Eiland van het verleden
Geplaatst: 01 feb 2011 14:48
Ben hiermee overnieuw begonnen, mnisschien zijn er mensen die het leuk vinden!
________________________________________________________________________
Proloog
Andrew was een van de eerste bewoners van het eiland. De regering had er nooit iets over gezegd. Niemand wist wat er tussen de bomen en varens van de dichte jungle huisde. Niemand wist waarin hij werkelijk terecht was gekomen.
De meeste mensen kwamen alleen in het bewoonde deel, gingen ‘s morgens en ‘s avonds af en aan met de ferry naar het vasteland, om te werken, te studeren. Andrew wist eerst niet eens van de afzetting. Hoe had hij het moeten weten? Natuurlijk, hij ging wel eens de jungle in, maar nooit te ver. De regering had nog niet alle delen van het eiland geklaard, en raadde de bewoners met klem aan niet te ver buiten de bewoonde stukken te komen. Er konden gevaarlijke dieren in de jungle zitten, tussen de bomen en in de planten. Dat snapte Andrew best. Een enkele keer was hij ze ook tegen gekomen; pas geleden had hij een slijmerige, felrode kikker gezien die aan een blad vastgeplakt zat, en toen ze net verhuisd waren was hij in de tuin bijna op een grote slang gaan staan. Als die beesten al zo vlak bij de huizen voorkwamen, zat er vast nog veel meer op het dichtgegroeide en onbewoonde deel van het eiland waar hij niet eens bij na wilde denken. Hij voelde ook absoluut niet de aandrang de regels te overtreden en te ver af te dwalen. Er was genoeg te zien in het gebied dat wel geklaard was, sterker nog, hij kon uren lopen tot hij op het punt kwam waar de uitgeholde wandelpaden ineens ophielden en hij tegen een muur van vreemde, fijnbladerige planten aanliep. Het ging altijd goed, hij overschreed de grens nooit. Tot op die ene dag.
________________________________________________________________________
Proloog
Andrew was een van de eerste bewoners van het eiland. De regering had er nooit iets over gezegd. Niemand wist wat er tussen de bomen en varens van de dichte jungle huisde. Niemand wist waarin hij werkelijk terecht was gekomen.
De meeste mensen kwamen alleen in het bewoonde deel, gingen ‘s morgens en ‘s avonds af en aan met de ferry naar het vasteland, om te werken, te studeren. Andrew wist eerst niet eens van de afzetting. Hoe had hij het moeten weten? Natuurlijk, hij ging wel eens de jungle in, maar nooit te ver. De regering had nog niet alle delen van het eiland geklaard, en raadde de bewoners met klem aan niet te ver buiten de bewoonde stukken te komen. Er konden gevaarlijke dieren in de jungle zitten, tussen de bomen en in de planten. Dat snapte Andrew best. Een enkele keer was hij ze ook tegen gekomen; pas geleden had hij een slijmerige, felrode kikker gezien die aan een blad vastgeplakt zat, en toen ze net verhuisd waren was hij in de tuin bijna op een grote slang gaan staan. Als die beesten al zo vlak bij de huizen voorkwamen, zat er vast nog veel meer op het dichtgegroeide en onbewoonde deel van het eiland waar hij niet eens bij na wilde denken. Hij voelde ook absoluut niet de aandrang de regels te overtreden en te ver af te dwalen. Er was genoeg te zien in het gebied dat wel geklaard was, sterker nog, hij kon uren lopen tot hij op het punt kwam waar de uitgeholde wandelpaden ineens ophielden en hij tegen een muur van vreemde, fijnbladerige planten aanliep. Het ging altijd goed, hij overschreed de grens nooit. Tot op die ene dag.