouwzwaardje haha xD ik zou 'm het zwaard achter zijn riem vandaan laten trekken, of uit de schede :p

Stukje erna:
Met zijn ene hand hield hij zijn hoed vast en met zijn andere het zwaard.
Omdat in de zinnen ervoor het schip het onderwerp was zet je nu eignelijk neer dat het schip zijn hoed en zwaard vasthoudt xD leuk plaatje geeft dat haha :p ik zou Enkelaer nog een keer bij naam noemen^^
Hij zag verbaasde toen zijn schip het eerste fregat in ramde.
Sowieso is het verbaasd ipv verbaasde, maar de reden dat ik deze zin aanhaal is omdat ik verbaasd een vreemd gekozen woord vind. Het is Enkelaers eigen idee om het schip zo te rammen, waarom zou hij verbaasd zijn als het precies zo uitpakt als hij bedoeld had?
Meters boven hem was de pas het dek van het moederschip
'de' weg
Voor een seconde staarde Enkelear de dood spottend in het gezicht, waarnaar hij een behendige sprong naar achteren maakte.
Waarnaar=waarna. En ik vind deze zin de vaart uit het stukje halen en het een tikkeltje ongeloofwaardig maken. Een regen van kogels is als het goed is binnen een seconde bij hem, waardoor hij geen tijd heeft om te reageren. En hoe zou een sprong naar achteren ervoor zorgen dat hij uit de baan van de kogels belandt?
‘Je bent trager geworden Edward,’ zei ze met handen in haar zij.
Ook iets wat ik vaker voorbij zag komen :p als je iemand aanspreekt aan het einde van de zin dan moet er een komma voor de naam. Andersom, als je iemand aanspreekt aan het begin van de zin moet er een komma achter de naam.
Dus:
"Je bent trager geworden, Edward."
en
Edward, je bent trager geworden.
De oorverdovende regen was het enige dat Enkelear hoorde
Welke regen?
Enkelears lichaam begon weer te roken, zijn rug loste op in de paarse mist.
Deze zin snap ik even niet. Weer geeft aan dat Enkelears lichaam al eerder een keer was begonnen met roken, maar daar heb ik niets van gezien. En ik snap gewoon helemaal niet wat hier gebeurt xD
Het persoon kwam dichterbij. Het droeg een zwart, strak kostuum.
Het is de persoon, dus verwijswoord is mannelijk.
Er ontstaat onrust op het plein, mensen beginnen te vloeken of te huilen, maar geen een zal ooit te durven juichen.
Ik hou niet van woorden als 'ooit' in een tekst, ze zijn meestal of verkeerd gebruikt of overbodig. Oh, en de komma moet een dubbele putn zijn want er komt erna een opsomming.
Er ontstond onrust op het plein: mensen begonnen te vloeken of te huilen, maar niemand zou durven juichen.

Zoals ik al zei, in het laatste stukje heb je een paar keer tt staan ipv vt. Die mag je zelf gaan zoeken, lief ben ik he :angel Voor de rest: ik ben heel erg uitgebreid geweest met mijn feedback maar dat doe ik alleen als ik een verhaal goed vind en het zonde vind als er dingetjes niet kloppen. Dan komt mijn innerlijke grammarkip naar boven :p
Je verhaal leest lekker vlot weg en door je proloog ben ik wel erg benieuwd geworden hoe het verder loopt en of de personen die in de proloog de eerst keizer hielpen. Hen vond ik erg leuk klinken^^ Ik heb trouwens stiekem het gevoel dat Salvo overleefd heeft omdat je aan het einde opeens naar hem switchte :p maar dr is maar 1 manier om daarachter te komen: wachten totdat je weer hebt gepost :p
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

Oeps, dat van de mist ik weg moeten laten X. x Ik heb dit hoofdstuk namelijk al wel zo'n vier keer herschreven, en iedere keer paste ik kleine stukjes aan. Enkelear had eerst namelijk een soort superkracht die hem in een gifwolk kon laten veranderen, maar ik vond de scene al gedetailleerd genoeg en om dan ook nog eens superkrachten in de mix te gooien leek me een beetje overdreven voor hoofdstuk 1, dus heb ik het weggehaald, maar blijkbaar niet helemaal.
"In the face of disaster lies the opportunity for renewal."
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

