De Kinderlokker Staat Om De Hoek

Laat je zaak hier oplossen, of ben jij het die de ander in het duister houdt? Lees alle Thriller, Detective & Mysterie verhalen.
Plaats reactie
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Afbeelding
Voorwoord:
Welkom, beste lezer, bij mijn nieuwste verhaal. De meesten lezers zal deze schrijfstijl niet als standaard voorkomen (het verschilt nogal van mijn andere verhalen). Sommigen zullen wellicht een afkeer hebben van deze schrijfstijl, omdat er niet echt één hoofdpersonage is om wie alles draait, maar meer kleine scènes van een groot scala aan personages. Deze scènes vormen samen een verhaal die tot een ontknoping gaan leiden waarin alles op z’n plaats valt. Deze scènes zullen door een *** worden onderbroken(een klein detail dat ik heb gestolen uit de Bob Evers Serie).
Een andere klein detail is dat dit mijn eerste echte “detective” verhaal is. Hierdoor kan het soms wat hakkelend overkomen als plot, maar toch heb ik er mijn best voor gedaan. Ik hoop dat het me gelukt is om een goed verhaal neer te zetten.

Alvast veel plezier met lezen,
Marco Edam 5 juni 2011

Inhoud:
Hoofdstuk 1 – De brand
Hoofdstuk 2 – De volgende morgen…
Hoofdstuk 3 – Wie niet weg is...
Hoofdstuk 4 – Ruzie met Marlies
Hoofdstuk 5 – Een zwarte schim
Hoofdstuk 6 – De eerste moord
Hoofdstuk 7 – De ontvoering
Hoofdstuk 8 – De vermoedens van mevrouw van Driel
Hoofdstuk 9 – In het holst van de nacht
Hoofdstuk 10 – De tweede brand
Hoofdstuk 11 – Het hol van de leeuw
Hoofdstuk 12 – De derde moord
Hoofdstuk 13 – In de tas...
Hoofdstuk 14 – De ontknoping
Laatst gewijzigd door gaffeljames op 22 sep 2012 16:15, 3 keer totaal gewijzigd.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 1 – De Brand

Het was een vrijdag zoals alle anderen op de overblijf van basisschool de Wilgeroos. De kinderen speelden vrolijk in speeltuin Kindervreugd, die elke dag tussen de middag was afgehuurd door de Wilgeroos. Hier konden de kinderen, waarvan de ouders overdag werkten of andere verplichtingen hadden, een broodje eten en onder toezicht hun “pauze” doorbrengen.
De twee leidsters van de overblijf, de overblijfmoeders, waren mevrouw van Driel en Tina. Geen van beiden had kinderen op de overblijf of op de Wilgeroos, maar ze waren aangesteld door de directeur, doordat ze goed werk leverden bij het plaatselijke buurthuis.
Mevrouw van Driel zat op het kleine terras voor het overblijfhutje(het overblijflokaal waar de kinderen aten en binnen zaten als het regende) en nam een slok uit haar bakkie thee. Ze legde met haar andere hand de krant weg, die ze net gelezen had, en pakte haar eeuwige broodje kaas.
Plots hoorde ze een gil, gevolgd door opgewonden stemmen in de verte. Daarna hoorde ze haar naam door de speeltuin heen klinken. Ze stond op, veegde wat kruimels van haar veel te dikke coltrui en liep richting het gegons van de kinderen. Ze streek met haar hand het zweet van de dikke brillenglazen die je kon vergelijken met jampotglazen.
Voor haar stond een grote groep kinderen die zich allemaal rond één meisje verzameld hadden.
‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg mevrouw van Driel. Ze zag dat het meisje begon te snikken.
‘We waren verstoppertje aan het spelen,’ jammerde ze. ‘Ik ging hier naar de bosjes en toen was daar een enge man. Hij wou me meenemen en toen… en toen… toen gilde ik heel hard en ben ik weggerend.’
‘Ach, meisje toch,’ zei mevrouw van Driel, terwijl ze het meisje optilde. ‘Waar was die enge man dan?’
‘Daar,’ zei het meisje. Ze wees naar een donkere nis in de bosjes. Haar handje trilde terwijl ze naar de plek wees. Mevrouw van Driel zette het meisje op de grond en liep kordaat richting de aangewezen plek, alsof ze op weg was het slagveld en de vijand in de pan zou hakken.
Een beetje teleurgesteld kwam ze terug. Ze schudde haar hoofd en zei: ‘Er was niemand te zien en het is onmogelijk om over het hoge hek te klimmen; er zit prikkeldraad op.’
‘En toch was er een man,’ zei het meisje zacht. Mevrouw van Driel schudde haar hoofd, en liep terug naar het overblijfhutje waar Tina op haar zat te wachten.
‘Wat ik nu meemaak,’ zei mevrouw van Driel, terwijl ze neerplofte op haar stoel en een slok van haar koud geworden thee nam. ‘Ze hebben weer iets nieuws verzonnen.’
***
Het was diezelfde dag nog. De rode nazomerse zon zonk weg boven de huizen en de duisternis leek besloten te hebben om vandaag vroeger in te vallen dan normaal. Het was stil in Beverwijk, ondanks dat het de dag voor het weekend was. Het had waarschijnlijk te maken met het veel te warme weer en het feit dat deze zomer de heetste van de laatste dertig jaar was.
Het donker nam snel bezit van Beverwijk en omstreken. Het was alsof iemand plotseling de zwarte deken van de nacht over de stad had geworpen. Het duister wierp donkere en griezelige nissen in bosjes, maakte sommige stegen ondoordringbaar en maakte iemand die niet gezien wilde worden ook echt onzichtbaar.
De persoon die op dat moment door de bosjes van speeltuin Kindervreugd liep had ook de bedoeling om onzichtbaar te blijven. Laarzen knarsten over de bladeren en het zand, terwijl achter de gedaante een waterig geluid klonk. Een smerige geur vulde de speeltuin, omdat het spul ook al over vele speeltoestellen was gegooid inclusief het overblijflokaal. De geur was onmiskenbaar die van benzine.
De gedaante hield een halt en sneed een smal gat in het gaas dat het hek vormde van de speeltuin. Met wat moeite kwam de gedaante erdoorheen. Een lange zwarte jas bleef haken achter één van de stukken gaas en maakte dus een scheurend geluid. De gedaante lette er niet op en ontstak een lucifer. De gedaante gooide de brandende lucifer in de plas benzine die gelijk begon te branden. Met een voldane grijs loste de zwarte gedaante op in het duister van de nacht.
***
‘Goedenavond,’ zei een vreemde mannenstem aan de andere kant van de hoorn. ‘Spreek ik met mevrouw Rozenkrans?’
‘Ja,’ zei de vrouw die de hoorn had opgepakt. Ze pakte de afstandsbediening van de gestoffeerde bank en zette, tot de ergernis van haar man, de tv een stuk zachter. ‘Daar spreekt u mee.’
‘U spreekt met adjudant Slik, van de Beverwijkse recherche. Ik heb een droevige mededeling voor u,’ zei de mannenstem. ‘Ik moet u namelijk vragen om nu direct naar uw speeltuin te komen, want die brand op dit moment helemaal uit.’
‘Wat?’ zei mevrouw Rozenkrans, terwijl zich een paar druppeltjes zweet van spanning op haar voorhoofd vormden. ‘Hoe kan dat. Ik ben er vanmiddag nog geweest om af te sluiten en het is onmogelijk om over de hekken heen te…’
‘Dat zoeken de agenten ter plaatse wel uit,’ zei adjudant Slik vlug. ‘Er staan al een paar man op de zaak.’
‘Is het al een heuse politiezaak?’ vroeg mevrouw Rozenkrans verschrikt. Haar man kwam overeind van de bank en boog zich naar zijn vrouw toe. Hij fluisterde zacht: ‘Wie is dat?’ Mevrouw Rozenkrans gebaarde met haar hand dat hij stil moest zijn.
‘Ja, mevrouw,’ zei Slik ernstig. ‘Er zijn een aantal goede redenen om aan te nemen dat de brand aangestoken is.’
‘Oh, God,’ zei mevrouw Rozenkrans geschrokken. Ze daalde neer op de bank en even leek het of ze flauw zou vallen. ‘Ik begrijp het. Ik zal direct vertrekken, adjudant. Heel erg bedankt voor het bellen. Doeg.’
Ze legde de hoorn op de haak. Meneer Rozenkrans schoof naar zijn vrouw en vroeg: ‘Gaat het wel? Wat is er in hemelsnaam aan de hand?’
‘De speeltuin staat in brand,’ zei mevrouw Rozenkrans trillerig en lijkbleek. ‘Dat was de adjudant van politiebureau Beverwijk. Het is waarschijnlijk aangestoken. Ik moet er eigenlijk gelijk naartoe.’
‘Ik ga wel met je mee,’ zei meneer Rozenkrans en hij sloeg zijn arm beschermend om zijn vrouw heen. ‘In deze toestand ga jij namelijk niet de weg op. Vertel me onderweg maar alles wat de adjudant gezegd heeft.’
‘Ik neem mijn mobiel mee,’ zei mevrouw Rozenkrans. ‘Dan kan ik onderweg Annet en Tina verwittigen.’ Meneer Rozenkrans keek haar onbegrijpend aan. ‘De overblijfmoeders – weet je nog wel – van de Wilgeroos. Die school waar je dochter op zit!’ Meneer Rozenkrans knikte gehaast.
Mevrouw Rozenkrans griste haar mobiel en sleutels van tafel en rende naar boven om de kinderen gerust te stellen. Meneer Rozenkrans deed ondertussen zijn schoenen aan en ging daarna naar buiten om de auto voor te rijden; zo konden ze gelijk vertrekken. Het zou een lange nacht gaan worden.
***
Het geluid van een telefoon klonk door een kleine rommelige kamer. Er blaften twee honden kort, waarna ze de gang in liepen. Tina nam de telefoon op en zei: ‘Goedenavond, met Tina van Bergen.’
‘Hallo, je spreekt met Annet,’ zei mevrouw van Driel gesmoord aan de andere kant van de lijn. ‘Sorry, dat ik nog zo laat bel. Ik werd net gebeld door Louise Rozenkrans, van de speeltuin, met de vraag of wij zo snel mogelijk naar de speeltuin wilden komen. De speeltuin fikt namelijk op dit moment helemaal uit. De politie denkt dat het aangestoken is en wil ons waarschijnlijk als getuigen spreken, omdat wij samen met Louise hebben afgesloten vanmiddag.’
‘Ik kom direct,’ zei Tina bezorgd. ‘Ik moet alleen even zorgen dat iemand dan zo de honden uit kan laten, want ik laat ze altijd rond negenen uit.’
‘Maar ik ga nu hangen, want ik ben aan het rijden,’ zei mevrouw van Driel. Ze hing op. En zacht tuut-tuut-tuut klonk uit de telefoon die Tina op de haak legde. Ze klakte met haar tong en twee hondenkoppen verschenen om de hoek van de deur.
‘Rex, Wolff, kom hier,’ zei ze. De honden kwamen snel op haar af sprinten en gaven haar een lik over haar hand. ‘Jullie gaan vanavond even naar mevrouw Wai-Chang. Mama, komt jullie zo snel mogelijk weer ophalen.’
***
Vlammen laaiden hoog op, de donkere lucht kleurde zacht oranje, het vuur sloeg om zich heen en was in de weidde omtrek zichtbaar. Een kleine jongen van een jaar of elf keek uit zijn slaapkamerraam naar de speeltuin. De jongen in kwestie heette Iwan en zat in groep zeven, van de Wilgeroos. Hij griste snel zijn mobiel van zijn nachtkastje en trok onhoorbaar zijn pyjama uit. Zijn ouders waren nog beneden en zouden ongetwijfeld ook staan te kijken, maar ze mochten niet weten wat hij nu aan het plannen was. De mobiel ging over.
‘Heey met mij,’ zei Iwan zacht in de telefoon, terwijl hij zijn buitenkleding aantrok. ‘Je moet nu naar de speeltuin toekomen – nee, ik ben niet op mijn achterhoofd gevallen – hij staat in de hens man. Ik praat zo zacht, omdat mijn ouders niet mogen horen dat ik zo naar buiten ga. Ik zie je wel op de hoek van de Wilgenhoflaan. Bel jij Sacha en Roos? Oké, is goed. Dan zie ik je zo.’
Iwan opende het raam dat toegang gaf tot de tuin en klom er zo geruisloos mogelijk uit. Hij klemde zijn handen om de regenpijp en liet het kozijn los. Ook al was het al geruime tijd donker buiten, de temperatuur was nog steeds zeer aangenaam. Iwan liet zich langzaam naar beneden glijden en glipte langs de perenboom, die in de tuin stond. Op zijn tenen sloop hij naar de andere kant van de tuin, hopend dat zijn ouders hem niet zouden zien. Het lukte. Hij plaatste zijn hand voorzichtig op de klink van de tuindeur en hij zette hem op een kier. Een kier die net groot genoeg was om hem door te laten. Met en zachte tik, die hem liet schrikken viel de deur weer dicht. Hij hoopte dat het geluid van de tv in de huiskamer dit had overstemd.
Iwan holde het steegje, waarin hij zich nu bevond, uit en snelde zich zo snel mogelijk richting de brand. Toen hij de hoek om schoot zag hij alles in vol ornaat. Verschroeiende vuren braakten zwarte rook langs en door de glijbaan, waar hij vanmiddag nog op had gespeeld. Het was vreemd om zoiets vertrouwds in vlammen op te zien gaan. Terwijl hij zich richting de hoek bewoog zag hij dat Tom en Roos al op hem stonden te wachten. Ineens scheerde er een gele auto luid toeterend langs hem. Een beetje opgelaten en zonder om te kijken rende Iwan richting zijn vrienden.
***
‘Kijk toch eens uit, kleine malloot!’ riep mevrouw van Driel woest tegen het kind dat zonder te kijken de weg over was gestoken. Haar auto draaide langzaam de straat in, maar werd vrijwel gelijk tegengehouden door een agent. De hele omgeving was afgezet met roodwitte linten zag mevrouw van Driel. Niemand kon ongezien de speeltuin in en uit. De agent tikte op haar raampje. Ze drukte op een knopje op het dashboard en het raampje ging langzaam en zoemend omlaag.
‘Goedenavond, ik moet u vragen om rechtsomkeert te maken,’ zei de agent met een flauwe glimlach op zijn gelaat. ‘We kennen u soort ramptoeristen wel; altijd op zoek naar een andere brand en…’
‘Hoe durf je me een ramptoerist te noemen,’ zei mevrouw van Driel hard en bars. ‘Ik ben hier niet van gediend, jongeman. En als jij het nog één keer waagt mij een ramptoerist te noemen of iets anders van dien aard dan rapporteer ik je bij je baas. Heb jij dat begrepen?’
‘Natuurlijk, mevrouw,’ zei de duidelijk nog jonge agent. Hij keek alsof hij net een fikse preek van zijn moeder had gehad en mevrouw van Driel kon er diep van binnen wel om lachen; die onschuld. ‘Maar toch moet ik u vragen om rechtsomkeert te maken. Dat zijn mijn orders en die zijn mij door mijn baas gegeven. Het spijt me, ik mag u niet doorlaten.’
Op dat moment verscheen mevrouw Rozenkrans ten tonele. Ze snelde zich richting de agent en mevrouw van Driel. Ze klom onder de omheining door en mengde zich in het gesprek van mevrouw van Driel en de agent.
‘Deze mevrouw mag door, agent,’ zei mevrouw Rozenkrans. ‘Ze is één van mijn medewerkers. Ze werkt op de overblijf, die hier gevestigd is.’
‘Oh,’ zei de agent een beetje beduusd. Hij voelde zich in het nauw gedreven door deze twee vrouwen. ‘Mevrouw had mij dat nog niet medegedeeld.’
‘Omdat ik daar geen kans toe kreeg.’
‘Afijn, ik zal u doorlaten.’
De agent maakte een opening in de omheining en mevrouw van Driel reed naar binnen. Ze drukte weer op het dashboardknopje en het raam sloot zich weer. In de verte hoorde ze mevrouw Rozenkrans nog naar de agent roepen: ‘Er komt er straks nog één aan als het goed is. Die mag je ook doorlaten.’
Mevrouw van Driel opende haar portier en sloeg voor het eerst gade hoe groot de brand eigenlijk was. In de verte had hij nog vrij klein geleken, maar nu ze de verzengende hitte voelde en de vlammen langs het plastic en ijzer zag likken voelde ze hoe erg dit eigenlijk was. Nu pas zag ze dat ook het overblijflokaal in de brand stond. Langzaam sloeg ze haar hand tegen haar mond. Haar blik flitste naar de grote toren die de glijbaan vormde en boven de bomen uit toornde. Dit werd een hel van een nacht.
***
‘Was dat nou mevrouw van Driel?’ vroeg Roos, terwijl Iwan zich bij haar en Tom voegde. Tom knikte. Op dat moment kwam Sacha tevoorschijn aan de overkant van de straat en rende haar vrienden tegemoet. De kinderen merkten dat steeds meer mensen zich aansloten bij de grote groep de die de brand kwam bekijken.
‘Hoi, jongens,’ zei Sacha hijgend. ‘Wat is het erg niet? Ons hele overblijflokaal is zwart geblakerd. En ik denk dat het niet lang meer zal duren voor…’
Er klonk een akelig krakend geluid. De brandweer die de bomen en bosjes aan weerzijden van de speeltuin nat spoot, zodat de brand niet over kon slaan, deinsde achteruit toen de grote glijbaan langzaam opzij viel en met een grote klap op de grond landde. Het droge gras rondom de valplaats, wat nog kurkdroog was van de warme middag, fikte direct. De speeltuin veranderde in een geweldige vuurzee.
‘Jezus,’ zei Iwan bijna met bewondering. ‘Hoe gaan ze dit blussen?’
‘Ik denk dat dit wel de hele nacht kan duren,’ zei Tom, terwijl in zijn bolle ogen het vuur weerspiegelde. ‘Wel gek nadat vanmiddag ook al zoiets vreemds op de overblijf gebeurde.’
‘Je denkt toch niet dat dit die man was?’ vroeg Roos bijna angstig. Sacha zuchtte en zei dwars: ‘Mevrouw van Driel heeft toch laten zien dat er niemand was. Er was dus helemaal geen man vanmiddag.’
‘Dat denk jij,’ zei Tom. ‘Ik geloof het voor geen cent. Die man was er vast en zeker. Waarom denk je anders dat dat kleine meisje zo overstuur was?’
‘Die is gewoon geschrokken van haar schaduw,’ zei Sacha op een toon die zou moeten aangeven dat het gesprek ten einde was. Tom had er een hekel aan als Sacha zo dwars deed.
‘Weet je op wie je nu lijkt?’ zei hij uitdagend. Sacha keek hem aan met ogen die vuur schoten. ‘Je praat nu net als mevrouw van Driel. Misschien moet je morgen ook zo’n mallotenbril kopen.’
‘Houd je bek toch,’ zei Sacha. Voordat de ruzie tussen hun twee uit de hand zou lopen kwamen Iwan en Roos tussen beiden door over een ander onderwerp te beginnen: hoe moest het nu met de overblijf? Daar had niemand een antwoord op.
***
‘Ah, Rob,’ zei mevrouw van Driel verrukt, terwijl zij en Tina richting een enigszins kalende man met grijs haar liepen. Meneer Rob stond bekend als de directeur van de Wilgeroos, waar hij als een soort dictator over de leerlingen regeerde. ‘Ik ben blij u te zien. Alleen zijn de omstandigheden wat minder mooi.’
‘Natuurlijk, Annet, Tina,’ zei Rob, terwijl hij ze langzaam tegemoet liep. ‘U wilt natuurlijk weten hoe het zit met de overblijf van maandag. En ik kan u zeggen dat ik daar ook al aan gedacht heb.’
‘En waar bent u op uit gekomen?’ vroeg mevrouw van Driel langzaam. Tina streek zenuwachtig met haar vingers heen en weer over haar broek; mevrouw van Driel werd er kriegel van.
‘Jullie zullen vanaf maandag in het oude lokaal van meester Gert worden ondergebracht. Dat staat leeg en het is nog eens een voordeel ook voor de kleine kinderen; die hoeven niet uit het gebouw te lopen,’ zei Rob en hij begon flauwtjes te glimlachen. ‘Alleen de grotere kinderen moeten nu twee minuten langer lopen.’
Het oude lokaal van meester Gert was een lokaal dat zich bevond in de onderbouwlocatie van de Wilgeroos. De basisschool had namelijk twee gebouwen tot zijn beschikking. De onderbouwlocatie was gereserveerd voor de groepen één tot en met drie, waar er opvallend veel van waren. De bovenbouwlocatie, die zich bevond op de Grebbestraat, was voor de groepen vier tot en met acht. De speeltuin lag precies in het midden van deze twee gebouwen en was daarom uitgekozen om dienst te doen als overblijfplaats. Toch zouden ze nu moeten verkassen naar het lokaal van meester Gert.
‘Kunnen de kinderen daar wel met het speelgoed uit de schuur spelen?’ vroeg mevrouw van Driel. ‘Het lijkt me toch handig als we de kast kunnen open maken, want een half uur speelkwartier met niets om mee te spelen is voor de jongere kinderen erg lastig.’
‘Natuurlijk,’ zei Rob. ‘Daar is niets op tegen. Ik zal morgen kopieën laten maken van mijn sleutels; dan kunt u ook het lokaal op slot doen en bij het keukentje.’
‘Heel erg bedankt,’ zei mevrouw van Driel. Plots klonk er een vreemd krakend en scheurend geluid. Met een soort sierlijke boog kwam de houten toren van de glijbaan op de grond en brak in duizend stukjes. Het gras ontbrandde onmiddellijk. De kokend hete lucht steeg op en leek te bewegen. Plastic van de speeltoestellen smolt voor hun ogen weg.
Laatst gewijzigd door gaffeljames op 04 sep 2011 13:28, 2 keer totaal gewijzigd.
Xatham
Banned
Banned
Berichten: 1503
Lid geworden op: 14 mei 2011 12:44

