Elvie
Geplaatst: 06 sep 2011 20:59
Er klinkt geschreeuw, gekrijs. Geluiden die door merg en been gaan. De pijn van de talloze wonden is niet het ergste, met haar laatste beetje kracht probeert Anna haar oren te beschermen tegen de overvloed aan ellende die haar schedel binnendringt. Ze weet wat er om haar heen gebeurt en ze weet dat ze kansloos is. Vrouwen, meisjes, kinderen worden verkracht en vermoord. Mannen worden gedood en jongens ontvoert.
Anna ziet hoe een vrouw door zes rebellen wordt vastgegrepen, haar kleding kapot getrokken. Ze krijst, vecht, krabt en spuugt. Maar de mannen slaan haar, schoppen haar en verkrachten haar. Daarna wordt ze gedood, door een van de vele hakmessen die de rebellen bezitten. Dan is het stil, de vrouw bloed dood, haar ogen opengesperd, haar wangen nat dan de tranen.
Anna weet dat er maar een ding is dat ze kan doen. Ze moet zich dood houden. Niet bewegen, eigenlijk niet ademen. Misschien laten ze haar met rust, omdat ze een hesje aan heeft van een hulporganisatie. Of gewoon omdat zij blank is en alle anderen om haar heen donker. Er klinkt gehuil van een baby, dan opeens is het doodstil. De rebellen lachen en Anna weet wat er gebeurd is met de baby.
Hoe lang Anna op de grond ligt weet ze niet. Haar lichaam doet pijn, ze ziet meerdere wonden die bloeden. Dankbaar dat ze niet is verkracht en nog in leven is, bid ze tot God. Een God die ze niet kent en nooit heeft gekend. Maar die misschien toch bestaat, omdat hij haar lijkt te sparen.
De geluiden van de rebellen zijn allang verdwenen. Anna vertrouwt het niet, misschien zijn de rebellen na hun barbaarse daden voldaan in slaap gevallen. Maar misschien zijn ze ook weg, naar een volgend dorp om dood en verderf te zaaien.
Dan opeens, als Anna haar hoofd opheft om te zien of er nog rebellen zijn of overlevenden, hoort ze een auto aankomen. De auto rijdt hard en een stofwolk stijgt op. Zo snel mogelijk legt Anna haar hoofd neer en probeert ze haar adem in te houden. De deuren van de auto gaan open, stemmen van mannen klinken hard door de warme lucht. Anna kan de mannen niet verstaan, bang dat het rebellen zijn houdt ze zich dood. Ze leeft nog, de pijn is vreselijk, maar ze blijft vechten.
Anna ziet hoe een vrouw door zes rebellen wordt vastgegrepen, haar kleding kapot getrokken. Ze krijst, vecht, krabt en spuugt. Maar de mannen slaan haar, schoppen haar en verkrachten haar. Daarna wordt ze gedood, door een van de vele hakmessen die de rebellen bezitten. Dan is het stil, de vrouw bloed dood, haar ogen opengesperd, haar wangen nat dan de tranen.
Anna weet dat er maar een ding is dat ze kan doen. Ze moet zich dood houden. Niet bewegen, eigenlijk niet ademen. Misschien laten ze haar met rust, omdat ze een hesje aan heeft van een hulporganisatie. Of gewoon omdat zij blank is en alle anderen om haar heen donker. Er klinkt gehuil van een baby, dan opeens is het doodstil. De rebellen lachen en Anna weet wat er gebeurd is met de baby.
Hoe lang Anna op de grond ligt weet ze niet. Haar lichaam doet pijn, ze ziet meerdere wonden die bloeden. Dankbaar dat ze niet is verkracht en nog in leven is, bid ze tot God. Een God die ze niet kent en nooit heeft gekend. Maar die misschien toch bestaat, omdat hij haar lijkt te sparen.
De geluiden van de rebellen zijn allang verdwenen. Anna vertrouwt het niet, misschien zijn de rebellen na hun barbaarse daden voldaan in slaap gevallen. Maar misschien zijn ze ook weg, naar een volgend dorp om dood en verderf te zaaien.
Dan opeens, als Anna haar hoofd opheft om te zien of er nog rebellen zijn of overlevenden, hoort ze een auto aankomen. De auto rijdt hard en een stofwolk stijgt op. Zo snel mogelijk legt Anna haar hoofd neer en probeert ze haar adem in te houden. De deuren van de auto gaan open, stemmen van mannen klinken hard door de warme lucht. Anna kan de mannen niet verstaan, bang dat het rebellen zijn houdt ze zich dood. Ze leeft nog, de pijn is vreselijk, maar ze blijft vechten.