Dat verklaart een hoop :p goed dat je het weg hebt gehaald, dat was inderdaad net iets te overdreven voor het eerste hoofdstuk
And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

@Saskjezwaard Ik was je gisteren nog vergeten te bedanken dat je nu mee leest met het verhaal, dus bij deze bedankt :mrgreen:
De meeste verbeteringen die gaf zijn terecht en ik ben blij dat je ze aanwijst, de vt en tt is er een die ik heel vaak door elkaar haal omdat ik ook een verhaal in tt heb :P
Onsterfelijk en even later worden ze toch afgeslacht. Spreekt elkaar een beetje tegen, vind je niet? :p
Ik zie onsterfelijk als dat ze niet ouder worden, maar wel dood gemaakt kunnen worden. Daarom bestonden er voor de eeuwigen ook nog geen ziektes.
En jammer dat je Enkelear niet zo leuk vindt als karakter, maar het is wel te begrijpen. Ik hield hem liever een gewone piraat omdat ik hem zie als iemand die alleen voor vrijheid strijd, en letterlijk alles eraan zou doen dat te krijgen (een beetje een antiheld dus) en een piraat paste voor mij helemaal in die rol. Hij was ook eerst een beetje anders, hij zou een stuk jonger zijn met blauw haar en een gigantisch zwaard waarvan het lemmet een kettingzaag was.

En ik ben persoonlijk juist blij als iemand bereid is de foutjes eruit te halen, omdat ik het zelf vaker door de vingers zie (wat waarschijnlijk niet zon goede eigenschap is als schrijver).

Hoofdstuk 2: Jullie zijn familie.

