Weer een stukje
Ik had twee vragen voor jullie
Vraag 1, dit stukje had ik aardig wat moeite mee om het op te stellen naar mijn zinnen en nog steeds weet ik niet of ik wel tevreden ben, dus hoor ik graag van jullie wat jullie van de opstelling van het kamp tot nu toe vinden en wat anders moet
ten tweede,
Ik heb nog wel een paar ideeen van wat ik van het kamp wil laten zien, maar ik zou graag willen weten wat jullie zouden willen zien.. aangezien ik niet van plan ben om Milan zijn hele jeugd te beschrijven ( ik vind het al zo moeilijk om vanuit kinderen te schrijven xD whahaha )
Nou nu weer veel leesplezier!
----------------------------------------------------------------------------------------------------
Entree 3
Je verleden kun je veranderen. Buigen naar je eigen wil, maar het zal altijd een merk op je achterlaten.
Zoals ik voorspelde, deed ik geen oog dicht die nacht. De jongen die ze hadden laten sterven, die ze vermoordden, bleef op mijn netvlies staan. Ik kan hem nog steeds horen schreeuwen in pijn. Misschien hadden ze gelijk en had het geen nut gehad om hem te redden, maar de reden die ze me gaven was niet genoeg om mij te overtuigen. Hij is een Amerikaan, hij komt uit de kampen. Wat is dat voor onzin. Hij is ook een mens. Hij heeft er niet voor gekozen zo te wezen. Hij is niet degene die deze oorlog bepaald. Het enige wat hij deed was meevechten net zoals wij dat doen. Dus wie is hier beter? Ik had die hele speech voorbereid om tegen de generaal uit te schreeuwen. Natuurlijk was dat alleen maar gedachtengang, zoiets kon je niet tegen een generaal zeggen. In werkelijkheid pakte ik het tactischer aan en ging ik nieteens naar de generaal toe. Een kapitein wist ik onder vier ogen te spreken. Ik vroeg de exacte vraag die de hele nacht door mijn hoofd spookte: Wat zijn de kampen? Het antwoord wat ik kreeg was simpel, verwarrend en nutteloos. "Mijn dokter, dat is iets waar je geeneens van wilt weten," daarmee moest ik het doen. Verdere informatie was niet toegestaan om vrij te geven. De woede van gister voelde gelijk weer vers aan. Het borrelde diep in mijn maag, klaar om omhoog te stijgen. Ik zou die man er niet zo makkelijk vanaf laten komen. Er was namelijk nog een vraag die diep in mijn brein had gelegen. Verscholen achter de vraag die had rondgespookt en me wakker had gehouden. Hoe hadden ze in Godsnaam geweten dat die jongen van het kamp was? Ik wist al uit ervaring dat verscheidene Amerikanen als krijgsgevangen werden vastgehouden, dus er moest iets zijn waardoor ze het hadden geweten. Het antwoord wat ik kreeg, zou ik niet zo snel vergeten. Niet omdat het zo schokkend of verrassend was. Nee, om de manier hoe ze het me lieten zien. Een simpel sein had aangegeven dat ik de man moest volgen. Iets wat ik braaf deed. We stopten bij een tent waar ik nog niet eerder was geweest. Binnen zag ik ook waarom, dit was de plek waar ze de lijken bewaarden voor ze naar een mortuarium konden of in een massagraf konden worden begraven. Ik staarde naar de witte kleden waar stuk voor stuk mensen onder lagen. Bij één van de laatste stopten we pas. Met een simpele ruk werd het kleed van de dode jongen zijn gezicht getrokken. Ik herkende het amper nog. Het was nu bleek weggetrokken met blauw bijna zwarte lippen. Wat me het meeste schokte was de jeugd van het gezicht. Even leek het of ik naar een tiener staarde, maar kon dat wel? De kapitein liet me niet heel lang kijken. Hij wou een antwoord op mijn vraag geven en snel. Zonder enige schaamte had hij het hoofd aan de haren omhoog getrokken. Ik moest een snuivend geluid onderdrukken van de onrespectvolle handeling, maar nu kon ik wel zien hoe ze wisten dat het een Amerikaan uit de kampen was geweest. Aan de bovenkant van zijn nek, net onder de haarlijn, was een ID getattoeërd. Een ID, alsof het een of ander beest was. Een dier dat moest gemerkt worden voor het geval het zou ontsnappen.
