Parool na veertig jaar
Eindelijk, de dag waar naar ik zo had verlangd, was daar. De dag van mijn paroolzitting. Ik trok mijn pak, wat met de post was meegekomen, aan. Het was een vijfdelig licht beige pak, bestaande uit een wit overhemd, een gilet, een pantalon, een colbert, en een stropdas. Alles perfect op elkaar afgestemd.
Voor de spiegel in mijn cel controleerde ik mijn gezicht. De jaren hadden hun sporen in mijn gezicht geslepen. Er hingen zakjes onder mijn ogen, maar eerlijk gezegd vond ik het geen afbreuk doen aan mijn charme. Ik pakte mijn kam en bracht mijn dikke grijs wordende haar in model. Zo zag ik er representatief genoeg uit voor de juryleden van het parool.
Kalm en zeker van mijzelf liep ik de cel uit. Daar stond de opzichter van blok B te wachten met twee bewakers. Één van de bewakers hield een setje pols- en enkelboeien vast. Ik spreidde mijn armen naast mijn lichaam en hield mijn handen volledig open.
‘Kom toch, McDough. Is dat nu echt nodig?’, vroeg ik semigekwetst. ‘Alsof ik wat zou proberen zo vlak voor mijn parool.’
McDough leek, zoals altijd, niet onder de indruk te zijn van mijn charme. Hij keek mij doordringend aan, schraapte zijn keel en zei:
‘Je weet heel goed wat de procedures zijn, meneer Agostino.’
Hij sprak meneer iet wat neerbuigend uit. Ik was het van McDough gewend, en hij was ook de enige die ermee wegkwam. Bewakers waren nog om te kopen, of er gebeurde simpel een ongelukje met ze. Echter, om een opzichter wat aan te doen was beneden mijn stijl. Ik hield ze liever te vriend, om zo nu en dan nog een verzoek te kunnen doen. Vooral McDough was geen slechte kerel als je hem eenmaal had leren kennen.
Ik liet wat adem ontsnappen in een zucht. Toch stak ik toegeeflijk mijn armen naar voren. De bewaker met de immer vervelende accessoires stapte naar voren en klapte de polsboeien om mijn polsen. Het tweede setje, wat verbonden was met een lange keten, werd om mijn enkels geplaatst.
‘Ze mogen hopelijk wel af voordat ik de jury onder ogen kom?’, vroeg ik, terwijl ik mijn ogen op McDough gericht hield. ‘Ze doen afbreuk aan mijn uitstraling.’
Om mijn woorden enigszins te bekrachtigen, hief ik mijn armen op tot zo ver de keten toeliet. Het metaal rinkelde bij de beweging. Ik werd enkel stoïcijns terug aangekeken.
‘Ze gaan af voor je de kamer betreed, maar niet eerder. En terug, ongeacht wat het oordeel is, gaan ze weer om’, antwoordde McDough toonloos. ‘Nu meekomen.’ Hij knikte naar opzij met zijn hoofd.
Braaf volgde ik de eerste bewaker de hal door. De tweede bewaker en de opzichter liepen achter mij. Waarschijnlijk vonden ze dat ze mij zo beter in de gaten konden houden. Ik had echter totaal geen plannen om wat te gaan uitvreten. Ik had een kans om morgen een vrij man te zijn. Die kans zou ik niet verspillen. Een tevreden glimlach vormde zich op mijn gezicht bij de gedachte aan vrijheid.
Met een nog bredere glimlach stapte ik het kamertje uit. Ik was vrij. Na veertig lange jaren had ik mijn vrijheid terug gekregen wegens goed gedrag. Eindelijk zou ik weer bij mijn vrouw kunnen zijn en mijn zonen kunnen opzoeken. Natuurlijk zou het niet het einde betekenen van mijn wangedrag. Nee, als je eenmaal in een familie zat, dan kwam je er niet meer levend uit.
Wel moest ik op mijn tellen passen. In ieder geval, de eerste negen maanden van mijn vrijheid. Deze vervroegde vrijlating was onder de voorwaarde dat ik in die tijdspan geen stap verkeerd zou zetten. Eveneens zou ik tijdelijk onder toezicht komen te staan. En elke maand zou er een gesprek zijn. Voldeed ik hier niet aan, dan kon ik terug de bak in en de rest van mijn straf uitzitten.
