Er klinkt geschreeuw, gekrijs. Geluiden die door merg en been gaan. De pijn van de talloze wonden is niet het ergste, met haar laatste beetje kracht probeert Anna haar oren te beschermen tegen de overvloed aan ellende die haar schedel binnendringt. Ze weet wat er om haar heen gebeurt en ze weet dat ze kansloos is. Vrouwen, meisjes, kinderen worden verkracht en vermoord. Mannen worden gedood en jongens ontvoert.
Anna ziet hoe een vrouw door zes rebellen wordt vastgegrepen, haar kleding kapot getrokken. Ze krijst, vecht, krabt en spuugt. Maar de mannen slaan haar, schoppen haar en verkrachten haar. Daarna wordt ze gedood, door een van de vele hakmessen die de rebellen bezitten. Dan is het stil, de vrouw bloed dood, haar ogen opengesperd, haar wangen nat dan de tranen.
Anna weet dat er maar een ding is dat ze kan doen. Ze moet zich dood houden. Niet bewegen, eigenlijk niet ademen. Misschien laten ze haar met rust, omdat ze een hesje aan heeft van een hulporganisatie. Of gewoon omdat zij blank is en alle anderen om haar heen donker. Er klinkt gehuil van een baby, dan opeens is het doodstil. De rebellen lachen en Anna weet wat er gebeurd is met de baby.
Hoe lang Anna op de grond ligt weet ze niet. Haar lichaam doet pijn, ze ziet meerdere wonden die bloeden. Dankbaar dat ze niet is verkracht en nog in leven is, bid ze tot God. Een God die ze niet kent en nooit heeft gekend. Maar die misschien toch bestaat, omdat hij haar lijkt te sparen.
De geluiden van de rebellen zijn allang verdwenen. Anna vertrouwt het niet, misschien zijn de rebellen na hun barbaarse daden voldaan in slaap gevallen. Maar misschien zijn ze ook weg, naar een volgend dorp om dood en verderf te zaaien.
Dan opeens, als Anna haar hoofd opheft om te zien of er nog rebellen zijn of overlevenden, hoort ze een auto aankomen. De auto rijdt hard en een stofwolk stijgt op. Zo snel mogelijk legt Anna haar hoofd neer en probeert ze haar adem in te houden. De deuren van de auto gaan open, stemmen van mannen klinken hard door de warme lucht. Anna kan de mannen niet verstaan, bang dat het rebellen zijn houdt ze zich dood. Ze leeft nog, de pijn is vreselijk, maar ze blijft vechten.
Elvie
Ik leef onrustig en onzeker, tussen de liefde en de leegte.
Hey Chaija! Lang niet van jou gehoord zeg!
Hartstikke fijn dat je weer terug bent!
Wat betreft jouw voorproefje: Oh, dit is behoorlijk heftig zeg!
Het ergste is nog wel dat zulke dingen nu nog plaats vinden ook! Verschrikkelijk!
Het begint al heel erg spannend!


Wat betreft jouw voorproefje: Oh, dit is behoorlijk heftig zeg!

Het ergste is nog wel dat zulke dingen nu nog plaats vinden ook! Verschrikkelijk!
Het begint al heel erg spannend!
het aller mooiste geschenkt,
Is het gebaar.
Is het gebaar.
Wow 
Ik lees het en het verhaal komt als een klap binnen...
Mooi geschreven, ook al is het verhaal verschrikkelijk
(ik hoop dat je het snapt
)
Het is meeslepend en erg verschrikkelijk...
Als ik zoiets zou moeten typen wouden en tranen in mijn ogen zitten en zou ik met bibberende handen veder moeten typen
Veel succes met verder schrijven!

Ik lees het en het verhaal komt als een klap binnen...
Mooi geschreven, ook al is het verhaal verschrikkelijk


Het is meeslepend en erg verschrikkelijk...
Als ik zoiets zou moeten typen wouden en tranen in mijn ogen zitten en zou ik met bibberende handen veder moeten typen

