“En de melk is ook alweer twee cent duurder,” mopperde ze terwijl ze langzaam naar het zebrapad toe schuifelde. “Nee, het leven is geen luilekkerland.” Kwaad stond ze met haar plastic boodschappentasje te zwaaien. De auto’s raasden door in het druilerige herfstweer. “Waarom zou je ook stoppen!”, schreeuwde ze met haar schorre stem naar een terreinwagen. De auto luisterde niet. Veel tijd om haar verontwaardiging te tonen had de vrouw niet, ze had een kans gevonden om over te steken. Ze sloeg haar beige jas wat dichter om zich heen en slofte tergend langzaam over het zebrapad. “Vroeger hadden de mensen tenminste nog wat respect voor zo’n oude vrouw. Vroeger hadden ze meteen over kunnen steken.” Ze was halverwege de straat toen iemand begon te toeteren, meteen stond ze stil. “Toon maar eens wat respect!”, zei ze krakend, ze schuifelde weer door. Een paar seconden later scheurde de auto de weg over, van schrik maakte de vrouw vaart en had ze twee keer zo snel als normaal de overkant bereikt. Nu écht chagrijnig liep ze door.
"Doet u mij maar een kop koffie. 2 klontjes, geen melk." Ze zat sikkeneurig te schuilen aan een tafeltje in een klein paviljoen. Voor het overdekte terras had het regenwater zich verzameld in een grote plas, waar de vrouw net met veel moeite bijna niet ingestapt was. Haar rechterschoen was vies van de modder. "Dat is dan één koffie, melk en suiker krijgt u er altijd bij." "Schiet maar gewoon op." Ze wuifde de serveerster weg en staarde naar het park om haar heen. Alles droop nog na van de zware regenbui die er zojuist overheen was gewaaid. Het klimrek in de verte stond er verlaten bij, even glimlachte de vrouw kwaadaardig. Nu hadden al die rotkinderen tenminste ook geen plezier. Ze draaide zich weer om naar de tafel. De serveerster deed er wel erg lang over vond ze. Dat zou geen fooi worden.
"Papa, Papa, het regent niet meer." De vrouw keek boos op, zoekend naar het geluid wat haar verstoord had uit haar overpeinzingen. Een tafeltje verderop stond een klein meisje met groene strikjes in haar haar aan de mouw van een man, die waarschijnlijk haar vader was, te trekken. "Jaja, ik moet eerst even mijn thee opdrinken hoor." De vader schonk niet veel aandacht aan het kind naast haar stoel. "Ja maar pa-hap, je had beloofd dat we naar de speeltuin gingen." Snertkind. De vrouw strekte haar hals om te kijken waar de koffie bleef. Ze zag een medewerker koffie en thee rondbrengen aan de overkant van het terras. "Tuurlijk, die jonge strakke gezichtjes zijn veel leuker om te bedienen dan zo'n oud wijf wat toch over een jaar de pijp uit is," sprak ze met grommende ondertoon naar zichzelf. De boodschappentas die ze nog steeds vasthad werd fijngeknepen door haar hand. "Pa-hap." Het meisje gaf niet op en begon nu aan haar vaders broek te trekken. Aan het tafeltje verderop zag de vrouw de kleine handjes nog in de stof klauwen en haar adem werd zwaar. "Snertkind," herhaalde ze voor zichzelf.
Geschreeuw, gehuil en een ijskoud gezicht van iemand die maar door bleef slaan. Waarom? Dat wist ze niet meer. Zoals zo vaak probeerde ze zich te verstoppen, in de hoek van de kamer. Geweld, pijn. Haar handen drukte ze angstig tegen het ruwe behang, ze wreef tot haar knokkels kapot waren. Misschien zou ze zo zichzelf uit kunnen gummen. Misschien, heel misschien werd ze dan wel één met het behang. Ze kon het zich al voorstellen, rood in plaats van het leugenachtige vrolijke groen. Rood, rood, misschien hield het op als ze zich maar hard genoeg op dat woord concentreerde, rood. Beng. Ze voelde hoe de vuist haar neus brak en stortte naar de grond.
