Hoe dan ook, een paar dagen terug is er echt een geweldige verhaallijn in mij naar boven gekomen. Eigenlijk moest ik gaan slapen, maar ik dacht NEEE! Give me some paper! :') Dus alles uitgeschreven en tadaa

Ik hoop dat jullie het wat vinden. Mijn taal is de laatste jaren wat achteruit gegaan, dus ik hoop dat jullie me willen helpen daarmee!
In ieder geval, tips en feedback zijn van harte welkom!

----------------------------------------------------------------
HOOFDSTUK 1
Spencer
Licht constant gepiep onderbrak de vredige lange stilte. Heel langzaam, voelde ik de warmte weer terug in mijn aderen stromen. De pijn die ik mij nog vaag kon herinneren, drong in hetzelfde tempo mijn lichaam binnen. Ik hoorde mensen opgewonden praatten, maar plaatsen kon ik het niet. Wat werd er gezegd? Het enige wat ik kon opmerken was een zeurende en bonkende hoofdpijn dat ik boven mijn slaap voelde opkomen. Ik knipperde een beetje met mijn ogen, om zo te wennen aan het krachtige en felle licht dat boven mij scheen. Waar was ik? Alles was zo wazig. Ik deed mijn mond open om iets te zeggen, maar in plaats daarvan bracht ik enkel een onduidelijk gekreun voort. Wat was er aan de hand? Ook de poging om mijn hand naar mijn keel te brengen mislukte, ik had totaal geen controle meer over mijn ledematen. Ik had geen gevoel meer, nergens meer. Alles was weg. Wat was er gebeurd? Ik begon lichtelijk in paniek te raken terwijl ik me probeerde te herinneren wat zich had voorgedaan, maar alles voor het moment dat ik wakker werd, was een groot zwart gat. Was ik soms stoned? Ik voelde me zo dof. Tranen prikten in mijn ogen en ik schrok me lam toen er opeens iemand boven me verscheen. Het was een arts, dat zag ik aan zijn witte lange jas en naamkaartje.
"He meisje, hoe voel je je? We hadden echt het vermoeden dat je nooit meer je ogen open zou doen." Hij keek me ernstig aan toen hij de woorden uitsprak. "Maar gelukkig zijn de wonderen de wereld nog niet uit," glimlachte hij daarna. Verward keek ik hem aan terwijl ik hard bezig was met nadenken over wat er was gebeurd. Wat voor wonder? Ik probeerde opnieuw iets te zeggen maar ook poging twee mislukte. Waren mijn stembanden er soms uit getrokken? Waarom kon ik niet meer praten?
Er sloeg ergens een deur, haastige voetstappen kwamen dichterbij.
"Is ze wakker?" klonk opeens een zware jonge mannenstem. Ik herkende die stem..Ik probeerde me te concentreren op de geluiden en vergat de arts naast mij compleet. Het verbaasde mij hoe goed ik alles opeens kon horen.
"Nog maar net," hoorde ik iemand anders enigszins bezorgd zeggen. "Hoe kom je aan deze informatie? We hadden voor de zekerheid besloten dit nog even onder ons te houden." Ik hoorde enige emotie in haar stem, alsof ze bang was voor een teleurstelling. De jongen zuchtte licht geïrriteerd waarna hij zijn keel schraapte.
"Laat me alsjeblieft bij mijn zusje zijn, ik weet dat haar toestand kritiek is, juist daarom is dit zo belangrijk voor ons. Zuster, alsjeblieft laat me naar haar toe gaan." Weer hoorde ik gezucht, waarna het voor een moment stil was.
"Je hebt gelijk jongen, ga maar naar binnen, maar verwacht alsjeblieft niet teveel. Er is op het moment een arts bij haar, bezig met onderzoeken. Hij zal uitwijzen hoe haar status op het moment is. Sterkte jongen."
"U bent geweldig, bedankt! Ontzettend bedankt," riep hij enthousiast. De voetstappen kwamen dichterbij en ik begon door te krijgen dat het over mij ging. Wie was deze jongen? Wat was er in vredesnaam aan de hand? Waarom snapte ik dit niet? Wat had ik gemist?
Mijn bed werd langzaam omhoog gepompt en ik had niets in te brengen. Ik had niet eens door wat hij allemaal bij me deed, en inmiddels al had gedaan. Ik was verdoofd, voelde niets. Helemaal niets. Verslagen lag ik daar, op het ziekenhuisbed. Roerloos. Zelfs mijn tranen kon ik niet van mijn gezicht vegen.
