
Dit is mijn tweede verhaal, deze keer in het fantasie genre.
Tips en feedback, zijn meer dan welkom

Ik wens jullie veel leesplezier

--------------------------------------------------------------------------
Fatale avond
Het is een late kille avond. De eindeloze regen maakt de kinderkopjes glimmend in het licht van de lantaarns. Er ontstaan diepe plassen in verzakte delen van het verlaten steegje. Ver weg is een kerkklok te horen, terwijl de deuren van het oude circustheater krakend opengaan. Tevreden bezoekers verspreiden zich in de eens verlaten straat, ver buiten het centrum. De voorstelling was als een betoverd magisch sprookje, maar het grillige weer brengt de gasten met beide benen weer op de grond. De droom die zich in hun hoofd heeft geplant lost langzaam op terwijl het gewone leven hen omarmt. Jassen worden haastig dichtgetrokken, kragen worden omhoog gestoken en paraplu’s worden opengeklapt. Stemmen vol ongeloof echoën samen met voetstappen van hen die op weg zijn naar het drukke centrum van de stad. Niets vermoedend verlaten de gasten de onheilspellende plek waar niemand alleen wil lopen en het ongedierte ongemerkt zijn gang gaat. Terwijl zij huiswaarts gaan en de leegte het straatbeeld overneemt, creëren de gasten ongemerkt een doemscenario voor de goochelaar.
Tijdens de voorstelling gebeurde er iets ongewoons. Iets wat tegen alle regels van freakcircus directeur Zoladius in gaat. Een van zijn beste artiesten is verdwenen in duisternis van de achterstandswijk. De grote directeur laat geen van zijn artiesten buiten het oude theaterpand, laat staan een van zijn topacts. Maar zij, zijn tegendraadse goochelaar, is zonder toestemming vertrokken! Wanneer eenmaal het contract is getekend, zal deze nooit meer beëindigd worden. Ondanks de ergernis en irritatie bij de man, maakt hij zich geen grote zorgen. De jonge vrouw zal nooit ver komen in de wirwar van de lege steegjes. Ze kent de weg er na al die jaren niet meer, dankzij Zoladius. Daarnaast zitten zijn beste oogappeltjes haar op de hielen, zij zullen haar terugbrengen. Zo als hij hen heeft opgedragen.
De straatstenen zijn glad door de eeuwige regen van die avond. Er verschijnen ademwolkjes uit haar mond en af en toe ze slaakt een zachte kreet als ze bijna haar evenwicht verliest. Haar hoge hakken, de gladde ondergrond en de onbekende omgeving belemmeren haar om hard te rennen.
Bij de zoveelste bocht glijdt ze bijna uit, nog net op tijd kan ze steun zoeken bij de muur naast haar. Die even nat en glad is als de kinderkopjes. Veel tijd om op adem te komen geeft ze zichzelf niet. Haar kleding is doorweekt en het is alles wat ze mee kon nemen. Het ene steegje na de andere rent ze in. De achterstandswijk is een haast uitgestorven labyrint. Haar moed die ze bij elkaar had geschraapt om weg te vluchten begint te vervagen en ze begint door de kou en inspanning buiten adem te raken. De angst begint haar te omarmen terwijl ze verder rent. De adem van haar achtervolgers kan ze in haar nek voelen. Na elke bocht die ze neemt, wordt het terrein onbekender.
Jaren geleden, voordat ze het contract in het oude theaterpand ondertekende, heeft ze hier gelopen. De goochelaar kende haar weg op haar duimpje en in die tijd dacht ze hier nooit te kunnen verdwalen, maar de directeur heeft haar herinneringen afgepakt.
De geluiden van haar achtervolgers die ze zo graag wil kwijtraken, komen dichterbij. Haar benen beginnen op elastiekjes te lijken waar de rek al tijden uit is. De jonge vrouw probeert een laatste wanhopige sprint te nemen, voordat de energie wegvloeit uit haar lichaam. Tranen beginnen zich te mengen met het regenwater dat langs haar gezicht druipt. Ze moet een schuilplaats vinden! Het mag niet zo zijn dat ze faalt. Een goochelaar zal nooit falen, nooit! Voor haar doemt een drukke straat op. Hoe graag was ze vroeger niet alleen geweest, maar nu zijn al deze mensen op dit late tijdstip haar redding. Ongemerkt begint ze te glimlachen en voelt ze hoop en kracht door haar aderen stromen. Vanavond zal de goochelaar niet falen. Zonder aan het verkeer te denken steekt ze de straat over, auto’s toeteren geëerd terwijl de jonge vrouw zich laat oplossen in de mensen massa.
