1
Do you know the real dancer?
I was born to be a dancer
Kaiser Chiefs – Born to be a dancer
Ik lachte; mijn lach vulde de kamer. Hij bleef in elk hoekje hangen naast al het andere gelach wat ik, of anderen, hier geslaakt had. Het was als spinrag, het bleef overal hangen. De kamer ademde leven uit doordat overal emoties hingen. Er was een verschil met spinrag: spinrag poetste je weg uit je leven, met een lach kon dat niet. Dat zou blijven hangen in de hoekjes tot in de eeuwigheid.
Als mensen mijn kamer in zouden stappen, zou iedereen blij worden, geluk tot in elk porie van hun lichaam.
Ik heb weleens gehoord dat mijn lach stralend is als een diamant en dat mensen er blij van worden. Misschien worden deze mensen het ook wel. Blij van mijn lach. Er zijn mensen die meer huilen dan lachen, er zijn mensen die meer lachen dan huilen. Ik hoorde bij de lachende mensen, altijd al zo geweest.
Alleen nu waren er geen mensen die blij van mijn lach werden; ik was alleen in mijn kamer. Straks zouden er mensen pas gelukkig worden.
Ik keek in de spiegel voor me en zag een meisje. Geen meisje dat onzeker of verlegen was, maar een meisje wat zelfverzekerd naar haar spiegelbeeld keek, lachte.
Ik deed de laatste dingen die ik moest doen voor ik wegging met het pakken van het cadeau als kers op de taart. Dat was het laatste. Ik omklemde het kleine pakje, terwijl ik naar beneden liep, langzaam de trap af. Mijn ouders waren niet thuis, ze waren al naar het feest toe. Het verjaardagsfeest van hun kind. Nou ja, eigenlijk was het het kind van mijn moeder, niet van mijn vader. Mijn moeder had Bryan, mijn broer, met een andere man gekregen, maar een jaar later waren ze gescheiden en was zij opnieuw getrouwd met de man die twee jaar later mijn vader kon worden genoemd. Officieel was Bryan mijn halfbroer, maar ik noemde hem nooit ‘mijn halfbroer.’ Dat klonk stom, achterlijk en idioot. Het was gewoon mijn broer en ik was zijn zusje.
Ik trok langzaam mijn schoenen aan en pakte mijn jas. Ik zou mijn jas thuis kunnen laten, het was niet erg elegant, maar ik zou kou vatten. Ongetwijfeld. Op de fiets ’s morgens naar school had ik het ook altijd zo koud.
Het was half november en de temperaturen schommelden tussen de vijf en vijfentien graden overdag en in de avond werd het een graad of vijf hooguit. Ik wilde het risico om ziek te worden, niet lopen. Ongetwijfeld zou er dan een galante jongen zijn die mijn zijn spijkerjasje wel zou willen lenen, maar het was dan altijd een gedoe om het weer terug te geven. Soms was de eigenaar onvindbaar. Daarom hingen er in mijn kast een stuk of vier spijkerjasjes, geen van allen van mij, maar van onbekende jongens waar ik vaak niet eens meer de naam van wist. Ik kon met de fiets gaan, maar dan moest ik vannacht vijftien kilometer terug fietsen. Daar had ik weinig trek in en met mijn ouders zou ik vast niet terug kunnen, die zouden rond een uur of elf terug naar huis gaan. Daar had ik geen zin in. Dan was ik er net een uurtje. Het was nu – ik keek op de klok – halftien en dan moest ik er nog naartoe.
Ik ging met de bus en ik zag later wel of ik bij Bryan kon blijven slapen. Vast wel, Bryan had een enorm appartement met zes slaapkamers in een van de duurste gebouwen in de stad met dakterras. In de avond had je een geweldig uitzicht over de stad. Regelmatig bleef ik bij hem slapen als ik ’s avonds uit geweest was en ik geen zin meer had terug naar huis, bijvoorbeeld als mijn ouders niet mochten weten dat ik pas om zeven uur in de ochtend mijn bed inrolde. Op zich waren mijn ouders niet lastig, ik mocht zo laat thuiskomen als ik wilde, maar als we eens ruzie hadden, gooiden ze zulke dingen voor mijn voeten en daar had ik geen zin in: verwijten krijgen, terwijl ze er eerst zelf mee ingestemd hadden.
Hoe hij precies aan het geld kwam voor het huis, wist ik niet en het interesseerde me ook niet zoveel. Hij had een goede baan bij een bekend ICTbedrijf en het was algemeen bekend dat ICT-ers goed verdienden.
