De winnaar van wedstrijd 19 (de herfst) was Elfenring.
Dit is zijn winnende inzending:
De laatste moordenaar des Konings
De wind blies door het gekleurde woud en greep alles wat niet vast zat met zijn grijpgrage handjes.
Vele bladeren vielen door een windvlaag naar beneden en dwarrelde rustig naar het geurende mos op de grond.
Het oeroude pad dat dwars door het woud heenliep was nauwelijks nog te onderscheiden door de vele bladeren die op de bodem lagen te rotten. De geur van rottende bladeren en natte aarde hing in de lucht.
Over dat pad kwam een man aangelopen gehuld in een zwarte geraffelde mantel. Zijn kapoets had hij ver over zijn gezicht heen getrokken, zodat zijn gelaat verborgen was in duisternis. De mantel klapperde om de man heen terwijl hij naar de dwarrelende bladeren keek. Hij vroeg zich af hoeveel mensen zagen wat hij zag.
Veel mensen zagen de herfst als het einde van een wonderschone periode. Vele mensen vergeleken de afvallende bladeren zelfs met hun eigen leven. De lente staat symbool voor de geboorte, de zomer voor het volwassen leven, de herfst voor ouderdom en verval en de winter voor de dood.
Maar de mensen die dat beweerde waren dwazen. De herfst was de periode van wedergeboorte. De bladeren die naar beneden vielen zouden gaan rotten. De restanten zouden door de bomen opnieuw worden opgenomen en zo ontstonden er nieuwe bladeren. De kringloop van het gehele leven op aarde was terug te zien in deze afvallende bladeren.
Steeds als Maenor naar de dwarrelende bladeren keek zag hij de samenvatting van het leven. Hij liep verder over de vochtige aarde. De bomen vormde een omhullende tunnel boven zijn hoofd. Eindelijk verscheen er licht aan het einde van de tunnel. De man stapte het licht binnen en kwam uit in een oeroud verlaten dorp. Hoe vaak was hij niet in het overwoekerde dorp geweest. In vele van de afgebrande huizen stonden bomen en planten. De meeste gebouwen waren zwart geblakerd en omhuld met klimop. Meanor was hier echter al in jaren niet geweest, maar liefst zeventig jaar.
Als kind had hij hier altijd gespeeld. Zelf kwam hij uit een nabijgelegen dorp, waar hij tien jaar van zijn leven had doorgebracht. Hij liep door de straten die bedekt waren met de rottende bladeren, terwijl miezerregen zijn zwarte mantel doorweekte.
Hij liep naar het gebouw waar hij jaren geleden gevangen genomen was door de mannen van de koning. Zijn ouders hadden de belasting niet kunnen betalen aan de koning en waren diezelfde dag nog terecht gesteld. Hijzelf werd echter gespaard en opgeleid tot moordenaar des Konings.
Het gebouw was een oude kathedraal, die zelfs nu nog schoner was dan enig ander gebouw dat Meanor ooit had gezien. De houten poort van de kathedraal was volledig vermolmd en stond wijt open. Binnen lagen de resten van het dak en oude verrotte banken voor de gelovigen. Overal lagen kapotte dakpannen en glassplinters. De meeste gotische ramen waren lang geleden verwoest. Vele van de zuilen hadden niets meer om te dragen, behalve de twee bij het altaar. Op het altaar stond een adembenemend marmeren beeld van de godin Samona.
De godin van het evenwicht, de jacht, de maan en de wind. De herfst was dan ook volledig het seizoen van deze godin, tegenwoordig werd zij echter niet meer aanbeden. Het beeld was een knappe vrouw met gouden haren die tot aan haar heupen reikten. Haar ogen hadden de meest diepe grijze kleur die Meanor ooit gezien had. Wie dit beeld eens gemaakt had was een meester in zijn vak. Het raam achter het beeld was echter het meest adembenemend, daarop stond de mooiste herfstboom die Meanor ooit had gezien. Het was het enige raam waarvan elk stukje nog aanwezig was. De vele andere glas-in-lood ramen misten enkele glasstukjes of waren volledig verwoest.