Het totaal aantal jaren wat ik eigenlijk had moeten zitten was zestig jaar. Zestig jaar voor moord in de tweedegraad met kans op parool na veertig jaar. Ik kreeg de kans en ik greep de kans, zonder mijn verplichtingen te verzaken.
‘Je ziet er zeer tevreden uit over jezelf, Agostino’, merkte McDough gelijk op toen we elkaar in de hal troffen.
‘Inderdaad, want ik ben vervroegd vrij’, zei ik smalend.
‘Vergeet niet dat het onder vóórwaarde is. Je zal met open armen worden ontvangen, terug in blok B’, zei hij met enige minachting.
‘Je denkt te slecht van me, McDough. Je denkt te slecht van me’, wierp ik met een grijns tegen, terwijl een bewaker mij een duwtje in de rug gaf om door te lopen.
Ik liep door, terug naar blok B, en de cel die niet langer als mijn thuis zou dienen. Daar stond Cecilio, mijn rechterhand, al te wachten. Hij leunde nonchalant op de reling met zijn armen, alsof hij zo al de hele tijd stond, maar ik wist beter. Rustig wachtten we af tot de bewaker mij had bevrijd van de boeien, en hij was doorgelopen. Toen wendden we ons tot elkaar.
‘En?’, vroeg Cecilio hoopvol.
Cecilio had de bouw van een bokser met, netjes naar achteren gekamd, gitzwart haar. Zijn ogen waren bruin van kleur en stonden altijd waakzaam. Ook nu terwijl we met elkaar spraken. Uit respect keek hij me recht in de ogen aan, maar ik wist dat hij liever tussen het praten door om zich heen keek. Zo kon hij tenminste de omgeving in de gaten houden. Erop lettend dat niemand zich verdacht gedroeg.
‘Laten we het erop houden dat ze mij het voordeel van de twijfel geven’, antwoordde ik met een zakelijk gezicht.
‘U bent dus vrij, baas?’, vroeg hij voor de zekerheid. Het leek erop dat hij het duidelijk bevestigd wilde hebben.
‘Ja, Cecilio, ik ben vrij. Onder voorwaarde, maar ik kan terug naar mijn vrouw’, verzekerde ik hem. Hij knikte en even dacht ik een soort glimlachje rond zijn mond te zien. ‘Zijn de maatregelen getroffen?’, vroeg ik, terwijl ik hem nog probeerde te peilen.
Ik had een redelijke mensenkennis opgebouwd in de veertig jaar die ik hier in het gevang had doorgebracht. Echter, om een bepaalde reden heb ik Cecilio nooit volledig kunnen doorgronden. Wat ik wel wist, was dat ik hem mijn leven toe zou vertrouwen als het erop aankwam. Nu zou hij mijn positie overnemen. De andere grootheden in het gevang waren hiervan op de hoogte gebracht, en mijn eigen leden zouden hun trouw nu aan Cecilio moeten bewijzen. Uiteraard zouden er enkele mensen als voorbeeld worden gebruikt, om te tonen wat er zou gebeuren als ze Cecilio zouden tegenwerken. Dat wist ik honderd procent zeker.
Buiten. De zware metalen hekken met prikkeldraad werden achter mij gesloten. Ze verborgen voor de buitenwereld een wereld waarmee ik vertrouwt was geworden. Voor mij lag een geheel andere wereld. Alles leek nieuw. Ondanks mijn leeftijd was ik nu weer als een kind die alles moest ontdekken.
Tenminste, zo leek het. De mode was duidelijk veranderd in veertig jaar. Niet alleen qua kleding, maar ook qua auto’s. Het waren stijlen die niet voor mij weggelegd waren. Gelukkig had ik een tijdloze auto. Dat was in ieder geval mijn mening. Voordat ik werd opgesloten, reed ik in een zwarte Chevrolet Impala met bordeauxrode leren bekleding. Deze stond al die tijd in de garage.
Mijn vrouw had ik niets verteld over mijn vrijlating. Ik wilde haar graag verrassen met mijn thuiskomst. Dit vormde echter wel het probleem dat ik geen eigen vervoer had om thuis te komen. Gelukkig had ik mijn portefeuille nog, en was niemand zo brutaal geweest om de inhoud daarvan weg te nemen.
