Helping each other

Reizen naar verre landen en vreemde beschavingen. Is de reis belangrijk of juist de bestemming? Laat je meeslepen met de heldhaftige personages.
Plaats reactie
Jessicaatje
Nieuw
Nieuw
Berichten: 4
Lid geworden op: 24 aug 2012 16:42

Hallo,
Ik wil jullie even melden dat ik nog maar 16 jaar oud ben, en dus zou mijn spelling wat minder kunnen zijn.
Toch veel leesplezier :D


Hoofdstuk 1

De brandende zon stond hoog aan de lucht en scheen op mijn gezicht. Mijn mond voelde droog en het zweet droop langs mijn voorhoofd. Toch ging ik stug door met wat ik aan het doen was. Het land moest voor zonsondergang geploegd zijn. Dan zouden ik en mijn twee broers het land gaan zaaien. Daarna moesten we bidden voor regen, aangezien er al een hele tijd droogde heerste. Onze put was uitgedroogd, dus moesten we met emmers naar de rivier lopen om daar water te halen voor het land. Het was een kwartier lopen. We waren dan ook de hele dag bezig.
Hijgend veegde ik het zweet van mijn gezicht. Het land was eindelijk helemaal geploegd. Ik knikte tevreden, terwijl ik naar onze kleine boerderij liep. Moeder zat in een stoel op de veranda, nog altijd met een trieste blik op haar gezicht. Eigenlijk kende ik haar zo al mijn hele leven, maar Jake, mijn oudste broer, vertelde dat dit vroeger anders was. Ze was een vrolijke en spontane moeder, zo vertelde hij. Dat veranderde toen vader was opgepakt en geëxecuteerd wegens landverraad. Wat hij precies had gedaan wist Jake niet, maar sindsdien heeft moeder nooit meer een lach op haar gezicht gehad. Later kreeg ze een bepaalde ziekte die haar spieren aantastte. Daarom zit ze nu alleen maar in die stoel. Ze kan nog wel lopen, maar daar is ze te koppig voor. Voordat ik even kon uitrusten werd ik alweer geroepen.
‘Kayla! Ga eten halen in de stad! Voordat wij hier uithongeren,’ zei moeder nors.
‘Ja moeder,’ zuchtte ik. Ik pakte mijn mand en vertrok naar de stad. In het centrum woonde de rijken en de ambachtslieden, daaromheen de middenklasse en buiten de stadsmuren woonden de armen, de boeren, wij dus. De stad bood ons geen bescherming, omdat wij minderwaardig waren, vonden zij. Ondertussen deden wij al het zware werken en betaalde de meeste belasting! En dat geld gebruikte de koning voor zijn eigendoeleinden!

Al gauw kwam ik bij de stadsmuur. Ik werd tegengehouden door de bewaker. Hij controleerde of ik geen gevaarlijke wapens bij me had. Alsof ik in me eentje de stad kon vermoorden!? Ik mocht doorlopen en in een snelle pad liep ik door de wijken naar het centrum. Daar stonden vele kraampjes waarbij de verkopers luid over de hele markt hun producten aankondigde. Als eerste liep ik naar bakker Ronaldo.
‘Kayla!’ glimlachte hij. Ik was een vaste klant. Ik glimlachte naar hem terug, terwijl hij mij twee broden overhandigde, want ik kocht namelijk altijd hetzelfde.
‘Bedankt,’ zei ik vriendelijk terwijl ik het geld overhandigde. Ik zette voort naar Ferdinand, waar ik altijd groente kocht, meestal aardappels en wortels voor in de soep, en ’s winters voor in de stamppot.
Net toen ik het geld wilde overhandigen klonk er een luide gil achter mij. Ik draaide me abrupt om, om te kijken waar het vandaan kwam. Een klein meisje van ongeveer 12 jaar werd vastgegrepen door een van de stadsridders. Ondertussen was het doodstil op de markt. Iedereen hield zijn adem in en wachtte af wat er zou gebeuren. Het kleine meisje probeerde zich los te krijgen.
‘Meekomen jij!’ klonk de boze stem van de ridder. Het meisje kreunde en smeekte huilend om vergevenis. ‘Stil jij mormel! Het is je eigen schuld!’ Het meisje schudde hevig met haar hoofd en ik kreeg het idee dat ze onschuldig was, maar de ridder geloofde haar kennelijk niet. Mijn handen baalde zich tot vuisten, terwijl de woede door mijn lijf gierde.
‘Hé ze zegt toch dat ze niks heeft gedaan!’ zei ik uit het niks. De ridder keek me even verward aan, niet verwachtend dat een tiener het voor het meisje zou opnemen. Ik stapte geschrokken achteruit toen hij dreigend naar mij toe stapte en mij even doordringend aankeek.
‘En wie heeft dan die hooiwagen in brand gestoken?’ zei hij en wees naar de afgebrande wagen. ‘Jij soms?!’ Ik voelde mijn hartslag versnellen. Ik bedoelde helemaal niet dat ik de dader was.
‘Nee, maar… ze zegt toch dat ze het niet heeft gedaan!’ probeerde ik vol te houden. Wanhopig keek ik om mij heen naar enig teken van hulp. Niemand leek mij of het meisje te willen helpen of ze waren gewoon te bang… Mijn blik viel op twee jongens en stuk verderop die grijzend naar mij wezen. Dat teken vertelde mij genoeg. Ik schrok op van de greep om mijn bovenarm.
‘Jullie gaan met mij mee!’ snauwde de ridder. Ik trok mijn arm los, terwijl mijn ogen opzoek waren naar de twee jongens, maar die leken compleet verdwenen uit het zicht. Weer voelde ik een greep om mijn arm, dit keer steviger.
‘Laat me los!’ snauwde ik. Mijn mand viel op de grond en het eten rolde weg, terwijl de ridder mij meetrok. Het conflict tussen mij en de ridder had er voor gezorgd, dat hij alle aandacht op mij had en het meisje dus was gevlucht. Ik was blij voor haar, maar daardoor had ik mijzelf diep in de nesten gewerkt…