Ik heb nog nooit eerder een verhaal van je gelezen dus ik heb geen vergelijkmateriaal. Echter zo ver je nu op het forum geplaatst hebt, en zo ver ik nu dus ook gelezen heb, vind ik je verhaal geweldig. Er zijn maar weinig mensen die een echt goede detective kunnen schrijven maar ik heb het gevoel dat jij een van die weinige mensen bent. Schrijf snel verder! :D
As the phoenix arises from his ashes...
Mikado
Potlood
Potlood
Berichten: 42
Lid geworden op: 03 jun 2011 12:05

Wauw spannend :D
Ik kijk uit naar de volgende stukken!
Het leest erg lekker en ik kom er goed door heen.
Een opmerking:
‘Ja, mevrouwtje,’ zei Slik ernstig.
Ik denk niet dat een recherche of iemand van de politie zoiets zegt. Zeker niet in zo'n situatie. Ik zou dus gewoon mevrouw zeggen want nu komt het denigrerend over.

Voor de rest een goed begin :app:
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Heel erg bedankt voor de reacties tot nu toe. Ik ben heel erg blij met de complimenten en suggesties. Ik zal erover denken om Slik iets minder denigrerend te maken. Als je verder in het verhaal komt(tja, ik heb al een paar hoofdstukken klaar) zul je zien dat Slik een beetje een pompeuze man is, met een hele hoge eigendunk, die op zich nogal denigrerend is(ook al heeft hij een klein hartje). Het is een karakter waar je na verloop van tijd een hekel aan krijgt maar waarvan je soms ook verbaast staat.

Edit:
Ik heb besloten om het mevrouwtje te veranderen naar mevrouw. Het staat inderdaad wat netter en past meer in het moment.

P.S: Morgen zal ik het volgende deel van het hoofdstuk posten.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 2 – De volgende morgen…


Pas tegen de ochtend werd het sein ‘brand meester’ gegeven. De menigte was al zodanig geslonken dat alleen toevallige passanten die hun hond aan het uitlaten waren even stil stonden bij de speeltuin alvorens door te lopen. De kinderen waren allang thuis en lagen waarschijnlijk nog te slapen in hun warme bed; het was immers weekend. De ochtend verliep in een kalme rust, zoals elk weekend. Het enige dat die ochtend aan de brand hielp herinneren was het krantenartikel in het Beverwijkse Sufferdje.

BEVERWIJK OPGESCHRIKT DOOR BRAND
17 september 2006 – Beverwijk.