‘Hé Duval, je borg is betaald. Je mag naar buiten.’
De cipier marcheerde met twee bewakers en een vierde persoon door de slecht verlichte hal. Aan het einde van de hal keek een gehurkte jongeman op in zijn cel. Zijn handen waren geboeid en hij zat op een omgekeerde emmer. Zijn blik was hetzelfde als toen de cipier hem naar binnen bracht: Arrogant en spottend. Het enige verschil was dat zijn gezicht onder de modder zat. Valdemar Duval deed alsof de cipier en bewakers lucht waren en keek naar het vierde persoon.
‘Zusterlief,’ zei hij spottend. ‘Ik dacht dat je zei dat je mijn borg nooit meer zou betalen!’
Geen van de vier antwoordde en de cipier opende zijn cel, maar Valdemars boeien zouden pas buiten de gevangenis worden losgemaakt.
‘Wij zullen met u de gevangene escorteren mevrouw Duval.’
‘Dat zal niet nodig zijn,’ zei Alvarie Duval. ‘Mijn broertje is ondeugend maar niet gevaarlijk.’
‘Huisregels mevrouw, het spijt me,’ zei de cipier met een kleine buiging en Alvarie snoof afkeurend, maar het was een teken van permissie.
De wachters begeleidden Duval en Alvarie uit het labyrint van cellen naar de uitgang. Alvarie was bijna het tegenovergestelde van Valdemar. Haar passen waren als een mars, strak en in het gareel. Haar haar was golvend zwart, en hield op tot ongeveer de hoogte van haar kin. Ze droeg een uniform dat bestond uit een korte, zwarte rok en rood jasje, met medailles op de voorkant en franjes op haar schouders. Valdemar daarentegen had piekend rood haar en hij liep op een vreemd ritme en een beetje onderuitgezakt. Hun gele haviksogen hadden ze wel allebei gemeen, geërfd uit de familie van Duval. Alvarie was echter veel meer een typische Duval dan Valdemar, die meer gemeen had met de maîtresse van zijn vader. Ondanks dat was hij toch een echte zoon van de gravin van Duval. Ze bereikten het einde van de doolhof en liepen een grote, brede trap op naar boven. Aan het einde was het lokkende licht te zien waar alle gevangen naar verlangden. Duval huppelde vrolijk voor de wachter uit naar buiten, gevolgd door zijn zus, die nogal geïrriteerd leek. Aan het einde van de trap draaide Valdemar zich nog een keer om.
‘Tot de volgende keer mijn wachter vriendjes en vriendinnetjes!’ riep hij, en de wachters keken hem chagrijnig aan.
Valdemar werd verlost van zijn boeien en wreef tevreden over zijn polsen, hij was vrij. Hij en zijn zus verlieten de gevangenis en werden begroet door een schreeuwende menigte. Achter dranghekken stond een grote groep mensen die bij Valdemars verschijning in luit gejoel waren uitgebarsten. Er werden glazen flessen en rotte vruchten naar Valdemar gegooid, maar het leek hem niet te deren. Integendeel, Valdemar stak trots zijn borst naar voren alsof er voor hem geapplaudisseerd werd en het rotte fruit was voor hem confetti.
‘Rot in de hel Valdemar!’ riep een oude vrouw.
‘Keer terug naar de beerput waaruit je geboren bent!’
‘Ahh,’ Valdemar zuchtte verlicht. ‘Ze houden van me, de schatten.’
Zijn zus negeerde de menigte (en zij negeerden haar) en liep in strakke pas door naar een lange, zwarte auto die aan het einde van het kleine plein op hen wachtte. Een oude butler boog bij aanblik van zijn meester en meesteres en opende voor hen het portier naar de zitplaatsen achterin.
De twee stapten in en de menigte stopte met gooien. Valdemar nam plaats in één van de beige leren banken en pakte een fles champagne uit de minibar, die hij met zijn tanden ontkurkte en hij gooide de inhoud achterover zijn keel in.
‘Trek deze aan,’ zei zijn zus kortaf en wierp zijn adellijke outfit naar hem toe.
‘Hoezo?’ zei hij, opkijkend van de champagne. ‘Waar gaan we heen zusterlief?’
Alvarie staarde afwezig uit het raam.
‘Het keizerlijk paleis,’ zei ze en ze keek Valdemar aan. ‘Burlaf is dood.’
‘Ooo,’ zei Valdemar geamuseerd. ‘Dat is nieuws voor mij. Wie is de nieuwe keizer?’
‘Dat weten we nog niet,’ zei ze. ‘Ze gaan er nu een kiezen.’
Valdemar krabde achter zijn hoofd. ‘Eens zien, iedereen die binnen nu en zeven uur ’s avonds het paleis in gaat stelt zich kandidaat, dus je wil toch niet zeggen dat…’
‘Jawel,’ zei Alvarie. ‘Ik wil de nieuwe keizerin worden.’
Het was even stil in de auto, het de motor was het enige dat te horen was.
‘Dat is wel erg hoog gegrepen zussie,’ zei Valdemar. ‘Maar wat heb ik daar mee te maken?’
‘Vader mag je dan wel troep vinden, maar voor mij ben je nog steeds mijn kleine broertje,’ zei Alvarie. ‘Ik wil dat je mee komt naar het paleis.’
‘Je bent te goed voor deze wereld zusterlief,’ zei Valdemar slijmerig.
‘Trek je kleren nou maar aan, en veeg die modder van je gezicht.’

WORDT VERVOLGD...
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

‘Heb je het gehoord? Ze zeggen dat de gebroeders Fiero zich hebben aangemeld voor het keizerschap.’
‘Nee maar! Dan maakt de rest van de competitie geen schijn van kans.’
‘Zeg dat maar niet te vlug, want de Marshalls doen ook weer mee.’
Drie chic geklede mensen zaten om een pokertafel, het nieuws over de dode keizer had inmiddels de hele wereld bereikt. Ondanks dat gaat het leven door, ook in de exclusieve Marshall casino’s.
‘Denk je dat Zephyr Marshall tegen Kain Fiero op kan?’
‘Ik weet het niet, hij is wel ontzettend rijk.’

Kers-druif-bel

Een blondharige man stond slechts een paar meter van de pokertafel, hij droeg een lange, blauwe botmantel en gouden bril met roze glazen. Keer op keer stopte hij gouden munten in het gokautomaat, maar zijn geduld en geld raakten langzaam op.

