Mijn grootste angst
Geplaatst: 02 jun 2006 15:18
Dit is een kort verhaal en geen vervolg zit er aan vast het is gewoon 1 kort stukje!!
Xxx Judith
De bel gaat. De school is uit. Ik moet naar huis naar mijn vader. Sinds mijn moeder is vermoord en ze nog steeds geen dader hebben gevonden, doet mijn vader al zo, zo verschrikkelijk, zo onaardig niemand weet ervan. Ik durf het tegen niemand te vertellen. Ik pak mijn jas en ik loop naar buiten, extra langzaam. Ik wil niet naar huis ik wil weg, weg uit dit rot leven maar hoe? Mezelf iets aandoen durf ik niet. Ik ben bang, bang voor hoe moeilijk mijn zusje het dan gaat krijgen. Eerst haar moeder en dan ik, nee dat kan ik haar niet aandoen. Ik ben bijna thuis, ik fiets nog een straat om, maar dan ben ik toch echt thuis. Ik moet aanbellen want een sleutel krijg ik niet van mijn vader. Mijn zusje doet gelukkig open. Ik groet haar en wil naar boven gaan, maar dan komt mijn vader naar mij toe en vraagt of ik met hem mee ga naar buiten, ik word boos in mezelf, waarom durf ik geen nee te zeggen, het is mijn eigen schuld. Mijn vader kan er niks aandoen. Ik loop met mijn vader mee naar buiten. Ik krijg dat rot gevoel weer. Hij sleurt me mee het tuinhuisje in. Ik wil mijn zusje roepen, maar bedenk me dan wat hij heeft gezegd: ‘’ik zou niet tegenstribbelen.’’ Ik word gek van mezelf. Ik zie me daar liggen, ik voel niks. Het lijkt net alsof mijn lichaam daar ligt, niet ik. Het lijkt alsof ik dat meisje, die daar ligt, niet ken terwijl ik dat ben. Nu ik daar aan denk voel ik niet de angst dat er wat met mij gebeurt, maar met mijn zusje. Er gaat een pijnscheut door mij heen, ik voel de angst, als ik een klap in mijn gezicht voel, merk ik dat mijn vader tegen mij praat. Hij scheldt me uit, dat ik naar hem moet luisteren. Ik knik maar een beetje, dan hoor ik de deur open gaan. Ik zie mijn zusje daar staan ze schrikt. Ze staat daar verstijft en er lopen tranen over haar wangen. Ik wil naar haar toe rennen, haar troosten en alles uitleggen, maar de angst houd mij tegen, de angst die mij hier in dit huisje heeft geholpen. Opeens rent mijn vader weg. Hij rent naar huis, als hij dan terug komt met een pistool, hoor een schot en mijn zusje gilt, dan hoor ik nog twee schoten. Ik val weg. Ik zie een lichtpuntje, heel in de verte. Ik zweef er naar toe, daar staat mijn moeder bij een grote poort. Ik heb het gevoel dat ik hier thuis hoor. Ik voel hier geen angst, het voelt hier goed, het gevoel dat ik na mijn moeders overlijden nooit heb gehad.
Xxx Judith
De bel gaat. De school is uit. Ik moet naar huis naar mijn vader. Sinds mijn moeder is vermoord en ze nog steeds geen dader hebben gevonden, doet mijn vader al zo, zo verschrikkelijk, zo onaardig niemand weet ervan. Ik durf het tegen niemand te vertellen. Ik pak mijn jas en ik loop naar buiten, extra langzaam. Ik wil niet naar huis ik wil weg, weg uit dit rot leven maar hoe? Mezelf iets aandoen durf ik niet. Ik ben bang, bang voor hoe moeilijk mijn zusje het dan gaat krijgen. Eerst haar moeder en dan ik, nee dat kan ik haar niet aandoen. Ik ben bijna thuis, ik fiets nog een straat om, maar dan ben ik toch echt thuis. Ik moet aanbellen want een sleutel krijg ik niet van mijn vader. Mijn zusje doet gelukkig open. Ik groet haar en wil naar boven gaan, maar dan komt mijn vader naar mij toe en vraagt of ik met hem mee ga naar buiten, ik word boos in mezelf, waarom durf ik geen nee te zeggen, het is mijn eigen schuld. Mijn vader kan er niks aandoen. Ik loop met mijn vader mee naar buiten. Ik krijg dat rot gevoel weer. Hij sleurt me mee het tuinhuisje in. Ik wil mijn zusje roepen, maar bedenk me dan wat hij heeft gezegd: ‘’ik zou niet tegenstribbelen.’’ Ik word gek van mezelf. Ik zie me daar liggen, ik voel niks. Het lijkt net alsof mijn lichaam daar ligt, niet ik. Het lijkt alsof ik dat meisje, die daar ligt, niet ken terwijl ik dat ben. Nu ik daar aan denk voel ik niet de angst dat er wat met mij gebeurt, maar met mijn zusje. Er gaat een pijnscheut door mij heen, ik voel de angst, als ik een klap in mijn gezicht voel, merk ik dat mijn vader tegen mij praat. Hij scheldt me uit, dat ik naar hem moet luisteren. Ik knik maar een beetje, dan hoor ik de deur open gaan. Ik zie mijn zusje daar staan ze schrikt. Ze staat daar verstijft en er lopen tranen over haar wangen. Ik wil naar haar toe rennen, haar troosten en alles uitleggen, maar de angst houd mij tegen, de angst die mij hier in dit huisje heeft geholpen. Opeens rent mijn vader weg. Hij rent naar huis, als hij dan terug komt met een pistool, hoor een schot en mijn zusje gilt, dan hoor ik nog twee schoten. Ik val weg. Ik zie een lichtpuntje, heel in de verte. Ik zweef er naar toe, daar staat mijn moeder bij een grote poort. Ik heb het gevoel dat ik hier thuis hoor. Ik voel hier geen angst, het voelt hier goed, het gevoel dat ik na mijn moeders overlijden nooit heb gehad.