Dit was zijn opdracht:
En dit is het verhaal...ik wil dat je een scene schrijft vanuit een seriemoordenaar die of zijn volgende moord beraamd of pleegd.
Bloedmooi
Nadat hij haar ontmoet had, kon hij er gewoon niet meer om heen. Van een afstandje had hij haar geobserveerd, haar lange bruine krullen, haar helderblauwe ogen en haar lieve kleine wipneusje dat het schattig gezichtje compleet maakte. Al vanaf dat moment wist hij dat dit zijn nieuwe slachtoffer zou worden. Beelden waarbij het meisje was vastgebonden aan een hek en waarbij het bloed haar neusgaten uit liep, schoten al door zijn hoofd.
Niets te kennen gevend drong hij door de menigte op de dansvloer naar het meisje toe en uit het niets begon hij een babbeltje met haar, waarbij hij haar als een echte heer een drankje aanbood op zijn kosten. Het meisje had natuurlijk geen ‘nee’ gezegd en was verast over deze man met wie ze ook nog eens goed haar interesses kon delen.
Bij deze ontmoeting bleef het niet als het aan de man lag en op het moment dat de vrouw zei dat ze maar eens moest gaan, schraapte de man zijn keel. Een klein beetje schors maar toch vlot kwamen de woorden uit zijn keel.
“Zou je het leuk vinden om eens een keer iets af te spreken?” vroeg hij.
“Natuurlijk” zei de vrouw. “Zeg jij maar wanneer het jou goed uit komt.”
“Mij maakt het niet zo veel uit” had de man aarzelend gezegd. “Ik werk op mezelf dus ik kan eigenlijk altijd wel tijd voor je maken.”
“Weet je wat” zei de vrouw. “Ik zal je mijn nummer geven. Bel me maar een keertje, dan kunnen we altijd nog een afspraak maken.” De twee personen wisselde elkaars nummers uit en kort daarop verliet de vrouw het café.
De man keek de jonge vrouw na en bestudeerde de elegante manier waarop ze naar buiten liep. Weer flitsten de beelden door zijn hoofd. Beelden waarbij haar lichaam helemaal verminkt was door dolksteken en waarbij haar schattige gezichtje levenloos naar beneden gebogen was. Hij koesterde zijn gedachten met een lage fluisterende toon die verder niemand anders kon horen:
“Geduld, de eerste stenen liggen al op hun plaats. Nu is het alleen nog maar wachten op een geschikt moment om toe te slaan.”
Om acht uur precies stond de man in zijn zwarte sportwagen voor de deur van een appartementencomplex aan de dreef. Dit was het adres waar hij moest zijn, dit was het tijdstip wanneer hij er moest zijn. Lichtjes drukte hij zijn claxon in om aan te geven dat hij er was.
Vrij snel daarna kwam het bloedmooie meisje naar buiten, gekleed in een lange zwarte avondjurk. Ze was prachtig, beeldschoon. De man stapte uit, bewonderde en complimenteerde haar. Het meisje giechelde even en als een echte heer hield de man de deur voor haar open zodat ze makkelijk in kon stappen. De man nam zelf ook plaats, glimlachte naar haar en zij glimlachte terug.
“Zullen we dan maar?” vroeg hij. De jonge vrouw knikte.
“Waar gaan we eigenlijk naar toe?” vroeg ze even.
“Dat is nog een verassing” zei de man geheimzinnig. De man had voor haar de perfecte locatie uitgezocht. Het hek zoals hij het in zijn visioen had gezien was moeilijk te vinden maar hij had uiteindelijk een vergelijkbaar hek gevonden die als omheining diende van een kerkhof in een armer deel van de stad.
“En?” vroeg de vrouw toen de man de motor gestart had en met een behoorlijk tempo wegreed. “Wat voor een werk doe je eigenlijk?”
“Ik ben kunstenaar” mompelde de man zonder, zijn blik op de weg houdend.
“Zo, zo” zei de vrouw vol bewondering. Ze was wel gecharmeerd van een man met enig talent. “Als ik vragen mag, hoe verzin je een idee voor een nieuw kunstwerk? Als ik in musea dingen tegen kom, vraag ik me altijd af waar de kunstenaar aan dacht op het moment dat hij het kunstwerk maakte.”
“Ach” zei de man alsof het niets was. “Het is eigenlijk vrij simpel. Ik heb een bepaald beeld in mijn hoofd en dan probeer ik dat beeld na te maken.” Terwijl hij dat zei liet, sloeg hij linksaf en hij liet de auto langzaam uitrollen.
“Zijn we er al?” vroeg de vrouw verbaasd. De man knikte even. “Om de hoek is het.” De man stapte uit, liep om de auto heen naar de portier van de vrouw en opende hem, net zoals hij dat ook had gedaan toen de vrouw instapte. Het enige verschil was dat de man nu, voor hij de deur weer sloot, heel snel en onopvallend de dolk uit het dashboardkastje griste.
Hij verborg de dolk achter zijn rug en gebaarde met zijn andere hand dat de vrouw moest volgen. Zo liepen ze een stukje door de donkere stad, tot het tweetal bij het kerkhof aankwam, daar hield de man halt.
“Hier is het” zei hij. De vrouw keek om zich heen. Ze had een discotheek of nachtclub verwacht maar hier was alles verlaten. “Je bent niet mijn eerste” zei de man langzaam. “Maar wel mijn mooiste kunstwerk!” De vrouw schrok toen hij, terwijl hij dat zei, zijn dolk onthulde. Ze gilde de longen uit haar lijf maar het was al te laat. De man stak.