Zeven-zeven-citroen

‘Godverdomme! Kut! Kut! Kut!’
Hij perste de woorden uit zijn mond, maar probeerde het zo zachtjes mogelijk te doen. Een dikke ader klopte op zijn voorhoofd.
‘Zephyr misschien niet op zichzelf,’ zei een vrouw in oranje jurk. ‘Maar hun hele familie komt zo’n beetje naar het paleis, al stellen ze zich niet kandidaat.’
‘Is dat een mogelijkheid dan?’ vroeg een man in wit pak, die sikkeneurig naar zijn kaarten keek.
‘Jazeker, het is toegestaan om samen met een kandidaat het paleis in te gaan, zo kan iedereen ook wat dienaren meenemen.’
‘Gadverdamme,’ zei de laatste vrouw. ‘Ik moet er niet aan denken dat een smerige slaaf een voet in het paleis mag zetten.’
‘Natuurlijk niet,’ zei de man lachend. ‘Ze hebben werkelijk reusachtige stallen daar voor alle slaven.’
‘Ach ja natuurlijk.’

Kers-appel-doodshoofd

‘Hou je kop, hou je kop, hou je kop.’
De blonde man trok nog een keer aan de rode hendel en doet zijn best de mensen achter hem te negeren.

Kras-pijn-dood

‘Als we het toch over slaven hebben, blijkbaar willen ze hun werkleeftijd verhogen naar dertig jaar,’ zei de vrouw.
‘Belachelijk! Ik doe de mijne weg zodra ze vijfentwintig zijn en geen dag meer!’
‘Dat zei ik ook al, maar blijkbaar is er een tekort aan aanbod op de menselijke slavenmarkt.’
‘Ugh,’ zuchtte de oranje vrouw walgend. ‘Kunnen ze slaven niet gewoon fokken ofzo?’

Dood-dood-dood
JACKPOT


De hendel brak af.
‘HOU JE BEK!’
De drie schrokken zich een ongeluk, de blonde man wass opgestaan van het gokautomaat, zijn hand zit onder de glasscherven en het bloed.
‘Jullie zijn zo godsgruwelijk irritant! Ik kan me nauwelijks in bedwang houden!’
‘Wat heeft hij!?’ riep de vrouw.
De man schreeuwde als een in het nauw gedreven kat. Zijn vinger wees priemend naar de blonde jongeman.
‘Dat is! Dat is! Mommy’s Boy: Rio Marshall!’
‘Marshall? Dé Marshall?’
‘Luister goed eikels,’ zei Rio knarsetandend. ‘Mijn moeder zegt dat ik agressieproblemen heb, daarom wil ze dat ik tot tien tel voordat ik iets doms doe.’
‘Wat bazel je man?’
Meerdere medewerkers van het casino verzamelden zich haastig rond Rio Marshall.
‘Hij slaat weer op hol!’ riep een gealarmeerd.
Rio begon zenuwachtig te tellen, maar hij telde in zo’n razend tempo dat het zijn woede waarschijnlijk niet zou dimmen.
‘1!2!3!4!5!6!7!8!9!10!’
‘Duiken!’ riep de medewerker en allemaal gingen ze met handen over hun hoofd op de grond liggen.
Marshall liet een luide kreet horen en greep het gokautomaat, dat hij met gemak uit de grond trok en boven zijn hoofd hield. De drie rijkelui waren zo ontsteld dat verstijfd nog bij hun tafel stonden. De man in het witte pak zat knielend nog geen meter voor Rio.
‘Jullie zijn zo dood!’ riep hij, tot de spanning werd verbroken door het trillen van een telefoon.
Het was bijna onhoorbaar, maar het had de aandacht van Rio getrokken.
‘O,’ zei hij. ‘Dat is mijn telefoon.’
Hij keek naar de man in het witte pak.
‘Hier, hou dit even vast wil je?’
Hij wierp het gokautomaat bovenop de man, die onmiddellijk door zijn rug ging en bewusteloos onder het automaat bleef liggen.
Rio pakte een luxe mobiel uit zijn borstzak en nam op.
‘Ja mama?’
Een bevelende stem klonk vanuit de telefoon.
‘Rio, luister goed, mama heeft een opdracht voor je.’
‘Wat is er mama?’
‘Jij bent mijn op drie na waardevolste kind, en aangezien je dan in de top vijf zit wil ik dat je je onmiddellijk aanmeldt voor de verkiezing. De rest wacht al buiten op je.’
Zijn moeder hing op en Rio stopte zijn telefoon weer terug in zijn borstzak.
De menigte om hem heen stond nog angstig aan de grond genageld, al leek Rio absoluut niet meer kwaad. Hij keek vragend om zich heen.
‘Sorry voor de troep,’ zei hij en wierp wat gouden munten op de grond.
Iedereen deinsde angstig achteruit toen Rio nonchalant het casino verliet, alsof er een onzichtbaar krachtveld om hem heen zat.

