Toch nog even dit: persoonlijk vind ik mijn hoofdstukken (te) kort, daar zou ik ook graag een keertje jullie mening over weten en soms vind ik mijn woordkeuze te eentonig. Zo heb ik veel problemen met 'kijken'. Wanneer ik dat één keer heb getypt komt het er makkelijk nog zo'n vijftien keer... Pfoe, ik hou mijn mond nu.
---------------------------------------

Ze sliep niet, nooit. Ze was altijd waakzaam en lette op elk geluid in de omgeving. Bij elk blad dat ritselde, opende ze haar ogen en gleden haar handen als in een reflex naar het gevest van haar zwaard. Pas toen het weer stil was en ze het koude stalen lemmet van haar zwaard in haar warme hand voelde, was ze weer rustig en sloot ze haar ogen weer. Het was een fout te denken dat Kayle, leerlinge van Cedric, dochter van Trojan en Hyna van Vivesta, sliep, dat ze onoplettend was. Het was een fout te denken dat ze in haar slaap overmeesterd kon worden, weerloos als een pasgeboren vogeltje. Het was een grote fout.
De fout werd gemaakt.
Vier mannen naderden het kamp. Ze probeerden geluidsloos te zijn, maar door Kayle’s perfecte gehoor leken ze op een kudde olifanten. Ze glimlachte spottend, maar voorzichtig zodat ze niet zouden merken dat ze wakker was. Onwetende mannen. Even overwoog ze om een risico te nemen, hoewel ze wist dat het gevaarlijk was – zowel voor haar als haar reisgenoten – maar toch wilde ze de mannen treiteren. Dus zou ze een verassingsaanval plannen, en ze bleef dan ook rustig liggen toen de elk van de vier mannen bij één van de slapenden gingen staan. Pas toen ze de punt van hun zwaard in de lichamen van haarzelf, Ciron, Gaella en Stefan wilden plantten, sprong ze op met haar hand om het heft van haar zwaard geklemd. Met één zwaai van haar zwaard onthoofdde ze haar belager. Ze schreeuwde. Niet uit angst of afkeer, maar om haar reisgenoten te waarschuwen. Ciron stond direct op, en Kayle glimlachte naar hem. Daarna keek ze naar Stefan en Gaella, de jongeren van de groep. Kayle besefte ineens dat ze stom was geweest. Ze waren dan al wel zeventien en achttien jaar oud, maar Kayle wist niet of ze het zouden redden tegen de twee getrainde krijgers. Gaella had trouwens nog nooit gemoord en voro zover Kayle wist ook bijna niet gevochten. Pas toen Gaella zonder aarzelen de borstkas van haar aanvaller doorboorde met één van haar messen, had Kayle er vertrouwen in. Het was Gaella’s eerste moord, en Kayle was verwonderd over het gemak waarmee Gaella haar mes in een lichaam plantte. Zelf had ze het zo niet gekund. Kayle glimlachte even, maar draaide zich daarna vliegensvlug om en pareerde net op tijd een slag. Ze trok verbaasd één wenkbrauw op, terwijl ze de slagen pareerde, blokkeerde of ontweek die ze toegediend kreeg. Toen ze daar tijd voor vond, keek ze even snel om zich heen. Dit was een vijfde man – waarom had ze hem nog niet gezien? ‘Ik ben heel goed in opgaan in de schaduwen,’ zei hij spottend, alsof hij haar gedachten kon lezen, en viel weer aan. Hij stootte recht vooruit, zodat Kayle zich plat op haar rug moest laten vallen. Hij richtte de punt van zijn zwaard op haar borst en net op tijd rolde ze weg, waarna ze in één vloeiende beweging weer recht ging staan. Met een triomfantelijke grijns plaatste ze de punt van haar zwaard tegen zijn halsslagader. Even keek ze naar zijn zwaard, dat zo diep in de grond was geplant, dat het zowat vast zat. Een kleine rilling ging door haar heen toen ze bedacht dat zij daar seconden eerder nog gelegen had. ‘Sta op,’ gebood ze hem. ‘En laat je zwaard waar het is. Het staat daar goed.’