Gisteravond is heel Beverwijk wakker geschrokken van de plotseling ontstane brand in speeltuin Kindervreugd. De eigenaresse was niet voor commentaar bereikbaar, maar uit betrouwbare bron hebben wij kunnen vernemen dat de brand is aangestoken. Er was eerder die dag al opschudding in de speeltuin, omdat een aantal kinderen van de overblijf van basisschool de Wilgeroos een vreemde man hadden gesignaleerd in de bosjes; waar nu ook de brand is ontstaan. De man kreeg het label kinderlokker op zich geplakt, omdat hij probeerde een klein meisje mee te nemen. Toen zij alarm sloeg en één van de overblijfjuffen de desbetreffende plek bezocht bleek de vogel al gevlogen. De politie wilde niet uitweidden over het feit of deze twee zaken met elkaar verbonden zijn.
De overblijfjuf in kwestie, Annet van Driel, was wel bereikbaar voor commentaar en vertelde ons dat die kinderlokker niet veel meer was dan lariekoek. Toch klonk er onzekerheid door in haar stem toen ze ons dat verzekerde. Toen we haar vroegen hoe het nu verder ging met de overblijf kon zij triomfantelijk antwoorden: ‘Onze directeur heeft al een ander overblijflokaal geregeld op onze onderbouw en dus kunnen wij maandag gewoon de overblijf voortzetten.’
Voor de rest; geschokte reacties alom. De speeltuin vormde een spil in de buurt en veel van de buurtkinderen gingen er na schooltijd heen. De ouders konden op het terras aan de zijkant van de speeltuin zitten. Zo vormde speeltuin Kindervreugd een centraal punt om contacten op te doen of om gewoon eens een kletspraatje te maken.
In de buurt heerst een soort rouwstemming. Mevrouw de Baker(61) ging er vaak met haar kleinzoon naartoe. Nu de speeltuin is afgebrand, vertelde zij ons, komt ze haar huis bijna niet meer uit en is ze een groot deel van haar sociale contacten kwijt. ‘Het voelt alsof er een deel van je leven weg is,’ verklaarde ze tegenover onze verslaggever. ‘Ik kom al weinig buiten, vanwege mijn heup, maar nu is het nog minder geworden. Ik voel me gedwongen om achter de geraniums te zitten!’
Gemeente Beverwijk heeft al aangegeven de speeltuin te sponsoren, zodat deze snel opnieuw opgebouwd kan worden. Ook gemeente Beverwijk vind dat dit sociale punt in de buurt niet verloren mag gaan, omdat het de sociale cohesie bevorderd en alle kinderen van alle soorten en maten leert om met elkaar om te gaan. Gemeente Beverwijk staat namelijk voor een multiculturele samenleving. Basisschool de Wilgeroos, mede-eigenaar van de speeltuin, heeft besloten om mee te sponsoren. Met al deze hulp zal de speeltuin binnenkort wel weer overeind staan.
***
Het was dus zo dat op die zondag mevrouw van Driel en Tina zich in het oude lokaal van meester Gert bevonden en enkele oude schoolspullen gebruikten om het nieuwe overblijflokaal zo leuk mogelijk te maken. De school had een oud bankstel ter beschikking gesteld, dat eerst in de lerarenkamer had gestaan, evenals een oude tv. De kasten, die ook door de school waren geleverd, werden nu volgestouwd met allerlei verschillende soorten speelgoed en spelletjes. Op een tafeltje, dat nog in het lokaal had gestaan, werd de tv geplaatst en recht daar tegenover; het bankstel.
Als allerlaatste sjouwden Tina en mevrouw van Driel een grote tafel binnen, die werd neergezet bij het raam, en daarna ploften ze neer op twee stoelen vlakbij het kleine keukentje, dat bestond uit een wasbak met een klein aanrecht in de hoek van het lokaal.
‘Jezus,’ zei mevrouw van Driel zuchtend, terwijl ze haar rug rechtte. ‘Ik ben gelijk voor de rest van de dag uitgeteld. Waar is die waterkoker gebleven?’
‘Daar,’ zei Tina en ze wees naar een tafeltje bij het bankstel. Mevrouw van Driel stond kreunend op, griste de waterkoker van de tafel, vulde hem bij de wasbak en zette hem aan. Uit het kastje dat boven de wasbak hing haalde ze twee kopjes tevoorschijn, die ze vanmorgen mee had genomen, en haalde twee theezakjes uit haar tas.
‘Heb je trek in een lekker kopje thee, Tina?’ vroeg mevrouw van Driel en ze keek achterom naar Tina. Tina knikte, terwijl ze de krant van gister tevoorschijn pakte uit haar tas en even naar het grote stuk op de voorpagina staarde. De waterkoker gaf een kleine ‘ping’ ten teken dat het water op temperatuur was gekomen. Mevrouw van Driel kwam een paar seconden later met twee koppen thee naar de tafel lopen. Tina legde de krant weg en probeerde haar thee te drinken, maar het was natuurlijk nog veel te warm. Mevrouw van Driel keek nieuwsgierig op de voorpagina van de krant. Ze had het stuk al gelezen, maar de foto interesseerde haar. Er was in de hoek van de foto, die de brandende speeltuin weergaf, een gat in het hek zichtbaar.
‘Erg, hè, van mevrouw de Baker?’ vroeg Tina, nadat ze mevrouw van Driel kort gade had geslagen. ‘Ik ken haar, want ik ben haar een paar keer tegen gekomen bij de ingang toen ik de overblijf verliet. Een aardig mensie, maar ze loopt de laatste tijd zo slecht. En toen ik haar wilde helpen bleef ze maar tegen me zeggen dat het niet nodig was. De arme stakker.’
‘Ik ben niet vaak tot laat in de speeltuin,’ zei mevrouw van Driel, terwijl zij langzaam een slokje van haar thee nam. ‘Ik kan trouwens wel begrijpen dat je het soms moeilijk hebt, zo kort na…’
De stem van mevrouw van Driel stierf weg. Ze wist dat ze beter haar mond kon houden. Ze nam weer een slok thee, maar verslikte zich en begon als een gek te hoesten en te proesten.
‘De dood van mijn kindje,’ zei Tina gesmoord toen mevrouw van Driel uitgehoest was. ‘Ik moet je eerlijk zeggen dat het in de speeltuin wel meevalt. Maar thuis is het probleem. Nu Kees vertrokken is en Sammie overleden is het onherroepelijk stil. Ik kijk soms naar zijn foto en hoor hem dan nog lachend door de gangen heen rennen.’
Er viel een pijnlijke stilte in het lokaal. Mevrouw van Driel probeerde Tina een beetje op te vrolijken en zei: ‘Je vind ten minste troost bij je honden.’
‘Ja,’ zei Tina wat vrolijker. ‘Ze weten precies wanneer je het te kwaad hebt. Ik moet je eerlijk zeggen dat ik de scheiding en het overlijden niet was doorgekomen zonder hen. En natuurlijk ook niet zonder jou. Ik vind het nog steeds zo lief van je dat je me elke dag bent komen opzoeken.’
‘Daar zijn vriendinnen toch voor,’ zei mevrouw van Driel bescheiden. Tina knikte en lachte naar mevrouw van Driel. ‘Ik weet trouwens niet of jij er al over na hebt gedacht, na het lezen van dit stuk, maar hoe denk je dat die brandstichter de speeltuin binnen is gekomen?’
‘Je doelt op de foto,’ zei Tina koeltjes. Mevrouw van Driel schrok hier een beetje van, want het was Tina dus ook al op gevallen dat er een gat in het hek zat. ‘Ik zag gelijk dat er een gat in het hek zat. Ik heb het nog gemeld bij de agenten ter plaatse.’
‘Wat ik mij nou afvroeg,’ zei mevrouw van Driel. Tina maakte haar zin af: ‘Of die man die dat meisje probeerde mee te nemen ook zo gekomen is en misschien wel de aanstichter is van de brand.’
Mevrouw van Driel keek even verdwaasd naar Tina en stond even perplex alvorens ze vroeg: ‘Kun jij gedachten lezen, ofzo?’
‘Ik heb er zelf ook al over nagedacht,’ zei Tina, dus ik verwachtte de vraag. ‘Ik denk dat de twee zaken niet met elkaar te maken hebben. Elke gek kan hebben geweten dat er een gat in dat hek zat en dit hebben gedaan. En ik denk niet dat het lokken van kinderen en het stichten van een brand erg met elkaar te maken hebben, niet?’
Voor mevrouw van Driel klonk dit als een zuivere logica. Ze dacht er even over na en zei toen: ‘Ik ben ook wel blij dat we nu dit lokaal hebben. Hier hebben we een goed overzicht op de kinderen op de speelplaats, bijna geen bosjes waarin dit soort dingen weer kunnen gebeuren en bij de bosjes een soort toezicht van juf Ans.’
Tina was het hier mee eens en samen dronken zij tevreden hun thee op. Zo konden ze daarna weer verder met het inrichten van het lokaal, want zoals het er nu bij lag was het één grote puinzooi.
***
Iwan, Sacha, Roos en Tom bevonden zich op het moment dat het lokaal werd ingericht bij Tom in het schuurtje. Het schuurtje was ooit gebruikt als een grote opslagplaats, maar de kinderen hadden het eigenlijk een beetje overgenomen en er een soort clubhuis van gemaakt. De vader van Tom was hier niet erg blij mee geweest, maar zijn moeder had het een goed excuus gevonden om alle oude troep waar ze vanaf wou(en die in de schuur stond weg te rotten) weg te gooien. De vader van Tom hield namelijk van het verzamelen van troep, nog beter gezegd: hij kon niets weggooien.
De kinderen hadden een tafel in het midden van de schuur gezet en vaak brachten ze lekkers mee om samen op te eten en daarna in de schuur te spelen. Ze zaten vaak in de schuur, vooral als het slecht weer was. En dat slechte weer zat eraan te komen. Er was namelijk veel regen, onweer en regen voorspelt voor aan het eind van de nazomerse september.
‘Hebben jullie het allemaal gezien in de krant?’ vroeg Sacha gretig, terwijl ze de krant van zaterdag uit haar zak frommelde en op de tafel gooide, tussen het lekkers. Iedereen knikte; je moest wel blind zijn om niet te zien dat er een gat in het hek van de speeltuin zat vond iedereen.
‘Nu is natuurlijk de vraag,’ begon Roos. ‘Of die twee zaken iets met elkaar te maken hebben. Ik zelf denk van wel, omdat bijna niemand wist dat er een gat in dat hek zat. Zelfs mevrouw van Driel wist het niet, want die vertelde tegen dat meisje dat ze niet wist hoe er iemand ongezien de speeltuin binnen kon komen.’
‘Dus jij denkt dat die vreemde man de brand heeft aangestoken?’ vroeg Iwan voor de zekerheid. Roos knikte heftig en zei: ‘Ik weet het gewoon zeker. Alleen zo’n gluiperig iemand die kinderen meelokt kan zoiets doen.’
‘Er bestaan ook nog piramidemanen,’ zei Sacha bloedserieus. Tom zei lachend: ‘Domme trut, je bedoelt pyromanen. En ja, die maken brand omdat ze het leuk vinden. Toch denk ik dan niet dat je een speeltuin in brand zet, dan denk ik eerder aan een huis of zoiets.’
‘Maar in een huis kunnen mensen dood gaan,’ zei Iwan. ‘Sommige pyromanen willen alleen een grote fik en geen mensenlevens die verwoest worden. In de speeltuin was niemand.’
‘Of iemand heeft met opzet de speeltuin uitgekozen,’ zei Tom plots serieus. Roos begon te lachen en zei: ‘Natuurlijk, meneer de detective. Waarom zou iemand dat in godsnaam willen doen?’
‘Weet ik veel,’ zei Tom schouderophalend. ‘Ik opperde maar wat, hoor. Ik zou ook niet weten wie dat zou willen doen. De enige wie ik me kan indenken is gewoon een gestoorde gek.’
‘De meeste pyromanen en kinderlokkers zijn gestoorde gekken,’ zei Sacha. ‘Welk persoon dat normaal kan denken steekt een speeltuin in de brand of lokt een kind mee om er daarna weet ik veel wat mee te doen? Maar ik denk net als Roos dat het wel iets met elkaar te maken heeft. Misschien heeft de kinderlokker of pyromaan dat gat zelf wel gemaakt met een tang of zoiets.’
‘Dat kun je zo zien,’ zei Iwan. ‘Je kunt aan gaten in het gaas zien of iemand eraan geklooid heeft of dat het gewoon door de roest komt.’
‘Laten we er dan naartoe gaan,’ zei de rest in koor. En zo gingen ze met z’n vieren op pad.
***
Zo was het dus dat de kinderen, een paar minuten later, allemaal rond het gat stonden dat ook op de foto stond. Het was duidelijk opengereten met een tang en daarna naar buiten geduwd. Een nog schokkendere ontdekking was dat even verderop precies zo’n zelfde gat zat.
‘De kinderlokker en de brandstichter zijn een andere persoon,’ meende Iwan. ‘Je maakt niet nog een gat in een hek als al een uitgang hebt.’
‘Maar het ziet er precies hetzelfde uit,’ zei Roos. ‘Vind jij het niet te toevallig dat de kinderlokker en de brandstichter precies dezelfde kniptang hebben en ongeveer dezelfde grootte, aan het gat te oordelen.’
‘Kijk hier eens!’ riep Tom plotseling. Hij stond bij het gat waar de brand was ontstaan en veegde wat zand weg. Er werd een zwart stukje lap zichtbaar. Hij pakte het op en voelde. Onmiskenbaar.
‘Het is leer,’ zei hij tegen zijn vrienden, die ondertussen naar hem toegesneld waren. ‘Het is afgescheurd zo te zien.’
‘Lijkt wel een deel van een jas of zoiets,’ zei Sacha. ‘Ja, ik weet het zeker. Dat is een stuk zoom dat aan de onderkant van een lange jas zit. Mijn moeder heeft ook van die lange jassen en die hebben ook zo’n onderkant.’
‘Denken jullie,’ begon Tom. Maar het was wel duidelijk wat iedereen dacht; dat stuk jas was van de brandstichter. Iedereen knikte kort richting Tom. ‘Misschien is het dan goed om eens op de grond te zoeken naar nog meer aanwijzingen. Ik zal het stukje jas wel bewaren.’
Tom stopte het stukje leer in zijn jaszak en ging op zijn knieën op de grond zitten. Al vrij snel kwam iedereen tot de conclusie dat er voor de rest niets bijzonders te vinden was. Ze liepen net weg toen Sacha een klein gilletje slaakte. Niemand zag iets bijzonders, maar Sacha bukte zich plotseling. Iedereen dacht even kort dat ze van haar stokje zou gaan, maar toen zagen ze het pas: ze stonden op een bandenspoor.
‘Er heeft hier een auto gestaan eergisteravond,’ zei Iwan. Roos probeerde die gedachte weg te wuiven door te vertellen dat het ook een politieauto geweest kon zijn.
‘Dat kan niet,’ zei Sacha. ‘Ik kwam namelijk door deze straat aanrennen en zag jullie toen staan. Hier stond toen geen auto en de politiewagens stonden allemaal opgesteld bij de ingang van de speeltuin.’
‘Maar die sporen kunnen al van maanden terug zijn,’ zei Tom, terwijl hij weer opstond en aanstalten maakte om verder te lopen.
‘Dat kan niet,’ zei Sacha. ‘Dan zouden ze allang verregend zijn of verwaaid. Deze zijn vers. Dat kun je zien omdat de auto deels in het grind gestaan heeft en grind blijft niet maanden hetzelfde liggen; er lopen namelijk mensen over heen.’
‘Oké, oké,’ zei Tom. ‘Maar wat kunnen we ermee? Wil je elke auto in Beverwijk checken op die banden? Veel succes, met veel werk voor niks.’
‘Ik wil alleen nog wat bekijken,’ zei Sacha geïrriteerd. ‘Lopen jullie eens mee naar het gat van de kinderlokker.’
Iedereen liep mee met Sacha, terwijl die zich naar het gat wat door de kinderlokker gemaakt was begaf. Iedereen vroeg zich af wat Sacha wilde gaan doen. Sacha knielde weer neer op de grond, maar nu bij het gat van de kinderlokker. Ze speurde de grond voor het gaas af en bewoog zich toen richting de grindlijn. Zoals ze al had verwacht stonden daar ook bandensporen. Iedereen boog zich ook richting de grond en kwamen allen tot dezelfde ontdekking; het waren dezelfde bandensporen.
‘Hier is iets niet in de haak,’ zei Sacha gemeend. En voor het eerst die dag waren ze het allemaal met elkaar eens.
Laatst gewijzigd door gaffeljames op 04 sep 2011 13:29, 2 keer totaal gewijzigd.
Xatham
Banned
Banned
Berichten: 1503
Lid geworden op: 14 mei 2011 12:44

Paar opmerkingen:
Tina nam de telefoon op en zei: ‘Hallo, met Tina.’
Ik vind deze zin persoonlijk niet zo mooi omdat hij met Tina begint en met Tina eindigt.
Nu pas zag ze dat ook het overblijflokaal in de hens stond.
'In de hens staan' was wel een leuke uitdrukking bij het stukje van Iwan maar bij het stukje van mevrouw driel zou ik iets formeler blijven.
die hoeven het gebouw te lopen,’ zei Rob
Ik heb het gevoel alsof daar iets mist.
De speeltuin lag precies in het midden van deze twee gebouwen en was daarom op uitgekozen.
Iets in deze zin staat weer een beetje vreemd, waarschijnlijk ligt het aan 'daarom' of 'op'. Ik weet niet precies wat er wel had moeten staan.
Het lijkt me toch handig als we de kast kunnen opmaken,
Bedoel je met opmaken niet toevallig open maken?