Met mijn handen aan elkaar vastgebonden zat ik voor de ridder op zijn paard. Het zat niet erg gemakkelijk. Zijn adem in mijn nek gaf mij kippenvel. Ik had een misselijk gevoel. Ik was bang… Bang dat dit verkeerd zou aflopen en dat dit mijn laatste uren waren. Hoewel ik dacht dat hij mij naar het kasteel zou brengen, reden we de andere kant uit. We verlieten de stad en kwamen buiten de stadsmuren. In de verte zag ik onze boerderij liggen. De rook kwam uit de schoorsteen. Het vuur stond al klaar om te koken. Maar het eten zou niet komen… Ik sloeg mijn ogen even neer. Het werd al steeds donker en ik had het gevoel al ver van huis te zijn. Het paard stopte met lopen en de ridder sprong van het dier af. Vervolgens trok hij mij er ruw van af en duwde mij voort.
‘Hier hoor jij thuis!’ bromde hij. Ik keek gespannen om mij heen. Het leek wel een soort kamp. We liepen door een hoge en brede stenen muur. Bovenop stonden ridders met bogen en speren. Eenmaal binnen keek ik mijn ogen uit… Het was ren soort plein. De buitenkant omringt met tralies, daarachter mensen. Ik keek naar hun gezichten. Verslagen, zonder hoop. Ik kreeg een naar gevoel in mijn buik. In het midden van het plein waren ook mensen. Sommige vastgebonden aan een paal, uitgemagerd en onder het bloed. Zweepslagen waren duidelijk te zien. Andere waren druk bezig. Ze waren hout aan het hakken, maalde er speren en andere wapens van. Het waren vooral mannen en jongens, maar ook jongere kinderen.. Hun handen lagen open en van hun kleren was weinig over. Ik slikte, dit is wat mij te wachten stond!
Ik werd in een hok gegooid, bij andere meiden en vrouwen. Het touw werd van mijn pols gesneden en daarna werd de deur dichtgesmeten. Ik wreef even met mijn handen langs mijn geïrriteerde polsen. Een zucht verliet mijn mond. Ik keek naar de lucht. De sterren staarden mij aan. Het leek zo dichtbij. Alsof ik met mijn hand een ster kon vastpakken. Ik ging op de grond zitten, mijn benen opgetrokken, met mijn hoofd ertussen verscholen. Ik woelde met mijn hand door mijn donkerbruine haar. Mijn broers waren mij nu vast en zeker aan het zoeken. Ze zouden vast denken dat ik meegenomen was door een 'Knightrider', mannelijke ruiters die 's avonds door de bossen rijden en vrouwen ontvoeren. De meesten komen nooit meer terug. En niemand wist ook maar iets van de Knightriders af. Sommige beweren dat er ook stadsridders tussen zitten. Ik dacht aan mijn moeder. Hoewel ze vrijwel nooit emoties toonde, wist ik vrijwel zeker dat ze zich erg ongerust maakte.
Ik keek om mij heen. De kleinere kinderen sliepen al, terwijl de andere op hen lette. Ze leken zo zo onschuldig... Mijn gevoel vertelde mij dat ze dat ook waren, alhoewel ik niks van ze wist.. Ik had het idee dat er een breuk tussen het volk ontstond. Tussen de boeren en de edelen, of te wel de rijken en de armen. Ze zagen ons niet langer als hun mede mens, maar als beesten, die al hun werk deden.

