Hoofdstuk 12 – De Derde Moord
‘Met Annet van Driel,’ zei mevrouw Van Driel, toen ze de telefoon opnam. Aan de andere kant van de hoorn klonk een vrouwenstem: ‘Goedemiddag, mevrouw. Ik heb uw vraag van net nog even nagetrokken en u had gelijk. In 1996 is inderdaad een ernstig auto-ongeluk gebeurd. Het kind is naderhand omgekomen.’
‘Meer hoef ik niet te weten. Goedemiddag,’ zei van Driel neerslachtig. Met een klap legde ze de telefoon neer. Een gevoel van gevaar maakte zich plotseling meester van haar en even twijfelde ze of ze niet naar Adjudant Slik moest telefoneren. Toch zette ze dat uiteindelijk uit haar gedachte.
Uit haar tas haalde ze haar dagboek tevoorschijn. Toch was dat allang veel meer dan gewoon een dagboek. Het was haar persoonlijk dossier geworden. Hierin hield ze al haar onderzoeken naar de kinderlokker bij. Dichterbij de oplossing kon ze niet meer komen. Vanaf nu stond alles vast. Snel pakte van Driel een pen tevoorschijn en begon te schrijven.
Het is vrijwel compleet. Ik weet hoe het kind is omgekomen: het auto-ongeluk waarbij Rob betrokken was. Het kind was op slag dood. Verplettert tussen de wielen van zijn Opel. Het krantenartikel over het ongelijk heb ik niet meer kunnen vinden in de archieven van het Beverwijkse Sufferdje, maar zekerheid heb ik.
Nu ik weet wie de kinderlokker, de pyromaan en de ontvoerder is wordt het tijd om Adjudant Slik te verwittigen. Toch word ik ervan weerhouden. Wat zal ik hiermee verloren doen gaan? Moet ik gaan vrezen voor mijn eigen gezondheid? Ik weet het antwoord op beide vragen niet. Het enige dat ik nu weet is dat ik in dubio sta. Straks heb ik het mis en dan zullen de gevolgen desastreus zijn.
Een traan kroop over de rechterwang van Annet. Ze staarde mistroostig voor zich uit, in de richting van de tv. Op het scherm verscheen een nieuwslezer in beeld met achter hem een grote foto van tanks die zich door een woestijnlandschap worstelden. Van Driel kon het niets schelen. Ze had een belangrijke taak, maar hoe ze die moest vervullen was haar nog een raadsel.
***
Roos slaakte een angstige kreet; er was nu geen weg meer terug. Het enige wat ze nu nog konden ondernemen was een poging om zo snel mogelijk een weg naar buiten te vinden, om daarna te maken dat ze wegkwamen. Hulp halen, daar was geen tijd voor.
Tom en Iwan renden voor haar uit, terwijl ze van gang naar gang vluchtten. Het schurencomplex kende een oneindig gangenstelsel dat zich kriskras onder de flat door baande en vele kruisingen bevatte.
Om ze zoveel tijd probeerden ze schuurdeuren te openen, om een veilige verstopplek te vinden, maar dit alles geschiedde zonder enig succes. Iedereen in de flat scheen zijn of haar schuur goed verzegeld te hebben. Verstoppen was dus zinloos.
Het feit dat zij het gangenstelsel van de schuren niet kende werkte hen tegen. Vaak renden ze in vierkanten en hoorden de stappen van de kinderlokker dan plots een stuk dichterbij komen. Die kende het systeem natuurlijk op haar duimpje, en kon dus goed anticiperen op de route van de kinderen, die zich willekeurig van gang tot gang spoedden.
Hun harten klopten steeds sneller en sneller, terwijl ze steeds langzamer begonnen te rennen. Ze hielden het tempo van de kinderlokker niet meer bij en schrokken zich kapot toen ze even uit stonden te hijgen aan het einde van een lange gang, toen de kinderlokker, met een groot mes in haar handschoenen geklemd, achter hen stond.