Verder vond ik het een prachtig en spannend verhaal. Ben benieuwd hoe dit afloopt.
As the phoenix arises from his ashes...
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Heel erg bedankt voor je snelle reactie en de verbeteringen. Ik heb ze gelijk toegepast en nu staan ze ook verbetert op de site ;). Ik ben echt blij dat je mijn verhaal goed vind. Ik denk dat ik morgen of overmorgen de volgende stukken post.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 3 – Wie niet weg is…
‘Dit is het oude lokaal van meester Gert,’ zei Roos verrukt, toen de vier kinderen de volgende dag voor het eerst het nieuwe overblijflokaal binnenstapten. ‘Hier hebben we vroeger altijd les gehad.’
‘Ja,’ riep Tom vrolijk. ‘Ik weet nog dat hij met carnaval altijd een spookhuis had gemaakt waar je doorheen moest kruipen.’
‘Een beetje doorlopen graag,’ zei mevrouw van Driel bits. ‘Er willen namelijk meer mensen naar binnen.’
De vier kinderen schuifelden het lokaal in en namen plaats aan de grote, lange, tafel om hun broodje te eten. Mevrouw van Driel en Tina namen plaats aan de beiden hoofden van de tafel. Mevrouw van Driel, zoals altijd, met haar eeuwige broodje kaas en Tina met een kopje thee en een croissantje. Iedereen vroeg mevrouw van Driel en Tina de oren van het hoofd over de brand. Iedereen wilde natuurlijk weten wie hem had aangestoken. Hier hadden Tina en mevrouw van Driel, tot grote spijt van de kinderen, geen antwoord op. Dat stond in verhouding met mevrouw Rozenkrans en de adjudant van politie van Beverwijk. Tot de grote spijt van mevrouw Rozenkrans wist de adjudant namelijk ook nog geen antwoord op die vraag.
De kinderen hielden wijselijk hun mond over hun ontdekkingen van de vorige dag. Ze waren bang dat ze ook aan zo’n vragenvuur zouden worden onderworpen. Ze aten stilletjes hun broodje en dronken hun pakjes leeg. Tegen de tijd dat iedereen klaar was riep mevrouw van Driel: ‘Iedereen kan buiten spelen.’
Alle kinderen snelden zich richting de speelplaats van de onderbouw. De kinderen van de bovenbouw hadden al gauw het grote speelhek, waarvan er een exacte replica op hun schoolplein stond, bezet. De kleine kinderen haalden speelfietsjes en autootjes uit de schuur en begonnen ermee rond te scheuren op het schoolplein.
Mevrouw van Driel hield een keurig toezicht op de vele kinderen die kriskras over het schoolplein schoten. Tina was ondertussen bezig met het opruimen van de troep in het overblijflokaal, en was blij dat zij niet de hele tijd haar ogen op de kinderen hoefde te houden. Toch, toen ze klaar was, moest zij naar buiten en nam samen met mevrouw van Driel plaats op twee stoelen die tegen de muur vlak naast de grote deuren waren gezet. Zo konden ze iedereen overzien en toch nog even bij kletsen. Zoals mevrouw van Driel al verwacht had, had Tina twee koppen thee meegenomen.
‘Jij houdt toch van bosbessenthee?’ vroeg Tina, terwijl ze mevrouw van Driel haar kop aanreikte. Mevrouw van Driel knikte hevig en pakte de kop stevig met beide handen beet. Dat had ze beter niet kunnen doen, omdat die verschrikkelijk heet was, maar toch greep ze de kop snel genoeg aan zijn oor en kon haar hand wegtrekken van de hete onderkant.
Tina wilde net gaan zitten, toen ze bijna onderuit gereden werd door een kleintje op een speelgoedfietsje. Schaterend van het lachen reed het kind verder richting de zandbak. Tina nam plaats naast mevrouw van Driel en zei: ‘Soms verlang ik terug naar het buurthuis. Daar werd je niet bijna ondersteboven gereden door kinderen die niet eens tot je middel komen.’
‘Kom, kom,’ zei mevrouw van Driel tegen Tina. ‘Het is nog maar een klein kind. Hoe ging dat bij jou in het buurthuis?’
‘Ik deed een cursus over het verzorgen van kinderen,’ zei Tina bits. ‘Vind jij dit dan geweldig werk. Ik vind dat we behoorlijk worden onderbetaald.’
‘Ik heb overal gewerkt,’ zei mevrouw van Driel. Tina keek verrukt op en zei: ‘Vertel eens, want ik verveel me dood.’
‘Oké,’ zei mevrouw van Driel. ‘Ik weet nog dat, toen ik nog op de hoogovens werkten, we daar na werktijd verstoppertje gingen doen. Als schoonmaaksters onderling bedoel ik dan…’
***
Op het moment dat mevrouw van Driel over verstoppertje praatte werd het ook werkelijk gespeeld. De bovenbouwkinderen waren zich beginnen vervelen en waren nu aan het spelen in de bosjes aan het eind van het plein. De bosjes gaven prima verstopplekken, want ze liepen tot achter de school, voorbij het hutje van juf Ans(waar kinderen naartoe moesten voor remedial teaching) en daarna richting een paar stegen die naar Beverwijk leidden.
Het kinderlijke droop al gauw van het spelletje af. Iwan moest beginnen tellen en de rest verschool zich vrij dichtbij. De meesten kropen achter een struik en sommigen kropen achter een boom, een enkeling verschool zich achter het hutje van juf Ans of in het schuurtje. Veel meer verstopplekken waren er feitelijk ook niet, maar dat namen ze voor lief.
Toch was het vandaag zo dat Tom een nieuwe verstopplaats uitprobeerde. Als Tom dit niet had gedaan waren de kinderen helemaal niet in een vreemd avontuur verzeild geraakt, maar toch leek het dat het Lot dat wilde.
Tom was door de bosjes geslopen, voorbij het hutje van juf Ans gelopen en liep nu langs verschillende schuttingen, die bij huizen hoorden die op de grens van de achterbuurt van Beverwijk stonden. Tom schoot langs de vele schuttingen, veelal overwoekerd met klimop en andere planten. Soms waren er stukken steen afgebroken of zaten er gaten in de muren.
Tom wist dat het eigenlijk verboden was om hier te komen, omdat de leraren hier geen toezicht op je konden houden. Maar nu had hij wel de beste verstopplek van iedereen en daar voelde hij zich trots op. Hij keek even op zijn horloge, omdat hij niet te laat op school wou komen. Ze moesten namelijk nog van de onderbouwlocatie weer terug lopen naar de bovenbouw. Het was tien over half één, en school zou pas om half twee weer aanvangen. Kortom; tijd genoeg.
Tom zag plots waar hij goed uit het zicht kon blijven als iemand langs de schuttingen gluurde. Zo geruisloos mogelijk sloop hij achteruit een steeg binnen. De steeg was smal en liep in een spitse bocht. De achterbuurt van Beverwijk was ook het eerste gebouwd en daardoor waren er vrij veel kromme steegjes vol met vreemde en kronkelende, vertakkingen. De steegjes waren vrijwel altijd uitgestorven, toch vandaag niet.
***
Iwan was begonnen met tellen. Net had Roos ervoor gezorgd dat iedereen “vrij” was en dus moest hij nog eens tellen. Niemand was het zelfs opgevallen dat Tom compleet van de het speelplein verdwenen was. De meesten waren blijven zitten toen Iwan opnieuw was beginnen tellen.
‘Kinderen, gaan jullie niet te ver die kant op?’ Mevrouw van Driel stond aan de rand van de bosjes en keek in het rond. Iwan stopte met tellen en zag gelijk een paar kinderen staan die zich nog niet hadden verstopt. Mevrouw van Driel wees met haar hand richting het hutje van juf Ans en zei: ‘Ik wil niet dat jullie voorbij het hutje gaan. Jullie weten namelijk bij welke huizen die schuttingen horen!’
Ongeveer iedereen knikte en mevrouw van Driel marcheerde weer richting haar stoel. Tina was nog steeds binnen en mevrouw van Driel moest goed oppassen dat geen der spelende kinderen over hun thee viel, die ze naast de stoelen hadden gezet. Mevrouw van Driel haalde een klein boekje uit haar tas tevoorschijn “Zij bleef alleen” en ging weer zitten.
Iwan begon voor de zoveelste keer opnieuw te tellen. Plots klonk er een ijselijke gil over de bosjes heen. Iwan richtte zich kwaad op en zei: ‘Als iedereen me de hele tijd laat stoppen met tellen dan hou ik er mee op, hoor! Ik wordt er gek van. Telkens kan ik weer overnieuw beginnen. Go…’
De kinderen waren allemaal tevoorschijn gekomen, om te zien wie de gil uitgeslagen had. Ze hadden eerst vol verbazing de boze Iwan aangezien, maar nu klonk er weer een gil. Vlak daarna klonk een gedempt geblaf.
‘Zal er iemand aangevallen worden door een hond?’ schreeuwde Roos tegen Iwan. Iwan haalde zijn schouders op en zei: ‘Ik zal wel even langs de schuttingen gluren. Daar komt het gegil vandaan en vanaf daar kan een hond ongemerkt richting het schoolplein komen.’
‘Maar er is daar niemand,’ riep Sacha. De hele groep vrienden had meegedaan met verstoppertje, omdat zij samen met nog twee kinderen de hele bovenbouw vertegenwoordigden in de overblijf. ‘Mevrouw van Driel heeft net gezegd dat we er niet heen mogen.’
‘Misschien is het iemand die daar liep en toen werd aangevallen,’ zei Iwan half geïrriteerd. ‘We moeten in ieder geval gaan kijken.’
***
Mevrouw van Driel was lekker aan het lezen in “Zij bleef alleen” en keek vreemd op toen er plots een zachte gil klonk. Ze wierp gelijk een blik op de kleintjes die scheurend over het schoolplein heenreden met een speelgoedauto. Toch was er helemaal niets aan de hand, was haar mening.
Toen klonk de gil weer en vrijwel gelijk gleed haar blik naar de bosjes, waar de bovenbouw zich op dat moment bevond. Iedereen staarde naar Iwan, die iets aan het schreeuwen was en toen ging hun blik richting het hutje van juf Ans. Iedereen leek nieuwsgierig en daar moest mevrouw van Driel het hare van hebben. ‘Waarschijnlijk zijn er weer een paar aan het vechten net waar ik het niet kan zien,’ dacht mevrouw van Driel. ‘Wat een stel lafbekken.’
Mevrouw van Driel stond op en stapte richting de kinderen die naar Iwan keken. Iwan liep richting de rand van de bosjes en gluurde duidelijk richting de schuttingen.
‘Waar zijn wij mee bezig?’ vroeg mevrouw van Driel streng. ‘Wie van jullie gilde er zo?’
‘Niemand,’ zei Roos vlug. Sacha wees richting de schuttingen en zei: ‘Het kwam daar vandaan.’
‘Dat zal vast wel een vechtpartij zijn,’ zei mevrouw van Driel. ‘Ik wil niet dat iemand naar die schuttingen toe gaat. Hebben jullie dat begrepen?’
Alle kinderen knikten en langzaam liep mevrouw van Driel terug naar haar stoel. Daar lag namelijk haar “Zij bleef alleen” op haar te wachten. Las nog geen vijf minuten, nog geen vijf minuten, of er klonk een opgewonden rumoer vanuit de bosjes.
***
Tom stootte tegen iets hards. Iets dat gemaakt was van een vreemd soort leer. Hij draaide zich vliegensvlug om en zag een man staan. De man droeg en lange zwarte regenjas en bovenop zijn hoofd had hij een hoed, met een dunne rand. De rand was net groot genoeg om een geheimzinnige schaduw over zijn gezicht te werpen, die zijn gezicht verhulde. Het enige wat Tom kon onderscheidden was een klein zwart baardje, van hoogstens een paar weken.
Tom gilde even kort en voelde gelijk dat hij dat niet had moeten doen. De man stapte steeds dichter richting Tom naarmate die zich verder naar achter bewoog. Achter de man verscheen een grote zwarte herdershond, die verwoed begon te blaffen toen Tom en tweede gil slaakte.
‘Ik wil bloed zien,’ siste de man met de zwarte regenjas. Het viel Tom op dat de stem van de man vrij hoog klonk en eigenlijk niet bij zijn voorkomen paste. Veel tijd om hier over na te denken had Tom niet, want nu moest hij rennen. Als hij het nu niet op een lopen zette dan werd hij vrijwel zeker door de hond te grazen genomen.
Tom schoot als een kanonskogel het steegje uit en begon te rennen. Schuttingen stoven aan hem voorbij, net als de vele struiken die hem omringden. De hond blafte wild, terwijl hij steeds dichter bij Tom in de buurt kwam. Tom wist dat als de hond hem te pakken kreeg, hij hem regelrecht naar zijn baas zou sleuren en dan waren de rapen werkelijk gaar.
Tom zag in de verte het hutje van juf Ans verschijnen. Het was dus niet ver meer richting het schoolplein. Maar tot overmaat van ramp viel Tom voor een dikke boomwortel. De hond kwam razendsnel dichterbij. Tom had een dikke snee in zijn knie, maar dat kon hem niet meer schelen. Hij probeerde kruipend overeind te komen, maar de hond sprong bovenop hem. De hond beet in zijn T-shirt en probeerde hem mee terug te sleuren richting het steegje. Tom spartelde als een razende en wist zich, ondanks zijn pijn, uit de greep van de hond te bevrijden.
De hond bleef even staan toen zijn prooi er vandoor ging, maar begon toen weer te sprinten. Tom sprintte harder dan hij ooit gedaan had en de pijn in zijn knie werd met de minuut erger. Toch had hij nu het hutje van juf Ans bereikt.
***
‘Niets te zien,’ zei Iwan. Mevrouw van Driel was weer gaan zitten en het spel zette zich voort. ‘Ik zal wel weer gaan tellen, maar dit is de laatste keer. Anders stop ik ermee en ga ik wat anders doen.’
Iwan deed weer een hand voor zijn ogen en begon verwoed te tellen. Hij was net klaar toen er iemand uit de richting van het hutje van juf Ans kwam stuiven. Iwan riep verrast: ‘Tom, je bent aangeplakt!’
‘Houd je kop toch. Met je aangeplakt!’ riep Tom en hij rende verder de bosjes in, waar de anderen verstopt waren. Iwan keek boos naar Tom, maar voor hij iets kon zeggen hoorde hij een gil.
‘Aah! Waarom spring je ineens bovenop me, gek?’ Het was de stem van Sacha die opklonk uit een struik, waarachter Tom was verdwenen. Iwan liep kordaat op de struik af en zei: ‘Waar ben jij in godsnaam mee bezig?’
‘Vluchten,’ zei Tom verschrikt. Sacha en Iwan keken elkaar aan en zeiden tegelijk: ‘Vluchten?’
‘Ja, vluchten,’ zei Tom nogmaals. ‘Heb je die grote hond dan niet gezien? Hij zat nog vlak achter met toen ik richting het hutje van juf Ans rende.’
‘Ik heb geen grote hond gezien,’ zei Iwan vlug. ‘Is dit misschien weer een geintje van je, zodat je ik je niet aan kan plakken?’
‘Nee, het is echt waar,’ zei Tom. Hij deed Sacha en Iwan uit de doeken hoe hij gevlucht was voor de man met de zwarte jas en hoe zijn hond hem achterna gezeten had. Sacha zei geschrokken: ‘Daarmee moet je naar mevrouw van Driel gaan!’
‘Ik denk ineens,’ begon Iwan. Sacha lachte schamper en zei: ‘Nou, dat is ook voor het eerst.’ Iwan wierp haar een boze blik toe en zei: ‘Zou dit misschien dezelfde man zijn als die eerst in de speeltuin was?’
‘Daar zeg je me wat,’ zei Tom plots. ‘Ik denk dat ik gelijk naar mevrouw van Driel toe ga om het te vertellen, want…’
‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg Roos. ‘Waarom ben je niet aan het zoeken, Iwan?’
‘Omdat ik niet meer verder speel,’ zei Iwan. ‘Tom heeft net een kinderlokker gezien en moest vluchten.’
‘Wat?!’ zei Roos hard. Andere twee bovenbouwkinderen kwamen ook tevoorschijn uit hun verstopplek en voegden zich ook bij de groep kinderen rond Tom.
‘Wat zie je eruit Tom,’ zei Roos en ze wees op zijn knie. De snee, die hij had opgelopen toen hij struikelde over de boomstronk, was gaan bloeden als een rund. Zijn hele knie zat onder het bloed, vermengd met wat modder.
‘Dat komt doordat ik viel,’ zei Tom. Tom vertelde het complete verhaal en toen vond iedereen het een goed idee om naar mevrouw van Driel te gaan. Toch was dat al niet meer nodig.
Mevrouw van Driel kwam aanlopen door de bosjes en vroeg: ‘Wat is hier aan de hand? Wie heeft Tom zo toegetakeld?’
‘De hond van de kinderlokker,’ zei Sacha gelijk. Mevrouw van Driel trok één van haar wenkbrauwen op en zei toen: ‘Kinderlokker?’
Tom deed voor de zoveelste keer die dag zijn verhaal. Mevrouw van Driel hielp hem omhoog en zei: ‘Ik zal je wel naar Tina brengen. Die weet alles over E.H.B.O en zij heeft de sleutel van de verbanddoos.’
Mevrouw van Driel en Tom liepen richting de grote rode deuren en verdwenen in de school. De rest van de kinderen verliet uit angst de bosjes en zoals dat zoveel gebeurd werd het verhaal gelijk in geuren en kleuren verteld aan de kinderen op het plein. Omdat dit vooral kinderen van groep één, twee en drie waren, was binnen de kortste keren iedereen doodsbang voor de kinderlokker en durfde niemand meer de bosjes in.
Laatst gewijzigd door gaffeljames op 04 sep 2011 13:31, 2 keer totaal gewijzigd.
Xatham
Banned
Banned
Berichten: 1503
Lid geworden op: 14 mei 2011 12:44