Hij gromde geïrriteerd, maar stond toch op. Trots en arrogant keek hij haar aan. ‘Je hoort doodsangst te voelen,’ instrueerde ze hem, met het zwaard iets harder in zijn hals prikkend. Zijn enige reactie was een droge blik terug, iets wat Kayle mateloos irriteerde. ‘Je hoort angst voor me te voelen,’ ging ze op kalme, bijna sissende toon verder. Ze draaide het heft van het zwaard om en om in haar hand, zodat daar waar het zwaard zijn vlees raakte een kleine wond zou ontstaan. Geamuseerd keek ze ernaar, maar toen verplaatste ze haar blik weer naar zijn gezicht. Haar vrolijke ogen waren donker en kil geworden. ‘Wie ben je?’ vroeg ze eisend. ‘En waarom moet je ons hebben? We zijn niet erg belangrijk, denk ik?’ Voor haar laatste vraag had ze zelf twee antwoorden klaar, maar ze wilde het zeker weten. Er was namelijk een groot verschil tussen struikrovers en krijgers van de dictator die op dit moment het land naar de vernieling bracht.
Hij keek haar aan alsof ze dom was. ‘Misschien spreek ik wel als jij dat zwaard van mijn keel weghaalt,’ antwoordde hij droog, veel te arrogant naar Kayle’s zin en alsof het niets was, sloeg hij zijn armen over elkaar.
‘Misschien praat jij beter, of anders ram ik het eruit,’ siste Kayle in zijn oor en ze porde hem zacht met het zwaard. Net te hard, want bloed welde op. Niet dat Kayle het erg vond, nu wist hij tenminste dat er niet met haar te spotten viel. Niettemin keek hij haar schattend aan, en als zijn blik de enige manier was om achter zijn gedachten te komen, voorspelde het niet veel goeds. Met een zuur glimlachje zei hij: ‘Meisje, ik win het van je met mijn handen op mijn rug.’
‘Dat zou ik dan wel een keer willen zien,’ siste ze giftig, ‘maar eerst wil ik horen wat ik horen wil.’
Hij zuchtte toegeeflijk, en rolde met zijn ogen. Iets waar Kayle absoluut niet tegenkon, alsof hij alle macht over haar had en niet andersom, dus gaf ze hem een welgemikte slag op zijn borstkas. Hij wankelde even, hapte naar lucht en keek haar, bijna onwaarneembaar kort, verbaasd aan.
Onmiddelijk daarna sloeg zijn verbazing al snel om in woede. Wie was deze blonde griet dat ze hem zomaar durfde uit te dagen? ‘Zach,’ zei hij dan ook met zekere arrogantie. ‘Rechterhand van heer Blamortus.’ Na even te zwijgen, vroeg hij: ‘En jij, vrouwe die met het zwaard kan omgaan?’ Het was geen vraag uit interesse, maar eerder uit noodzaak. Hij zei het dan ook op de meest verveelde toon die hij kon opzetten.
‘Daag me niet uit,’ fluisterde Kayle kwaad, en ze trok haar zwaard weg van zijn hals om daarna, voor hij ook maar iets kon doen, hem onderuit te halen. Hij lag plat op zijn rug en ze zette haar voet op zijn romp. Eén beweging en hij kon zich heel erg veel pijn doen. ‘Dat je dat niet ziet.’ Ze keek naar hem. Nog steeds geen angst. Hij keek koeltjes terug zonder zich ook maar zorgen te maken over zijn leven. Ze kon hem doden. Hij kon geen kant op. En toch keek hij haar aan alsof ze een meisje van negen was met een pop in haar handen. ‘Kayle,’ zei ze enkel. Ze wist dat niemand in het rijk Cedric niet kende, en sinds ze zijn leerlinge was, werd ook haar naam stilaan onsterfelijk. Ze zag even verbijstering in zijn ogen, maar net zoals minuten eerder herstelde hij zich snel. ‘Kayle,’ mompelde hij, alsof hij de naam wilde proeven op zijn lippen. Kayle trok haar wenkbrauwen en linkermondhoek op, in een onheilspellende grijns. Ze had zin om hem te slaan, omdat hij expres haar naam uitsprak als Kaylu en niet als Keeylie, maar hield zich in. Het was ongelooflijk kinderachtig, en bovendien was hij nu al vernederd tot in het diepst van zijn wezen.
‘Kayle,’ zei Ciron zacht en hij legde zijn hand op haar schouder. Verstoord keek ze hem aan, maar toen hij even knikte naar de doden, glimlachte ze. ‘Goed werk.’