Ik glimlachte nog even naar de spiegel, liep naar de deur, ging naar buiten en deed de deur op slot.
De eerste die ik tegenkwam, toen ik aanbelde, was Bryan. Logisch, het was zijn huis, zijn verjaardag en hij was de gastheer. Hij deed open, zijn gezicht vertoonde een gigantische grijns. “Zusje. Je bent er.”
“Natuurlijk, dacht je dat ik niet zou komen?” vroeg ik lichtelijk verontwaardigd. Als hij dat dacht, kende hij mij niet goed.
“Pap en mam zijn er al een hele tijd. Ik dacht dat je met hun mee zou gaan.”
“Ze wilden niet op me wachten.”
Mijn ouders hadden niet dat uur dat ik nodig had, willen wachten. Ik had boos kunnen zijn, maar zo waren mijn ouders. Ze wilden nooit op iets wachten, zeker niet als zij het als nutteloos beschouwden. Dat was een van de redenen dat Bryan twee jaar geleden op zichzelf was gaan wonen. Natuurlijk had hij het niet zo tegen onze ouders gezegd, maar had hij het ingepakt in de vorm van ergens anders werken. Het was onzin, hij werkte nog steeds in onze stad. Mijn ouders hadden weleens geklaagd dat hij gewoon thuis moest komen wonen, maar hij was teveel gehecht aan zijn vrijheid. Ik vond het niet raar, als ik uit huis weg zou kunnen, zou ik er niet eens over nadenken. Ik zou meteen gaan. Meteen. Op jezelf wonen leek me heerlijk. Heerlijk je eigen dingen doen, geen gezeur van ouders, geen ruzie om nutteloze dingen. Het is wel een nadeel dat je meer moet doen dan je kamer opruimen.
“Herkenbaar,” zei Bryan en hij lachte. “Kom binnen en maak het jezelf gemakkelijk, zusje.” Hij deed een paar stappen aan de kant en ik stapte de ruime hal in. De kapstok was vol met jassen. Ik hing die van mij er ook bij en ging daarna naar de woonkamer. Het merendeel van de mensen was jong en hip, maar er waren uitzonderingen. Hier en daar zaten oudere mensen in groepjes. Ik herkende er niet veel van. Alleen mijn ouders en nog een paar andere familieleden, maar de meeste niet. Mensen hingen in stoelen, een paar mensen hingen op de bank. Door de openstaande schuifdeuren zag ik mensen op het balkon staan en zitten. Ik glimlachte. Zo zouden mijn feestjes later ook moeten zijn. Hip en stijlvol. Een feestje waar iedereen het naar zijn zin had.
Ik was niet het type om zomaar tegen onbekende mensen te gaan praten, dus ik liet me naast een meisje van een jaar of twintig, hoogblond, op de bank zakken. Ze glimlachte naar me en vervolgde het gesprek met het meisje naast haar. Vast vrienden van Bryan. Ik vond ze niet in zijn vriendengroepje passen, omdat de meeste van zijn vrienden jongens waren en sukkels. Het ene meisje was hip en modieus gekleed. Een moderne zwarte bril wankelde op haar neus en haar lange donkere haar hingen in losse krullen naar beneden. Ik was meteen jaloers op haar haren.
Het andere meisje, mijn buurvrouw, was nogal sletterig gekleed. Ze had een ontzettend diepe inkijk in het blousje wat ze droeg en het rokje wat ze droeg, bedekte amper haar billen. Het enige mooie wat ze aan had, waren zwarte schoentjes met hoge hakken. Mijn ogen gingen naar mijn voeten en ik zag voeten in zwarte schoentjes met hoge hakken. Niet dezelfde, maar ze leken er wel op. Mijn lichaam had ik gehuld in een zwarte zijden jurk. De enige mooie jurk die ik had.
Ik probeerde het te volgen, maar het enige waar ik achterkwam, was dat ze het over computers hadden. De technische termen vlogen me om de oren. Ik had geen verstand van computers, ook al had ik er zelf een. Als er iets mis was, riep ik altijd om mijn vader of belde ik Bryan.
“En jij bent?” Een stem drong mijn hoofd in en verschrikt keek ik op. Het hoogblonde meisje was verdwenen en haar gesprekspartner was opgeschoven en zat nu naast mij. Ze had haar hand uitgestoken die ik aarzelend aanpakte.