Meanor pakte zwavelstokjes uit zijn zwarte mantel en ontstak de twee kaarsen die naast het altaar stonden. De oeroude kaarsen verspreide een heerlijke geur die Meanor niet wist thuis te brengen. Zoiets lekkers had hij nog nooit geroken. Naast het altaar zag hij opeens een vreemd schijfje liggen. Hij pakte het glimmende ronde schijfje op en bekeek het. Zoiets vreemd had hij nog nooit gezien, welk nut zo’n vreemd voorwerp kon hebben wist hij niet, maar dat interesseerde hem ook niet. Het voorwerp had een rond gat in het midden en hij stak zijn vinger erin, waarna hij het even op zijn vinger liet ronddraaien. Een lach verscheen op zijn gezicht, waarna hij het vervolgens onder zijn mantel stak. De vlammetjes flakkerden in de gure wind die door het tochtige gebouw heen blies.
Meanor gooide zijn kapoets naar achter en onthulde zo zijn gerimpelde door littekens getekende gezicht. Zijn heldergroene ogen straalde helder toen hij het houten kistje van zijn rug af haalde. Vol vreugde plaatste hij het kistje voor het altaar. Het kistje was volledig bewerkt met houtsnijwerk dat ingelegd was met gouddraad, het was een oud Keltisch patroon dat sierlijk over het hout liep. Hij opende het kistje en onthulde zo een sierlijke, met geronnen bloed bedekte, dolk. Na jaren was zijn wraak geslaagd! Hij had de koning en diens zoon vermoord en was nog ontkomen ook. Het kist had hij voor het eerst sinds zeventig jaar durven openen. Toen hij slecht tien jaar oud was had hij het kistje en de dolk gekocht, waarna hij het nooit meer geopend had. Enkele dagen geleden echter had hij eindelijk de moed gevonden het kistje te openen en zijn wraak ten uitvoer te brengen. De moord had hij opgedragen aan Samona. Hij had zichzelf beloofd dat hij de dolk in haar armen zou leggen. Hij pakte de dolk uit het kistje en legde hem in de armen van het standbeeld.
Daarna ging hij in kleermakerszit op de grond voor het beeld zitten. Wat moest hij nu doen? Zijn hele leven had hij opdrachten vervuld. Hij had nog nooit iets voor zichzelf gedaan. Zijn leven had geen doel. Wat moest hij er uberhaupt mee?
Opeens hoorde hij in de verte de hoefslagen van een dravend paard dat snel deze kant op kwam.
Met moeite hees hij zichzelf overeind, waarbij zijn botten kraakte. Hij trok zijn kromzwaarden uit hun foedralen die om zijn heupen hingen.
Zijn pure witte haren gooide hij nonchalant naar achteren. Zijn haren reikte tot aan zijn onderrug en waren daar recht afgesneden. Al zijn hele leven waren zijn haren zo wit als sneeuw. Veel mensen in het dorp hadden hem dan ook vol bewondering aangekeken.
Een silhouet stak af in de poortopening en liep met getrokken zwaard op Meanor af.
‘Dacht je nou echt dat je ongestraft onze koning kon afslachten. Meanor je bent een dwaas! Hier en nu zul je sterven’, schreeuwde de man in het leren wambuis.
Meanor kende deze jongeman maar al te goed, het was immers zijn leerling. Deze jongen had hij moeten opleiden tot de nieuwe moordenaar des Konings. Meanor stormde op zijn leerling af en hun zwaarden raakte elkaar. De klap liet Meanor ineen krimpen. Zijn oude schouders konden deze krachtige slag slechts met moeite weerstaan.
Een hele reeks van slagen volgde hierop. Meanor raakte steeds verder uitgeput en had al enkele verwondingen opgelopen. Zijn leerling zou hem verslaan! De gedachte schoot zonder dat hij het wilde door zijn hoofd. Woede kreeg grip op Meanor. Koppig weerde hij zich en wist zo zijn student ook enkele verwondingen toe te brengen.
De kracht vloeide langzaam uit zijn oude lichaam en hij werd steeds verder teruggedrongen naar het altaar. Uiteindelijk stond hij met zijn rug tegen het altaar en sloeg zijn leerling één van zijn kromzwaarden uit zijn handen. Niet lang daarna liet Meanor zijn ander zwaard van vermoeidheid vallen.
‘En zo sterft mijn meester als een oude verzwakte man’, ze de jongeman minachtend en meesmuilend.
