
@Saskia, Het kostte me even tijd xD, maar ik snap eindelijk wat je bedoelde! xD ghehe en je het helemaal gelijk, ik ga het veranderen xD ( had je dat niet de eerste keer kunnen zeggen toen ik je klad stuurde geheheh

@Moonie, heheh sorry


@Maaike, ik voel me vereerd dat je wel vier pogingen hebt gewaagd



Zeon was zo zelfverzekerd geweest over deze aanval. Alles had geklopt, het hoorde kinderspel te worden. Deze drie, waarvan er twee nauwelijks meer dan kinderen waren, zouden geen schijn van kans moeten hebben. En toch was het tij op onmogelijke wijze gekeerd. Nu keek hij angstig met gevaar voor eigen leven in twee dieprode ogen.
Het monster zijn kaken dropen van het bloed. Het gromde en ontblootte zijn lange slagtanden. Zeons blik verschoot naar de twee mannen die genadeloos waren neergehaald. Het monster had ze opengereten om tot de dood te laten creperen. Hun lichamen schokten nog steeds na.
Iedereen had een paar passen afstand genomen. Niemand wilde het volgende doelwit worden. Zelfs de vreemdelingen waren voor het wezen achteruit gedeinsd. Op een na.
Alleen de vreemde jongen stond nog op dezelfde plaats als voorheen. Hij leek bevroren van schrik te zijn. Zijn irissen waren omringd met oogwit terwijl hij naar het kronkelende monster staarde.
Grauwend zette het monster een pas naar achteren. Even had Zeon de hoop dat het dier bang was. HIj probeerde zijn stem terug te vinden, om alsnog een aanval aan te zetten.
De rode ogen van het beest lieten hem niet met rust, maar het bleef achterwaarts gaan. Zeon seinde Fa en Sorium. Het was nu of nooit.
Heel even keek hij nog omhoog om te zien of Draneon meekeek.
Het raamkozijn was leeg. Maar Zeon wist dat de man het hele schouwspel had gezien. Dit ging hem de vellen op zijn rug kosten.
Sorium en Fa hadden hun zwaarden steviger vastgepakt en slopen met weinig moed dichterbij. Meteen schoten de rode ogen naar hen. Blazend sprong het monster opzij. Zijn lange, bloederige voorklauwen uitgestrekt om de aanvallers open te rijten.
"Arrack!"
Midden in de aanval stopte het wezen. Het kroop met een jankend geluid naar de jongen. Zonder enige aarzeling streek de knul het monster over zijn geschubde huid en fluisterde het sussende woorden toe in een taal die voor Zeon vervreemd was. Sidderend legde het beest zich naast de jongen neer. Alsof die simpele aanval het tot onderwerpen dwong.
Iedereen keek in complete schok toe. Wie was deze jongen?
Onzeker bleef Zeon besluiteloos stil staan. Konden ze aanvallen? Zijn blik ging naar de al gevallen slachtoffers. Ze hadden hun laatste adem uitgeblazen. Nu lagen ze met lege ogen in een poel van bloed. Ze hadden geen schijn van kans gemaakt toen het monster verscheen. Maar waren er andere opties dan aanvallen?
Hij keek weer omhoog naar het lege raamkozijn. Hij had het bevel van zijn leider nodig.
Als of de goden zijn gebeden verhoorden verscheen er een gestalte bij de ingang van het gebouw.
"Stop met aanvallen!" Hun leider kwam eraan gerend met Evondor op zijn hielen.
Als een verlichting liet iedere vogelvrije zijn zwaard zakken. Enkele vluchtten zelfs de schaduwen van de gebouwen in. Zeon hield die optie ook voor ogen. Vluchten was misschien beter dan de toorn van Draneon te moeten ontvangen. Toch bleef hij wezenloos staan.
Hun doelwitten waren naar elkaar toe gekropen. Allen zochten ze bescherming achter het geschubde wezen. Het ros wat ze bij zich hadden gehad, was de enige die die toevlucht niet accepteerde en maaide met zijn voorbenen door de lucht. Het meisje liet het los.
Meteen sprongen de omringende vogelvrije opzij om niet door hoeven vertrapt te worden. Draneon stuurde er niemand achteraan. Het paard was nu niet belangrijk meer. Hij had zijn focus volledig op de jongen. De meester van het monster.
"Ik ben Draneon, leider van de vogelvrijen." Draneons zware stem galmde over het kleine pleintje.
De man in de koninklijke gewaden kwam in beweging. "Laat ons gaan en het wezen van hel zal u niets aandoen."
Zeon deed onbewust een pas naar achteren. Was dat monster een draak? Was dit het wezen waar hij 's ochtends voor bad bij het opkomen van de zon? Hetgeen wat deze stad in assen had gelegd?
Draneon bleef als enige ongeroerd door het nieuws. Nog altijd straalde hij die gevreesde kalmte uit. "Ik heb een beter voorstel. Ik bied u onderdak, voedsel en verzorging, en u verteld mij meer over dat.." Draneons kaken klapten abrupt op elkaar.
De jongen had een stap naar voren gezet en de draak sloop nu langzaam naar de gevreesde leider toe. Draneon stond te zwoegen om niet te bewegen, terwijl het monster om hem heen kronkelde. De neusgaten van het dier sperden wijd en luid kon je het horen snuiven. De jongen mompelde iets onverstaanbaars en gelijk kreeg hij de volle attentie weer van het wezen. Het liep met vlugge passen terug naar zijn meester en liet zich over zijn hoofd aaien. De jongen knikte naar de man in rood als een stille goedkeuring.
De man richtte zich meteen weer op Draneon. "Als u zich niet aan uw belofte houdt, zal het helmonster alsnog jullie levens verslinden."
Draneon knikte toestemmend om hen vervolgens zijn kant op te wuiven. De rest van de vogelvrijen stopten behoedzaam hun zwaarden weg. Geen wilde onbeschermd gaan waar het monster heenging, maar ook niemand wilde het dier tegen de haren instrijken.
Zeon zelf bleef op zijn plaats staan. Hij borg pas zijn zwaard op toen de laatste man binnen was. Even sloot hij zijn ogen en probeerde vooral niet te denken aan de bestraffing die hem te wachten stond. Zijn blik ging over de gebouwen. Vluchten was geen optie, Draneon zou hem weten te vinden. Verslagen liet hij zijn schouder hangen toen hij uiteindelijk naar binnen liep.