Buiten adem van het kat en muis spel begonnen ze toch maar weer aan een lange tocht door de koude gangen. De kinderlokker zette, net zoals daarvoor, de achtervolging in en stak in het wilde weg rond met mes. Plots werden ze alleen opgeschrikt. Ze hoorden in de verte een deur open werd geslagen. De kinderlokker scheen te verstijven, maar de kinderen durfden niet te stoppen met rennen. Ze wilden niet ten prooi vallen aan de moordenaar die hen op de hielen zat.
Op het moment dat ze een hoek omsloegen overviel hen een misselijkmakende golf van angst. Deze gang liep dood; ze zaten als ratten in de val. Hier was het einde dachten ze, totdat ze het einde van de gang bereikten en omkeken; de kinderlokker leek opgelost in het niets. Hun voorziene dood bleef uit.
‘Wie is daar?’ klonk de stem van adjudant Slik uit de verte door het gangenstelsel. Roos, Iwan en Tom riepen allemaal blij terug: ‘Wij, adjudant Slik! Iwan, Tom en Roos!’
***
Mevrouw Van Driel stapte uit bij het schoolplein van basisschool de Wilgeroos. Ze had een telefoontje van Rob beantwoord en gelijk het blijde nieuws over de vondst van Sacha meegedeeld. Daarna had hij haar gevraagd om snel naar de onderbouwlocatie te komen, aangezien hij daar een verrassing had. Van Driel keek om zich heen en zag een graafmachine op het plein staan, met daarnaast een paar opzichters en een grote aanhangwagen waarop grote stukken ijzer lagen.
De grote rode deuren van de Wilgeroos waren geopend en Rob kwam net naar buiten toen mevrouw Van Driel het schoolplein op liep. Rob staarde trots voor zich uit en zei: ‘Ah, Annet, ik ben blij dat je zo snel kon komen. Ik heb jou namelijk nodig om een stukje in de nieuwsbrief te schrijven over het volgende; de overblijf is weer volkomen veilig.’
‘Wat?’ vroeg Van Driel verbaasd. ‘Hebben ze de kinderlokker te pakken? En wat doet die rotzooi hier op het plein?’
‘Nee, de kinderlokker is naar mijn weten niet gevangen,’ zei Rob. ‘Wij hebben wel een hele andere oplossing voor ons kinderlokkerprobleem. Vanmiddag gaan we alle oude hekken uitgraven en er een hoog hek, dat afgesloten kan worden, voor in de plaats zetten. Ook de bosjes worden nu afgeschermd. Aan de bovenkant komt prikkeldraad, zodat de kinderlokker er niet overheen kan komen.’
‘Dat is dan één zorg minder,’ zei mevrouw Van Driel opgelucht. ‘Ik zal zo wel even kijken wat ik kan schrijven, want dit zal de ouders wel een nieuw gevoel van veiligheid geven. Ik zal ook gelijk vermelden dat Sacha weer terecht is en maandag weer op school komt. Zo komt alles toch nog goed.’
‘Inderdaad,’ zei Rob trots. Hij was er fier op dat zijn school dit had kunnen bewerkstelligen. ‘Ik ga denk ik maar naar binnen, want het wordt hier erg fris. Laat de mannen daar maar doorwerken.’
Van Driel zag de mannen in kwestie op een sigaret kauwen en soms een slok nemen van hun koffie, maar werken was er niet bij. Toch wilde ze Rob niet uit zijn waan van succes halen en liet ze het er maar bij. Ze volgde hem naar binnen.
Ze ging langs het verbrandde lokaal van Cora, dat was afgezet met rood politielint en zo goed mogelijk dichtgetimmerd was met planken. Rob vertelde haar dat de computer in het kantoortje van meneer Rikus wel te gebruiken was, en dat hij even wat koffie ging zetten voor haar.
***
‘Onvindbaar,’ riep één van de agenten, terwijl hij terug kwam rennen. Er was een klopjacht op de kinderlokker begonnen toen de kinderen veilig en wel door Slik in een auto naar het bureau waren gezet. Toch had deze tot nu toe nog niets opgeleverd. De kinderlokker was blijkbaar verdwenen, zonder dat iemand er een spoor van kon ontdekken.