“Euh…,” stamelde ik, “ik ben Avon.” Ze had vast haar naam al gezegd en ik wilde geen dom figuur slaan, dus ik vroeg niet naar haar naam.
“Avon. Aparte naam. Aparter dan Ischa, in elk geval,” zei ze en het leek of ze een beetje treurig was.
Ze heette vast Ischa.
“Ik vind het anders wel een aparte naam. Ik heb hem nog nooit eerder gehoord, dus veelvoorkomend is hij niet.”
“Voor jongens hoor je hem veel. Ik denk dat mijn ouders twee jongens verwachtten. Mijn zusje heeft ook al een jongensnaam: Alex.”
“Misschien vonden ze het gewoon leuke namen.” Ik hoorde hoe suf het klonk, maar wat moest ik anders zeggen? Ik was niet zo goed in praatjes met vreemden over simpele dingen. Meestal wist ik niet wat ik moest zeggen, behalve dan suffe dingen waarmee ik me volkomen voor gek mee zette en waar ik me voor schaamde. Alleen als ik teveel dronk, dan kon ik dit soort situaties gemakkelijk aan. Dan wel.
Ze lachte. “Dat zal dan wel. Anders hadden ze ons vast wel anders genoemd, denk ik.” Haar stem was smalend met een beetje sarcasme. Ik herkende het toontje wat ik zelf ook weleens gebruikte. “Hoe ken je Bryan eigenlijk? Wat ben je van hem? Een vriendin of zijn vriendin?” Ze glimlachte naar me. Ze was absoluut niet close met Bryan en waarschijnlijk geeneens een vriendin, anders had ze wel geweten wie ik was en dat dat niet zijn vriendin was.
“Familie. Zijn zusje.”
“Aah.” Ik wilde net vragen wat zij dan wel dan niet van hem was, maar ze gaf antwoord zonder dat ik een vraag hoefde te stellen of dat ik een hint moest geven. “Ik ben meegekomen met een vriendin van hem. Hij zei: “Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.” En aldus mijn vriendin zijn de feestjes van hem altijd geweldig en heeft hij een geweldig huis. En ze heeft gelijk. Bovendien had ik zin in een feestje. Kom net uit een rotrelatie en die tijd wil ik liever vergeten.” Ik hoefde haar liefdesleven niet te weten. Ik kende haar naam, zij de mijne en verder waren we vreemden voor elkaar. Moesten we het dan over echte privé-dingen gaan hebben? “Wil je wat drinken? Ik ga wat halen.” Ze glimlachte lief naar me. Haar lach was mooi en liet een rechte rij witte tanden zien. “Ik kan ook wel wat voor jou meenemen. Het is toch gratis. Ik houd van gratis drank. Dan kun je zoveel als je wilt drinken.”
Ik knikte. Het was waar. “Doe maar iets zoets, een mixdrankje of iets dergelijks.”
Ze knikte en stond soepel op. Ik was jaloers op haar elegantie zonder dat ze hakken droeg. Ze droeg simpele lage schoenen, maar blijkbaar was zij een van die vrouwen die elegantie gewoon geërfd hebben. Amy en ik konden hier beiden nog een puntje aan zuigen. Amy vond altijd dat ik zo elegant was – logisch als je in het gezelschap verkeerde van Amy - , maar bij Ischa was ik lang niet zo elegant.
Twee minuten later stond ze weer naast me en duwde ze wat in mijn handen. “Passoa Jus.”
“Lekker,” zei ik genietend, nadat ik een paar slokken mijn keel in liet glijden. De eerste slokken alcohol brandden altijd, daarna is het lekker. “Waar waren we?”
Kreunend werd ik wakker in een bed wat niet mijn bed was. Dit bed was veel zachter dan dat van mij en veel groter – tweepersoons.- Een scheut hoofdpijn liet mijn inmiddels rechtopzittende lichaam weer naar achteren in de kussens vallen. Ik wist het zeker. Dit had ik altijd. Ik had teveel gedronken en vast wel weer gênante dingen gedaan. Dat deed ik altijd als ik vijf drankjes teveel op had. Ik was snel dronken. Na een paar drankjes stond ik al te zwalken op mijn benen. Mijn beste vriendin Amy kon er veel beter tegen. Zij stond na tien bier nog steeds rechtop. Ze dronk heel wat jongens – en mannen – onder de tafel. Ze zou beter een jongen kunnen zijn dan een meisje. Ze had weinig meisjesachtige trekken. Ze droeg weinig sieraden, was altijd gehuld in een wijde broek met gympen en droeg veel zwart. Ze haatte winkelen – ik ook -, maar was dol op sporten. Ze gebruikte geen rommel op haar gezicht en ze tutte zich nooit op, maar zag er altijd geweldig uit. De meeste jongens vielen voor haar. Ironisch. Ik deed meer moeite om er goed uit te zien. Amy wilde geen vriendje, ze had geen zin in gezeur, terwijl ik juist wel een vriendje wilde, maar ik kreeg ze niet.