Mevrouw de Baker(61) ging er vaak met haar kleinzoon naartoe. Nu de speeltuin is afgebrand, vertelde zij ons, komt ze haar huis bijna niet meer uit en is ze een groot deel van haar sociale contacten kwijt.
Deze reactie is wel erg snel getrokken na het afbranden van de speeltuin. Ik neem aan dat ze niet die nacht naar de speeltuin zou gaan als hij niet afbrandde, dus hoe kan ze nu al weten dat ze veel minder buiten gaat komen en een groot deel van haar sociale contacten kwijt raakt?
Basisschool de Wilgeroos, die daar in de buurt gevestigd is en zijn overblijf daar gestald heeft,
Die zin loopt voor mijn gevoel niet zo lekker. Misschien komt het door twee keer 'daar' of doordat de tweede 'daar' voor mijn gevoel op de verkeerde plaats in de zin staat.
De school had een oud bankstel ter beschikking gesteld, dat eerst in de lerarenkamer had gestaan, en een groot stel kasten geleverd en een oude tv.
Omdat naar 'een groot stel kasten', ook nog de oude tv komt die deel uit maakt van de opsomming, zou ik de 'en' voor 'een groot stel kasten' weglaten.
en daarna ploften ze neer op twee stoelen vlakbij het kleine keukentje. In het lokaal was namelijk een wasbak met een klein aanrecht dat als keukentje kon fungeren.
Uit dit stukje zou je de conclusie kunnen trekken dat de twee vrouwen neerplofen omdat er een soort keukentje aanwezig was. Ik zou de zin als volgt formuleren: '...vlakbij het kleine keukentje, dat bestond uit een wasbak en een kleine aanrecht'.
Zo konden ze daarna weer verder met her inrichten van het lokaal, want zoals het er nu bij lag was het één grote puinzooi.
Bedoel je niet toevallig 'het inrichten van het lokaal'? Of 'het herinrichten van het lokaal'?
Er was namelijk veel regen, donder en onweer voorspelt voor aan het eind van de nazomerse september.
Omdat 'doner' een onderdeel is van 'onweer' wordt het meestal niet apart voorspelt.
Ikzelf denk van wel, omdat bijna niemand wist dat er een gat in dat hek zat.
Ik weet het niet zeker maar volgens mij moet er een spatie tussen 'ik' en 'zelf'.
Er werd een zwart stukje lap zichtbaar. Hij pakte het op en voelde. Onmiskenbaar.
Vreemd dat de recherce dit nog niet opgevallen is (zelfde geldt voor de bandensporen). Zij bakenen vaak de hele omgeving en vinden alle sporen die er nog over zijn.
Verder viel het me op dat je in de eerste alinea, het krantenartiekel, niet echt schrijft zo als in een krant vaak gebeurd. In de krant staan vaak korte directe zinnen, want elk teken dat er meer staat kost inkt en elk beetje inkt meer is een behoorlijke som geld meer.

Verder vond ik het een leuk stukje. Ik wil ook wel eens weten wat die kinderlokker en de brandstichter met elkaar te maken hebben en wat die bandensporen te betekenen hebben.
As the phoenix arises from his ashes...
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Heel erg bedankt voor je reactie. Ik zal overmorgen het eerste stuk van hoofdstuk 2 posten;). Ook zal ik de aangegeven foutjes zo direct editten. Ter verduidelijking van de vragen die je stelde: Het Beverwijkse Suffertje heeft niet voor niets die naam XD. Het is een soort sensatiekrantje van de buurt. Als je daar tegen een journalist zegt: Ik ben het er niet mee eens. Staat er in de krant: Grote protestactie.
De recherche heeft de aanwijzingen nog niet bekeken of gevonden, omdat het die nacht te gevaarlijk was bij de bosjes vanwege de brand en de volgende ochtend was nog maar net het sein brand meester gegeven dus de politie zou vast en zeker op weg zijn maar de kinderen waren er gewoon toevallig eerder. En tja kinderen weten niet dat je eigenlijk alles moet laten liggen.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 4 – Ruzie met Marlies


‘Vertel me eens duidelijk wat er is gebeurd,’ zei mevrouw van Driel, terwijl ze met Tom door de gang liep. Tom legde duidelijk uit hoe hij bij de steeg was gekomen en dat hij daardoor de waarschuwing van mevrouw van Driel niet had gehoord en hoe hij gevlucht was en was gevallen. Mevrouw van Driel knikte ondertussen begrijpend en zei daarna: ‘Het lijkt me verstandig om een tijdje geen verstoppertje meer te spelen.’
‘En Iwan zei nog,’ begon Tom. Mevrouw van Driel keek hem even geringschattend aan. ‘Dat dit misschien dezelfde kinderlokker is als die toen in de speeltuin iemand probeerde mee te nemen.’
‘Weet je wat ik denk,’ zei mevrouw van Driel. ‘Dat je iets te veel fantasie hebt. Dat van die man met die hond geloof ik, maar ik denk niet dat hij je mee wilde nemen. Misschien was die man wel heel aardig en was hij daar gewoon met zijn hond.’
‘En waarom stuurde hij die hond dan achter mij aan?’ vroeg Tom fel. Mevrouw van Driel zei resoluut: ‘Denk je niet dat je gewoon uit angst je wat hebt verbeeld. Jij lag op de grond en die hond komt naar je toe. Meestal hebben honden geen kwaad in de zin en willen ze gewoon even aan je ruiken.’
‘Waarom rende hij dan achter me aan?’ zei Tom bars. Mevrouw van Driel knikte en zei: ‘De meeste honden rennen achter rennende mensen aan. Dan willen ze namelijk spelen. Die man heeft die hond gewoon teruggefloten en is weggegaan. Maar om er nu gelijk een kinderlokker van te maken, Tom. En die dan nog wel met dat fabeltje uit de speeltuin vergelijken. Het klinkt een beetje ongeloofwaardig, als je begrijpt wat ik bedoel.’
Het leek Tom verstandig om zijn mond te houden. Mevrouw van Driel leek toch niet van haar standpunt af te wijken. Plots verscheen Tina om de hoek van een lokaal. Mevrouw van Driel keek verbaast en zei: ‘Wat was je daar aan het doen?’
‘Kijken of er nog ergens krijtjes liggen,’ zei Tina tegen mevrouw van Driel. ‘Dan kunnen de kinderen bij ons in het lokaal lekker op het bord krijten. Dat we daar niet eerder aan hebben gedacht.’
Mevrouw van Driel knikte en zei: ‘Ik heb even de sleutel van de verbanddoos nodig. Want deze jongen is net gevallen.’
Tina knikte en haalde een sleutel uit haar broekzak tevoorschijn. Ze gaf hem aan mevrouw van Driel en zei: ‘Hebben ze weer van die wilde spelletjes staan spelen? Ik heb namelijk tijdens het eten nog gezegd, tegen Sacha, dat het gevaarlijk kan worden. Vooral met al die kinderen in hun speelgoedautootjes. Wie let er nu trouwens op de kinderen?’
‘Nu niemand. Zou jij even op willen letten?’ vroeg mevrouw van Driel. ‘Dan ga ik deze jongen even verbinden. Trouwens, je thee wordt zo koud.’
Tina knikte en liep de gang uit en verdween uit het zicht. Mevrouw van Driel trok Tom mee richting de keuken, want daar was de verbanddoos.
***
Toen de overblijfkinderen weer op de bovenbouwlocatie terug kwamen was het geen wonder dat het nieuws zich als een lopend vuurtje verspreidde. Tom liet wel twintig keer zijn verbonden wond zien en voelde zich de overlevende van een grootse veldslag. Tom was wel een beetje in zijn nopjes met al die aandacht. Vooral met die van de vele meisjes. Het verhaal werd elke keer als het verteld werd ietsjes aangedikt, zoals dat altijd gebeurd op scholen.
De uiteindelijke versie vertelde dat Tom door een vreemde man richting het steegje was gelokt om snoepjes te krijgen. Dat dan man daarna een groot mes tevoorschijn had gehaald en Tom probeerde te vermoorden. Sommige mensen beweerden dat Tom door de kinderlokker zelf was achtervolgd tot op het schoolplein, maar de meeste verhalen bleven voor de rest trouw aan het feit dat de hond Tom had proberen mee te sleuren. Toch was het op basisschool de Wilgeroos het gesprek van de dag.
Ook in de lerarenkamer drong het nieuws door en vele leraren waren ongerust. Het resulteerde in een telefoonterreur naar mevrouw van Driel die het afdeed als lariekoek. Toch was het eerste dat Tom ook gevraagd werd door zijn lerares hoe de vork nou werkelijk in de steel zat.
Toen iedereen op zijn stoel zat en iedereen was gestopt met praten mocht Tom zijn verhaal doen. Juf Marlies streek haar blonde haar weg uit haar gezicht en lachte poeslief naar de klas. Normaal gesproken lachte ze meer als een boer met kiespijn, maar vandaag scheen dat een uitzondering.
Tom begon: ‘We zijn vanmiddag op de overblijf verstoppertje gaan spelen. Ik heb me verstopt ver voorbij het hutje van juf Ans. Iedereen weet dat daar schuttingen staan die toegang geven tot de achterbuurt van Beverwijk. Ik schoot daar een steeg in, zodat niemand me kon vinden. Daar botste ik tegen hem op; de kinderlokker.’
De kinderen luisterden nu aandachtig. Iedereen had het verhaal al gehoord, maar toch was het nogmaals het luisteren waard. En niemand kon het beter weten dan Tom, want die had het meegemaakt.
‘Hij kwam op me af en achter hem verscheen een hond. Ik kroop langzaam terug richting de bosjes. Hij siste zachtjes tegen zijn hond: ‘’Ik wil bloed zien.’’ En de hond liep schichtig in mijn richting.’
Iedereen in de klas hield zijn adem in. De gebeurtenissen in de bosjes waren namelijk in elk verhaal erg aangedikt en nu vertelde Tom de zuivere waarheid. Ook al was deze waarheid niet zo spectaculair, hij was toch beangstigend.
‘Ik zette het op een lopen,’ zei Tom gehaast. Hij probeerde daarmee wat spanning in het verhaal te brengen en het gevoel alsof hij echt nog liep. ‘Die hond hield me natuurlijk met gemak blij. Ik moest zigzaggen door de bosjes langs de schuttingen en hij dook er dwars doorheen. Ik rende zo hard dat ik mijn ogen niet goed op het pad kon houden en toen was daar een grote boomstronk en ik viel plat op m’n bek.’
‘Heb je daarom je knie in het verband?’ vroeg Stefan, een jongen uit de klas. ‘Dat heb ik namelijk gehoord op het schoolplein.’
‘Ja,’ zei Tom. ‘Die hond sprong toen gelijk bovenop me en probeerde me richting zijn baas te sleuren. Ik rukte me los en zette het op een lopen. Toen ik het schoolplein op liep verdween de hond, waarschijnlijk geroepen door zijn baas.’
Nog voor iemand iets kon zeggen zei juf Marlies: ‘Leuk verhaal, Tom. Erg amusant. Ik heb me kostelijk vermaakt, maar geef nou maar toe dat het een beetje te wild is, nietwaar. Wees eens eerlijk. Heb je het verzonnen?’
Tom begreep niet waarom juf Marlies dit met van die pretogen vroeg. Waarom kon nu geen enkele volwassene geloven dat het allemaal echt gebeurd was? Tom hield zijn gezicht strak en zei: ‘Er is er helemaal niets verzonnen. Het is allemaal echt gebeurd. Of denkt u dat mevrouw van Driel me voor de grap verband om heeft gedaan? Of denkt u dat ik me voor de grap in mijn T-shirt heb laten bijten?’
Juf Marlies begon spottend te lachen en zei smalend: ‘Tut, tut, tut, Tom. Ik vroeg het alleen maar, omdat jouw verhaal als complete onzin klinkt. Je zet jezelf voor schut bij de hele school met dit soort verhalen.’
‘Dan doe ik dat lekker,’ zei Tom sarcastisch. ‘Ik zal vanaf morgen een grote filmcamera vastklemmen op mijn hoofd. Dan kan ik, stel dat ik wordt aangevallen, gelijk bewijzen dat het echt gebeurd is.’
‘Rustig Tom,’ zei juf Marlies. ‘Ik ben nog steeds je lerares en ik kan je nog steeds naar de directeur sturen.’
‘Bent u wel echt mijn lerares,’ zei Tom plotseling. De rest van de klas keek even verbaast, totdat ze het spelletje doorkregen. ‘Ik vind dat toch wel een wild verhaal. Weet u zeker dat u het niet uit uw duim hebt gezogen?’
‘Nu ga je echt te ver, Tom,’ zei juf Marlies streng. Haar ogen sperden zich open van ongeloof, zoals ze dat zo vaak deden. Juf Marlies had namelijk de ziekelijke gewoonte om te geloven dat zij altijd gelijk had. Als iemand er dan tegenin ging sperde ze haar ogen open en rolde ze haar ogen omhoog. Tom had al meerdere malen de neiging gehad om die ogen een vers blauw kleurtje te geven.