De smorende zon verhitte onze kleine verblijven. De kleine kinderen werden langzamerhand wakker. Zelf was ik al een paar uur op. Slapen kon ik niet. Ik had het kamp een tijdje geobserveerd. Zo kwam er een nieuwe lading hout binnen en waren de wachters druk bezig om alles in orde te maken. Ook kwam er vanochtend een nieuwe jongen binnen. Ik schatte hem iets ouder dan mij. Hij verzette zich hevig tegenover de ridders. Hij werd dan ook gelijk aan een paal vastgebonden. Met een lange zweep werd er op zijn rug geslagen. Er klonken luide klappen, bij iedere klap sloot ik mijn ogen. Maar de jongen gaf geen kick. Nog altijd keek hij de bewakers vuil aan. Op een of andere manier bewonderde ik hem wel. Hij had iets strijdlustigs. Ik schrok op uit mijn gedachten toen een bewaker iets riep.
''Hé jij daar!'' Ik keek naar hem. Hij wees naar mij... ''Meekomen!'' bromde hij.

De greep om mijn pols verslapte geen moment. Voortgetrokken door de bewaker bracht hij mij naar de werkplaats. Hij duwde een mes in mijn hand. Ik moest takken bewerken tot speren. Ik pakte een tak en begon te snijden. Was dit datgene wat ze deden met misdadigers? Hen wapens laten maken. Waar werden die eigenlijk voor gebruikt? Het lemmet gleed langs de tak en sneed stukken hout eraf waardoor er een scherpe punt ontstond. Ik had het wel eens vaker gedaan. Jake had het mij geleerd toen ik een keer mee mocht op jacht. We joegen vaak thuis, hoewel het strikt verboden was. We hadden niet genoeg geld om vlees én groente te kopen, dus dit was de enige oplossing. Een zucht verliet mijn mond. De zon brandde in mijn rug en mijn keel voelde kurkdroog aan. Ik verlangde naar water, maar peinsde er niet over om het te vragen. Dan zouden ze mij zeker regelrecht uitlachen. Mijn blik viel weer op de jongen die vanochtend was binnengekomen. Hij zat nog steeds vastgebonden aan de paal en de bewakers hadden hem nog geen enkele moeite gedaan hem aandacht te besteden. Maar misschien was dat juist wel goed. Onbewust greep ik de volgende tak om hem vervolgens weer te besnijden. Big geeb seconde later liet ik het weer los en keek ik naar mijn hand, waar het donkerrode bloed vanaf droop. De tak die ik zojuist op de grond had laten vallen bevatte grote dorens, terwijl de andere takken dit niet hadden. Ik had het mes op de grond laten vallen en hield nu mijn gewonde hand vast. Ik beet op mijn lip. Het prikte enorm, alsof de tak een soort gif bevatte. Ik werd een beetje duizelig en misselijk door het bloed. Voor ik het wist stond er een bewaker voor mijn neus.
‘Doorwerken!’ beval hij. Ik keek op. Ik wist dat het geen nut had om een tegenwoord te geven, maar toch kwam er een zachte maar toch duidelijk ‘maar..’ uit mijn mond. Voor ik mijn zin kon afmaken greep hij mij bij mijn pols, waar ondertussen het bloed langsdroop. Ik snakte een kreet, terwijl hij mij omhoog trok. Mijn bloed droop nu over zijn hand, terwijl ik noodgedwongen achter hem aan liep. Vliegersvlug bond hij mijn polsen aan elkaar. Ik staarde verbluft hoe snel hij dat voor elkaar had gekregen. Vervolgens bond hij me aan een paal vast.
