
_______________________________________________________
Tobias werd wakker van een vreemd, ongewoon geluid wat langzaam doordrong tot zijn slaperige geest. Het eerste wat hij voelde toen hij zijn ogen opendeed, was een onmenselijke hoofdpijn zoals hij nog niet vaak had gevoeld. Het licht van de straatlantaarn voor het raam teisterde zijn ogen en hij hield zijn arm voor zijn gezicht. Waar in godsnaam was hij? Traag verschenen de contouren van een grote, lege ruimte om hem heen en hij kwam half overeind. Het pakhuis, hij herinnerde het zich weer. Waar kwam die herrie vandaan? Was er weer iets in dat vervallen klotegebouw in elkaar gedonderd?
Tobias wreef over zijn gezicht, wat onverwacht pijnlijk was, en bleef zitten om te luisteren. Opnieuw gebonk van beneden. Nee, dat was niets in het pakhuis, maar geklop op de deur. Geintje, zeker? Wie kon hem hier in ‘s hemelsnaam zoeken? Tobias kwam overeind van de oude matras op de grond en liep naar het raam, wat dichtgeplakt was met losrakende kranten. Hij drukte met zijn pink op een knop van zijn telefoon, die op de vensterbank lag, en probeerde de cijfers met zijn vermoeide ogen te ontcijferen. Half twee ‘s nachts. Dat betekende of een verdwaalde zwerver, junkies of problemen. Op allemaal zat hij niet te wachten. Naar beneden of negeren? Beter naar beneden.
Hij pakte een gehavend shirt van de grond en trok het aan. Shit, alles was stijf, spierpijn. Hij voelde zich of hij door een blender was gehaald. Hij bukte met enige moeite en pakte de fles wodka van de grond. De spieren van zijn kaken trokken strak door de alcohol toen hij een slok nam en hij klemde zijn ogen en kiezen op elkaar. De fles was al bijna leeg. Waar was de rest gebleven?
Van beneden kwam herrie.
‘Ja!’ brulde Tobias toen iemand op de deur bonsde of hij uit zijn voegen moest. ‘Ik kom eraan, verdomme.’ Hij pakte zijn zilverkleurige Beretta 92FS vanonder zijn kussen en controleerde de patroonhouder. Het wapen klikte toen hij de slede naar achteren trok en hij stak het pistool tussen de rand van zijn broek. Hopelijk stond er echt alleen een verwaalde zwerver voor zijn deur. Er zaten nog maar twee patronen in de houder en voor iedere vorm van problemen had hij daar waarschijnlijk niet genoeg aan. De rest was gisteren verschoten, of verloren. Balen. Maar hij kon beter blij zijn dat hij nog leefde.
Er werd weer op de deur gebonsd en Tobias mompelde wat kwade verwensingen in zichzelf. Hij trok een overhemd over zijn shirt aan in een poging de scheuren en vlekken erin enigszins aan het zicht te onttrekken en begon de trap af te dalen. De treden kraakten onder zijn gewicht en zijn linkerknie kraakte net zo hard mee. Met één dichtgeknepen oog en een bonkend hoofd haalde hij een sigaret uit het pakje uit zijn broekzak en stak die tussen zijn lippen. Waar was een mens zonder het simpele genot van een sigaret en goede wodka? Hij schudde met zijn aansteker toen hij die niet aankreeg en keek ernaar. Dorland Industries. Niet van hem. Ga aan, kreng. Waarschijnlijk net zo nutteloos als zijn vorige eigenaar.
Tobias kreeg halverwege de trap zijn sigaret aan. Hij stak de aansteker terug in zijn broekzak en nam een trek. Die aansteker moest later weggewerkt worden, dat moest hij niet vergeten. Had hij eigenlijk al moeten doen. Het kon hem problemen opleveren als dat ding door bepaalde mensen in zijn buurt gevonden werd.
Tobias pakte de hendel van de deur en draaide het krakende slot om. Het klemde, het gebons had de deur een paar millimeter in beweging gebracht en daardoor werkte alle mechaniek niet meer zoals het hoorde te werken. Hij klemde de sigaret tussen zijn lippen, pakte de deur vast en gaf er een harde schop tegen, wat niet ten goede kwam aan zijn pijnlijke knie. Hij vloekte binnensmonds en liet de sigaret van mondhoek wisselen.