Er zat nog ruim tweehonderd dollar in, wat kleingeld, mijn pasjes, en een verouderde foto van Angelina, mijn vrouw. Ik kwam wel thuis. Zo niet met een taxi, dan wel lopend. Alles om mijn Angie weer te zien. Natuurlijk is ze mij wel komen opzoeken. Vaak genoeg zelfs, maar om haar echt weer te kunnen vasthouden, zou heel anders zijn dan achter glas.
Ik koos ervoor om een taxi naar huis te nemen. Onderweg liet ik de chauffeur even stoppen bij een bloemenzaak. Ik kocht een grote bos paars met blauwe lelies, Angelina haar favoriet, en vervolgde mijn weg naar huis. De taxi stopte netjes voor het huis, dat geen baksteen veranderd leek, en ik betaalde de chauffeur ruim.
‘Laat het wisselgeld maar zitten’, zei ik tijdens het uitstappen.
Vandaag kon niets mijn humeur kapot krijgen. Het was een bijzondere dag. Eentje die ik zo meteen zou delen met de vrouw van mijn leven. Ik deed het portier dicht, keek niet om naar de man, en liep het tuinpad op. Mijn ogen gleden over de ramen. Ik hoopte een glimp op te vangen van Angie haar silhouet, zodat ik wist in welke kamer ik moest zijn. Helaas zag ik het nergens. Dan was ze vast gewoon in de woonkamer.
Ik nam mijn sleutels ter hand, stak de juiste sleutel in het slot, en opende de deur. Even overwoog ik om haar te roepen. Ik beeldde mij in hoe ze dan met een verbaasd gezicht naar de voordeur zou lopen. Haar verbaasde gezicht zou dan omslaan naar een gezicht van innige blijdschap. Echter bedacht ik mij. Als ik prompt de woonkamer inliep, dan zou de verrassing des te groter zijn.
Even haalde ik diep adem. Mijn hart maakte overuren en ik had een gevoel van vlinders in mijn buik. Iets wat ik al lange tijd niet meer had gevoeld. Het gaf mij nog meer moed, en zelfverzekerd stapte ik op de woonkamer af.
‘Ver-‘, begon ik, maar slikte snel mijn woorden in.
De woonkamer was leeg. Jammer. Misschien was ze dan toch in de keuken. Hoewel ik geen geurige kruiden rook van haar befaamde kookkunsten, ging ik toch kijken. Eveneens leeg. Zou ze dan in de bijgarage aan het wassen zijn? Nog altijd hield ik de boeket lelies vast, terwijl ik naar de bijgarage liep. Ik deed zo zacht mogelijk de deur open, omdat ik verwachtte een heerlijk kontje te zien in een nette rok. Helaas bleek het ook hier leeg te zijn.
De vlinders in mijn buik stierven één voor één, en een ander gevoel zette zich op in mijn buik. Het was mijn instinct die zei dat er iets niet in de haak was. Ik kon enkel niet zo snel bedenken of het ging om het vermoeden van een verdwijning, of het vermoeden van iets anders. Hoe het ook zij, mijn goede humeur verdween als sneeuw voor de zon. Dat maakte mij nerveus en prikkelbaar.
Zonder een gegronde reden liep ik de garage in. Perplex bleef ik staan. Voor even maar, want de verbazing maakte al snel plaats voor woede. Mijn Impala was weg! Mijn tijdloze auto stond niet op zijn plek onder zijn gebruikelijke hoes. Was dit een misselijke grap? Dat was te hopen, want wie met zijn flikken aan mijn Impala kwam, die zou het niet lang meer maken.
Nijdig zwol mijn borstkas op en ik liet de lucht via mijn neus ontsnappen. Angelina had heel wat te verklaren. Mits ik haar nog zou vinden. Met de bos bloemen steviger omklemd, verliet ik de garage. Ik wilde mij niet zo opgefokt voelen. Dadelijk zei ik nog dingen tegen mijn Angie zonder naar haar te luisteren. Dat zou vervelend zijn voor ons beiden.