Soms was ik best jaloers op haar. Amy kreeg alles op een blaadje aangeboden, alleen ze nam het niet aan. Ze hoefde nergens voor te werken. Ik moest voor alles keihard werken, het kwam mij nooit aanwaaien. Dan zou ik het meteen aannemen en niet zo dom zijn als Amy. Ze was mijn beste vriendin, maar soms wilde ik haar het liefste haten. Alleen het ging niet. Ik kon haar niet haten. Ze was te lief, te aardig, te enthousiast en te spontaan om haar te haten. Niemand haatte haar. Soms heb je van die mensen. Amy was zo iemand.
Als ik afgewezen was, stond zij voor de deur met lijstjes waarom je beter alleen kunt blijven en met borden vol eten die ik onder haar toezicht op moest eten, omdat ‘ik anders zou vermageren en lelijk worden.’ Het waren haar woorden.
Ik keek naar mijn arm en stopte hem weer onder de deken waar het warm, lekker warm, was. Mijn eerste gedachte was ‘verder slapen’, maar toen besefte ik dat er iets niet klopte aan mijn arm en keek er wat beter naar. Op mijn linkerarm zat een behoorlijke zwarte – of donkere – plek waar ik niet veel in zag. Zij was het geweest. Zij had het gedaan. Alles viel op zijn plaats. Zij had de donkere plek veroorzaakt, ik lag in een goddelijk bed van Bryan.
“Steek je hand en arm uit. Ik ga je lichaamsversiering geven.” Ze lachte hardop en haalde een watervaste stift uit haar tas die naast haar stond en hield hem voor mijn neus. Ik lachte nog harder, probeerde haar te overstemmen. Normaal zou ik niet willen dat mensen op mijn lichaam tekenden met watervaste stift, maar nu kon het me niets schelen. Ik had zoveel gedronken dat het me niets kon schelen. Ze maakte de stift open, klemde de dop tussen haar tanden en begon op mijn arm te tekenen, giechelend. Ik keek toe hoe de stift iets op mijn arm tekende wat ik niet snapte. Het kietelde waar we weer allebei om moesten lachen. De wereld leek alleen uit ons tweeën bestaan. Het was geweldig. Ik voelde me helemaal blij. Nog nooit had ik me zo gevoeld wanneer ik dronken was. Meestal lag ik kotsend in een hoekje van de kamer en kwam Amy of Bryan me redden, maar nu was het niet nodig. Bovendien was Amy er niet eens, die had een familieweekend of iets dergelijks. Anders was ze er wel geweest en misschien had ze dan wijze woorden gesproken dat ik niet zoveel moest drinken, omdat ik er slecht tegen kon. Niet dat ik vaak naar haar luisterde, maar zo af en toe wel. Dan had ze weleens wijze woorden.
“Nu ga ik mijn nummer op je andere arm zetten,” giechelde ze, “dan kun je me bellen wanneer je maar wilt.”
“Dan zet ik mijn telefoonnummer op jouw arm,” zei ik en ik keek haar lachend aan.
Het was haar telefoonnummer. Ik hield mijn hoofd schuin, maar ik kon er geen cijfers van maken. Voor mij was het enkel een zwarte vlek op mijn arm die er voorlopig niet af zou gaan. Een soort tijdelijke tatoeage.
Ik gaapte, hees me omhoog – de hoofdpijn negeerde ik gewoon – en keek rond. Ik had de kamer die ik altijd had wanneer ik hier sliep.
De witte muren waren net zo wit als anders, het bed was zwart en een groot zwart object in de kamer. Samen met de kast en het bureau waren het de enige – zwarte – meubels in de kamer. Aan de kast hing een witte badjas. Alles in Bryan’s huis leek bij elkaar te passen. De smetteloze witte vloer in het hele huis, de witte muren, de zwarte meubels.
