Ik ben al een tijdje niet meer op OV geweest, maar ik heb besloten mijn leven te beteren en toch maar weer eens verder te gaan met mijn verhalen.
Dus vandaar dat ik dit verhaal hier nu neerzet.
Ik ben er al een tijdje mee bezig en ik ben al redelijk ver...
Ik hoop dat het jullie een beetje aanspreekt, maar verwacht er niet al te veel van...

Kritiek/tips zijn altijd welkom

Veel leesplezier
Proloog
‘Het was donker. Ik liep door de duisternis, maar ik kon niet zien wat mij weerhield van het vallen tot diep in het donkere gat onder me. Met mijn hand hield ik iets vast. Het voelde koud aan. Het was niet zwaar, maar ook niet licht. Het voorwerp voelde aan als metaal. Het waren er meerdere. Ik probeerde te voelen wat het zou kunnen zijn, maar ik kon het niet thuis brengen. Ik wilde ernaar kijken, maar dat kon ik niet. Een vreemde kracht weerhield me ervan. Ik zag helemaal niks, op de duisternis na dan…
Ik liep verder, waarheen wist ik niet. Had ik een opdracht? Daar leek het wel op. Doelgericht liep ik ergens heen, maar waarheen bleef me een raadsel.
Ik hoorde niks, zelfs mijn eigen voetstappen niet. Ik wou naar beneden kijken, naar de grond, maar weer was er die vage kracht die me tegen hield. Gek genoeg kon ik wel om me heen kijken, dus dat deed ik dan ook. Dit gaf me alleen niet meer informatie dan dat ik al had. Overal om me heen was het donker. Geen een lichtpuntje. Geen ster aan de hemel, als ik al buiten liep.
Opeens hoorde ik mijn voetstappen, zacht, gedempt, alsof ik op een tapijt liep. Ik voelde dat ik mijn hand naar iets uitstak. Mijn vingertopjes raakte iets aan. Het was koud, het leek wel plastic. Niet veel later ging er een lamp vlak boven mijn hoofd aan. In mijn hoofd schrok ik, maar mijn lichaam vertrok geen spier. Geleidelijk gingen alle lichten aan. Nu kon ik zien waar ik was. Het leek wel een oude fabriek. Ik zag allerlei buizen over het plafond lopen. Ze zagen er verroest uit. Veel tijd had ik niet om te kijken, want mijn lichaam liep alweer verder. Ik liep op een grote, metalen deur af. Ik stak mijn hand uit en eindelijk kon ik zien wat ik al die tijd bij me had gedragen. Ik stak het voorwerp, het was een ouderwetse sleutel, in het sleutelgat en opende de deur. Weer kwam ik in een donkere ruimte terecht en weer drukte ik een lichtknopje in. Tegelijker tijd met de verspreiding van het licht werd mij duidelijk wat het doel van deze toch moest zijn. En dat voorspelde niet veel goeds. In het midden van de ruimte stonden twee grote palen. Tussen die twee palen hing iets, of beter gezegd iemand. Vastgebonden met vier touwen hing er een jongen. Zijn kin leunde levenloos op zijn borst. Ik schrok me dood, maar weer leek het alsof mijn lichaam dit al had verwacht.
Langzaam liep mijn lichaam naar de linkerkant van de ruimte. In mijn ooghoeken hield ik de jongen in de gaten. Mijn hand schoot uit naar een schakelaar. Net voordat ik het knopje indrukte werd de jongen wakker. Toen hij mij in de gaten kreeg begon hij te praten.
“Laat me alsjeblieft gaan, ik heb niets gedaan, ik het hier niets mee te maken. Ik weet niet eens waarom ik hier ben!” Zijn stem klonk schoor en de wanhoop was duidelijk te horen. Ik drukte de knop in. Samen met een heleboel lawaai ging het plafond open. Ik keek ernaar. Pas nu viel me op dat hier geen buizen hingen. Wat ik wel zag was een grote, ronde zaag die uit de spleet die net in het plafond was verschenen kwam zakken. Ik schrok me dood en ik zag dat de jongen hetzelfde onderging. De jongen keek me met bange ogen aan.
“Alsjeblieft, laat me gaan!” Hij schreeuwde het bijna, zo wanhopig was hij. De zaag begon te draaien en langzaam zakte hij naar beneden. Het ding hing precies boven de plek waar de jongen vastgebonden hing. Met een heleboel helpgeroep en bange geluiden zakte de zaag naar beneden. De zaag hing nu nog maar een meter van de jongen af. Dit was afschuwelijk! Dit was niet aan te zien. Met enorme inspanning probeerde ik tegen de onzichtbare kracht in mijn hoofd weg te draaien. Nog maar een halve meter…veertig centimeter…dertig…twintig…tien…’