


Vlinders.
Nadat ik een paar bladzijdes om had geslagen, vond ik een leeg vel papier. Ik pakte een grijs potlood uit mijn etui en zette de eerste lijnen op het papier.
Ik begon met zijn kop, dat wat het makkelijkst. Op die manier kon je gemakkelijk het hele lichaampje eraan vastmaken.
Ik lette niet meer op wat er verder in de les gebeurde. En eigenlijk kon het me ook niet zo veel schelen. De laatste tijd was ik er niet zo erg meer bij met m'n hoofd. Maar dat had een reden. Een erg goede reden.
Tevreden keek ik naar de kop van het beestje. Die zag er goed uit! Dat beloofde veel voor de rest van het beest. Ik zette een volgend lijntje. Dat was het begin van de romp.
“Isabella!”
Ik keek op van mijn tekening. De inval docent stond voor het bord en keek naar mij.
“Ja meneer?”
vroeg ik met een zacht en onzeker stemmetje. Dat was niet altijd zo geweest, maar dat kon die docent ook niet weten.
“Wat was het laatste wat ik vertelde over de Tweede Wereld Oorlog?”
Het vak was dus Geschiedenis. Zover was ik eigenlijk pas net. Ik keek even naar mijn tafeltje en merkte nu eigenlijk pas dat daar ook mijn Geschiedenis boek lag.
“Uhm. Sorry, dat weet ik niet meer meneer,”
zei ik zacht. Ik hoopte vurig dat hij niet zo streng was, ik had geen zin in straf.
“Je weet het niet meer Isabella? Volgens mij had ik gevraagd of iedereen even op wou letten! Dit is UITERST belangrijk voor aankomende toetsweek!”
Ik kromp een klein beetje in elkaar.
“Ik zal het nog even een keer duidelijk herhalen voor jou Isabella, dus pak pen en een leeg papiertje en schrijf dit op. En hou op met die tekening of wáár je dan ook mee bezig was!”
Ik knikte en sloeg de bladzijde om en pakte een pen uit mijn etui.
“In de Tweede Wereld Oorlog zijn er, zoals jullie allemaal weten, veel mensen onterecht vermoord.
Schrijf op kinderen!
Vooral de Joden, Homo's en zigeuners werden door ...”
Ik was al gestopt bij de woorden 'onterecht vermoord'. Ze hadden het over moorden, dode mensen. Op dit moment was dat nou niet zo'n geweldig onderwerp.. Waarom konden we het niet gewoon over die prachtige piramides hebben ofzo? Of een onderwerp waar geen doden of gewonden vielen?
Ik las nog een keer de woorden die ik op had geschreven en moest vervolgens mijn tranen bedwingen. Zonder dat ik het echt door had, pakte ik die andere pagina weer voor me en ging verder met tekenen totdat de tekening af was. In mooie letters schreef ik er iets onder.
“Had ik niet gevraagd mijn uitleg óp te schrijven Isabella?”
Een stem die niet al te vrolijk klonk kwam van vlak achter me. Ik durfde me amper om te draaien, maar mijn verstand zei me dat het misschien slim was om me toch maar om te draaien. Ik draaide me om en keek wat omhoog zodat ik de docent recht aan keek.
“En wat is dit voor iets? Dit is geen tekenen! En waar slaat de tekst 'Sebastiaan' op? Is dat een of andere grote liefde van je ofzo? Het maakt me ook niks uit ook! Ik duld dit niet in mijn les! Eruit! Ga maar naar de Rector en leg dit maar eens uit jongedame!”
In de klas was het inmiddels dood stil. Mijn klasgenoten snapte waarschijnlijk stukken beter wat ik met die tekening bedoelde dan die stomme inval docent. Maar toch, hoe hij het voorlas, zo vol sarcasme. En met de tekst 'is dat een of andere grote liefde..' . Het zorgde ervoor dat ik mijn tranen niet meer kon bedwingen. Ik griste de papieren van mijn tafel en rende de klas uit, in de hoop dat zo niemand zag dat ik huilde. Ik deed wat me gezegd werd, en ging naar de Rector.
Toen ik over de gang liep waar ook de kamer van de Rector was, wist ik mijn tranen in bedwang te krijgen. Toen ik voor zijn kamertje stond klopte ik aan en wachtte op een reactie.
“Een momentje!”
kreeg ik te horen vanuit het kamertje. Ik zuchtte zachtjes en liet me via de muur naast het kamertje op de grond zakken. Ik pakte een potlood uit de buidel van mijn trui en keek naar de papieren die ik vast had. De tekening waar de leraar zo boos over geworden was, was inmiddels niet meer mooi.