Vanaf dat moment waren mijn twijfels verdwenen. Ik haatte Amerika.
Amerika, Kamp A.M.G.D, 16-07-2070, 06:00 am
Milan was die ochtend wakker geworden bij de vroege ochtendgloren. Een alarmhoorn van buiten had hem opgewekt. De eerste paar minuten had hij vol verwarring om zich heen gestaard. Kinderen om hem heen waren al in beweging gekomen. Sommige kropen uit wankele bedden, andere verschenen uit hoekjes met als enige beddengoed een vuil laken. Het drong toen pas door dat hijzelf ook niet in een bed had gelegen. De vloer was zijn enige ondergrond geweest.
"Jongetje, jongetje?"
Die stem, vaag kwam het hem bekend voor. Meteen draaide hij zich naar het geluid toe. Hij werd begroet door vriendelijke grijs/blauwe ogen, die hem geschokt aankeken. De jongen die naast hem stond had stroïg blond haar en een iets mager gezichtje, zo te zien was hij ouder en in lengte zeker tien centimeter groter.
"Wat is er met je ogen," wist het kind uit te brengen, terwijl zijn vinger naar de fascinerende irissen wees. Milan sprong geschrokken op. Waar was zijn bril? Zonder ook maar enig antwoord te geven begon hij de barrak, die langzaam leegstroomde, af te speuren. In een hoekje vond hij de verkregen bril, met een barst in het glas, maar nog steeds bruikbaar. Het was maar goed dat deze tent zo verduisterd was geweest. Milan wou niet denken aan de pijn die het hem anders zou opleveren.
Het jongetje met het korte haar en de grijze ogen staarde nog steeds verbaasd naar Milan. Milan zelf negeerde de vraag. Hoe kon hij een vraag beantwoorden als hij er geen verstand van had? Hij was altijd al zo geweest dat was het enige wat hij wist.
Het jongetje was de vraag even snel weer vergeten en stak zijn hand naar voren uit.
"Ik ben trouwens Nienke."
Nienke? dat was geen jongensnaam. Milan bleef alleen maar gapen naar de vorm voor hem. Hij wist zeker dat er een jongen voor hem stond! Meisjes hadden lang haar en droegen jurken, niet deze vuile shirts en stekeltjes haar. En toch... jongens heten geen Nienke.
"Uhm, ben je een meisje?" Het kwam er schuw uit. Het was dan ook niet je meest gebruikelijke vraag wanneer je iemand ontmoette. Nienke daarentegen was niet beschaamd, een giechelend geluid ontsnapte tussen haar lippen.
"Ja duhu, heb je ooit een jongen ontmoet die Nienke heette!" ze leek absoluut niet beledigd door de vraag. Ze wist zelf ook wel dat ze er alles behalve vrouwelijk uitzag, maar in dit kamp wist ze ook dat het maar beter zo was.
"Je hebt me jouw naam nog niet verteld," de nieuwe jongen met het zwarte haar en de vreemde ogen had nu rode wangetjes gekregen. Ze moest lachen om zijn aangezicht. Hij herinnerde haar aan een tijd buiten deze dwanghekken, toen ze nog gewoon kind was.
"Milan," kwam er uiteindelijk verlegen uit.
"Aangenaam, kom we gaan eten," zonder pardon pakte Nienke zijn handje vast en trok hem de barrak uit, die onderhand leeg was.
Eten was hier niet zoals thuis, waar je aan tafel ging zitten en je moeder eten op je bord neerlegde. Hier moest je snel enbehoedzaam zijn wou je eten krijgen.