Slik speurde de bosjes rond de flat af, maar ook daar was niets te zien. Het was een ongelofelijk grote klus. De agent kwam dichterbij en zei hijgend: ‘We hebben tot nu toe niets kunnen vinden. We hebben het hele gangenstelsel gehad, en iedere deur gecontroleerd. De ruimte zelf hebben we afgesloten voor het onderzoek, dus daar zit ie ook niet. Rond de flat is ook niets te vinden; ik denk dat we heb kwijt zijn.’
‘We mogen hem niet kwijt zijn,’ zei Slik bars. ‘Weet je wat er dan in de kranten zou staan? Beverwijkse politie blundert alweer! Dat moeten we zien te vermijden. En als ik zeg, dit is de plek en hier moet je zoeken. Dan is dat de plek en dan wordt daar gezocht! En aangezien we bijna overal geweest zijn blijft er nog één mogelijkheid over. Hij moet ergens in de flat zitten.’
***
GEVAAR GEWEKEN!
Goed nieuws vanaf de overblijf. Vanaf volgende week maandag worden er nieuwe regels van kracht op school. Deze hebben vooral te maken met het nieuwe hek dat rond de onderbouw is gebouwd, om de kinderen te beschermen tegen de rondwarende kinderlokker. Het hek is ruim tweeënhalve meter hoog en omheind met prikkeldraad dus zal een goede bescherming zijn tegen indringers van buitenaf.
Er is nog meer goed nieuws vanaf de overblijf. Sacha, die ruim een week vermist was, is weer terecht en zal naar alle waarschijnlijk maandag weer op school verschijnen. Zo ziet u maar dat alles toch weer op z’n pootjes terecht komt.
‘Dit heb ik tot nu toe,’ zei mevrouw Van Driel, terwijl Rob achter haar kwam staan en haar stukje op een razendsnel tempo doorlas. ‘Is het goed, of moet ik het wat uitbreiden?’
‘Nee, het is wel goed zo,’ zei Rob, terwijl hij zich weer in zijn volle lengte oprichtte. 'Ik zal het zo wel even uitprinten en het in het postvakje van de Grebbestraat neerleggen. Dan kan het maandag gelijk in de nieuwsbrief.'
'Oké,' zei mevrouw Van Driel. Ze stond weer op en was blij dat ze weg mocht. Ze voelde zich door Rob gebruikt, aangezien hij haar voor niets anders dan zijn stomme nieuwsbrief nodig had gehad, en haar alleen het hek had willen laten zien, wat toch niet echt spectaculair was.
Ze verliet de school en stapte de koude middag in. Een lichte mist trok door de straten en wierp een donkere sluier over Beverwijk. Mevrouw Van Driel verliet het schoolplein alleen en besloot dat nu de tijd rijp was. Sacha was terecht en nu werd het tijd om schoon schip te maken. De kinderlokker moest aangegeven worden.
Ze stak de sleutel in het slot en reed de Wilgenhoflaan uit. Plotseling ging haar telefoon; Rob verscheen op het scherm. Ze zette haar auto even aan de kant en zei: 'Met Annet. Wat is er nu weer?'
'Hee, Annet,' zei Rob aan de andere kant van de lijn. Ver achter hem waren de graafwerkzaamheden hoorbaar, evenals de bouwvakkers die bezig waren met het hek. Blijkbaar had de koffie ze een oppepper gegeven en ervoor gezorgd dat hun motor was gaan werken. 'Ik weet niet of jij al ver bent, want jouw tas staat hier nog. Ik weet niet of er nog belangrijke dingen in zitten?'
'Wacht,' zei mevrouw Van Driel, terwijl ze langs al haar zakken voelde. Haar portemonnee, mobiel, paspoort, alles had ze bij zich. Ze haalde opgelucht adem en vervolgde: 'Zet hem maar in het overblijflokaal. Ik kom morgen toch naar school voor de overblijf en veel belangrijks zit er niet in.'