‘Tut, tut, tut, Marlies,’ zei Tom uitdagend. Hij gaf een perfecte imitatie van juf Marlies. Ze wist even niet wat te doen, maar toen Tom zijn ogen opensperde en ze liet rollen besloot ze dat het te ver ging.
‘Ga jij je maar melden bij meneer Rob,’ zei juf Marlies kwaad. ‘Ik heb het helemaal met je gehad, Tom. En ik hoef je vandaag ook niet meer te zien.’
‘Dan heb ik geluk,’ zei Tom wetend dat juf Marlies hem niet veel meer kon maken dan hem naar de directeur sturen. Een paar opmerkingen konden er volgens hem wel bij. ‘Dan hoef ik uw gezicht niet meer te zien. Ik vind het namelijk afzichtelijk.’
‘Nu mijn lokaal uit, Tom,’ zei juf Marlies. Tom zuchtte en riep luid: ‘Eindelijk bevrijd van de stomme wijf!’
Juf Marlies liep kwaad naar Tom toe en probeerde hem in zijn nek te pakken. Tom dook net op tijd weg en de hand van juf Marlies schuurde langs het beton achter het stoeltje van Tom. Tom’s plaats was namelijk vlak naast de muur. De klas begon te lachen en juf Marlies wist niet meer hoe ze orde kon houden. Ze hand haar hand net opengehaald aan de muur en probeerde te verhullen dat ze veel pijn voelde.
Tom begon te lachen en riep: ‘Dan ga ik maar gelijk naar huis. Om dat gezeik van meneer Rob nu ook nog aan te moeten horen. Daar heb ik echt geen zin in. Dan krijg ik die preek die hij elke week al tegen me afsteekt.’
Tom stond op en liep richting de deur. Hij zwaaide even kort en zei vlak voor hij de deur sloot: ‘Ik ben lekker al uit. Veel succes nog met het werk vanmiddag. Ik ga lekker gamen.’
Juf Marlies stoof als een woeste stier richting de deur die Tom net voor haar neus dichtsloeg. Zo gebeurde het dat juf Marlies met haar gezicht tegen de deur aan knalde en kwaad een trap tegen haar bureau gaf. Ze opende de deur en zag Tom rustig de trap af lopen. De bovenbouwlocatie had namelijk twee verdiepingen. De eerste verdieping had een grote hal waarop alle deuren uitkwamen. Hier was ook een trap die richting een reusachtig balkon leidde. Het balkon binnen was bedoeld voor de bovenverdieping. Daar kwamen alle deuren op uit van de klassen die boven zaten. Omdat het geen afgesloten gang was maar een balkon kon iedereen die wilde jacht op Tom volgen. Toen Tom juf Marlies op het balkon zag verschijnen bedacht hij zich dat hij niet zo hard kon rennen. Toch zat er niets anders op en Tom zag hier een mooie kans om nog wat lol te trappen in de hal.
De klas was ondertussen ook de gang op gestormd om te zien wat er gebeurde. Door het vele lawaai vlogen er ook andere deuren open en was iedereen getuige van de klopjacht van juf Marlies op Tom. Alle klassen stonden bijna op de gang. Tom stond recht tegenover juf Marlies, met alleen een tafel ertussen. Toen gebeurde het: Tom gooide de tafel om, deze kwam terecht op haar voet. Juf Marlies riep van kwaadheid een groot aantal woorden die eigenlijk niet geschikt waren voor de kinderen van groep vier, die ook op de gang stonden.
Tom had zich ondertussen verscholen achter een groot rek met boeken en juf Marlies beende zijn kant op. Tom besloot dat het een leuk spelletje was om met de kast te schudden net als Marlies ervoor stond. Zo zou de bovenste rij encyclopedieën recht op haar terecht komen.
Net toen hij van plan was te schudden en Marlies een hersenschudding te bezorgen, met de delen A-<D en D-<G van de encyclopedie, werd hij in zijn nekvel gegrepen. Die greep herkende hij uit duizenden en zonder te spartelen draaide Tom zich om en zei: ‘Hallo, meneer Rob. Vind u het ook een leuk spelletje? U mag wel mee doen als u wilt.’
‘Ik vind het helemaal geen leuk spelletje,’ blafte meneer Rob kwaad. Hij sprak met een aardige consumptie. Marlies voegde zich nu bij Tom en meneer Rob. Ze lachte. ‘Nu naar mijn kantoor!’
***
Toen er een vervanger was geregeld voor groep zeven werden juf Marlies en Tom het kantoortje van meneer Rob binnengelaten. Met een rood hoofd stapte hij op de twee af en brulde: ‘Wat had dat circus in de gang te betekenen?’
‘Nou, Rob,’ begon Marlies slijmerig. ‘Ik ben de les begonnen met het verhaal van Tom. De hele klas was er zo vol van dat ik het hem wou laten vertellen. Ik gaf hem daar later mijn mening over, namelijk dat ik het een beetje een broodje aap verhaal vind. Hij begon me daarop uit te dagen en toen ik hem in zijn nekvel wilde grijpen bukte hij en zo haalde ik mijn hand open.’
Marlies toonde de wond die daardoor ontstaan was en ging verder: ‘Ik stuurde hem naar uw kantoortje, maar hij ging op weg naar huis vertelde hij. Hij maakte nog een paar vervelende opmerkingen richting mij en sloeg de deur tegen mijn gezicht. Toen ging ik achter hem aan, omdat hij mijn regels niet opvolgde. Zo ontstond dus het circus in de gang. U ziet dat ik hier eigenlijk geen schuld heb.’
‘Inderdaad, inderdaad,’ gromde meneer Rob geringschattend. Het leek even alsof hij het scenario voor zich uit probeerde te tekenen, maar hij richtte zich op en zei toen: ‘Tom, dit is de zoveelste keer dit jaar dat we dit soort praktijken hebben. Het kan werkelijk niet langer. Ik wil een gesprek met je ouders en gebeurd dit nog één keer dan wordt je met een grote berg werk opgezadeld die je in het straflokaal moet maken; onder het toezicht van juf Marja.’
Tom hield wijselijk zijn mond. Hij besefte dat hij nu te ver was gegaan en als dit zo door ging hij van school gestuurd zou worden. Hij knikte braaf, lachte lief en zodoende werd hij met strafwerk in de lerarenkamer gezet, die nu toch leeg was. Juf Marlies nam de rest van de dag vrij vanwege de pijn in haar been en haar arm. En zo vertrok zij in haar Smart richting huis.
***
‘Ik weet niet wat er net gebeurd is,’ zei juf Joke vriendelijk. Ze keek de leerlingen vrolijk aan en ging zitten achter het bureau van juf Marlies. ‘En ik zou eigenlijk wel willen weten hoe de vork in de steel zit.’
Iedereen begon door elkaar heen te schreeuwen. Juf Joke probeerde iedereen tot stilte te manen en zei toen: ‘Wie weet er trouwens iets over dat wilde verhaal over een kinderlokker?’
Drie vingers schoten gelijk de lucht in. Roos, Sacha en Iwan werden door juf Joke uitgekozen om het verhaal te vertellen. Ze mochten allemaal hun verhaal doen. Nadat ze dat gedaan hadden begon juf Joke hartelijk te lachen. Ze zei toen: ‘Ik vind het een kostelijk verhaal. Ik geloof best dat daar iets aan de knikker is geweest, maar om die man nu gelijk een kinderlokker te noemen.’
De klas zag al een herhaling van de voorvallen met juf Marlies toen Iwan, Roos en Sacha begonnen te protesteren. Juf Joke maande ze tot stilte en zei toen: ‘Ik snap al waarom Tom van die slaande ruzie kreeg met juf Marlies. Ze is in haar ontmoediging niet altijd even subtiel. Toch zal ik jullie een verhaal vertellen.
Ik heb vroeger, voor ik hier kwam werken, in een groot warenhuis gewerkt. Ik werkte op de speelgoedafdeling waar zich ook een ballenbak bevond. Op een dag komt er een meisje op mij af rennen en ze begint te huilen. Ik begin haar te troosten en vraag wat er aan de hand is. Ze begint tegen mij te jammeren over een man die ze niet kende en die haar uit de ballenbak mee wou nemen. De hele winkel was natuurlijk in rep en roer en onder het personeel en een deel van de klanten ontstond een grote klopjacht op de man. De ouders van het meisje kwamen haar ophalen en gingen met haar naar huis. Daar biechtte ze op dat ze het allemaal had verzonnen. Nou, leg dat maar eens uit aan een grote menigte. Ik denk dat die mensen allemaal dachten dat het een flauwe grap was. Veel ervan hebben namelijk nooit meer bij ons gewinkeld.’
‘Wat heeft dat hier nou mee te maken?’ vroeg Roos kwaad. ‘Wilt u zeggen dat Tom alles heeft verzonnen?’
‘Ik opper maar een suggestie,’ zei juf Joke. ‘Om aan te tonen dat niet iedereen alles moet geloven wat hem vertelt wordt. Nu gaan we aan het werk.’
***
‘Wat een vreemde historie,’ zei Tina zuchtend. Zij en mevrouw van Driel zaten samen in het overblijflokaal en dronken, voor de zoveelste keer die dag, een kop thee. Mevrouw van Driel knikte en zei: ‘Het ergste heb je nog niet gehoord. Je denkt dat het feit dat de gehele bovenbouw het verhaal kent idioot is? Dan zal ik je nu vertellen dat Tom ruzie kreeg met zijn lerares over de geloofwaardigheid van zijn verhaal. Die hebben slaande ruzie gekregen en dat heeft geresulteerd in een soort vechtpartij tussen Marlies en Tom. Ze kreeg een deur vol in haar gezicht en daarna heeft hij een tafel op d’r poot gegooid. Elke klas was er getuige van. Er was namelijk een grootse ophef over in de centrale hal. Kinderen die Tom aanmoedigden, leraressen die hun leerlingen niet meer het lokaal in kregen, grote wilde verhalen over die zogenaamde kinderlokker die de ronde deden, een boekenkast die later bijna omviel, groep vier en vijf die een hoop nieuwe scheldwoorden hebben bijgeleerd. Kortom: het was een chaos.’
‘Hoe weet je dat allemaal?’ vroeg Tina ademloos. Mevrouw van Driel knikte even naar de hoek waar een telefoon was aangesloten en zei: ‘Rob heeft me net gebeld. Hij had namelijk al eens getelefoneerd, omdat hem het verhaal van de kinderlokker ten gehore was gekomen en sommige leraren zich zorgen maakten. Toen was jij volgens mij net thee gaan zetten. En even later belde hij me over het feit dat alles volledig uit de hand was gelopen en dat we de kinderen moesten verbieden om nog in de bosjes te spelen. Daar zou namelijk alleen maar narigheid van komen, zei hij.’
‘Ik vind het nog steeds een zeer vreemde geschiedenis,’ zei Tina oprecht. ‘Maar ik moet je wel zeggen dat die kinderlokker wel erg ver gezocht is. Het is gewoon een hoop flauwekul en meer niet.’
Laatst gewijzigd door gaffeljames op 04 sep 2011 13:33, 1 keer totaal gewijzigd.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 5 - Een zwarte schim
Een stuk of vier weken ging voorbij zonder al te veel nieuws. Tom had het verbruid bij meneer Rob en werd voor drie dagen naar het straflokaal gestuurd, juf Marlies was na het incident met Tom een week ziek, de ouders van Tom waren bij meneer Rob op bezoek geweest en Tom had thuis ook nog eens een fikse straf gehad. De rest van de drie vrienden maakten niet veel mee.
Het warme nazomerse weer was veranderd in een serie van hevige stortbuien, harde windstoten en grijze wolkenluchten. De temperatuur was er flink op achteruit gegaan en op de overblijf werd daarom vooral binnen gespeeld. Mevrouw van Driel en Tina vonden namelijk dat niemand ziek mocht worden, doordat ze in de regen hadden gespeeld. Daarom verveelden ze bovenbouwkinderen zich eigenlijk verschrikkelijk op de overblijf. Toch moesten ze het daar maar mee doen.
De kinderlokker had zich niet meer laten zien en de kinderen waren ook niet naar hem op zoek gegaan. Er had een klein stukje over in de nieuwsbrief gestaan. Het was geschreven door mevrouw van Driel in samenwerking met meneer Rob.
***
‘Lees het eens voor,’ zei Roos ongeduldig tegen Iwan. Iwan knikte en zei: ‘Rustig mens, ik kan niet heksen! Het moet hier ergens staan.’
De vier vrienden zaten bij de kachel in het overblijflokaal. Iwan had de nieuwsbrief in zijn hand en alle vier waren ze nieuwsgierig over wat er in de nieuwsbrief zou staan over de kinderlokker. Iwan slaakte plots een kleine gil van opwinding en zei: ‘Hier staat het.’