‘Zo, dan kun je even goed uitrusten,’ grinnikte hij en met dat liep hij weer weg. Ik zuchtte nijdig en keek om mij heen. Ik keek op toen ik zag dat de jonge, die vanochtend was binnengebracht, nog geen 5 meter van mij verwijderd was. Hij keek opzij en voor een moment kruiste onze blikken. Ik voelde de hartkloppingen in mijn borst, maar waarom? Ik kende die jongen niet eens. Toch trok hij mijn aandacht. Mijn hoofd begon te bonken van het gebrek van vocht. Ook mijn hand prikte enorm. Hij bloedde nog steeds. Even kneep ik mijn ogen dicht. Voor een moment zag ik mijn moeder en mijn broers. Ik was aan het koken , terwijl mijn moeder voor de openhaard in haar stoel heen en schommelde. Helaas hadden ze niet eens eten ontvangen… Ik opende mijn ogen weer en kwam weer terug in die verschrikkelijke nachtmerrie. Nu merkte ik dat de jongen naar mij keek. Weer kruiste onze blikken. Dit keer langer. Mijn ogen dwaalden rond. Langs de grote muur met de bewakers bovenop, langs de vreselijk kleine en stik benauwde verblijven, naar het midden van het kamp: de werkplaats. Ik bekeek de gevangenen. De jongste schatte ik zo’n 10 jaar. Waar zouden ze hem voor opgepakt hebben? Diefstal? Of brandstichter, net als het kleine meisje waarvoor ik het opnam en nu hier zit. Mijn aandacht werd getrokken door een oude vrouw. Ik denk dat ze de 40 toch al wel gepasseerd had. Aan haar lichaam te zien had ze al jaren hard gewerkt. Haar rug stond krom en haar handen waren gehavend. Ze was klein en mager. Ik kon zowat al haar ribben tellen. Zo te zien had ze duidelijk bij de oogsten gewerkt. Ik vroeg me af hoelang ze hier al zat. Ik had zoveel vragen, maar had niemand aan wie ik het kon vragen… Misschien kon ik de oude vrouw vanavond aanspreken. Ze was bezig stapels takken te verplaatsen. Ik kon haar horen hijgen. Haar trillende handen hielden de takken nog maar net bij elkaar. Ik had medelijden met haar.
Waarschijnlijk zag niemand het, maar ik zag het wel! Een jongen stak zijn voet uit, waardoor de oudere vrouw met een harde klap op de grond belandde. Een pijnlijke kreet deed iedereen doen zwijgen, terwijl ik de jongen stiekem zag grijnzen. De klootzak! De bewaker die me zojuist had vastgebonden trok de vrouw ruw overeind. Ik zag de angst in haar ogen. Ik kreeg een enorm gevoel van machteloosheid over mij heen. Ik wilde de vrouw helpen! Ik wilde de jongen bij zijn keel grijpen en hem doen bekennen. Maar ik zat vast en kon alleen maar toekijken. Mijn spieren spanden zich aan. Het touw sneed in mijn pols. Het herinnerde de mij eraan dat ik vastzat en absoluut niks kon doen. Ik beet op mijn lip en wachtte af wat er ging gebeuren.
‘Stel je niet zo aan! Doorwerken jij!’ brulde de bewaker. De vrouw begon razendsnel de takken weer te verzamelen. ‘Sneller!’ Een harde volgde, terwijl de zweep in de lucht zwaaide. Woedend, nee razend was ik! Ze deed haar uiterste beste, en wat krijgt ze? Hoe durft hij! Die klootzak verdiende dit, niet zij! Een zacht gegrom verliet mijn mond. Ik wilde schreeuwen en groffe woorden werd naar het hoofd van de bewaker gooien, maar ik hield mijn kiezen stijf op elkaar, want ik wist dat ik dat niet onbestraft kon doen.
De brandende zon zakte achter de bergen en maakte plaats voor een koele wind. Ik sloot mijn ogen terwijl de wind langs mijn gezicht streelde. Langzaam werd het donkerder, maar de volle maan verlichtte de aarde. De verkoelende wind verzwakte mijn woede. Mijn ademhaling ging weer langzaam en ik wist mijzelf weer te bedwingen.