Bedroeft keek ik ernaar.
Door mijn eigen tranen was de inkt van de bent wat uitgevlekt. De kop en een stukje van het rompje van het beest was met potlood gedaan. Deze stukjes waren dan ook mooi gebleven. Maar de rest had ik met pen getekend, en dat had de tekening verpest.
Ik zuchtte en plaatste de tekening achteraan zodat ik een nieuw velletje voor me kreeg. Ik begon weer hetzelfde te tekenen als net. Maar ik vond gewoon dat hij mooier moest.
Hij moest beter, mooier en misschien zelfs waardevoller.
Ik begon weer met het hoofdje. Dit ging net als net nog goed. Ook de romp die volgde zag er mooi uit. Dan nu de vleugels. Deze moesten perfect zijn en precies gelijk zijn aan elkaar. Net als de dingen die op de vleugels stonden. Het moest mooi worden.
“Nee niet mooi.... Práchtig!”
zacht fluisterde ik de woorden tegen mezelf. Het gaf me de wilskracht om de tekening nog mooier te maken dan dat ik van plan was.
“Dit is voor jou Sebas,”
fluisterde ik weer. En bij zijn naam rolde er weer een traan over mijn wang.
Net toen ik voor de tweede keer bezig was de tekst eronder aan het schrijven, ging de deur open en stond de rector in de deuropening. Ze glimlachte vriendelijk naar me en wenkte me. Ik stond op en liep met haar mee naar binnen.
Inmiddels wist ik al wel hoe de kamer eruit zag. De kamer was wit en er stond in de hoek, onder het raam en groot bureau met een computer en andere dingen die ze waarschijnlijk nodig had. Ook had je nog een kast waar allemaal informatie in zat, wist ik. Ze had er namelijk wel eens iets uit gepakt. Ook stond er nog een grote tafel in het midden met zes stoelen. En ik ging aan een van die stoelen zitten en legde mijn tekeningen op tafel. Ik keek nogmaals de kamer rond en zag dat er aan de muur nu ook foto's hingen. Foto's van alle brugklassen, want ze was de rector van alle brugklassen.
Ik keek weer naar mijn tekening, niet goed wetend wat ik moest zeggen of wat ik moest vertellen. Gelukkig begon zij met praten.
“Vertel eens Isabella waarom je hier bent,”
vroeg ze. Ze zei het op zo'n vriendelijke toon dat ik het gevoel had dat ze me niks kwalijk nam en me alleen maar wilde helpen. Misschien was het daarom dat ik het gewoon helemaal vertelde.
“Ik Lette niet helemaal op in de les, ik was met deze tekening bezig. Onze docent werd boos op me en zei dat ik op moest letten. Dat ik op moest schrijven waar we het over hadden. Maar we hebben het over de Tweede Wereld Oorlog en over hoe veel mensen onterecht gedo..”
Het laatste woord kon ik eigenlijk niet uitspreken. De dood deed me te veel aan Sebastiaan denken en dat maakte me verdrietig.
Voor de tweede keer vandaag liep er een ongewilde traan over mijn wang. De rector keek me aan en het leek alsof ze het snapte, want ze ging er niet verder op in.
“Mag ik je tekening eens zien?”
vroeg ze. Ik was een beetje verbaast door die vraag. Meestal krijg je hier straf en wordt er niet gevraagd naar je tekening.
Toch gaf ik haar de tekeningen. De tekening die helemaal nat was en de tekening die ik net had getekend toen ik aan het wachten was.
“Ze zijn mooi,”
zei ze alleen maar. Ik weet niet waarom, maar ik was erg blij dat te horen. Ik glimlachte, al was het wel een waterige glimlach.
“Als de bel gaat hebben jullie pauze nietwaar?”
vroeg ze vervolgens. Ik knikte. Dat wist ze zelf eigenlijk ook wel bedacht ik me.
“Zullen we dan even met hem gaan praten?”
Weer knikte ik en ik stond op. Ik kreeg mijn tekeningen weer terug en drukte deze vervolgens stevig tegen me aan. Ik liep voor haar uit haar kamer uit en liep via de trap naar beneden naar het lokaal. Ze waren nog wel bezig met de les, maar toen ik op mijn horloge keek zag ik dat het nog maar enkele minuten duurde.
Toen de bel ging schrok ik op. Ik was met m'n gedachte blijkbaar een beetje afgedwaald. De klas stroomde leeg zonder dat ze mij of de rector opmerkten. Blijkbaar waren zij al met hun gedachtes bij de pauze. Ik keek om de hoek en ik merkte dat het lokaal helemaal leeg was, op de docent na. Ik kreeg een tikje op m'n schouder en liep naar binnen.