Veel succes met verder schrijven!
It's okey to be afraid!
Ellie Goulding
Ellie Goulding
Er klinken vogels, ver weg ergens buiten. Ze worden regelmatig overstemd door het kreunen van mensen. Van mannen en vrouwen. Het huilen van baby's. Anna opent haar ogen, het felle zonlicht dat door een klein raam naar binnenvalt doet pijn aan haar ogen. Voorzichtig probeert Anna zich te bewegen, maar alles doet haar pijn. Ze ligt op een bed, zonder matras. Aan weerszijde van haar liggen mensen. Sommige op een bed, anderen op de grond. Moeders met kinderen in hun armen, oude vrouwen en doodzieke mannen.
Als Anna het bloed op de grond ziet begrijpt ze waar ze is. Dit is het ziekenhuis. Ze is niet dood, al is deze plek niet veel beter dan de hel. Pas als Anna haar ogen weer sluit dringt de vreselijke geur van ziekte en dood haar neus binnen.
Een vrouw schreeuwt, huilt en krijst. 'Mijn baby, mijn kind, mijn zoon. Red mijn kind!' Schreeuwt ze. Er gebeurt niets. De vrouw blijft krijsen en huilen. Pas als er iemand in een witte jas naar haar toekomt wordt ze stil. De man in de witte jas kijkt naar het kleine kind in de armen van de vrouw. Het jongetje is niet veel ouder dan vier jaar, maar lijkt nog geen twee jaar. Zijn buik gezwollen, vliegen op zijn gezicht. De man raakt het kind aan, luistert met zijn stethoscoop en schud zijn hoofd. 'Uw zoon is dood, breng hem naar buiten en begraaf hem aan de overkant van de weg.' Weer klinkt er het hartverscheurende gejammer van de vrouw. 'Red mijn kind, alstublieft, ik smeek u!' Ze klampt zich vast aan de man, maar hij duwt haar ruw van zich af. 'Ga, uw kind is dood. Ga!' De man verdwijnt, de vrouw neemt haar zoontje in haar handen. Ze klemt hem tegen haar borst en draagt hem mee naar buiten. Zelfs dan is haar gekrijs nog te horen.
Anna voelt dat haar tranen over haar gezicht naar haar ogen zijn gegleden. Bij iedere uithaal van de moeder voelt ze kippenvel op haar hele lichaam. Het is een welkome afwisseling met de vreselijk pijn in haar lichaam. Voorzichtig beweegt Anna haar vingers. De pijn trekt door van haar hand naar haar onderarm, maar het is te doen. Voorzichtig probeert ze haar hand op te tillen. Ze pijn is vreselijk, alsof er messen in haar worden gestoken. Kreunend zet Anne door. Ze tilt haar hand naar haar buik en laat hem daar rusten. Het duurt even voor ze op adem is. Ze wil niet de diep inademen omdat de geur om haar heen vreselijk is. Bovendien doet haar borstkas bij iedere ademhaling vreselijk pijn en voelen haar longen alsof er hete vloeistof doorheen stroomt.
'Vrouw, u bent wakker. Ik ben dokter Johnson. U was bijna dood. Begrijpt u mij?' Anna kijkt de man met de witte jas aan. Hij klinkt vriendelijk. Maar het beeld van hoe hij de moeder van zich afsloeg staat haar nog vers in het geheugen.
'Ik versta u.' Weet Anna uit te brengen. Ze hapt naar adem en kreunt.
'Ik zal kijken voor een ander bed en een andere kamer voor u. We dachten dat u dood ging. Rust nu maar.' Anna knikt voorzichtig. In stilte vraagt ze zich af of de pijn in haar lichaam anders zal voelen op een ander bed. In een andere kamer. Anna sluit haar ogen. Misschien ga ik wel dood, denkt ze in stilte. Maar dat kan niet erger zijn, niet erger dan deze hel.
Als Anna het bloed op de grond ziet begrijpt ze waar ze is. Dit is het ziekenhuis. Ze is niet dood, al is deze plek niet veel beter dan de hel. Pas als Anna haar ogen weer sluit dringt de vreselijke geur van ziekte en dood haar neus binnen.
Een vrouw schreeuwt, huilt en krijst. 'Mijn baby, mijn kind, mijn zoon. Red mijn kind!' Schreeuwt ze. Er gebeurt niets. De vrouw blijft krijsen en huilen. Pas als er iemand in een witte jas naar haar toekomt wordt ze stil. De man in de witte jas kijkt naar het kleine kind in de armen van de vrouw. Het jongetje is niet veel ouder dan vier jaar, maar lijkt nog geen twee jaar. Zijn buik gezwollen, vliegen op zijn gezicht. De man raakt het kind aan, luistert met zijn stethoscoop en schud zijn hoofd. 'Uw zoon is dood, breng hem naar buiten en begraaf hem aan de overkant van de weg.' Weer klinkt er het hartverscheurende gejammer van de vrouw. 'Red mijn kind, alstublieft, ik smeek u!' Ze klampt zich vast aan de man, maar hij duwt haar ruw van zich af. 'Ga, uw kind is dood. Ga!' De man verdwijnt, de vrouw neemt haar zoontje in haar handen. Ze klemt hem tegen haar borst en draagt hem mee naar buiten. Zelfs dan is haar gekrijs nog te horen.
Anna voelt dat haar tranen over haar gezicht naar haar ogen zijn gegleden. Bij iedere uithaal van de moeder voelt ze kippenvel op haar hele lichaam. Het is een welkome afwisseling met de vreselijk pijn in haar lichaam. Voorzichtig beweegt Anna haar vingers. De pijn trekt door van haar hand naar haar onderarm, maar het is te doen. Voorzichtig probeert ze haar hand op te tillen. Ze pijn is vreselijk, alsof er messen in haar worden gestoken. Kreunend zet Anne door. Ze tilt haar hand naar haar buik en laat hem daar rusten. Het duurt even voor ze op adem is. Ze wil niet de diep inademen omdat de geur om haar heen vreselijk is. Bovendien doet haar borstkas bij iedere ademhaling vreselijk pijn en voelen haar longen alsof er hete vloeistof doorheen stroomt.
'Vrouw, u bent wakker. Ik ben dokter Johnson. U was bijna dood. Begrijpt u mij?' Anna kijkt de man met de witte jas aan. Hij klinkt vriendelijk. Maar het beeld van hoe hij de moeder van zich afsloeg staat haar nog vers in het geheugen.
'Ik versta u.' Weet Anna uit te brengen. Ze hapt naar adem en kreunt.
'Ik zal kijken voor een ander bed en een andere kamer voor u. We dachten dat u dood ging. Rust nu maar.' Anna knikt voorzichtig. In stilte vraagt ze zich af of de pijn in haar lichaam anders zal voelen op een ander bed. In een andere kamer. Anna sluit haar ogen. Misschien ga ik wel dood, denkt ze in stilte. Maar dat kan niet erger zijn, niet erger dan deze hel.
Ik leef onrustig en onzeker, tussen de liefde en de leegte.