Er was eens..
een ballon. Hij heette meneer Ballon. Meneer Ballon was rood en leek op een rode bloedcel. Maar stiekem was hij geen rode bloedcel maar een.. rode ballon!
Meneer Ballon woonde in een groot huis: het Hart. Zijn werk was zoveel mogelijk het lichaam rond te gaan om schoon te maken.
Op een dag zat meneer Ballon in de linkerboezem. Hij zette het koffie zet apparaat aan en slofte naar de woonkamer, die ook wel de linkerkamer genoemd werd. Meneer Ballon liet zich in zijn stoel vallen, maar begon zich snel al te vervelen. Hij liep naar de gang om te gaan werken, maar stiekem was die gang geen gang, maar de aorta. Meneer Ballon nam een afslag naar de nierslagader, een zijgangetje. Het huis van meneer Ballon was heel groot, maar hij woonde er dan ook niet alleen. Het was eigenlijk een soort van groot tehuis, voor allemaal verschillende dingen die leken op rode bloedcellen, maar die dat stiekem natuurlijk niet waren.
Uiteindelijk ging hij door de nierhaarvaten, die hij grondig schoonmaakte omdat veel mede bewoners deze ook al bezoekt hadden.
Meneer Ballon was een goede schoonmaker. Hij maakte de hele dag door schoon, dat was het enige ding wat hij deed: schoonmaken. Als hij niet aan het schoonmaken was, ging hij het lichaam rond om te controleren of er niet iets schoongemaakt kon worden. Schoonmaken was zijn grootste hobby.
Meneer Ballon ging verder in de nierader, en vervolgens de onderste holle ader. Toen kwam hij terecht in de rechterboezem, die eigenlijk niet veel anders was dan de linkerboezem. Vervolgens ging hij naar de rechterkamer, dit was, net zoals de linkerkamer, ook een soort van woonkamer. Daarna ging hij door de longslagader naar de longhaarvaten, en toen door de longader weer terug naar de rechterboezem waar hij zijn met koffie gevuld kopje pakte, weer naar de woonkamer slofte en het hele rondje weer opnieuw deed.
Einde.