“Goedemiddag,”
zei de rector tegen de docent. Ik keek van de een naar de ander en ging toen stil op een tafeltje zitten. De Rector nam het woord.
“Ik heb begrepen dat hier een probleempje was?”
begon ze, maar voordat ik de kans had iets terug te zeggen, zei de docent al meteen wat. Ik keek hem even wat boos aan maar keek vervolgens weer naar mijn voeten.
“Ja klopt. Ik heb Isabella meerdere keren gevraagd of ze op wou letten, maar elke keer is ze weer aan het tekenen,”
Ik hield de tekeningen nog steviger vast. Ik keek even naar de docent en toen naar de Rector. Ik vroeg me af of zij er wat van ging zeggen of dat ik het zelf moest doen. En eigenlijk hoopte ik op dat eerste.
“Isabel, mag ik even je tekeningen lenen en zou je dan even op de gang willen gaan staan?”
Ik keek de rector aan, maar ik wist dat ik er niks tegenin kon brengen. Ik zuchtte zachtjes en gaf de getekende tekeningen aan de Rector en verliet het lokaal. Naast het lokaal ging ik weer op de grond zitten, maar ik luisterde goed naar wat ze binnen zeiden. Ik wou weten wat de Docent er nou van vond.
“Waarom? Waarom let ze niet op en tekent ze zo veel? Ik heb gehoord van de vorige docent dat ze juist bij geschiedenis altijd zo goed oplette.”
“Dat komt door recente gebeurtenissen. En als het dan over de Tweede Wereld Oorlog heeft is dat niet het perfecte onderwerp.”
“Mag ik vragen wat er dan is gebeurt?”
“Haar neefje van dertien is in de vakantie vorige week door een tragisch ongeluk overleden.”
“Aah. Vandaar. Heette hij Sebastiaan?”
“Ja klopt.”
“Dat verklaart een hoop. Wat sneu voor haar.”
Het bleef even stil. Ik merkte dat ik al weer aan het huilen was. Als ik het zo hoor. Dan lijkt die gehele gebeurtenis ineens zo echt. Eigenlijk wil ik nog steeds niet geloven dat Sebastiaan echt weg is. Écht weg. Ik heb het gevoel dat hij elk moment weer aan kan bellen en kan vragen of ik weer buiten kom, of weer een spel met hem wil spelen.
Maar mijn verstand zegt me dat dat niet kan. Hij is dood. Ik heb het zelf gezien. Het kan gewoon niet anders. Maar toch, ik zou het zo graag willen.
Ik dacht terug aan iets meer dan een week geleden.
We waren met de familie in Frankrijk als een soort familie week. Sebastiaan, ik en een andere nichtje waren bij het zwembad aan het spelen. Zijn ouders riepen net dat we terug moesten komen. We zouden weer terug gaan naar het huisje om wat te eten. Sebastiaan riep dat hij nog één keer van de glijbaan af wou. Ik liep al naar mijn oom en tante toe en keek naar wat hij deed. Hij rende naar de glijbaan en klom het trappertje op. En ik weet nog steeds niet hoe het kwam, maar hij gleed uit en viel.
Hij viel.
Achterover, zo op de grond. Een onheilspellend geluid klonk er toen vanuit zijn nek.
Ik gilde weet ik nog, en durfde amper te kijken.
Meteen van alle kanten kwamen er mensen toe gesneld.
En het laatste wat ik zag tussen al die mensen, was een vlinder die opsteeg vanuit het midden.
Later in het ziekenhuis bleek het dat Sebastiaan eigenlijk in een opslag dood was. Ze hielden hem elektronisch in leven. Dit omdat hij donor was en blijkbaar een stuk of vier, vijf andere hiermee geholpen heeft.
Hij is mijn held.
Het deed me nog steeds zo veel pijn als ik eraan dacht. Ik merkte dat er nog meer tranen over mijn wangen liepen. Ik keek pas weer op toen ik weer stemmen uit het lokaal hoordde.
“Maar waarom tekent ze dan telkens Vlinders?”
“Dat weet ik ook niet,”
antwoordde de rector.
Ik keek onbewust naar de legen vellen papier. Het was eigenlijk heel logisch.
Toen ik die vlinder op zag vliegen dacht ik eigenlijk dat Sebastiaan was. De vlinder is mijn hoop. Niets meer, niets minder.
Gewoon Mijn Hoop.