Kinderlokker op de overblijf?
Misschien zult u het wel van uw kinderen vernomen hebben, want het nieuws op de Wilgeroos verspreid zich als een lopend vuurtje. Het begon allemaal op de overblijf die, na de brand in speeltuin Kindervreugd, nu op de onderbouwlocatie aan de Wilgenhoflaan gevestigd is. Er werd in de bosjes gespeeld door een aantal kinderen die daarna beweerden een kinderlokker te hebben gezien. De kinderlokker voldeed precies aan het profiel dat kinderen van een kinderlokker hebben: grote zwarte herdershond, lange donkere regenjas, een zwarte hoed en een eng gelaat.
Er is al veel ophef gemaakt over het feit of het echt is gebeurd of dat er bij sommige kinderen de fantasie ietwat op hol is geslagen. We kunnen u verzekeren dat uw kinderen volkomen veilig zijn op de overblijf zowel als op de hele Wilgeroos. De kinderlokker in kwestie is een boeman uit de verbeelding van een kleine groep kinderen. Een klein beetje spanning op de lange middagen die sommige kinderen op de overblijf doorbrengen, maar meer ook niet. Conclusie: er is geen kinderlokker op de overblijf.

Iwan legde de nieuwsbrief neer op tafel en keek ziedend in de richting van mevrouw van Driel, die een paar kleintjes hielp met het maken van een puzzel. Mevrouw van Driel stond er vandaag alleen voor, omdat Tina ziek was geworden. Ze was namelijk een paar keer met een paraplu meegelopen naar de bovenbouwlocatie, zodat de kinderen die daar naartoe moesten zo droog mogelijk aan zouden komen.
‘Dit slaat nergens op,’ zei Tom kwaad. ‘Ze doen alsof we niet helemaal lekker zijn. En alsof ik dat hele verhaal uit mijn duim heb gezogen! Als het aan hun lag ging ik me melden bij een psychiater.’
‘En ze spreken niet eens de waarheid,’ zei Sacha. ‘Hier staat dat we hem allemaal hebben gezien, maar alleen Tom heeft hem gezien.’
‘Ze willen iedereen laten geloven dat het maar een spelletje was,’ zei Roos. Haar ogen schoten vuur en ze probeerde de nieuwsbrief uit Iwan’s handen te trekken. Iwan hield het stevig vast en zei: ‘Als iedereen dit straks leest dan worden we vierkant uitgelachen! En dat allemaal dankzij mevrouw van Driel en meneer Rob.’
‘Wat staat er verder nog in?’ vroeg Sacha. Iwan pakte het papier op en zuchtte: ‘De gebruikelijke onzin.’
‘Wat voor gebruikelijke onzin?’
‘In groep drie zingen ze van flat, flat, retteketet,’ zei Iwan, terwijl zijn ogen langs de regels schoten. ‘In groep vier was een etui verdwenen en die bleek uiteindelijk in een kastje te zitten. In groep vijf en zes zijn ze bezig met het thema natuur. Ze hebben daarom allemaal werkjes gemaakt en lesjes gehad over dieren en planten. Bij ons staat er iets over een stagiair die komt. En bij groep acht staat er iets over de musical die ze aan het eind van het jaar gaan doen.’
‘Alleen maar lulkoek,’ zei Tom die nog steeds kwaad was op mevrouw van Driel. ‘Ik verzeker je dat de verhaaltjes bij mijn strafwerk Nederlands nog leuker zijn dan die hele nieuwsbrief.’
***
Er klonken sompige voetstappen door de plassen. Het geluid weerklonk hol tegen de muren van de steeg waarin de persoon zich bevond. In deze steeg was de persoon nog nooit eerder geweest, maar hij of zij wist waar hij op uitkwam. Achter de persoon, die gehuld was in een zwarte regenjas, klonk het geluid van een viervoeter. De steeg kwam tot een eind en nu bevond de persoon zich samen met de viervoeter in de Wilgenhoflaan. Er brandde op dat moment maar in één lokaal licht. En dat lokaal moest de persoon net hebben. De persoon bewoog zich snel naar een boom die recht tegenover het lokaal stond.
***
Buiten begon het te onweren. Een brullende wind kwam opzetten en de regen raasde tegen de ramen. Het was moeilijk om de overkant van de straat te kunnen onderscheidden. De enige momenten waarop dat lukte was wanneer er een bliksemstraal door de lucht heen suisde. De donder liet om de zoveel tijd de ramen trillen in zijn sponningen.
Mevrouw van Driel liet de kleintjes alleen met de puzzel en ging aan tafel zitten. Aan de andere kant, tegen de verwarming aan, zaten de vier kinderen. Mevrouw van Driel vond dat ze haar behoorlijk vreemd aankeken, maar toen ze de nieuwsbrief zag liggen begreep ze waarom. Ze zei bits: ‘Willen jullie nog steeds beweren dat die kinderlokker hier rondloopt? We hebben namelijk al weken niets van hem gehoord?’
Zonder op een reactie van de kinderen te wachten griste ze een krant van tafel en stak die hoog op. Zo verdween haar gezicht volledig achter de grote voorpagina van het Beverwijkse Sufferdje. In het Beverwijkse Sufferdje stond niet veel wereldschokkend nieuws, maar mevrouw van Driel zocht een manier om niet de confrontatie met de kinderen aan te gaan. Ze had namelijk in geuren en kleuren vernomen hoe het met juf Marlies was gegaan.
BENG! De ramen trilden hevig en sommige kinderen, waaronder ook de vier vrienden, deinsden achteruit. Het leek alsof de ramen zouden breken. Mevrouw van Driel wist dat ze nu haar krant wel neer moest leggen. Ze liet iedereen op een afstand van het raam en sloot de blauwe gordijnen. Toch, terwijl zij dit deed, floot er weer een bliksemschicht door de lucht. Even was de overkant verlicht en een schrik vloog haar door het hart. Aan de overkant, afgetekend tegen de muren daar, stond een gedaante. De gedaante droeg een lange zwarte regenjas en had een hoed op. Naast de gedaante stond een grote zwarte hond. Mevrouw van Driel zag een paar tellen niets buiten, omdat haar ogen snel gewend waren aan het licht van de bliksem.
Toen volgde er een tweede flits. Mevrouw van Driel lette niet op de trillende ramen, maar op de overkant. Alleen stond er nu niemand meer. De zwarte schim en de hond leken opgelost in het niets. Het enige dat mevrouw van Driel nu nog zag was de stromende regen. Langzaam sloot zij de gordijnen en hoopte dat Tina snel beter zou zijn.
‘Misschien is het toch geen wild verhaal,’ dacht mevrouw van Driel. ‘Zou het toch kunnen dat hier een vreemd individu rondsluipt op zoek naar kinderen om mee te lokken? Wie zou zoiets nu precies doen?’
Terwijl ze hierover aan het peinzen was nam ze weer plaats aan tafel. Ze staarde naar de muur tegenover haar. Ze zag de gedaante van de kinderlokker in haar herinnering wat vager worden, maar toch nog steeds afgetekend tegen de natte muur. De hond had dicht tegen de gedaante aangestaan, waarschijnlijk om niet al te nat te worden.
***
‘Ik vind dat we zelf een nieuwsbrief moeten maken,’ zei Tom. ‘Alleen over de kinderlokker en dan moeten we die door de hele school uitdelen.’
‘Hoe wil je dat in hemelsnaam voor elkaar krijgen?’ vroeg Roos vinnig. ‘Als we dat soort brieven gingen doorgeven onder de neus van leraren dan kunnen we binnenkort allemaal strafwerk maken in het straflokaal. Ik zit namelijk nog liever bij juf Marlies dan bij juf Marja in het straflokaal.’
‘Het is gewoon belachelijk,’ zei Sacha. Sacha had er een gewoonte van om ouder te willen klinken dan ze was en ook nu probeerde ze een ietwat volwassen preek af te steken. ‘Het is toch vrijheid van meningsuiting. Als ik wat wil zeggen en daarmee niemand kwets dan sta ik in mijn recht om dat te doen. En leraren hebben daar niets over te zeggen.’
‘Nu even in normaal Nederlands,’ zei Tom tegen Sacha. Ze waren haar dure Nederlands zo onderhand wel gewend, maar toch was het altijd leuk om haar ermee te plagen. ‘Maar nu even serieus. Sacha heeft wel een punt. Ze kunnen ons eigenlijk niets maken.’
‘Ook al kunnen ze ons niets maken,’ zei Iwan stroef. ‘Dan verzinnen ze wel weer iets om ons te straffen. Ik geef er niets voor om straks in dat straflokaal te zitten met bergen werk en…’
BENG! De kinderen schrokken op uit hun tirade, over het stuk uit de nieuwsbrief, die ze eigenlijk tegen mevrouw van Driel hadden willen richten. De ramen rammelden vervaarlijk in hun sponningen en de regen tikte onheilspellend tegen de ramen. Ze zagen mevrouw van Driel even aarzelen toen ze de gordijnen sloot en er weer een grote knal klonk.
Het werd plots een stukje lichter in het overblijflokaal, maar dat kwam vooral doordat de duisternis van buiten werd buitengesloten door de dichte gordijnen. Een vrij stille en donkere overblijfmiddag trok aan iedereen voorbij. Mevrouw van Driel bleef aan tafel zitten en staarde vreemd voor zich uit. De vrienden lieten het stuk in de nieuwsbrief varen en besloten om een tekening op het bord te maken. Ze maakten een tekening van de kinderlokker die door de bosjes heen sloop. Mevrouw van Driel vond dit alles behalve amusant, zelfs luguber, en wiste hem vrij snel uit. Toch was het goed voor gelach van de kleintjes, die de puzzel hadden opgegeven omdat hij te moeilijk was.
‘Wachten jullie even,’ zei mevrouw van Driel toen de kinderen om kwart over een het gebouw wilden verlaten. Ze gingen de laatste tijd niet erg vroeg meer op weg naar de bovenbouwlocatie, omdat ze op de daar alleen maar doorweekt op het schoolplein konden rondhangen. De deuren gingen namelijk nog steeds maar om half twee open, en zeker niet eerder. ‘Ik zal jullie begeleiden met een paraplu, want het is veel te nat buiten. Jullie mogen niet ziek worden!’
Mevrouw van Driel had eigenlijk een totaal andere reden. Het regende zeer hard en daarom zouden heel weinig mensen zich op straat wagen als dat niet nodig was. Zo kon de kinderlokker heel gemakkelijk uit een nis tevoorschijn komen en zijn plannen uitvoeren, wat die ook mochten zijn, zonder dat iemand er iets van zou merken. Mevrouw van Driel wou dit graag voorkomen en dus besloot ze om de kinderen te vergezellen met een paraplu. Normaal gesproken had ze de kinderen door de regen laten lopen en gezegd dat ze er hard van zouden worden. Toch wilde ze nu dat de kinderen veilig op school zouden aankomen.
Al snel liepen de kinderen van de bovenbouw samen met mevrouw van Driel onder een veel te kleine paraplu, die eigenlijk helemaal geen nut had omdat de regen schuin onder de paraplu doorlekte. Mevrouw van Driel hield haar ogen als een adelaar gericht op elke nis of elk bosjes dat ze tegenkwamen. Zo hoopte ze om misschien een glimp op te vangen van de zwarte schim die ze had gezien. Des te dichter ze bij de bovenbouwlocatie kwam des te meer ze aan zichzelf ging twijfelen. Was het misschien verbeelding geweest. Was haar fantasie misschien ook een beetje op hol geslagen. ‘Heb ik me zo op laten zwepen door die boemanverhalen van de kinderen?’ dacht ze, terwijl ze de hoek om liep. In de verte werd de bovenbouwlocatie zichtbaar. De kinderen spraken ondertussen luid, omdat de wind hun woorden afboog en ze bijna weer in hun keel liet verdwijnen. Het was een erg zware storm voor het jaargetij, maar soms was een weersverschijnsel een uitzonderlijk zeldzaam fenomeen. Het was ook al veel te vroeg donker, doordat de dichte grijze en zwarte wolkenmassa de zon volledig liet verdwijnen. Zo leek het alsof ze bij nacht richting de school liepen. De kinderen waren dan ook blij toen ze, ook al waren ze doorweekt, het schoolgebouw binnen konden lopen en zich nog even tegen de kachel aan konden drukken.
***
Mevrouw van Driel had de kinderen veilig afgeleverd bij school en was blij dat de dag nu voorbij was. Ze voelde zich niet fijn in de donkere straat en voelde zich bekeken. Met de paraplu in haar hand geklemd, klaar om toe te slaan, bewoog zij zich richting de onderbouwlocatie. Ze schrok plotseling op, want in de verte hoorde zij een hond blaffen. Het is namelijk altijd zo dat als men bang is en iets verwacht je altijd elk geluid in de weide omtrek hoort alsof het naast je gebeurd. Het probleem is alleen dat je dan schrikt en nog alerter wordt.
Ze schoof langzaam de Wilgenhoflaan in en rende zo snel als ze kon de onderbouwlocatie binnen. Het begon namelijk nog harder te regenen en ze moest ergens kunnen schuilen. Ze deed de deur van het overblijflokaal open en schrok zich dood. Het was een grote chaos. De gordijnen waren aan flarden gesneden, spullen waren kapot gemaakt en op de grond gegooid, de wasbak was overgelopen en een deel van het zeil was daardoor compleet doorweekt. Tot overmaat van ramp was er ook nog een kast omgevallen en lagen er grote splinters wit hout door het lokaal verspreid.
Mevrouw van Driel deed gelijk de kraan uit en zette de kast, of wat er van over was, overeind. Ze schoof de gordijnen open en keek naar de overkant. De zwarte schim stond er niet, maar toch wist mevrouw van Driel dat de schim hiervoor verantwoordelijk was. Er was in een raam, dat nog bedekt werd door het gordijn, een groot gat geslagen waardoor er gemakkelijk iemand binnen kon komen. Hier stroomde de regen ook naar binnen, wat ook een grote vlek op het zeil maakte. Mevrouw van Driel pakte snel haar telefoon tevoorschijn en begon te bellen.
***
Tring… tring… tring… Het geluid van een telefoon schelde door de kamer. Een hand bewoog zich zeer snel richting de telefoon en nam op.
‘Hallo, met Rob,’ zei meneer Rob in de hoorn. Aan de andere kant van de hoorn gaf mevrouw van Driel antwoord. ‘Ja, van Driel hier.’
‘Wat is er aan de hand?’ zei meneer Rob bars. ‘Ik heb net al je verhaal over die zwarte schim aan moeten horen en ben nog steeds van mening dat het gezwets is. Een toevallige persoon die zijn hond aan het uitlaten was en meer niet!’
‘Als u mij niet geloofd zou ik maar langskomen bij de onderbouwlocatie,’ zei mevrouw van Driel. ‘Het hele overblijflokaal is één grote ravage. Er is namelijk iemand binnengekomen door het raam. Het is namelijk opengebroken. Er zitten natte plekken in het zeil, er is een kast kapot, boeken zijn verscheurd en speelgoed is uit elkaar getrokken.’
‘Ik kom er gelijk aan,’ zei meneer Rob kalm. Hij legde de hoorn weer neer op de haak en trok zijn jas aan. ‘Dit is wel heel erg vreemd aan het worden,’ dacht hij.
***
Het was nog de volgende middag dat meneer Rob in zijn kantoortje zat. Hij legde net wat papieren opzij toen juf Ans, zonder te kloppen, binnenkwam. Ze keek een beetje bang naar meneer Rob toen zij plaats nam aan de andere kant van zijn bureau.
‘Ans, is er iets gebeurd?’ vroeg hij snel. Juf Ans knikte en zei toen: ‘Ik heb iets vreemds gezien in de bosjes achter mijn hutje.’
Meneer Rob wist gelijk waar dit gesprek over zou gaan. Hij bereidde zich voor op een verhaal over de kinderlokker.
‘Daar stond een vreemde man mijn huisje binnen te loeren,’ zei juf Ans. ‘Ik vind het werkelijk beangstigend dat ik zo alleen van de school afgezonderd ben met zo’n enge vent in mijn buurt.’
‘Hoe zag de man eruit?’ vroeg meneer Rob, want het was nog steeds niet zeker dat het ook daadwerkelijk de kinderlokker was. Juf Ans dacht even na en zei toen: ‘Kent u van die lange zwarte regenjassen? Nou, zo’n jas draagt hij nou en hij heeft een hoed op en hij draagt een klein baardje. Naast hem staat vaak een hond, en die boezemt mij nog de meeste angst in. Ik ben altijd bang dat als ik mijn hutje verlaat dat die hond me dan zal aanvallen, of zoiets.’
‘Kom, kom,’ zei meneer Rob met gespeelde nuchterheid. ‘Het zal, denk ik, wel los lopen. Waarschijnlijk is die man vaak zijn hond aan het uitlaten en ik kan niemand verbieden om daar te staan. Het is namelijk geen deel van het schoolplein.’
‘Dat zal het vast zijn,’ zei juf Ans, gerustgesteld door de woorden van meneer Rob. ‘Ik heb de laatste tijd misschien een beetje te hard gewerkt. Kan ik misschien morgen vrij krijgen?’
‘Natuurlijk kan dat,’ zei meneer Rob. Hij wist dat het zeer verstandig dat zo min mogelijk mensen van de kinderlokker afwisten. ‘Heb je vandaag nog kinderen nodig?’
‘Nog één,’ zei juf Ans. ‘Ik moet alleen nog wat dingen voorbereiden, maar wil jij straks Sacha uit groep zeven naar mijn hutje toesturen? Ik moet haar namelijk testen op dyslexie.’
‘Is goed,’ zei meneer Rob. Juf Ans verliet, volledig gekalmeerd, het kantoortje van meneer Rob. Ze was blijkbaar in haar nopjes, dat ze morgen vrij had gekregen.
Laatst gewijzigd door gaffeljames op 04 sep 2011 13:34, 1 keer totaal gewijzigd.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 6 – De eerste moord