'Is goed,' zei Rob en hij verbrak de verbinding. Mevrouw Van Driel begon weer te rijden en schonk geen aandacht aan het verkeer achter haar. Totdat ze rond park Overbos reed. Het duurde maar een seconde voor ze wist wie er achter het beslagen raam schuil ging; de kinderlokker. Ze trapte op de gas en sloeg een willekeurige zijstraat in die uitkwam op nog meer zijstraatjes. Hier moest ze haar zijn af te schudden.
Toch was dat hier makkelijker gezegd dan gedaan. Het duurde niet lang of de straten waren op en van Driel reed langzaam een stille landweg op, waar ze alleen maar rechtuit kon, naar een boerderij aan het einde. Als ze nu flink gas gaf en bij de boer naar binnen kon vluchten, dan was het misschien niet te laat.
Weer trapte ze flink op gas, terwijl de bomen en het boerenland voorbij schoten. De boerderij met zijn scheve oude muren kwam dichterbij, maar hier overviel van Driel een golf van angst. De boerderij was vervallen en verlaten. De enige kans om te vluchten was een toch over het boerenland, maar van Driel voelde daar weinig voor. Toch zette ze in record tempo haar auto aan de kant en sprong eruit. Het duurde niet lang of de auto van de kinderlokker naderde snel vanuit de wijk.
Van Driel waagde het erop en sprong over het hek en holde zo snel ze kon het drassige boerenland op. De mist hier werd dikker, door de dikke witte muren die het opwierp boven de vele natte geulen en stroompjes. Er was in de weide omtrek geen levende ziel te bekennen, afgezien van de kinderlokker die rap de achtervolging inzette.
Van Driel rende steeds sneller, en even dacht ze haar oude winnaarsinstinct hervonden te hebben, maar dit was maar van korte duur. Ze gleed na een tijdje steeds verder weg in de drassige modder die de grond bedekte en haar belemmerde om nog veel meters achter elkaar te maken. Op dat moment gebeurde het; ze gleed uit. Roepen om hulp was zinloos; de buitenwereld was bijna een kilometer terug en de mist belette dat iemand van de weg haar kon zien. Toen kwam de kinderlokker dichterbij. In haar handen droeg zijn een groot mes. Van Driel slaakte een hoge en ijselijke gil toen ze voelde hoe het lemmet diep haar been in drong. Bloed gutste naar buiten en zorgde dat het onderste deel van haar spijkerbroek doorweekt werd met de warme rode vloeistof.
***
‘Dus, vertel het verhaal nu nog één keer duidelijk,’ zei adjudant Slik ten einde raad. Hij keek Sacha recht in de ogen. ‘Weet je wie het is? Zou je hem kunnen herkennen.’
‘Het is een vrouw,’ riep Sacha voor de zoveelste keer. ‘Ik heb het niet gezien, maar wel gemerkt. Heeft u nu echt niet geluisterd?’
'Ik heb heus wel geluisterd,' zei Slik geïrriteerd. 'Toch vraag ik mij af hoe je daar achter bent gekomen. Ook wil ik weten wie het is. Je hebt toch verdomme wel een gezicht gezien, of niet dan?'
'Ik heb een gezicht gezien, maar ik herkende het niet,' zei Sacha kwaad. 'De kinderlokker is een vrouw vermomt als man. En ik wil niet veel zeggen, maar heeft u niets belangrijkers te doen? Ze loopt nog steeds rond op vrije voeten! En ik ben erachter gekomen, omdat ik haar tegen haar hond heb horen praten.'
'Aha,' zei Slik. 'Nu komt er schot in de zaak. Heeft de kinderlokker een hond?'
Sacha knikte en zei: 'Dat wisten we al vanaf de eerste keer dat ze verscheen. Die hond is op zich niet belangrijk, maar haar stem herkende ik ergens van. Ik heb hem beslist eerder gehoord, alleen dan heel anders. Kon ik het me verdomme maar voor de geest halen.'