Na een korte overpeinzing bedacht ik mij dat het misschien zou helpen als ik een bad zou nemen. Het hete water met een lekker luchtje zou mij zeker doen ontspannen. Als gevolg van mijn besluit ging ik naar boven. Enkele treden van de trap kraakten onder het dragen van mijn gewicht. Het was een vertrouwd geluid, want dat hadden de treden altijd al gedaan. Angie had er vroeger over geklaagd en de trap willen laten renoveren, maar kennelijk had ze er toch niks aan laten doen.
Boven op de overloop bleef ik stilstaan. Ik pikte geluid op. Het kwam uit de richting van de slaapkamer. Het gevoel van eerder, wat de vlinders had laten afsterven, zette direct weer op. Heviger deze keer. Ik slikte moeizaam en liep naar de slaapkamerdeur toe. Het tapijt waarmee de overloop bedekt was, maakte mijn voetstappen geluidloos. Ik leunde naar voren en legde mijn oor ter luister.
Een bekend geluid was met een zekere regelmaat te horen. Ik voelde een steek in mijn hart. Zo bleef ik een minuut staan luisteren. Mijn hart werd ondertussen verscheurd en tranen brandde in mijn ogen.
‘Angie, waarom toch?’, fluisterde ik tegen de dichte deur.
Ik kneep harder in de lelies. Zo hard dat mijn knokkels er wit van werden. Ik had genoeg gehoord. Te veel misschien zelfs. Moeizaam slikte ik mijn tranen weg. Ik bereidde mijzelf mentaal voor, en gooide de deur open.
Direct keek het tweetal wat in bed lag verschrikt op. Angelina haar gezicht werd bleek toen ze mij zag staan.
‘Agos’, bracht ze verbijsterd uit. ‘Je… Je bent…’
‘Vrij’, vulde ik voor haar aan. ‘Vrij en thuis. En kennelijk ben jij druk bezet’, sprak ik verbeten.
De man, duidelijk wat jaartjes jonger dan mij, schoof wat ongemakkelijk uit bed en trok zijn boxershort aan. Ik volgde zijn iedere beweging. Mijn ogen gevuld met haat voor dit lage vorm van leven. Niet dat ik mijn Angie hoger inschatte op het moment. Nee, helemaal niet.
‘Waar denk jij heen te gaan?’, vroeg ik hem, terwijl ik de lelies op de grond liet vallen.
Vanuit mijn ooghoeken zag ik Angelina kijken naar wat ik liet vallen. Haar gezicht stond miserabel. Bij het zien van de lelies begon ze zelfs te snikken. De man wilde net een been in zijn broek steken, maar bleef halverwege hangen en keek op naar mij.
‘Uhm… Weg. Om jullie dit samen te laten uitpraten. Want ik zweer het u, ze zei helemaal niet dat ze getrouwd was’, verdedigde hij zichzelf.
Ik lachte schamper.
‘Werkelijk? Denk jij nou echt dat ik in zo’n oude rotsmoes trap?’, merkte ik giftig op. ‘Ik weet niet wie jij denkt voor je te hebben, jongen. Maar ik ben geen seniele oude man die je omver kunt lullen. Jij zit in grote problemen, jochie.’ Ik wees dreigend met mijn vinger.
De man verstarde weer in zijn beweging en keek terug. Ik las van zijn gezicht af dat hij niet goed wist hoe op mijn opmerking te reageren. Zijn gezicht stond op een mengeling van twijfel en in de lach schieten. Kennelijk was hij echt ontwetend, anders zou hij wel anders hebben gekeken.
Angelina had het wel door en haar gezicht betrok weer naar ernstig geschrokken.
‘Lieverd, nee! Doe…’, smeekte ze. Ik kapte haar af.
‘Lieverd?’, vroeg ik haar. ‘Bewaar zulke koosnaampjes maar voor een ander. En wat doe? Doe hem niks aan?’, ging ik venijnig verder. ‘Als je had gewild dat er niets zou gebeuren, dan had je zelf niets moeten doen, slet!’
‘Spreek niet zo over haar!’, schreeuwde de man naar mij.
Ik zag hem vanuit mijn ooghoek naderen. Traag wendde ik mijn gezicht tot hem. Met een blik alsof hij nog minder was dan de uitwerpselen van een amoebe keek ik hem in zijn ogen aan.
‘Ik spreek over haar zoals ik wens’, reageerde ik kalm.