WORDT VERVOLGD
Laatst gewijzigd door CasBuijs op 19 feb 2014 15:58, 1 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

Nog even over Enkelear, ik vind het helemaal niet erg dát hij piraat is, hij is alleen te stereotyperend voor een piraat waardoor hij voor mij minder interessant wordt. Maar goed, het is jouw karakter en misschien heeft de rest er helemaal geen problemen mee :p
En over die onsterfelijken, die uitleg zou je dan misschien in de proloog moeten verwerken. Ik heb namelijk een onsterfelijk personage en die is erg lastig om te doden én hij leeft nog eens lang :p
En als schrijver lees je altijd over je eigen fouten heen hoor, dus maak je daarover geen zorgen^^ het helpt trouwens om je tekst voor jezelf hardop voor te lezen omdat je met spreken op een ander programma over moet schakelen en dan ook sneller ziet wanneer iets niet klopt. Daardoor heb ik een paar keer foutjes eruit gehaald die er al een half jaar lagen te rotten xD

Ik vind Valdemar een leuk karakter :D en zijn zuster ook door de tegenstelling met hem. Je hebt ze beiden goed neergezet! Ik ben eigenlijk wel benieuwd waarom het publiek zo'n hekel aan hem heeft :p
‘Is dat een mogelijkheid dan?’ vroeg een man in wit pak, die sikkeneurig naar zijn kaarten kijkt.
kijkt = keek
De blonde man trok nog een keer aan de rode hendel en probeert de mensen achter hem te negeren.
probeert = probeer
‘Jij bent mijn op drie na waardevolste kind, en aangezien je dan in de top vijf zit wil ik dat je je onmiddellijk aanmeld voor de verkiezing. De rest wacht al buiten op je.’
aanmeld = aanmeldt
Iedereen deinsde achteruit toen Rio nonchalant het casino verliet, alsof er een onzichtbaar krachtveld om hem heen zat.
Ik begrijp niet wat het nonchalant de casino verlaten nu precies te maken heeft met een onzichtbaar krachtveld om je heen hebben hangen :p

Hm, bij de scene van Rio Marshall had ik even een anime-idee. Chaos en rare, overdreven gebeurtenissen. Ik weet niet of ik er echt helemaal fan van ben. Maar dat terzijde, je weet wel kleurrijke personages te bedenken^^ daarom vind ik het zo jammer van Enkelear. Heb je trouwens ooit One Piece gekeken? Ik vind je verhaal er met vlagen iets van weghebben. Natuurlijk niet het verhaal, maar de chaos en de overdrevenheid.
Het waren wel weer leuke stukjes om te lezen^^ ben benieuwd naar wat er nu komt!
CasBuijs
Balpen
Balpen
Berichten: 144
Lid geworden op: 29 aug 2012 15:42

@Saskjezwaard Bedankt voor de verberingen :) Helpt altijd!
Ik begrijp niet wat het nonchalant de casino verlaten nu precies te maken heeft met een onzichtbaar krachtveld om je heen hebben hangen :p
Het sloeg op het feit dat iedereen voor het achteruit deinsde, maar dat kwam dus niet goed over
En ja, ik heb One Piece gezien al ben ik nog niet helemaal bij, maar het heeft dan ook 600 afleveringen ofzo :P

Burlaf, de keizer van de wereld is dood. Volgens de wet van de eerste keizer, Jeremiah, wordt de volgende keizer gekozen in een gevaarlijke en bloederige verkiezingsstrijd.