Ze waren naar een open plek gelopen die nu volgestroomd was met mensen, kinderen. Milan had nog nooit zoveel kinderkopjes bij elkaar gezien. Sommige leken even oud als hij was, die zaten in hun vuile kleren dicht bij elkaar. Andere die ouder leken liepen tussen de rest door. Enkele keren zagen ze er beter uit dan de jongere, maar het meest van de tijd waren ze een verschrikking om naar te kijken. Met zweren over hun huid, open geïnfecteerde wonden, kleding wat amper nog gedragen kon worden en graatmagere lichamen. Milan drukte zich gelijk tegen Nienke aan. Zijn ogen draaiden angstig om zijn gehele omgeving te zien. Deze plek was ronduit eng, met alle kille ogen die naar hem staarden. Nienke bleef hem door de massa's heen sleuren tot ze in het midden aankwamen. Een enorme zwarte ketel, zoals je het zou kunnen noemen, stond daar in het midden. Een man, de enige volwassene die Milan tot nu toe had gezien, stond er naast. Over zijn armen liepen griezelige tattoe's en zijn hoofd was kaalgeschoren. Vier tieners stonden om de ketel met voedsel heen. Zij waren de oudste, de gezondste, zij zorgden dat er geen totale chaos onstond rond de maaltijden. Kinderen om hen heen staarden met hongerige ogen. Ze wouden meer, maar de geweren in de handen van de vier wachters hielden hen tegen. Hun enige manier om aan meer te komen was het van elkaar afstelen.
Ieder kreeg één bak voer, maar alleen de sterkste zouden ook daadwerkelijk eten, van de zwakke was het al afgenomen voor de eerste hap.
Nienke sleepte Milan mee naar de plaats waar ze het eten in ontvangst konden nemen. Ze hield haar handen op om de schaal met drap te ontvangen. Milan volgde zenuwachtig haar voorbeeld. Hij kon de ogen in zijn rug voelen brandden. Zodra hij het bakje met drap had gekregen, drukte hij het beschermend tegen zijn lichaam. Zijn ogen gleden naar Nienke. Het meisje stond nog steeds naast de ketel en begon haastig het eten naar binnen te schrokken. Milan keek toe hoe ze met haar handen het voedsel uit de kom schraapte. Bedenkelijk keek hij naar zijn eigen bak. Mocht hij echt met zijn handen eten? Een heel klein vleugje enthousiasme bloeide in hem op bij die gedachten. Voorzichtig duwde hij zijn kleine hand in de pap. Het was kleverig, wat het des te leuker maakte. De plakkerige pap haalde hij er weer uit en stak het in zijn mond. Het was een iets rijstachtig substantie, maar dan veel wateriger en kleveriger, ook al was het wel even smakeloos als rijst was. Met een vies gezicht keek Milan naar het voedsel, misschien was het leuk om zijn vingers erin te steken, maar eetbaar was het niet.
"Bleg, ik wil iets anders," mopperde het knulletje. De ogen van de wachten en van Nienke keken allemaal zijn richting op. Ze keken wat verbaasd toen de jongen stappen naar voren zette, naar de tattoeman die het eten uitdeelde. Milan wou net de man aanspreken toen Nienke hem lomp meetrok.
"Ben je gek! Je kunt geen ander eten vragen," siste ze naar hem. Milan staarde haar vreemd aan, daarna naar zijn kommetje en toen weer naar Nienke.
"Maar ik lust dit niet en ik heb honger," jammerde het jongetje zachtjes. Nienke staarde naar zijn voedsel. Nog voor Milan kon protesteren greep ze het uit zijn handen.
"Dan eet ik wel," ze begon gelijk het eten uit het bakje weg te werken. Milan deed geen moeite om het terug te krijgen. Hij lustte het toch niet. Hij was al opzoek gegaan naar ander voedsel. De neiging werd sterk om alsnog de man aan te spreken in de hoop dat die het zou weten.
"Nienke?" Nienke zette de schotel op de stapel neer bij de andere lege bakjes en keerde zich toen naar Milan.
"Waar kan je nog meer eten krijgen?"
Nienke gaf de jongen een vreemde blik, "Vanmiddag als het lunch tijd is, ook al moet je daar wel vroeg bij zijn anders is het op."