'Dat wens ik ook, meisje,' zei Slik langzaam. 'Ik denk dat het tijd is om naar huis te gaan. Het is een week geleden dat je vermist bent geraakt en jij wilt natuurlijk ook naar huis. Het verhoor ik denk ik wel op een eind gelopen.'
'Heel erg bedankt,' zei Sacha blij. 'Ik kan niet wachten om weer thuis te zijn.'
'Ga maar fijn rusten,' zei adjudant Slik. 'Ik denk dat jij de hele week wakker hebt gelegen.'
'In tegendeel,' zei Sacha. 'Ik heb juist enorm veel geslapen. Ik was enorm moe van het wachten en ik dacht dat als ik meer sliep de tijd sneller voorbij zou gaan.'
'Kwam dat slapen vanuit jezelf?' vroeg Slik achterdochtig. Sacha haalde haar schouders op en zei: 'Ik weet het niet. Ik heb nog nooit zoveel en zo lang achter elkaar geslapen. Hoezo?'
'Ik denk dat het verstandig is als we nog een kleine drugstest op je uitvoeren,' zei Slik. 'Het kan namelijk zijn dat de kinderlokker iets in je eten heeft gedaan om je rustig te houden. Hoe werd het eten trouwens bezorgd?'
'Het eten werd op een dienblad bij de deur neergezet,' zei Sacha langzaam, terwijl ze zich de dagelijkse routine, tussen het slapen door, probeerde te herinneren. 'De deur ging dicht en ik mocht aanvallen. Ik moet toegeven dat de kinderlokker niet slecht voor me gezorgd heeft. Op zich ben ik maar een paar keer bang geweest dat er iets zou gebeuren, want ze was niet alleen gemeen? Ze had niets voor me hoeven maken. Ze had me ook kunnen laten verhongeren.'
'Daar heb je inderdaad een punt,' zei Slik. 'Jij bent er echt heilig van overtuigd dat het een vrouw is, hè? Dat zorgt er wel voor dat het hele onderzoek tot nu toe wel in een hele andere richting geduwd moet worden. We zijn op zoek naar een vrouw die tot voor kort een wit busje bezat, kinderen lokt en er niet voor terugdeinst om zomaar te moorden. Er moet een verband zijn met de school, want alles is begonnen in en rond de Wilgeroos en zijn overblijf. Het gaat vandaag weer een lange dag worden.'
'Daar kan ik niets aan doen,' zei Sacha. Adjudant Slik lachte kort en zei toen: 'Ik zal je wel even naar huis laten brengen. Je ouders zitten met smart op je te wachten. Of moet ik bellen of ze je op willen komen halen?'
***
'Goed gedaan, mannen,' zei Rob, terwijl hij naar het gloednieuwe groen geschilderde hek keek. 'Dat ging echt snel. Het was tenslotte in een paar uurtjes gepiept. Heel erg bedankt.'
'Oh, geen dank hoor,' zei één van de werklui. 'Het moet maar eens uit zijn met dat gejaag op die kinderen hier. Het is toch een ziek idee dat je kinderen niet eens meer veilig naar school kunnen zonder ten prooi te vallen aan zo'n viezerik? Ik moet er niet aan denken dat het bij mijn dochter zou gebeuren. Als ik die gozer in m'n handen zou kunnen krijgen zou ik geen spaan van hem heel laten. Hoe is het trouwens met dat vermiste meisje? Is er nog iets bekend geworden?'
'Inderdaad,' zei Rob goedkeurend. 'De veiligheid van de leerlingen staat voorop. Over Sacha heb ik net een paar uur terug een telefoontje mogen ontvangen. Ze is terecht er is een klopjacht gaande op de kinderlokker, voordat deze nog meer slachtoffers gaat maken.'