Een soldaat sprintte over het dek, zijn collega’s keken de nieuweling verward na. Enkelear was dood, dus er kon toch onmogelijk een gevaar zijn? Wat had hij gezien? Een ijsberg? Een kraken? De soldaat duwde twee matrozen opzij en stormde het hoofddek op. Daar zaten alle hoge officieren, die geïrriteerd opkeken van hun koffie. Het was vreemd om alle hoge piefen van het leger in zo’n ontspannen houding te zien zitten, genietend van een kopje koffie, hun haar nog ongekamd. Maar zo werkte het als je onder Donte Sforza in dienst was. Sforza was een generaal al dik in de zestig, maar de sterkste in het hele wereldlijke leger. En daar zat hij, onderuitgezakt in een reusachtige versleten stoel, maar altijd nog even imposant. Hij was zeker tweeënhalve meter lang, een uitzonderlijk groot postuur, zelfs voor de streek waar hij vandaan kwam. Zijn huid was gebruind door de zon van het slagveld. Zijn lichaam en spieren leken gehouwen uit steen. Zijn witte baard was groot en piekte alle kanten op en op zijn hoofd was hij kaal. Zijn ogen waren klein maar spraken veel, zijn neus was groot en hoekig en zijn mond een zwarte spleet in zijn met littekens gehulde gezicht. Zijn ogen rolden richting de soldaat.
‘Wat is het soldaat?’ gromde een grijsharige kapitein.
De soldaat negeerde hem en liep meteen door naar generaal Sforza.
‘Wat is er Thomas?’ vroeg de generaal, zijn stem was geïnteresseerd maar niet ongerust.
Soldaat Thomas was even ontsteld dat de generaal zijn naam kende. Sforza pakte een rood pakketje uit zijn lange donkergroene uniform, dat ontknoopt over zijn schouders hing. Hij wierp het naar Thomas, die het verbaasd opving.
‘Voor mij meneer?’ vroeg Thomas.
‘Voor je zus, die is overmorgen jarig toch? Gelukkig zijn we dan in de hoofdstad en kun je het aan haar geven.’
‘Dat is de generaal voor je,’ zei een lachende vrouwelijke kapitein naast de generaal. ‘Hij weet alles over zijn manschappen, dat maakt hem de beste.’
‘Kom, kom Mako,’ zei Sforza grinnikend. ‘Je vleit me.’
Hij keek weer naar de soldaat.
‘Maar wat had je te melden Thomas?’
Thomas bedankte de generaal eerst voor het gift voordat hij verder ging met zijn verhaal, alle angst van net keerde onmiddellijk terug in zijn lichaam.
‘Het is verschrikkelijk! Een klein voertuig nadert ons aan bakboord! Het is een Onyx!’
De vrouwelijke kapitein kneep kwaad in een haar strijdbijl.
‘Rustig Mako,’ zei Sforza, een stuk gebiedender dan hij eerst.
‘We hebben haar generaal!’ Zenuwachtige stemmen kwamen vanaf de achterkant van het schip.
‘Breng haar hier!’ riep Sforza. Wie in keizersnaam zou er met een onyx kunnen komen? Een Aslander?
Zijn antwoord kwam al snel toen een groep soldaten de bestuurder van de Onyx naar het hoofddek brachten. Alhoewel, ze brachten haar niet echt, het was nogal een lachwekkend schouwspel. Ze hielden de vrouw met trillende lopen onder schot.
‘Ze is een Necromancer!’ siste een streng gelovige kapitein, half walgend, half angstig.
‘Een Aslander,’ zei Thomas met ontzag.
‘Jou had ik niet verwacht hier te zien,’ zei Sforza verbaasd. ‘Prinses Sebille Blanchart.’
Een flauwe glimlach speelde op de lippen van de prinses. Sebille leek echter absoluut niet op een prinses. Ze had glimmend zwart haar in een lange staart gebonden. Tussen plukken haar keken twee duivelse rode ogen daaronder zaten zwart gestifte lippen. Haar huid was lijkbleek, maar haar meest opvallende aspect was haar kleding. Ze droeg een angstaanjagend zilveren harnas, met twee diamanten bezette schedels als schouderbladen. Een lang zwaard stak uit een schede om haar riem, waar haar linkerhand op rustte. Daarbij droeg ze een lange, zwarte cape die wapperde in de zuidelijke wind.