"Spencer?" De deur ging open en ik zag mijn broer, Tobias, de kamer in lopen terwijl hij van blijdschap een hand voor zijn mond deed. "je, je…" meer kon hij er niet uitbrengen. Langzaam kwam hij dichterbij terwijl hij voorzichtig mijn hand vastpakte, maar voelen deed ik het niet. "Je bent wakker, je bent gewoon wakker!" Ik zag dat hij me wilde omhelzen maar werd direct tegengehouden door de man in het witte pakje, die nog steeds druk bezig was met, tja, geen idee eigenlijk.
"Jongeman, jongeman!" De arts liep van me weg en nam mijn broer mee aan zijn arm richting de deur van de kamer, de gang op. Op een fluisterende toon ging hij verder met wat hij wilde zeggen, met de waarschijnlijke bedoeling dat ik het zo niet kon verstaan, maar ik verstond het prima.
"U moet echt wat rustiger aan doen. Ik weet niet wie u heeft binnengelaten, maar u moet weten dat haar toestand nog steeds kritiek is. Het is Ik zal u niet meer weg sturen, maar houd alstublieft rekening met het feit dat ze nog maar net is ontwaakt uit haar coma." Ik had in coma gelegen? Ging dit wel over mij?
"Ik begrijp het meneer, ik ben alleen zo blij dat ze nog leeft." De arts zuchtte diep en er volgde een moment van stilte. Een onaangename stilte. Ik snapte het niet, totdat de man verderging. "Tobias, jongen, ik leef enorm met uw familie mee, u heeft al veel moeten doorstaan, maar u moet weten dat ze nooit meer de oude zal worden." Het zweet brak mij uit, mijn hart bontste terwijl ik vol ongeloof luisterde. Nooit meer de oude zal worden? Wat bedoelde hij hier in vredesnaam mee?
"Wat bedoeld u daar mee?" Mijn broers stem trilde. Weer was er een stilte, alsof de arts nog moest nadenken over hoe hij het ging uitleggen, iets wat waarschijnlijk op geen enkele manier goed gezegd kon worden. Iets dat onbegrijpelijk zou zijn, hoe dan ook. Er was iets ernstigs aan de hand, het kon niet anders.
"Zover ik tot nu toe kon testen heeft ze geen enkele vorm van gevoel meer in haar lichaam, ik durf met zekerheid te spreken dat ze waarschijnlijk nooit meer zou kunnen bewegen vanaf de hoogte van haar hals." Een schok ging door me heen. Dit kon niet, dit kon gewoon niet waar zijn. Dit ging niet over mij, dat was niet mogelijk. Was ik verlamd? Was ik serieus verlamd? Leegte, pure leegte. Ik kon niet meer nadenken, het werd me veel te veel. Even leek alles stil te staan. De bevestiging, het besef dat ik nooit meer zou kunnen lopen, voelen of kon piano spelen was als een boor door mijn hart. Het kon gewoon niet, het kon gewoon niet waar zijn. Ik hoorde mijn broer zachtjes snikken terwijl ik worstelde tegen mijn emoties, maar het lukte niet. Ik was te zwak. Ik wilde schreeuwen, krijsen, gillen. Ik wilde alles van mij af slaan, maar ik kon het niet. Ik kon niets. Ik kon enkel mijn hoofd heen en weer bewegen en mijn mond openen zonder dat er een redelijk woord uitkwam. Was dit mijn leven geworden? Moest ik zo oud worden? Tranen stroomden langs mijn wangen in mijn blonde lange haren. Beide keken ze me aan, met een blik die ik niet kon omschrijven. Alsof ik was opgegeven. Een nachtmerrie, mijn leven was omgetoverd in een horrorfilm zonder einde. Ik zou moeten leren leven met beperkingen, ik zou niets meer zelf kunnen doen. Wat was er in vredesnaam gebeurd? Wilde ik zo leven? Was het überhaupt een leven? Langzaam kwam Tobias weer mijn kant op. Zijn heldere blauwe ogen waren verbitterd in rode waarmee hij me aanstaarde, met een blik die ik nog niet van hem kende. Wanhoop. Pure wanhoop. Opnieuw pakte hij mijn hand vast en drukte die tegen zijn wang aan. Ik zag hoe hij vocht tegen zijn tranen, maar ook hij kon het niet, en dat was logisch.
"Ik hou van je zusje," zei hij terwijl zijn tranen als regen op mijn ziekenhuisbed vielen. "Ik zal jou nooit opgeven. Nooit."