Kort opende ik mijn ogen. Het was nog steeds pikdonker. Mijn spieren waren stijf en ik voelde klam aan. Iedereen leek nog te slapen, maar het geluid van de bewakers hadden mij ontwaakt. In eerste instantie dacht ik dat ze op mij afkwamen en ik kromp daarom in elkaar. Maar het bleek dat ze naar de jongen naast mij liepen. Terwijl ze hem losmaakte verzette hij zich hevig en spartelde in het wild. Hij raakte met zijn elleboog het gezicht van een van de bewakers. Ik grijnsde, maar de andere bewaker gaf hem een klap terug. Zacht gegrom verliet zijn mond. Mijn wijd gespreide ogen staarde hem aan. Hij had het gevoeld moeten hebben, want hij richtte zijn gezicht naar mij. Er was iets in zijn ogen te zien. Iets geheimzinnigs, maar ook iets strijdlustigs. Mijn ogen volgde hem. Hij werd weer vastgebonden. Dit keer tussen twee palen. Hij moest door zijn knieën en zijn armen werden gespreid vast gemaakt. De bewaker die hij zojuist had geraakt –het bloed droop uit zijn neus- ging voor hem staan. Zijn blik stond kwaad.
‘Dus rat… ,’ siste hij. ‘wat kun jij mij vertellen over Koning Barius II?’ ging hij verder. Ik trok mijn wenkbrauw op. Koning Barius II was onze vorige koning. Hij was twee jaar geleden overleden. Sindsdien heeft zijn broer nu de macht. Er was toen veel veranderd. Koning Barius had veel meer met zijn volk. Toen zijn broer Lucius aan de macht kwam werd dat veel minder. Zo moesten alle armen buiten de stadsmuren gaan wonen, kregen de rijken grote huizen en werd de belasting flink verhoogd. Het werd allemaal maar geaccepteerd, omdat hij tenslotte de broer van Barius was. Ik had nu mijn volle aandacht op het gesprek. De jongen begon te praten, voor het eerst hoorde ik zijn stem.
‘Dat hij vermoord is door zijn broer, die nu de macht heeft,’ bromde hij. Ik trok mijn wenkbrauw op. Wat? Dat wist ik helemaal niet. Zou hij echt de waarheid spreken? Opeens begon ik een vreselijke haat te krijgen in Lucius. Wat wist hij nog meer? De bewaker gaf een stomp in zijn maag.
‘En prinses Helena?’ ging de bewaker verder.
‘Die is ook door hem vermoord,net als zijn vrouw,’snauwde de jongen. ‘Fout antwoord.’ Een zweepslag deed zijn oude wonden weer doen bloeden.
‘Volgens mijn bronnen heb jij beweerd dat de prinses nog leeft,’ zei de bewaker nu op een normale toon.
‘Dan heb jij geen betrouwbare bronnen, mijn vriend,’ zei de jongen op een kille toon. Het hoofd van de bewaker werd vuurrood van woede. Hij gaf nog wat ordes aan de andere bewakers en liep toen met stevige passen weg. Een paar minuten lang volgde nog meer zweepslagen, waardoor andere gevangenen ontwaakte uit hun slaap. Toen werd het stil. Zonder iets te zeggen liepen de bewakers weg. Ik keek naar de jongen. Zijn borst lag open en bloedde hevig. Zijn ogen rolde en ik kon hem horen kreunen. Waar had hij dit aan te danken? Dat hij zo brutaal was? Had hij een misdaad begaan? Of was hij een van de vele die onschuldig was?
Laatst gewijzigd door Jessicaatje op 26 aug 2012 11:55, 1 keer totaal gewijzigd.
Anoukxx
Potlood
Potlood
Berichten: 53
Lid geworden op: 11 jun 2012 17:16

Hee!
Ik vind je verhaal nu al leuk. Ik heb nog nooit echt verhalen gelezen die in een andere tijd spelen, maar deze bevalt me wel. :)
Waar je misschien wel een beetje op kunt letten is niet 2 hoofdstukken in 1 stukje te posten. Ik vond ook dat je eerste hoofdstuk best kort was, maar dat is wat jij vind. Schrijf snel verder!
This could be para para paradise.
Jessicaatje
Nieuw
Nieuw
Berichten: 4
Lid geworden op: 24 aug 2012 16:42

Anoukxx schreef:Hee!
Ik vind je verhaal nu al leuk. Ik heb nog nooit echt verhalen gelezen die in een andere tijd spelen, maar deze bevalt me wel. :)
Waar je misschien wel een beetje op kunt letten is niet 2 hoofdstukken in 1 stukje te posten. Ik vond ook dat je eerste hoofdstuk best kort was, maar dat is wat jij vind. Schrijf snel verder!

Bedankt, ik zal er op letten, ben nog nieuw hier.
Hoofstuk 1 was inderdaad wel kort, daarom heb ik besloten -aangezien het geen rare overgang is- hoofdstuk 1 en 2 bij elkaar gevoegd.
Anoukxx
Potlood
Potlood
Berichten: 53
Lid geworden op: 11 jun 2012 17:16

Ja, als je hoofdstuk 2 erbij voegt lijk het stukje minder kort. Het is ook niet zo heel raar, maar het viel me gewoon op.
This could be para para paradise.
Plaats reactie

Terug naar “Het Avonturen Pad”