
Kritiek is altijd welkom, graag zelfs!
Het meisje dat zichzelf schreef
Ze schreef een briefje en legde het op de keukentafel. Dat ze boven was, op zolder. Mam zou de hint wel begrijpen en haar met rust laten. Hoopte ze. Ze keek in de spiegel, een verzopen gezicht van de regen. Natte blonde manen. Nog rode ogen van gisteravond. Gelukkig was mam nu niet thuis en zou ze weg zijn voor het avondeten. Het was tijd voor een verhaal. Een uitgebreid en moeilijk verhaal. Om haar brein rust te geven. De twee keer dertien treden naar de zolder leken een eeuwigheid te duren. Haar knie deed nog steeds pijn. Zijn lach ook. Ze verbeet zich en was snel boven. Zag het Middel, nam het. Pen. Papier. En ze verdween in zichzelf.
Waarom verstoppen, als het enige wat helpt verdwijnen is… Je kunt niet wegrennen van je problemen. Ze zaten op het bankje, gaar. In het park. In de herfst. Ook Sophie was niet meer helder. Alleen Sander stond nog overeind. Hij liep zelfs een beetje heen en weer met een grote glimlach op zijn gezicht. ‘Straks eten?’. ‘Straks..’ was het lusteloos gebromde antwoord. Het nagaren met Sander was altijd het ergste, meestal vermeed ze dit deel en ging ze snel naar huis. Helaas, ze was de tijd vergeten. En haar ogen deden pijn, ze kon wel raden hoe rood die waren.
Gelukkig had ze verder geen zorgen meer aan haar hoofd. Ze waren er wel, maar het deerde haar niet. De val, de mislukking van vanmiddag, Zijn lach… Ze stond op, “Ik ga.” En liep wankel weg. Geen antwoord. Ze hadden genoeg aan elkaar, de denker en gedachte. Zij moest ook maar eens denken. Onderscheid maken tussen gedachtes, en wat ze dacht. Schrijven leek haar wel een goed idee. Maar niet over vandaag… Over een andere wereld, zonder pijnlijke knie. Misschien zelf met hoop.
Er was eens… Een heel mooi meisje. Helblond haar. Een glimlach op haar gezicht. En een toekomst die teruglacht. Maar het heden dat naar haar grauwt. Zonder haar vader, pappa. Het was moeilijk. Maar ze had zich er doorgeslagen, zoals ze het afgelopen jaar altijd had gedaan. Jammer dat pappa de uitvoering van morgen niet kon zien.. Niet dat hij ook maar iets zou zien, of voelen. Evengoed had ze zin in morgen, Hij zou ook komen kijken. Hij. Een lieve lach en een rustige hartslag. Alsof hij nooit uit zijn levensritme was te brengen. Ze had beloofd nog een verhaaltje voor hem te schrijven, een lief klein verhaaltje, liefst waar gebeurd.
Hij was bij haar. Ze lagen samen op bed. Samen muziek luisteren, verder niks. Ze wisten het, dat was genoeg. Haar moeder zou hen niet storen, ze had een briefje geschreven en op de keukentafel gelegd. Want waarom praten, als je ook kunt lezen en zwijgen. En voelen: Zijn trage hartslag die door zijn hele lichaam pulseert. Het hare net niet rakend. En toch voelt ze hem.
Zo zou ze Hem blijven voelen, ook als Hij niet in de buurt was. Zoals nu. Ook al was het nog maar kort. Heel kort sinds ze hem leerde kennen. Één dag na ze had besloten om een belofteboek bij te houden. Waarin alles stond wat ze had beloofd. Aan zichzelf of aan een ander. Ze stond 3-0 voor, met één belofte die, als ze hem vervuld had, er niet meer toe deed. Ze zou zo lang als ze leefde trouw aan hem blijven. Ze keek uit het raam. Tijdloos uitzicht. Één boom. Met een papieren vliegtuigje ergens erin, waarop een verhaal stond geschreven. Het was tijd voor een nieuw vliegtuig, dat kon versmelten met de boom. Zijn kennis afgeven. Hopelijk in ruil voor kracht. Voor haar, voor overmorgen.
Het meisje dat daar stond. Voelde zich op haar plaats. Stond met haar vrienden en vriendinnen te lachen. Overal mensen. Een kort jurkje. Galant, dat wel. Sander had een vriend meegenomen. Hij had er gestaan,gepraat, gelachen. Tot ze Haar zag. Het meisje achter het meisje. Hij was rustiger geworden. Was bij haar blijven hangen toen de rest weg ging om te zuipen, hoe banaal. Het was goed. Hij had Haar thuisgebracht. Bij de voordeur niks gezegd, alleen gedaan. En was gegaan. ‘Dag’ was haar zachte afscheid. Ze wilde het pappa vertellen, maar kon de rivier niet oversteken. Ze zou hem schrijven. En hopen dat het nog lang duurde voor ze de rivier over moest die ieder moet oversteken.
“Pappa. Ik voel me schuldig. Ik heb het niet volgehouden.” Woorden gevuld met schaamte. Alleen een leegte als antwoord. Waarom zou hij ook antwoorden. Iedere dag, iedere dag zou ze hem bezoeken. “Ik beloof het.” Woorden geschreven in haar eigen bloed. Op die dag, toen. Bijna een jaar geleden. En ze had gefaald, twee maal. Deze dag, en de dag ervoor. Doordat ze geen tijd had, maar ze was niet bang voor de pijn. De pijn van de werkelijkheid, dat ze tijd had moeten maken. Beloftes. Ze zou ze allemaal bij moeten houden, om de waarheid te zien.
Niet langer verstoppen in haar hoofd. Alleen als ze volbracht waren, niet meer verstopt in haar hoofd, verdwenen. Dan zou ze rust hebben. Dus schreef ze. Met een straf als ze het niet volbracht. Ze zou hem iedere dag bezoeken. Ze zou niet vallen. Pappa had haar altijd gesteund, ze kon niet nog een derde keer hem teleurstellen. En anders moest ze naar hem toe. Oversteken. Er was een Middel.