Dat was op het moment zowat vaker dan thuis dat ik hier sliep. Er lagen hier heel wat spullen en het begon langzaam op mijn kamer te lijken. Alleen thuis was de rommel veel en veel erger. Zeker sinds mijn moeder mijn kamer links liet liggen, omdat het er zo’n zooi was. Ik liet rustig servies beschimmelen. Zelfs de jongens die ik kende – en Amy – waren niet zo erg. De jongens – en Amy – die ik kende, waren eigenlijk heel schoon. Niet dat ik zoveel jongens kende. Slechts een paar.
Ik zag een zwarte string op de grond liggen. Hij leek op een van die van mij. Ik keek ernaar. Ik gooide mijn ondergoed altijd meteen in de wasmand. Mijn ogen gingen naar de hoek. Hier stond geen wasmand in de hoek. Daarom had ik hem dus op de grond gegooid.
Ik kon haar niet terugbellen, ik had haar telefoonnummer niet meer. Zij had wel dat van mij, dus zij moest maar bellen. Het was niet anders. Waarschijnlijk was ze wat te dronken geweest om het nummer goed op te schrijven.
“Lekker geslapen?” Bryan kwam mijn kamer in en hij gooide het raam open. Ik kroop snel onder het dekbed. Ook al was het mijn broer, hij hoefde me niet in mijn nakie te zien. Ik knikte, maar Bryan stond uit het raam te kijken, dus hij zag niet dat ik knikte.
“Ja,” zei ik en ik hoorde meteen dat mijn stem hees was, te hees. Ik had te hard geschreeuwd gisteren en vandaag moest ik het bekopen. “Wat heb ik allemaal voor beschamende dingen gedaan, Bryan?” Wilde ik het wel weten? Wilde ik weten wat ik allemaal uitgevoerd had of wilde ik het niet weten?
“Het viel wel mee dit keer. Je hebt je niet extreem slecht gedragen. Alleen een beetje teveel geschreeuwd. Trouwens, er zijn nog drie anderen blijven slapen, dus schrik niet als je in de keuken andere mensen behalve mij aantreft.”
“Is goed.”
Mijn geheugen aan gisteren was een groot zwart meer, maar hier en daar lagen er eilandjes in van gebeurtenissen die ik nog wist. Zoals met die stift. Maar het meeste was weggezakt. Zoals mijn gênante acties, die zakten altijd weg. Alleen meestal herinnerden mensen me er wel aan wat ik uitgevoerd had. Daarom vroeg ik eigenlijk altijd aan de personen (meestal Amy of Bryan) die erbij geweest waren, hoe erg ik me misdragen had, zodat ik niet voor verrassingen kwam te staan.
Ineens besefte ik dat ik niet wist waar mijn tas met spullen was gebleven. Gisteren had ik hem naast de bank gezet, maar na de alcohol was ik mijn spullen uit het oog verloren. Dat gebeurde altijd. Als ik dronken was, dacht ik niet meer aan mijn spullen.
“Bryanwaarhebjijmijntasenjasgelaten?” stamelde ik schor zonder tussenpozen, terwijl ik de pijn in mijn droge keel probeerde te negeren. Als ik steeds moest pauzeren, zou ik slikken en dat deed zeer.
Hij maakte zijn blik los van buiten en keek een paar seconden naar me voor hij antwoord gaf. “Die heb ik in een hoekje van het bureau gezet. En je jas hangt aan de kapstok.” Hij wees naar het bureau en ik zag mijn tasje staan. Gelukkig. Ik had weleens gehad dat ik in een dronken bui bestolen was en toen was ik al mijn geld kwijt en mijn paspoort en mijn mobiel.
Bryan bleef nog even uit het raam staan kijken en daarna verdween hij uit de kamer. Ik liet me uit bed zakken en liep naar het bureau toe, terwijl ik de koude vloer probeerde te negeren. Ik rommelde in mijn tasje op zoek naar mijn mobiel. Alleen ik voelde het kleine voorwerp nergens. Paniek begon zich al in mijn lichaam te verzamelen, maar ik moest logisch denken. Ik gooide mijn tasje leeg op het bureau. Er hadden drie dingen ingezeten. Een portemonnee, een agenda en een mobiel. De eerste twee vielen op het bureau, maar mijn mobiel niet. Waar was mijn mobiel? Kende Bryan criminelen? Wie had hem gejat? Of was het een misverstand? Ik had gisteren niets aangehad met zakken – in mijn jurkje zaten geen zakken - dus daar kon ik hem niet ingestopt hebben. Bryan kende criminelen. Het moest wel. Alleen wie?
Dit verhaal is af en zal per hoofdstuk geplaatst worden