De jongen stak toe met zijn zwaard terwijl Meanor een laatste schietgebedje deed. Opeens voelde Meanor de dolk die achter hem lag. Met een laatste wanhoopspoging dook hij op zijn student af. Hij maakte met zijn dolk een vreemde draaiende beweging en weerde zo het zwaard af van zijn student, waarna hij vervolgens toestak. Rechtstreeks in zijn hart. Met schrikogen, vol van verbazing keek zijn leerling hem aan.
Zijn leerling strompelde achteruit. Meanor had even geen oog voor hem en zag zo niet de dolk die zijn leerling hem met zijn laatste adem toewierp.
Meanor, echter jaren getraind in zijn instincten, hoorde de dolk aankomen en wierp zichzelf opzij. Hij zag daarna hoe de dolk recht op het glas-in-lood raam afging. In zijn val greep hij naar de vreemde glimmende gekleurde zilveren schijf onder zijn mantel en wierp die op de dolk af. De dolk raakte uit zijn baan en kwam precies boven het raam in het gesteente vast te zitten. Meanor stond op en ging recht voor het beeld staan, vervolgens keek hij in de wonderlijke ogen van het beeld.
De ogen begonnen opeens te twinkelen en het gehele beeld kwam tot leven. Niet veel later was het beeld veranderd in de mooiste vrouw die Meanor ooit had gezien. Ze droeg een wit gewaad tot aan haar enkels. Het gewaad was bewerk met zilverdraad in het patroon van de prachtige herfsteik die eveneens achter het altaar prijkte.
Haar gouden haren straalde in het fletse zonlicht dat door het gotische raam naar binnen viel. Ze liep blootsvoets een rondje om Meanor heen. Waarbij haar ogen hem geen moment loslieten. Uiteindelijk ging ze voor hem staan.
‘Gegroet, Meanor, mijn dienaar. Ik ben verheugd om je te zien, alhoewel je van ouderdom getekende lichaam mij doet huiveren’, zei ze met kille stem.
‘Het is een eer, vrouwe, om u te mogen ontmoeten, een godin van ongekende schoonheid’, zei Meanor waarbij een blos op zijn wangen verscheen. Het verwonderde hem dat zijn oude lichaam nog een blos tevoorschijn wist te toveren.
‘Ik heb een eenmalig voorstel, dus luister goed. Jij bent mijn laatste dienaar en mijn eigen belofte bindt mij om je dit voorstel voor te leggen. Zou jij met mij mee willen naar de wereld der eeuwigen’, zei Samona met haar kille stem.
Meanor wist het voorstel op waarde te schatten. Samona liet immers normaal gesproken alleen de onsterfelijke wezens zoals elfen toe in haar paradijs. Geen enkel mens was ooit toegelaten tot de wereld der eeuwigen.
Met een knikje stemde hij in.
Samona greep zijn vingers vast in haar fijne handjes. Hij voelde een tinteling door zijn lichaam gaan. Met elke ademteug werd hij weer jonger, totdat hij er weer uit zag als in zijn glansrijkste jaren. Hij voelde daarna aan zijn gezicht met zijn rechterhand en moest verbaast vaststellen dat alle littekens verdwenen waren.
Samona trok hem mee aan zijn linkerhand en liep recht op het glas-in-lood af. Niet veel later verdween Meanor door het glas en stond hij voor de imposante eik. De eik was in levende lijve luisterrijker dan het glas-in-lood raam. Blaadjes dwarrelden naar beneden en bleven hangen in zijn zuivere witte haren. Terwijl ondertussen de kaarsen naast het altaar omgeblazen werden. De kathedraal was even later in vlammen gehuld. Alles werd verwoest! Geen steen bleef op de ander, maar het glas-in-lood raam bleef ondanks de hitte intact.
Daarna ontstond er een hevige wind die alle bladeren uit de wijde omgeving met zich mee zoog naar de kathedraal. De bladeren dansten om het gotische raam heen en reikte tot ver in de hemel. Het gotische raam kwam los uit de aarde en verdween in een wervelwind van bladeren. Steeds hoger steeg het op om uiteindelijk te verdwijnen in een bol van herfstkleuren.
Niet lang daarna dwarrelde de bladeren zo traag naar beneden alsof de tijd stilstond. Die dag stond later bekend onder het volk als de dag van de kleurenregen.
Winnaar wedstrijd 19: Elfenring
Moderator: Patrick