Dit verhaal is een soort probeersel. Ik hou van fantasie-verhalen (lees het alleen maar, om eerlijk te zijn), maar op de één of andere manier schrijf ik voornamelijk romantische komedies, of romantische dramaverhalen - wat ik ook heel leuk vind, natuurlijk, alleen leek het me wel een uitdaging om een keer een fantasie-verhaal te schrijven.
Tips zijn zeer zeker welkom! =)
* * *
Proloog
De kille wind blies zijn blonde haar in de war, maar hij besteedde er geen aandacht aan. De wind deerde hem niet – zijn lichaam kon warmte en kou niet meer voelen. Hij was een gebroken ziel; een leegte die niet opgevuld kon worden. Proloog
“Noah.”
Noah balde zijn handen tot vuisten en ontspande ze weer. Hij hoefde zich niet om te draaien om te weten wie er achter hem stond. “Hebben ze iets besloten?” vroeg hij, met zijn ogen nog steeds gericht op de drukke winkelstraat ruim veertig meter onder hem.
Elliot was een aparte verschijning met zijn vlijmscherpe tanden, lange postuur en felblauwe haar. Noah was eerst teruggeschrokken voor zijn gloeiende ogen, tot hij zichzelf had gezien in een spiegel. Hij bezat dezelfde gloeiende ogen. Zijn irissen waren dan niet wit, zoals bij Elliot, maar de ijsblauwe kleur gloeide als een ster in de donkere hemel. Hij wist zelf niet zo goed waarom hij zijn eigen spiegelbeeld verafschuwde. Het was meer een gevoel, alsof er iets niet klopte.
“Ja,” zei Elliot. Zijn stem siste een beetje door zijn tanden. “Ze hebben iets besloten.”
Noah verplaatste traag zijn blik van de straat beneden naar Elliot.
“Leviath stuurt je naar de Goden.” Elliot klonk kort en afgemeten.
“Wát?” Noah keek hem ongelovig aan. “Hij stuurt me naar hén? Een paar weken geleden zei hij nog dat hij me koste wat het koste bij hen vandaan wilde houden.” Hij schudde misprijzend zijn hoofd en deed nog een stap naar voren, zodat hij op de rand van het gebouw balanceerde.
Elliot greep hem bij zijn schouder vast zodat hij niet voorover kon vallen. Al maakte het eigenlijk niet uit: Noah had zijn menselijkheid jaren geleden al verloren. Hij leefde niet, niet echt, dus hij kon ook niet doodgaan. In het begin was het niet helemaal tot hem doorgedrongen – hij dacht dat het lege gevoel in zijn binnenste wel zou wegebben, dat hij zich normaler zou voelen. Maar dat gebeurde niet. Hij was een leeg omhulsel.
Na een tijdje werden hem tripjes naar de menselijke wereld gegund. Mensen. Wezens zoals hij, op de gloeiende ogen na. Hij kon zijn ogen niet geloven. Maar hij kwam er al snel achter dat ze hem niet zagen. Sterker nog: ze liepen dwars door hem heen. Hij was nog even onzichtbaar als in de nevelwereld, alleen dit keer letterlijk.
“Hij heeft het geprobeerd. Helaas ontkomt niemand aan de orders van de Goden, zelfs Leviath niet.” Elliot klonk verbitterd en zijn vingers drukten harder in Noahs schouder dan normaal.
“Wat willen ze van me?”
“Dat weten we niet.”
“Wat kunnen ze nou van me willen? Ik ben helemaal niks. Ik ben een mens zonder ziel.” Noah greep met één hand naar de linkerkant van zijn borst, waar zijn hart hoorde te kloppen.
“Wees niet zo negatief over jezelf. Als de Goden en Leviath je aan hun zijde willen, dan moet daar een hele goede reden voor zijn. Als je niks waard was, dan hadden de Goden je nog geen blik waardig gegund. Jij bezit iets wat zij willen hebben.” Elliot was niet dom en zwolg ook niet in zelfmedelijden waardoor hij niet meer helder kon nadenken, zoals Noah. Hij had allang geconstateerd dat er iets bijzonders aan de gang was. Leviath stond niet bekend om zijn behulpzaamheid. Iemand met een status als Leviath kon zich niet zinloze opofferingen permitteren. Een lichaam teruggeven aan een ziel was een hoge prijs die vrijwel onmogelijk te betalen was. En toch had Noah het kunnen doen.
“Misschien is dat wel hetgene wat ze willen,” fluisterde Elliot naast Noah. Er flitste een bliksemschicht door de donkere nacht. “Een zielloze gedaante die de dood leeft.”