Met een patroon van wilde angst op haar gezicht werd ze weer teruggezogen naar het heden. Er lagen papiersnippers op haar schoot en ze zag hoe haar handen krampachtig een bierviltje aan het verscheuren waren. Ook zag ze een dampend kopje voor haar op het tafeltje staan. Nippend aan de koffie vergat ze weer waar ze net geweest was. Alle verraderlijke emoties verdwenen weer van haar gezicht.
“Hoger! Hoger!” Ze hoorde het meisje wat haar zin had gekregen gillen van de pret terwijl haar vader haar schommel af en toe aanduwde. In de speeltuin waren nu veel kinderen. De vader glimlachte vertederd en kneep zijn dochter voor de grap even in haar zij toen ze weer richting hem vloog op de schommel. De lach van het meisje galmde na in de oren van de vrouw. Het gonsde, suisde en bezorgde haar een snijdende hoofdpijn. Ze sloeg een vergeten krant die op de stoel naast haar had gelegen open, ondertussen de snertkinderen in de gaten houdend. Ze wist zeker dat ze anders zo haar tasje zouden stelen.
Oh god, dacht de vrouw, nu komen ze nog dichterbij ook. Op een grasveldje naast het paviljoen waren de kinderen uit de speeltuin begonnen met voetballen. De vader speelde mallotig voor scheidsrechter. Vriendelijk en gelukkig. De vrouw pakte haar koffie op en ging vlug een paar stoelen verderop zitten.
“Wedden dat dat snertkind ook nog eens rijk is,” begon ze de conversatie met zichzelf. “Ze heeft vast zo’n vieze roze vrolijke prinsessenkamer. En een teddybeer. Een zachte pluizige. Bah.” Ze concentreerde zich weer op de krant maar de gedrukte letters vertaalden zich alleen maar in nog meer verwijten. “Gezinsleven. Vreselijk, ze gaan vast ieder weekend ‘gezellig naar opa en oma’ en dan taart eten. En over een paar jaar is ze vast ontzettend knap, dan krijgt ze vriendjes en is ze populair. Wat een afschuwelijk snertkind. Over nog een paar jaar leeft zij in haar eigen luilekkerland. Een sprookje, ze leeft nog lang en gelukkig. Gelukkig.” Het woord dreunde door haar hele lichaam, pijnlijk, angstig. Het was het ritme van het levensverhaal wat voor het meisje geschreven was. “Een leven als een sprookje. God, wat haat ik dat kind. Gelukkig…” Ze zonk weg in gedachten over de wereld die zíj had willen hebben. “Het is me afgepakt, terwijl ik het verdiende. En als ze echt oud is is de melk natuurlijk weer goedkoop, dan regent het niet meer, dan stoppen alle auto’s en krijgt ze haar koffie op tijd.” Haar ijzeren lepeltje kletterde op de grond door haar gefrustreerde bewegingen, maar ze had het niet door, ze was nu te ver weg. “Ze zal altijd gelukkig zijn, gadverdamme. Gelukkig.”
Beng. Ze schrok op. Piepende remmen, schreeuwende kinderen. En een wanhopige schreeuw van een vader die zijn kind niet kon tegenhouden. Het was te laat. De bal die ze had willen pakken rolde eenzaam naar de overkant van de straat, maar dat deed er niet toe. De vader viel ontroostbaar op zijn knieën, mensen renden geschrokken de weg op en de vrouw stootte haar koffie om. Het was te laat. Het meisje lag doodstil op de motorkap, bloed stroomde uit haar oren en mond. Rood.
Zo kan het ook.
Heftig verhaaltje.
Je beschrijft goed hoe verzuurd de vrouw geworden is. En hoe ze jaloers is op het het meisje. Het flashback stukje duidt waarschijnlijk op een erge gebeurtenis in haar leven.
Over het algemeen genomen, is dit een zeer degelijk verhaal.
Je beschrijft goed hoe verzuurd de vrouw geworden is. En hoe ze jaloers is op het het meisje. Het flashback stukje duidt waarschijnlijk op een erge gebeurtenis in haar leven.
Over het algemeen genomen, is dit een zeer degelijk verhaal.
Het verleden heb je, je toekomst bepaal jezelf