Ik blijf waar ik ben
Geplaatst: 29 apr 2008 18:26
Ik zie haar regelmatig langs lopen. Soms rustig, soms gehaast. Altijd met haar hond. Een golden retriever. Soms loopt ze met haar vader en/of zus er ook bij. Maar meestal alleen.
Hoe vaak ik haar nou al heb zien lopen weet ik niet. De tel ben ik al kwijtgeraakt. Het is ook al zo veel jaren. Als ik de gesprekken moet geloven die ik zo tussendoor opgevangen heb tussen haar en haar familieleden is ze nu zo ongeveer vijftien jaar oud. Vanaf de jaren dat ze de hond uit mocht laten heb ik haar gezien. Dat is dus al een aardige tijd.
Een aantal keer per week loopt ze langs. De ene keer vaker dan de andere. Maar nu is het zomer dus ze komt aardig vaak langs lopen. Steeds weer van dezelfde kant. Ze ziet er moe uit, alsof ze al een aardig stuk gelopen heeft. Ik kijk naar haar en denk: ‘tot morgen’.
Weer komt ze langslopen. Maar nu zie ik een heel andere uitdrukking op haar gezicht. Een mengelmoes van angst, verwondering en schuld. Ik hoor haar zachtjes praten tegen haar hond. ‘Gelukkig dat je een hond bent en niets kan doorvertellen. Als mama en papa er achter komen dat ik mijn nummer en msn gegeven heb, heb ik een probleem.’ Ze loopt snel verder met een rood hoofd, die volgens mij dit keer niet alleen van de hitte komt.
Die namiddag zie ik haar weer lopen. Nog sneller dan de vorige keer. Ik kan haar zenuwen bijna voelen. Ze sleurt haar hond snel mee. ‘Gelukkig is er verder niets gebeurd, fluistert ze haar hond toe, alleen maar wat cola bij hem gedronken.’ En weg is ze weer.
De volgende dag zie ik haar vanuit de verte al aan komen rennen. De tranen rollen over haar wangen. Even pauzeert ze om op adem te komen. Vlak voor me. Ze gaat op haar hurken zitten en knuffelt haar hond. Tranen vallen vlak naast me. Ze fluistert haar hond toe: ‘Dit was echt niet leuk. Niemand mag dit weten. Dat hij aan mijn…Na ja aan me heeft gezeten.’ Ze staat moeizaam op en wil verder rennen. Ze struikelt over me heen. ‘Stomme stoeptegel.’ Sist ze. En weg is ze weer.
Ik blijf waar ik ben. Alle dagen van het jaar. Elk seizoen. En steeds loopt ze weer langs me over de stoep waarin ik gezet ben.
Hoe vaak ik haar nou al heb zien lopen weet ik niet. De tel ben ik al kwijtgeraakt. Het is ook al zo veel jaren. Als ik de gesprekken moet geloven die ik zo tussendoor opgevangen heb tussen haar en haar familieleden is ze nu zo ongeveer vijftien jaar oud. Vanaf de jaren dat ze de hond uit mocht laten heb ik haar gezien. Dat is dus al een aardige tijd.
Een aantal keer per week loopt ze langs. De ene keer vaker dan de andere. Maar nu is het zomer dus ze komt aardig vaak langs lopen. Steeds weer van dezelfde kant. Ze ziet er moe uit, alsof ze al een aardig stuk gelopen heeft. Ik kijk naar haar en denk: ‘tot morgen’.
Weer komt ze langslopen. Maar nu zie ik een heel andere uitdrukking op haar gezicht. Een mengelmoes van angst, verwondering en schuld. Ik hoor haar zachtjes praten tegen haar hond. ‘Gelukkig dat je een hond bent en niets kan doorvertellen. Als mama en papa er achter komen dat ik mijn nummer en msn gegeven heb, heb ik een probleem.’ Ze loopt snel verder met een rood hoofd, die volgens mij dit keer niet alleen van de hitte komt.
Die namiddag zie ik haar weer lopen. Nog sneller dan de vorige keer. Ik kan haar zenuwen bijna voelen. Ze sleurt haar hond snel mee. ‘Gelukkig is er verder niets gebeurd, fluistert ze haar hond toe, alleen maar wat cola bij hem gedronken.’ En weg is ze weer.
De volgende dag zie ik haar vanuit de verte al aan komen rennen. De tranen rollen over haar wangen. Even pauzeert ze om op adem te komen. Vlak voor me. Ze gaat op haar hurken zitten en knuffelt haar hond. Tranen vallen vlak naast me. Ze fluistert haar hond toe: ‘Dit was echt niet leuk. Niemand mag dit weten. Dat hij aan mijn…Na ja aan me heeft gezeten.’ Ze staat moeizaam op en wil verder rennen. Ze struikelt over me heen. ‘Stomme stoeptegel.’ Sist ze. En weg is ze weer.
Ik blijf waar ik ben. Alle dagen van het jaar. Elk seizoen. En steeds loopt ze weer langs me over de stoep waarin ik gezet ben.