Milan kon het meisje alleen met grote ogen aankijken. Was dit het? Geen brood of ander voedsel, geen eens een snoepje voor tussendoor? Tranen begonnen achter zijn zonnebril te vormen. Hij had honger; hij wou een bed; hij wou naar huis; hij wou zijn ouders; in een zin gezegd; hij wou weg van hier. Van deze vreselijk enge plek weg. Snikjes begonnen te ontstaan en de tranen dropen naar beneden. Nienke trok hem gauw weg bij het gezeldschap, jammerende kinderen werden niet gewaardeerd.
Ze had altijd gewild dat iemand haar dat had verteld in het begin. Nu kon ze in ieder geval iemand anders tegen dat lot beschermen. Pas in de barrak stopte ze met lopen. Milan was ondertussen al in oncontroleerbare tranen uitgebroken. Het enige wat Nienke kon doen was zacht over zijn rug strijken en wachten tot de waterval aan tranen stopte.
"Ssst, je mag zo meteen wel een beetje extra eten van mij. Ssst, niet meer huilen," sprak ze hem zwakjes toe. Langzaam werden de dikke tranen hikjes en uiteindelijk stopte de knul met huilen.
"Beloofd?" Zijn stem was zwak en gebroken. Nienke gaf hem alleen de grootste glimlach terug die ze wist te maken.
"Tuurlijk! Pinkie zweer," ze hield haar pink omhoog. Het was al twee jaar geleden dat ze voor het laatst dit had gedaan, met haar toendertijd beste vriendinnetje. Ze wist dat ze die nooit meer zou zien, maar de belofte die ze toen had gemaakt zou ze altijd stand houden. Ze zou het meisje nooit vergeten en de belofte die ze nu met Milan maakte zou ze ook niet breken.
Milan verbond zijn pink met die van Nienke, "pinkie zweer," herhaalde hij met een waterige glimlach.
Zo werd de eerste vriendschap ooit in Kamp A.M.G.D. gemaakt.
Het was laat in de middag toen het lot een andere wending nam. Nienke had haar belofte gehouden en de helft van haar voedsel aan Milan gegeven. De jongen had het ditmaal zonder klagen weggekauwd. Droog brood met een heel dun laagje kaas was het eten geweest. Nienke en Milan zaten ondertussen samen met wat andere jonge kinderen in de barrak. De grotere waren verdwenen, daar waren de twee blij om. Hoe ouder de kinderen waren, hoe enger ze waren.
Nienke had Milan de middag bezig gehouden met spelletjes die ze nog van vroeger kende. Eindelijk had ze iemand waarmee ze die kon delen.
Hun handje-klap spelletje waarmee ze zojuist begonnen waren, werd onderbraken toen de deur van de barrak openging. Meteen was al het lawaai in de kamer gestorven. Ieder kind keek met angstige, wantrouwende ogen naar de ingang. Een jongen met witblond haar was in de ingang verschenen. Zijn huid was rood gekleurd van het zonlicht en zijn ijsblauwe ogen staarden de kamer binnen. Met het geweer in de aanslag begon hij langs de kinderen te lopen. Af en toe klonk er een gil op, dan had hij er een aan zijn haren getrokken en had hij de nek ontbloot. Geen kind leek te zijn wat hij wou. Ieder werd weer even ruig van hem weggeduwd. Uiteindelijk stopte hij voor Nienke en Milan.
Milan had zich achter het meisje verscholen. Één ding wist hij zeker, dit was geen vriendelijke man. De man greep Nienke ruig vast. Tranen brandden in haar ogen toen eraan haar haren werd getrokken. Zodra ze werd losgelaten wreef ze over haar pijnlijke hoofdhuid. Ze weigerde de tranen ook daadwerkelijk te laten vallen.
De blonde jongen had zijn ogen nu naar Milan gericht. Milan had twee passen achteruit gezet voor ook hij wreed werd vastgepakt.
"Bingo," was het enige geluid wat uit de tiener zijn mond kwam, voor hij Milan aan zijn arm greep en hem dwong om mee te lopen. Milan gilde het uit. Zijn armpje stak hij wanhopig uit naar Nienke, maar die keek alleen toe en verroerde geen poot. Gillend en jankend kwam hij uiteindelijk bij het palviljoen uit. Een andere licht getinde rekruut wachtte daar.