'Dat loopt dan maar goed af,' zei de werkman goedkeurend. Hij reed met zijn graafmachine het schoolplein af, terwijl Rob het hek achter hem dicht deed. Ze namen afscheid en Rob liep de school binnen. Daar printte hij het geschreven stuk van Anette van Driel uit om het morgen met trots in de nieuwsbrief te kunnen presenteren. Toch was die euforie maar van korte duur.
Rob had net de schooldeur achter zich gesloten en stak de sleutel in het slot toen iets dat aan het hek bungelde zijn aandacht trok. En papier was ongezien vastgemaakt aan het hek en bezat een boodschap geschreven door de kinderlokker.
Aan allen die dit lezen,
Dit zal mij nooit tegenhouden. Altijd zal ik op de loer liggen en waakzaam zijn om nieuwe zielen te vinden. Grijpen zal ik iedereen en bloed zal vloeien. Het spel is nog steeds bezig en ik lig voor. Mijn bloed werd mij ontnomen en nu zal ik anderen ook bloed ontnemen.
Dit hek is zinloos, maar blijf in de waan verkeren dat deze een schijnveiligheid naar de leerlingen toe bied. Ik zal er persoonlijk voor zorgen dat dit de waarheid wordt. Nooit zal ik vertrekken, nooit zal ik opgeven. Mijn pijn is jullie pijn.
De Kinderlokker
Rob pakte de brief met bevende handen van het hek. Hij keek angstig om zich heen en verwachte half-om-half dat er ergens een gevaarlijke gek tevoorschijn zou springen om hem vast te grijpen en te vermoorden. Pas toen hij de brief voor de tweede keer las en bedacht dat hij er niet wijs uit kon worden zag waar die brief aan de onderkant mee besmeurd was. Aan de onderkant drupte namelijk een vers spoor van bloed naar beneden. Weer keek Rob angstig om zich heen; nergens was iemand te bekennen.
Snel pakte hij zijn mobiel tevoorschijn en liep het schoolplein af. Het hek sloot hij en gooide hij in het slot. Toch wist hij niet of dit inderdaad een veiligheid zou geven, als de kinderlokker al zo snel op de hoogte was van zijn plannen. Toch was er niemand die er vanaf wist behalve... Annette van Driel. Nu zag hij het in; van Driel was de kinderlokker.
Snel draaide Rob het nummer van politiebureau Beverwijk. Het duurde niet lang of hij kreeg Slik aan de lijn: 'Goedemiddag, met adjudant Slik, politiebureau Beverwijk.'
'Goedemiddag met Rob Schimp, directeur van basisschool de Wilgeroos,' zei Rob een beetje trillerig, terwijl hij plaatsnam in zijn auto. 'Ik kom een misdaad melden. Ik weet wie de kinderlokker is. Het is niemand minder dan de vrouw die wij vertrouwden; Annette van Driel.'
'Dat kan toch niet?' zei Slik ontzet. Toch schoot door zijn achterhoofd het verhaal van Sacha; het was een vrouw en ze kende de stem. De mogelijkheid was er en er werd een connectie met de school zichtbaar. En zelf was ze er als de kippen bij om mee te helpen in het onderzoek. Het was natuurlijk een list geweest, dacht hij bij zichzelf. 'Kom onmiddellijk hierheen, dan kunt u een verklaring afleggen.'
'Is goed,' zei Rob vlug. 'Ik kom er gelijk aan. Ik heb hier namelijk een brief van de kinderlokker. Hij is vanmiddag opgehangen vlak nadat het nieuwe hek, dat u ons laatst had aangeraden, was geplaatst. De enige die ervan wisten, behalve u en ik, was Annette. De onderkant van de brief is bezaaid met bloedvlekken, dus waarschijnlijk heeft de kinderlokker een nieuw slachtoffer gemaakt. Zorg ervoor dat ze Annette vinden, voordat er nog meer kinderen in gevaar komen. Ik ben er over een paar minuten. Ik rij nu weg bij de Wilgenhoflaan. Ik zal ondertussen uitkijken of ik haar misschien ergens kan ontdekken.'