Ze schoof haar zwaard terug in de schede op haar rug en glimlachte naar Zach. ‘Maak dat je wegkomt,’ beval ze hem, en ze haalde haar voet weg, maar niet voor ze hem nog een extra trap had gegeven. Even zonk hij in elkaar, maar algauw herstelde hij zich. Met de eer die hij nog had, krabbelde hij overeind en keek hooghartig naar Kayle.
‘De volgende keer lig jij op de grond, Cedricsdochter,’ zei hij, voor hij weer in de schaduwen van de nacht verdween.
‘Ik wil weten wat ze daar doet en wie haar reisgenoten zijn. Ik wil weten waarom ze die heeft en vanwaar ze komen. Ik wil weten waar haar leermeester is en ik wil weten wat ze van plan zijn.’ Hij stopte midden in zijn tirade en keek de jongen van zestien aan, met een minachtende blik. Wat deed iemand als hem in het leger? Zach kon er zich niet druk om maken – nu waren een belangrijkere dingen aan de orde. Zoals Kayle, de vrouw die hij had ontmoet en die hem nu al niet meer los liet. Volgens de geruchten was ze gevaarlijk en meedogenloos, en dat had Zach inderdaad gezien. Maar wat hij ook had gezien, en al die anderen niet, was dat ze nog een kind was. Ze was net losgelaten op de grote wereld, en hoewel ze dat wilde verbergen, had hij haar ogen kunnen lezen. Ogen vertelden alles, ze waren de vertellers van de wereld, en van die functie maakte Zach handig gebruik. Het was echter niet alleen Kayle’s talent om te vechten dat hem dwarszat, noch het feit dat ze hem van zijn eer beroofd had. Nee, het was het feit dat hij haar ogen veel moeilijker had kunnen lezen. Zach was een goede krijger, zoniet één van de beste op de wereld, maar het feit dat hij onoverwinnelijk was, had hij te danken aan het feit dat hij ogen kon lezen. Glinsteringen verraadden tegenstanders’ komende bewegingen, en daardoor had hij de slag al ontweken voor de beweging gemaakt was. Als Kayle zou doen wat hij verwachtte dat ze zou doen, als de reden dat ze daar was de reden was die hij in zijn hoofd had, dan zou ze een geduchte tegenstander zijn. Als ze er niet was om Blamortus’ heerschappij naar de verdoemenis te helpen, dan zou hij haar nooit meer zien. ‘Waar wacht je op? Ga!’ snauwde hij tegen de jongen en hij maakte een gebaar met zijn hand. Toen de witte tentdoek weer ruisend dichtviel liet hij zich achterover op zijn bed vallen en staarde naar een kleine spin die over het zeil kroop. De ochtend brak alweer aan, en hij had niet geslapen.
‘We hadden hen moeten begraven,’ mompelde Gaella. Kayle kon merken dat het besef van wat ze had gedaan tot haar door begon te dringen. Het was pijnlijk, Kayle wist precies hoe het voelde. Ze leidde haar paard dan ook tot naast dat van Gaella. Niet goed wetend wat ze moest zeggen, keek ze haar vriendin aan.
‘Het spijt me,’ begon ze uiteindelijk toch. Gaella haar blik verplaatste zich naar Kayle’s gezicht. ‘Ik had je niet in gevaar mogen brengen. Het is gewoon anders. Met Cedric kon in alleen aan mezelf denken. Wilde ik risico’s, dan nam ik ze. Cedric kon perfect op zichzelf letten. Ik moet beseffen dat ik dat nu niet meer kan. Dankzij mij heb jij moeten moorden.’ Kayle keek strak voor zich uit, en probeerde het onbehaaglijke gevoel dat zich in haar lichaam verspreidde, te negeren. Na drie maanden moest ze nog steeds wennen aan het idee van reisgenoten. Ze was er zelf verbaasd om, normaal gezien paste ze zich vrij goed aan aan nieuwe situatie’s. Kayle zuchtte. Ze kon over het algemeen vrij veel aan, maar ze had al drie nachten weinig tot niet geslapen, en dat begon zijn tol te eisen. Zeker sinds het gevecht van die nacht was ze doodop. Haar gedachten gingen onwillekeurig uit naar Zach. Er was iets aan hem dat haar intrigeerde.
