
Verkleinde afbeelding. Klik om te vergroten.
Langzaam probeerde het maanlicht de binnenplaats binnen te dringen. Even was de duisternis verdwenen. Enkele ogenblikken later was er niets anders meer te zien
Het vocht met het maanlicht. Het duister was sterker, schreeuwde harder dan het licht schreeuwen kon.
De duisternis was te sterk.
Het enige sprankje licht dat te zien was kwam van een kaars. Vastgehouden door een meisje. Het vage geluid van voetstappen vergezelde haar.
Bij deze aanbik leek het maanlicht weer hoop te krijgen. Stukje bij beetje werd de binnenplaats lichter en lichter. Maar nog niet genoeg.
Griezelige schaduwen glibberden over de grond waar het meisje liep. Haar ogen keken doods voor zich uit.
Ze was niet bang meer voor de duisternis. Alleen voor het licht. Alles was te duidelijk in het licht.
Haar knieën begaven het. Ze stortte op de grond neer.
Waarom? Waarom! Geluidloos schreeuwde ze.
'Waarom?' fluisterde ze.
Ze zeggen altijd dat pijn weer over gaat, maar ze kon niet geloven dat dit ooit weer over ging.
Het meisje liet zich op de grond zakken. De koelte van de grond voelde fijn aan haar wang. Haar tranen vloeiden de grond in, samen met haar vingers. De kaars doofde.
Waarom?
Waarom deed het haar pijn? Nu nog steeds? ‘Nee!’ Haar blik viel op de kaars.
Ze moest door, ook al deed dit pijn.
‘Ik moet niet vechten voor jou. Je vocht ook niet voor mij.’ De woorden vielen van haar lippen, als waterdruppels van een blad.
Ze fluisterde zijn naam maar hij hoorde haar niet. Tranen stroomden over haar wangen maar hij zag ze niet. ‘Ik heb je nodig -‘ Ze joeg haar woorden de duisternis in, hopend dat ze op de juiste plek bleven hangen.
Maar ze was te laat. Hij was verdwenen. Uit haar leven. Helemaal weg.
‘Alsjeblieft, waarom moest je weg?’ Tranen begonnen te stromen. Nu erger dan eerst.
‘Waarom? Waarom moest je mij verlaten? Waarom liet je me alleen?’ Riep ze naar de hemel. De enige reactie was regen.
Het maanlicht leek bang. Het vertoonde geen sprankje meer van zichzelf.
Alsjeblieft…
Niets was het meer waard. Zonder hem was haar leven niets meer waard.
‘Je was het niet waard zo jong te sterven.’ Haar stem bibberde, ‘Je liet me alleen.’
Ze sloot haar ogen om ze nooit meer open te doen.