Hoofdstuk 3
Met een klap slaat Björn een paar dagen later de deur van appartement achter zich dicht. Als hij naar buiten loopt, ziet hij tot zijn ergernis zijn onderbuurvrouw lopen. Wat doet dat mens op dit vroege tijdstip op straat? vraagt hij zich oneerbiedig af.
Zodra ze hem in het oog krijgt, komt ze – op haar naaldhakjes – zo snel mogelijk naar hem toegelopen. Björn zucht; dat kan er ook nog wel bij. Een uitweg is er niet, hij kruist haar weg als hij naar zijn auto moet lopen. Ze weet precies welke auto hij heeft, van iedereen die in de buurt woont trouwens, en het valt dus op als hij een omweg zal nemen. Inwendig zet hij zich schrap voor de spraakwaterval, die er ongetwijfeld zal komen.
‘Dag Björn,’ kirt ze met een hoog stemmetje, ‘ga je werken?’
Die knikt bevestigend. ‘Ja, ik moet om half acht beginnen,’ zegt hij, op zijn horloge kijkend.
‘Heb je het nog steeds naar je zin op de Intensive Care?’
Björn moet moeite doen zijn lachen in te houden; de buurvrouw probeert het woord in het Engels uit te spreken, maar dat gaat haar niet zo best af.
‘Ik vind het nog steeds een geweldig baan, buurvrouw,’ zegt hij uiterst beleefd en werpt nog eens een blik op zijn horloge. ‘Het spijt me, maar ik moet…’
De kans om zijn zin af te maken krijgt Björn niet, want de buurvrouw valt hem in de rede. ‘Heb je het ook gehoord van dat meisje dat is aangereden? Ik vind het een schandaal.’ Weer verbijt hij zich om haar accent. ‘Ligt ze bij jou op de afdeling? Hoe gaat het met haar?’
Björn knikt. ‘Ik heb het gehoord, maar verder vertel ik u niets, ik heb beroepsgeheim.’ Hoe vaak moet hij dat nu nog vertellen?
Ze wil alweer een heel verhaal tegen hem op gaan hangen, maar Björn kapt beleefd, maar beslist af. ‘Sorry, maar ik moet nu echt gaan, anders kom ik te laat op mijn werk. Fijne dag vandaag.’
‘Maar…’
Björn luistert niet meer naar haar en loopt van haar weg, nu ze het niet meer ziet met een grote grijns op zijn gezicht, de buurvrouw verbluft achterlatend.
Snel stapt hij in zijn auto en zwaait nog even alleraardigst naar de buurvrouw, die nog steeds op de plek staat waar hij haar heeft achtergelaten. Snel rijdt hij de parkeerplaats af, richting het ziekenhuis.
Even later loopt hij over de parkeerplaats naar het ziekenhuis en loopt via de draaideuren naar binnen. Daar groet hij Esther, die achter de balie zit. Hij loopt regelrecht naar de lift, waar hij op de knop drukt. Normaal doet hij dat nooit, maar nu wordt hij al moe van het idee dat hij de trappen naar de tweede verdieping op moet klimmen.
Terwijl hij op de lift wacht, wrijft hij vermoeid in zijn ogen. De laatste nachten heeft hij slecht geslapen. Overdag ging het nog wel, maar ’s nachts, als hij in bed lag, werd hij gek van bezorgdheid over Anne-Lynn. En dan kwam net de buurvrouw ook nog aan zijn hoofd zeuren, dat kon hij ook niet zo goed hebben.
Een paar minuten later loopt Björn de personeelskamer in; hij heeft geen tijd meer om voor de overdracht even bij Anne-Lynn te kijken. Had ik maar wat eerder weggegaan, verwijt hij zichzelf. Links en rechts groet hij wat collega’s en ploft neer op de dichtstbijzijnde vrije stoel.