"Laat hem zijn mond dichthouden," gromde de latino tegen de blonde jongen. De witte jongen zakte door zijn hurken, zodat hij oog in oog met het kind was.
"Stil wezen," commandeerde hij laag vanuit zijn keel. Milan reageerde absoluut niet en begon alleen harder te huilen. Een platte hand vond een weg naar zijn wang. De kracht achter de klap smeet hem tegen de grond. Milan durfde daarna geen enkel geluid meer te maken. Een paar snikjes ontsnapte hem nog, maar de pijn was genoeg om de gillen binnen te houden. Ze sleurden hem de eerste deur door. Tattoeman stond daar in het midden te wachten naast een behandelbank. Zijn lippen waren omgekruld in een valse glimlach en zijn ogen staarden vol van vermaak naar de kleuter die zijn kamer was binnen komen wandelen.
"Hallo daar," sprak de man met zijn lage monotone stem. Milan gaf geen enkel antwoord. Hij had alleen nog oog voor zijn eigen voeten.
"Leg hem op de tafel jongens, ik wil snel klaar zijn voor vandaag."
Hardhandig werd de jongen opgetild en tegen de tafel aangeduwd, met zijn buik tegen het kussen en zijn gezicht naar de grond gericht. Milan probeerde nutteloos tegen te stribbelen. Hij durfde niet te schreeuwen, bang dat ze hem weer zouden slaan. Ze bleven hem vasthouden ook al was de kleuter allang slap als een pop geworden. Klikkende geluiden klonken om Milan heen. Hij probeerde zijn hoofd naar het geluid te draaien, maar een enorme hand hield hem tegen.
"Houd zijn hoofd stil," kwam een zware monotone stem van bovenaf. Ruwe handen grepen zijn hoofd strakker vast totdat het volledig gefixeerd was. Een drukkend kietelend gevoel ontstond in zijn nek. Milan kneep zijn ogen dicht bij de vreemde sensatie. Het voorwerp verdween van zijn nek en liet een koud gevoel achter. Het duurde maar twee tellen voor een zoemend geluid de stilte opvulde. Milan had zijn pogingen gestaakt om nog om te kijken. De hand die op zijn hoofd drukte, was simpelweg te krachtig. Het trillende geluid kwam dichterbij, zenuwen ontstonden in Milan zijn kleine lijf. Wat het ding ook was, het was niet goed. Zijn lichaam spande in anticipatie. De trillingen kwamen dichterbij, dichterbij de hals, dichterbij de huid.
Pijn, withete pijn was het enige wat volgde. Een gil die door merg en been ging rees op uit de longen van het kind. Gloeiend hete tranen kregen de vrije loop over zijn wangen. De pijn bleef aanhouden en inkt spoot de cellen van zijn huid in. Tijd tikte voorbij, schreeuwen galmden door de kamer. Uiteindelijk stopte de withete pijn en een brandend gevoel bleef over. Langzaam stierven de schreeuwen uit tot alleen nog zachte jammerklachten over bleven. De jongen werd losgelaten om zich gelijk tot een balletje op te krullen. Hij kon de mannen nog achter zich horen praten, vaag en verweg. Armen wonden zich om zijn lijf en drukte hem stevig tegen een warm lichaam aan. Het maakte voor Milan niet uit wie het was die hem omarmde, alle liefde werd met open armen ontvangen.
Kolonel Budhev suste het kleine jongetje door hem zachtjes heen en weer te wiegen.
"Sst, stil maar kleine Milan, je hoort nu bij de familie, ssst."
De man glimlachte toen het kind zich nog steviger tegen hem aandrukte.
"Ga maar slapen kleine Milan, als je morgen wakker wordt zul je een krijger zijn," uiteindelijk stierven de snikken weg, het jongetje was in slaap gevallen. Hij zou er pas in de ochtend achter komen dat de oude Milan nooit meer terug zou komen.
Vanaf dit punt was hij niemand meer het enige wat hem onderscheidde waren tien kleine cijfertjes, vereeuwigd in zijn nek.
1605-0770-03