Voor wie mij kende, wist dat ik het te kalm zei. Het was als een stilte voor de storm. De man stapte nog dichterbij. Ik gokte erop dat hij mij onderschatte. Zeker omdat hij überhaupt een grote mond tegen mij had. Het volgende moment kreeg ik gelijk. Als een koene ridder die zijn vrouwe wenste te beschermen, haalde hij naar mij uit. Ik had het verwacht. Daarom had ik mijn kalmte opgezocht, om hem te peilen en elke verandering in zijn spieren waar te nemen.
Hierdoor wist ik zijn hoek naar mijn onderkaak te blokkeren. Als tegenprestatie gaf ik zelf een hoek terug. Zijn jukbeen maakte contact met mijn knokkels. De man wankelde naar achteren en ik nam van de gelegenheid gebruik om nog een rechte stoot in zijn maag te plaatsen. Hij klapte dubbel en ik gaf de genadeklap net onder zijn nekwervels. Hard genoeg om hem tegen de vloer te laten klappen, maar zacht genoeg om geen permanente schade aan zijn wervels toe te richten. Nee, zo gemakkelijk kwam hij er niet vanaf.
Na zekerheid te hebben verkregen dat de ongewenste gast voorlopig niet meer zou opstaan, wendde ik mij tot Angelina. Ze zat rechtop in bed, snikkend, en hield de deken preuts voor haar borstkas. Hoe hypocriet. Rustig liep ik naar haar toe.
‘Angie’, sprak ik sussend, haast zangerig. ‘Angie…’
Angelina keek naar me op. Haar ogen waren nat en groot van angst. Ze beefde, waarschijnlijk bang voor wat ik zou doen. Ik kwam dichterbij. Zij schoof van mij weg.
‘Angie, toe nou’, vleide ik. ‘Ben je dan niet blij dat ik vervroegd vrij ben?’ Ik keek haar vragend aan.
Mijn Angie was echter niet van gisteren. Zij wist wat ik in mijn hoofd had. Misschien wist ze het nog eerder dan ik het zelf wist. Ik ging op het bed zitten en stak uitnodigend mijn hand naar haar uit.
‘Angie, zeg wat’, probeerde ik nog vriendelijk. Maar ze keek me enkel angstig aan, terwijl tranen over haar wangen rolden. ‘Geef verdomme antwoord!’, schreeuwde ik.
Ze kromp ineen door mijn omslaande humeur. Voor mij was het de druppel. Ik hief mijn hand op en sloeg haar. De tranen stopte en met grote ogen keek ze mij aan. Haar wang begon rood te kleuren waar de palm van mijn hand contact had gehad met haar gezicht. Ik was er echter nog niet klaar mee. Mijn hand ging terug. Ditmaal kleurde haar andere wang bij. Ik kon niet meer stoppen. Ik sloeg haar tot ze bewusteloos uit bed viel.
Ik hijgde van de inspanning. Even bleef ik vanaf het bed naar mijn Angie kijken. Ze bleef mooi, maar haar slippertje viel niet goed te praten. Ik wachtte tot ik mijn ademhaling onder controle had, voordat ik van het bed af stapte. Ik liep naar het dressoir toe, en pakte de hoorn van de telefoon. Zonder erbij na te denken typte ik een nummer in. Hij ging driemaal over voordat er werd opgenomen.
‘Hallo?’, klonk een diepe stem aan de andere kant.
‘Ik heb een klus voor je’, antwoordde ik de stem, terwijl ik over mijn schouder keek naar de twee bewusteloze personen.
‘Ik kom eraan’, kreeg ik terug.
Daarmee was het klaar en hun lot bezegeld. Ik hing op. Iets verderop het dressoir stond nog zoals altijd een fles cognac met twee kristallen glazen. Ons slaapmutsje, dacht ik iets verbitterd. Angie en ik lustten er graag eentje voor het slapen gaan. Ik schonk wat voor mijzelf in. Met het glas ter hand nam ik plaats op de stoel die voor Angelina haar kaptafel stond. Even liet ik de cognac rouleren alvorens ik er een slok van nam.
Mijn blik was constant op haar gericht. Het was zonde eigenlijk en triest. Maar ik behield liever mijn eer, dan mijn vrijheid.