‘Generaal Sforza,’ zei Sebille, maar haar blik boog af naar Mako, de witharige rechterhand van de generaal, en bleef er waakzaam op rusten.
Mako klopte dreigend op de bijl om haar riem, maar ten slotte verbrak de prinses oogcontact.
‘Ik zal het kort houden,’ zei Sebille. ‘Ik ben hier om u te waarschuwen: Ga niet naar het paleis, de verkiezing zal uitlopen tot een verschrikkelijke catastrofe. Velen zullen sterven.’
‘Is dit een soort profetie?’ zei de generaal met spottende ondertoon. ‘Ik dacht dat dat soort zaken meer bij jouw buurland thuishoorde.’
De kapiteins lachten nerveus.
‘De eeuwige anarchist Akaizo heeft zijn nest verlaten.’
Nu was het echt stil op het dek, zelfs de glimlach van de generaal betrok.
‘En jij denkt dat hij hier iemand zal uitkiezen om een revolutie te starten? Net zoals hij met Jeremiah heeft gedaan?’ zei de generaal.
‘Dat is de logische conclusie,’ zei de prinses. ‘Ik heb meerdere mogelijke kandidaten geprobeerd te waarschuwen, maar de meesten leken eerder hoopvol dat zij zouden worden uitgekozen.’
‘Zijn de andere eeuwigen op de hoogte?’
‘Nog niet, ik wilde niet dat ze de verkiezing zouden proberen te stoppen.’
De generaal staarde bedachtzaam naar de grond.
‘Ik dank u voor deze informatie, o prinses.’
De generaal stond op.
‘Maar wij zullen ons niet laten stoppen door een revolutionaire eeuwige. Ik, Generaal Donte Sforza zal keizer van de wereld worden!’
Alle soldaten joelden triomfantelijk.
‘Doe zoals u wenst,’ zei prinses Blanchart en maakte rechtsomkeer.
Tussen het gejuich van de soldaten sprak de generaal haar voor een laatste keer aan.
‘Wil je niet met ons mee reizen Sebille? Het moet wel eenzaam geweest op dat eiland.’
Sebille stond even stil en dacht even terug aan de grauwe Aslanden, voordat ze weer doorliep, zonder nog een woord te zeggen. De generaal wendde zich weer tot de juichende bemanning.
‘Mannen!’ riep hij.
‘En vrouwen!’ riep Mako.
‘En vrouwen,’ zei Sforza. ‘Al jaren dient het leger de keizer. Vanaf de dag dat Jeremiah de troon besteeg hebben wij het volk beschermd tegen kwaad van buitenaf! Jullie hebben je hart en ziel gegeven voor orde en veiligheid. Vanaf vandaag zal ik proberen dat offer terug te betalen! Zodra ik keizer ben, zal de wereld er een worden waar de eer van een soldaat de grootste deugd van allen is!’
‘HOERA!’

WORDT VERVOLGD

Na herlezing van het stukje was ik niet helemaal tevreden over de speech van Donte over het einde en vind het origineel misschien zelfs beter. Ik zet hem hieronder en zou het fijn vinden om te weten welke van de twee je beter vindt (de speech speelt zich in dit geval af nadat Donte het cadeau aan Thomas geeft)

‘Dankuwel meneer, hoe kan ik u hier ooit terug voor betalen?’
Donte zuchtte diep.
‘Thomas, jouw lichaam en jouw ziel. Dat heb jij mij gegeven toen je je aanmeldde voor het leger. Je geeft mij het meest waardevolle op deze planeet. Je geeft je lichaam om kogels te vangen en te vuren, en je ziel om alle onschuld uit je te slijten. En jij verwacht dat je mij moet terug betalen? Thomas, de schuld ligt bij mij.’
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”