Ze reden verder tot ze in de verte de zon zagen zinken. Het was een heldere en prachtige nacht, maar door de vermoeidheid konden ze er niet echt van genieten. ‘Ik vraag me toch af wat die mannen daar kwamen doen,’ begon Stefan uiteindelijk bedachtzaam, nadat het te lang stil was geweest. ‘Normaal gezien komt hier geen levende ziel.’
‘Heb je het logo op hun borst niet gezien?’ vroeg Gaella ongelovig. ‘Ze waren in dienst van Blamortus.’
‘Niet op gelet,’ zei Stefan onverschillig. Hij richtte zijn blik weer op de horizon en Gaella zag zijn kaakspier opspannen.
Gaella haalde haar schouders op, alsof ze niet wilde geloven dat Stefan dát niet opgemerkt had. ‘Je hebt wel gelijk. De velden van Darah-Mir zijn uitgestorven. Niemand komt nog in dit deel van Theandur.’
‘Zo ver zijn we er anders nog niet op,’ zei Ciron.
‘Dan nog,’ sprak Kayle hem tegen. ‘Er zou hier niemand moeten zijn, zeker geen krijgers van Blamortus... Ze zouden in de steden moeten zijn en daar het volk terroriseren.’ Ze besefte dat dat laatste niet goed overkwam, alsof ze alle inwoners van Theandur dit vreselijke lot toewenste. ‘Ik bedoel het niet zo...’ vervolgde ze dan ook, ‘je snapt me wel.’
‘Ik heb ze dan toch liever hier,’ zei Stefan met een wrange glimlach. ‘Hier kunnen ze niet moorden.’
‘O, jawel. Als we Kayle niet hadden gehad, konden ze dat wel,’ zei Gaella ietwat ongemakkelijk. De gedachte aan de man die ze had vermoord liet haar nog steeds niet los. Zijn bloed kleefde op haar handen en haar ziel en zou er nooit meer afgaan. De glimlach verdween van Stefans gezicht en hij keek Kayle aan met een veelzeggende blik. ‘Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik ben nogal gehecht aan mijn leven.’
‘Het spijt me,’ zuchtte Kayle, ‘maar jij weet niet hoe ik ben opgegroeid en -gevoed.’
‘Dat is nu niet onze grootste zorg,’ voorkwam Ciron een aankomende discussie – hij wist na al die maanden hoe Stefan kon zijn.
‘Nee, niet bepaald, nee,’ mompelde Gaella nors. Het leek alsof het beeld van de eigenhandig gedode man steeds scherper werd gesteld. Ze werd geplaagd door zijn ogen – ogen die dof waren geworden door haar toedoen. Ze slikte en keek Kayle aan. Die doodde mensen zonder problemen. Hoe deed ze dat? Hoe kon ze levens nemen zonder er over na te denken, zonder zich schuldig of misselijk te voelen? Met bewondering, maar ook met afkeer, keek ze Kayle aan, maar toen ze zag dat die het merkte, draaide ze snel haar hoofd weg. ‘Wat is ons doel na Trean eigenlijk?’ vroeg Gaella, om haar gedachten te verzetten. Ze zag er tegenop om naar het kleine dorpje te gaan. Vroeger, toen ze nog een klein meisje was, ging ze er vaak heen, bij haar tante en oom logeren. Ze wilde niet zien wat Blamortus hiermee had gedaan.
‘Dan gaan we onmiddelijk door naar Gissa,’ zei Ciron en hij keek Gaella en Stefan met een afwachtende blik vanuit zijn ooghoeken aan. ‘Zonder andere dorpen aan te doen.’
‘Dat meen je niet!’ riep Gaella meteen uit, naar de verwachtingen van Ciron. ‘Jij wist hier van?’ siste Gaella daarna en ze keek Kayle woest aan. Die haalde enkel haar schouders op.
‘Ciroc vroeg ons zo snel mogelijk te komen.’
‘Ik haat jullie. Ik haat jullie en jullie leiderschap,’ verklaarde Gaella kordaat. Gissa was de hoofdstad van Theandur, en meteen ook de basis van de vernieling. Hoewel Blamortus in zijn zomerverblijf meer het noorden in verbleef, had hij in Gissa de meeste van zijn generaals zitten. Gissa was vroeger een prachtige stad, vol leven, maar nu werd iedereen in toom gehouden door het leger van de dictator. Als ze naar Gissa zouden gaan, wist Gaella, zou het er allemaal veel heftiger aan toe gaan. Ze zouden constant in levensgevaar zijn en Gaella zou moeten doden om te overleven.