Vier gedaantes komen bij de achterdeur van het circus aan. Ze zijn tot op het bot verkleumd. Hun natte haren plakken tegen hun gezicht, hun broeken voelen zwaar en in hun schoenen sopt het regenwater terwijl ze lopen. Ze hebben verloren van een goochelaar in een gebied waar zij de baas zouden moeten zijn. Het doolhof van straatjes wat alle circusartiesten weerhoudt om weg te lopen, had zich tegen hen gekeerd. Nu hangt het noodlot hen boven het hoofd als ze het ronde circustheater binnenstappen.
Zoladius staat hen al op te wachten in het midden van het ronde podium. Heel even blijft het viertal boven aan de trappen staan. Ze verzamelen moed voordat ze tree voor tree dichter naar de grote circusdirecteur toelopen. De rode fluwelen stoelen voor het publiek, trekken langzaam aan hen voorbij. Op het houten podium staat de circusdirecteur op hen te wachten. De ogen van Zoladius vernauwen zich tot smalle streepjes als hij ziet dat er maar vier mensen zijn die trap de afkomen. Hij maakt een bestraffend geluid. Het viertal gaat voor de directeur staan, op de rand van het ronde houten podium. Het water wat van hun kleding druipt wordt opgenomen in het zand waar ze opstaan, het zand dat de circusdirecteur had laten plaatsen om zijn circusgevoel in het oude theaterpand te doen herleven. Zoladius draagt zijn gebruikelijke zwarte pak en leunt op zijn directeursstok.
‘Wel wel. Een, twee, drie en vier. Waar is nummer vijf?’
‘W-we zijn haar kwijt geraakt, mijnheer Zoladius,’ zegt Mowark. Hij probeert zijn angst voor de directeur te verbergen. ‘Ze loste op in de grote straat.’
‘Zijn jullie wellicht vergeten welke waarde onze zeer gewaardeerde goochelaar in dit circus heeft?’
‘N-nee, natuurlijk niet, mijnheer Zoladius. We hadden haar bijna,’ zegt Mowark, het lukt hem nauwelijks om zijn angst voor de man te verbergen. Ze weten immers alle vier wat hen te wachten staat. ‘Tot ze in de stegen kwam, waar meer mensen waren. En uiteindelijk kwam ze bij het kruispunt.’
‘Leugens!’ schreeuwt de directeur. ‘In geen twee jaar is zij buiten geweest. Ik heb haar herinneringen afgenomen! Hoe kon zij überhaupt bij de drukke straat komen, als ze niet eens wist waar ze was?’ Geen van het viertal geeft antwoord. ‘Jullie hebben gefaald!’ De directeur ziet er angstaanjagend uit. De knokkels van zijn hand die de stok vasthoudt worden wit, zijn gezicht loopt rood aan en zijn wenkbrauwen vormen een kwaadaardige v. ‘En jullie weten wat ik met hen die falen doe, niet waar?’ vraagt de directeur ongewoon kalm.
Het viertal knikt langzaam, dit betekent dat ze geen oogappeltje van de directeur meer zullen zijn. Ze zullen weer die gewone circusartiesten worden waar ze van walgen en het ergste van alles is, dat ze naar de kelders toe zullen moeten. Alle moeite die ze gedaan hebben om het oogappeltje van Zoladius te worden, zal in een klap verdwijnen. Want iedereen weet wat er in de kelders gebeurd als de zielenkijker zijn kunsten zal vertonen.
Op een dag zal de goochelaar terugkomen, het viertal zal haar laten boeten. Dankzij haar zijn ze hun geliefde rang binnen het circus kwijt. Zullen ze weer moeten optreden voor mensen alsof ze dieren zijn, ongewoon veel acts achterelkaar en altijd maar blijven glimlachen. Iedereen weet dat er niet te ontsnappen valt aan directeur Zoladius, de goochelaar zal hoe dan ook op een dag weer op de planken staan. Ze zal willen dat ze nooit zonder toestemming vertrokken was. Niets zal het viertal heel aan haar laten.
-Feedback verwerkt