De overdracht vindt hij nooit het boeiendste deel van zijn werk, maar het hoort er nu eenmaal bij. Terwijl de collega’s van de nachtdienst patiënt voor patiënt uitvoerig bespreken, gaapt hij af en toe verstolen achter zijn hand. Pas als Anne-Lynn ter sprake komt, gaat hij rechtop zitten en is hij opeens zijn vermoeidheid vergeten. Van haar wil hij precies weten hoe het met haar gaat.
‘Sinds gisteravond wordt ze niet meer slapende gehouden en vannacht is ze meteen een paar minuutjes wakker geweest,’ zegt Mandy.
Björn wrijft over zijn voorhoofd. Drie dagen slapende gehouden worden, dat is bepaald geen goed teken.
‘Ik denk dat ze vannacht droomde, ze wilde wat proberen te zeggen. Het lukte niet echt, het enige dat ik hoorde was de naam Lorenzo en een paar keer zei ze ‘nee’. Wouter, jij was er toch ook bij?’
Die knikt instemmend. ‘Ik verstond ook niet meer,’ zegt hij. ‘Misschien weet Björn wat over die Lorenzo, is dat haar vriend ofzo? Jij hebt toch in haar telefoon gezeten toen je haar ouders moest bellen?’ Vragend kijkt Wouter Björn aan.
‘Ik ben in haar logboek die naam wel tegengekomen inderdaad, als ik me niet vergis stond er een hartje achter.’ Björn vergist zich zeker niet, maar hij laat niet merken dat hij dit nog zo goed weet. Normaal is hij ook niet zo’n kei in het onthouden van zulke details en dat weten zijn collega's wel. Hij denkt diep na en probeert zich het gesprek met meneer Van Asperen te herinneren. Alle aandacht is nu op hem gericht.
‘Haar vader heeft het volgens mij ook niet over een vriend gehad,’ zegt hij nadenkend.
‘Je weet het dus niet zeker?’ vraagt Lidy-Anne, ook een collega.
Björn denkt nog eens na en schudt dan zijn hoofd. ‘Ik weet het wel zeker,’ zegt hij vastberaden.
‘Er is trouwens ook niemand op bezoek geweest, behalve haar ouders en een vriendin,’ zegt Mandy, ‘dus het lijkt me sterk dat ze een vriend heeft.’
Björn haalt zijn schouders op. ‘Ik weet verder ook niet hoe het zit, hoor,’ zegt hij wat verontschuldigend.
Helaas is daarmee het onderwerp afgehandeld. Björn besluit om straks, voordat hij aan het werk gaat, eerst in haar dossier te kijken of er nog bijzonderheden zijn voorgevallen in de tijd dat hij niet hoefde te werken.
Als de rest weer verder gaat met de laatste patiënten, zakt Björn ongemerkt weer wat onderuit. De slaap is even helemaal weg; hij heeft genoeg stof tot overdenken. Waarom heeft haar vader niets over een vriend gezegd? Had Anne-Lynn soms geheim verkering of was ze gewoon verliefd? In haar portemonnee zat ook geen foto van een jongen, dat weet hij heel zeker.
Björn schrikt op uit zijn gedachten als Wouter hem op zijn schouder slaat. Met een grijnzend gezicht staat hij voor hem.
‘Zou je niet eens gaan werken?’ zegt hij wat spottend. ‘Iedereen is al weg.’
Björn kijkt om zich heen en ziet nog net dat Lidy-Anne door de deur verdwijnt. Hij staat snel op en rekt zich uitgebreid uit. ‘Sorry man, ik heb niet zo lekker geslapen vannacht en ik was er even niet bij met m’n gedachten,’ zegt hij gapend.
Wouter grijnst. ‘Het maakt mij verder niet uit, maar als je hier blijft zitten slapen, gok ik dat je Louise op je dak krijgt.’
‘Grote kans van wel, ja.’ Hun teamhoofd is aardig, maar ze accepteert absoluut geen geslaap of dromerijen onder werktijd. Ook wel te begrijpen, het gaat wel om mensenlevens, zeker op de Intensive Care. Dan moet je je gedachten erbij houden. Doe je dat niet, kan het fataal zijn.