‘En zo luidt de regel: rechtdoor, over dezelfde weg, gaat voor,’ zei juf Marlies, terwijl ze de verkeerssituatie die ze op het bord getekend had uitwiste. ‘Doe jullie boeken maar weg, want we gaan zo een kleine spellingstoets doen.’
Er werd drie keer luid op de deur gebonsd. De deur vloog open en meneer Rob stond in de deuropening. Hij zei luid: ‘Kan ik Sacha even lenen?’
‘Natuurlijk,’ zei juf Marlies. ‘We wilden net een spellingtoets beginnen, maar voor u
maak ik wel een uitzondering. Sacha kan de toets wel een andere keer maken. Sacha, ga maar mee met meneer Rob.’
Sacha stond op en hoopte vurig dat het niets slechts te betekenen had. Ze hoopte dat ze niet ineens straf zou krijgen voor dingen die ze niet gedaan had. Het enige dat zij gedaan had was een verhaal schrijven, voor taal, over de kinderlokker. Ze wenste nu dat juf Marlies niets verteld had aan meneer Rob. Toen de deur achter Sacha sloot en meneer Rob voor haar stond zonk de moed haar in haar schoenen.
‘Sacha,’ zei hij streng. Sacha vreesde nu het ergste. ‘Je wordt verwacht door juf Ans, want je hebt vandaag de dyslexietest. Je weet waar het hutje van juf Ans staat? Oké.’
Meneer Rob liep gelijk met Sacha op tot aan de deur van zijn kantoor. Daarna ging Sacha alleen op weg richting de onderbouwlocatie.
***
Ding… Dong… Ding… Dong… Mevrouw van Driel drukte voor de derde maal op de bel. Nog steeds werd er niet open gedaan. Tina was blijkbaar niet thuis, want ze wilde toch graag het hele voorval bespreken met haar. ‘Ze was toch ziek?’ dacht mevrouw van Driel, terwijl ze door het huiskamerraam naar binnen probeerde te gluren. Achter zich hoorde ze voetstappen. Ze draaide zich vlug om. Tina kwam aanlopen met haar twee honden. Ze zag er verschrikkelijk uit, naar het oordeel van mevrouw van Driel, maar keek wel blij toen ze mevrouw van Driel zag staan.
‘Van Driel,’ zei ze blij, terwijl ze de sleutel van haar voordeur uit haar zak pakte. ‘Ik was even de honden aan het uitlaten, want – ook al ben je ziek – je kan die beesten moeilijk binnen laten plassen.’
‘Natuurlijk,’ zei mevrouw van Driel begrijpend. Tina deed de deur open en mevrouw van Driel volgde haar. Beiden deden hun jas uit en gingen richting de huiskamer. Tina woonde zeer bescheiden, maar dat kon ook niet anders; ze verdiende niet veel en had, niet zoals mevrouw van Driel, nog een inkomen van haar man.
‘Ga maar vast zitten,’ zei Tina. ‘Dan zet ik alvast het theewater aan. Ik heb trouwens hele lekkere bosbessenthee in huis. Wil je die misschien proberen?’
Mevrouw van Driel knikte, terwijl ze plaatsnam op de bank. Ze drukte zich tegen het kussentje aan dat er ook lag, want de bank zat niet erg comfortabel. De honden kwamen kwispelend de kamer binnen en onder luid geblaf van dankbaarheid, doordat Tina een paar hondenkoekjes naar hun mand gooide, namen ze plaats in de hoek. Tina kwam uit de keuken met twee dampende koppen thee, die ze op tafel zette.
‘Zeg Tina,’ begon mevrouw van Driel. ‘Ik weet niet of Rob je al gebeld heeft of niet, maar er is iets verschrikkelijks gebeurd. Gisteren was het vreselijk weer, zoals je natuurlijk wel weet. Het onweerde zo verschrikkelijk dat ik de gordijnen van het overblijflokaal dicht heb gedaan, maar in een bliksemflits en donderslag zag ik iets vreemds aan de overkant. Ik zag een soort schim en daarnaast stond een grote hond. De omtrekken van de schim kwamen erg overeen met het signalement van de kinderlokker, zoals de kinderen dat op hebben gegeven. Bij de volgende flits stond er niemand meer.
Ik heb dus besloten de kinderen naar de bovenbouw toe te brengen met de paraplu, want ik wilde niet dat die schim plots op zou opduiken en dat geen van allen iets uit kon richten. Nou, onderweg gebeurde er niets. Het bleek ook later waarom er niets was gebeurd.
De zwarte schim is het lokaal binnengekomen door een raam aan diggelen te slaan. Hij heeft het overblijflokaal laten onderlopen door de kraan open te zetten en de stop in de afvoer te doen, heeft een paar kasten gemolesteerd, stoelen omgegooid, boeken kapot gemaakt en later bleek dat hij ook een boodschap achter heeft gelaten. Rob belde namelijk de politie om aangifte te doen. Toen ze langskwamen en het bord openden stond daar in grote hanenpoten: IK WIL BLOED ZIEN. En dat is nu net wat de kinderlokker tegen zijn hond siste vlak voor hij Tom aanviel. Daarom hebben we de overblijf vandaag ook in de hal van de bovenbouw gehouden.’
Tina leek met stomheid geslagen en zei toen: ‘Van Driel, ik moet je iets vertellen. Dit heb ik eigenlijk al een tijdje geheim gehouden, omdat ik dacht dat ik het met verbeeld had.’
In de verte klonken plots luidde sirenes.
***
Sacha stapte het schoolplein van de onderbouw op. Het waaide stevig en ze voelde zich niet prettig, zo alleen. Ze wist dat als ze gilde iedereen voor de ramen zou verschijnen, maar toch voelde ze zich niet veilig. Het hutje van juf Ans stond ook een beetje afgezonderd in de bosjes en die vreesde ze sinds de aanval op Tom. Al was er al een tijd geen nieuws meer rond de kinderlokker verschenen zat de schrik er nog goed in. Langzaam bewoog Sacha zich over het verlate schoolplein. Binnen zaten de kinderen van de onderbouw er lekker warmpjes bij en zongen liedjes. Ze waren zich nog van geen kwaad bewust. Toch zou er over een paar minuten de grootste oproer sinds jaren op het schoolplein plaatsvinden. Toch keurden ze het schoolplein nu geen blik waardig, want binnen waren ze allemaal druk bezig met blokken, speelgoedjes, poppen, wagentjes, klei en verf.
Sacha wilde net de hoek omslaan toen ze gehaaste voetstappen hoorde. Ze drukte zich stijf tegen de muur. Het eerste wat ze dacht was: ‘De kinderlokker!’ Ze wist dat als ze nu door de kinderlokker gegrepen zou worden dat ze dan de sigaar was. Alleen kon ze namelijk niets uitrichten tegen een volwassen man.
Het ritselen van bladeren klonk. De persoon verdween blijkbaar in de bosjes. Een hond blafte even kort voor de voetstappen wegstierven in de bosjes. Sacha wist wat dit te betekenen had. De kinderlokker had op het schoolplein rondgewaard.
‘Waarom zou de kinderlokker nu op het schoolplein zijn geweest?’ vroeg Sacha zich hardop af. ‘Om deze tijd zijn er nooit kinderen, dus wat had hij hier te zoeken?’
Ze wist dat het gevaar voor nu geweken was en liep richting het hutje van juf Ans. Ze klopte op de houten deur, maar van binnen kwam geen antwoord. Ze klopte nogmaals. Weer geen antwoord. Langzaam duwde Sacha de deur open. Ze gilde.
Juf Ans lag, met haar mond opengesperd in een geluidloze gil, in haar stoel. Een groot hakmes stak uit haar bebloede buik, terwijl nog stromend bloed op de grond droop. Bloed was met vingers langs de muren gesmeerd. Sacha gilde nogmaals en rende het hutje uit. Ze wist niet wat ze moest doen tot er een gezicht om de hoek verscheen.
‘Wat is er, Sacha?’
Eén van de kleuterjuffen, juf Tineke, kwam op haar aflopen. Sacha begon te huilen en zei: ‘Juf Ans is vermoord.’
Juf Tineke trok wit weg en zei: ‘Dat kan toch niet. Sacha, wat vertel je me nou?’
‘Ga dan kijken in het hutje,’ zei Sacha gesmoord. Juf Tineke liet haar even los en liep richting het hutje. Ook zij gilde toen ze binnenstapte en de dode juf Ans zag liggen. Lijkbleek kwam ze op Sacha aflopen en zei: ‘We moeten de politie bellen.’
***
‘Dat zijn politiesirenes,’ zei Tina geschrokken. ‘En zo te horen is het bij ons in de buurt.’
‘Het zal wel,’ zei mevrouw van Driel, terwijl ze een slok van haar thee nam. ‘Wat wilde je me nu vertellen, Tina?’
‘Nou,’ zei Tina een beetje trillerig. ‘Ik heb een week geleden zo’n zelfde schim gezien als jij. Ik verklaarde mezelf voor gek en dacht dat ik het me verbeeld had. Maar nu jij me dit verteld hebt weet ik het zeker: er is een kinderlokker.’
‘Dan slaan we een mooi modderfiguur,’ zei mevrouw van Driel. ‘Ik heb samen met Rob in geuren en kleuren in de nieuwsbrief ontkend dat er een kinderlokker is. Nu moeten we natuurlijk een nieuw stuk plaatsen. We moeten de ouders namelijk verwittigen over…’
De mobiele telefoon van mevrouw van Driel rinkelde luid. Ze kapte haar zin af en keek wie het was. ‘Wacht, Rob belt.’
Mevrouw van Driel nam op en zei: ‘Met Henriëtte van Driel. – Nee, natuurlijk. – Ik kom direct. – Ik ben bij Tina en zal haar meenemen. Ze heeft namelijk nieuws. – Tot straks.’
Lijkbleek en verstard hing mevrouw van Driel op en zei: ‘We moeten gelijk naar de onderbouw. Ik weet nu waar die sirenes heen gingen.’
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Tina geschokt. Mevrouw van Driel keek haar oprecht aan en zei: ‘De kinderlokker heeft zijn bloed gezien. Juf Ans is vermoord.’
‘Hoe weten ze dat de kinderlokker haar heeft vermoord,’ zei Tina, terwijl ze haar hand voor haar mond sloeg. Mevrouw van Driel nam een slok thee en zei: ‘Ans is vanmorgen bij Rob geweest, omdat de kinderlokker bij haar hutje rondhing. Sacha moest naar juf Ans toe voor een dyslexietest en toen ze daar binnenkwam lag ze daar; opengereten. Wat een schok zal dat arme kind wel niet hebben opgelopen. Toen de politie kwam vonden ze een brief. Er stond in hetzelfde handschrift als op het bord: IK WIL BLOED ZIEN. En verder: LAAT HET SPEL BEGINNEN.’
‘Ik pak mijn jas en dan kunnen we,’ zei Tina, terwijl ze opstond. ‘We moeten naar Rob, want dan kan ik mijn informatie geven. Dit is echt verschrikkelijk.’
***
De politiewagens arriveerden één voor één, terwijl er vele nieuwsgierige kinderen voor de ramen van de lokalen verschenen. Sacha werd mee naar binnen genomen en naar het keukentje gebracht. Hier kon ze een glas water drinken en even bijkomen van hetgeen dat ze net had mogen aanschouwen.
Het nieuws ging als een lopend vuurtje door de hele onderbouw en het was dan ook niet gek dat vlak daarna het nieuws ook door de bovenbouw heen vloog. Iedereen kreeg vrij voor de rest van de dag werd besloten. Het was dan ook niet gek dat binnen de kortste keren er een grote nieuwsgierige menigte van kinderen rond het schoolplein van de onderbouw stond. Meneer Rob arriveerde gevolgd door een aantal leraren samen met Tina en mevrouw van Driel. Allemaal kwamen ze bijeen in het kleine keukentje waar Sacha zich ook bevond.
Iwan, Roos en Tom hadden zich ook richting het onderbouwplein gehaast en werden doorgelaten, omdat zij de spulletjes van Sacha bij zich hadden die nog op de bovenbouw hadden gelegen. Ook zij voegden zich bij de poppenkast in het keukentje.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Roos, terwijl ze Sacha haar spulletjes aanreikte. De jongens namen tegenover haar plaats en kregen door juf Tineke allebei een glas limonade aangereikt. Het werd stil in het keukentje toen Sacha haar stem schraapte. Ze nam een slok water en zei: ‘Ik weet zeker dat de kinderlokker juf Ans vermoord heeft. Ik kwam hier op het schoolplein aan en hoorde voetstappen net voor ik de hoek naar het hutje van juf Ans om wilde slaan. Ik hield halt, gewoon uit gevoel. Ik voelde me namelijk niet prettig toen ik het schoolplein op kwam. Toen de voetstappen wegstierven in de bosjes hoorde ik daar een hond blaffen. Toen wist ik zeker dat het de kinderlokker was. De voetstappen verdwenen en ik vroeg me af wat hij daar gedaan had, omdat er nu geen kinderen op het schoolplein liepen. Ik ging het hutje van juf Ans binnen en daar lag ze. Dood.’
‘Beste kinderen,’ zei meneer Rob. Hij klonk ineens heel anders dan normaal: niet streng, niet boos, niet zichzelf. ‘Ik bied mijn excuses aan. Ik had jullie serieuzer moeten nemen toen me ter oren kwam dat er hier een kinderlokker was geweest.’
‘Ik ook,’ zeiden mevrouw van Driel en juf Marlies in koor. Tom zei: ‘En iedereen dacht dat ik het maar verzonnen had. Nu zie je wat er daardoor gekomen is.’
‘En ik had met moeten voorzien,’ zei meneer Rob. ‘Ans kwam vanmorgen naar mijn kantoortje met een verhaal over de kinderlokker. Hij hing rond bij haar hutje en ze voelde zich niet veilig.’
‘We hadden lont moeten ruiken toen er op het bord werd geschreven en het lokaal aan gort werd geslagen,’ zei mevrouw van Driel. De kinderen keken verbaasd op, want dit verhaal kenden zij nog niet. Tom zei plots: ‘Hadden we daarom vandaag overblijf op de bovenbouw?’
‘Ja,’ zei mevrouw van Driel. Ze vertelde het verhaal over de zwarte schim en het lokaal dat kort en klein was geslagen. Roos sloeg haar hand voor haar mond en zei toen: ‘Ik vond het al zo vreemd dat u ons met de paraplu naar school ging brengen.’
‘Ik had eigenlijk een week geleden al alarm moeten slaan,’ zei Tina toen het weer stil werd in het keukentje. ‘Ik heb een week geleden de zwarte schim, waar mevrouw van Driel het net over had, al zien staan. Ik dacht dat ik het me verbeelde, maar nu blijkt toch maar weer dat ik het had moeten zeggen.’
Op dat moment kwam er een politieagent het keukentje binnen. Iedereen viel stil en vroeg zich af of er nog nieuws was.
‘Zou ik Sacha even kunnen lenen?’ vroeg de agent vriendelijk. Sacha stond zonder iets te zeggen op en verdween samen met de agent uit het keukentje.
***
Het was ongebruikelijk stil toen na het weekend het gepubliceerde stuk in de nieuwsbrief over de dood van juf Ans werd voorgelezen in de grote hal op de bovenbouwlocatie. Meneer Rob nam de microfoon en nam plaats op een stoel, die op een verhoging was gezet. Hij schraapte zijn keek en het laatste geroezemoes stierf weg. Je kon voor het eerst in basisschool de Wilgeroos een speld horen vallen.
‘Enkele dagen geleden hebben wij met pijn in ons hart afscheid moeten nemen van Ans van Zanten, voor velen bekend als juf Ans. Zij heeft jaren de afdeling remedial teaching geleid en zo was zij ook afgelopen donderdag aan het werk. Toen gebeurde het: ze werd vermoord.’
Er ging een zucht van vrees door de hal heen. Iedereen wist dat juf Ans vermoord was, maar nu het zo hard werd voorgelezen was het eng om te weten dat er een moordenaar losliep vlakbij de school.
‘Zij is vermoord,’ ging meneer Rob verder. ‘Door, naar alle waarschijnlijkheid, een kinderlokker. Al meer dan een maand terug heeft iedereen in geuren en kleuren lopen ontkennen dat er een kinderlokker in de buurt rondwaarde. Toch bleek het waarheid te zijn nu er ook een aantal volwassenen zijn die hem hebben gezien. Juf Ans was er hier één van. Ze kwam op de bewuste dag in mijn kantoor en vertelde dat ze zich niet veilig voelde, omdat een vreemde man die aan het signalement van de kinderlokker voldeed zich bij haar bijgebouwtje ophield.
Waarschijnlijk is ze terug gegaan naar haar hutje, heeft daar nog wat werk verricht alvorens ze werd neergestoken en dood achtergelaten. Deze kinderlokker deinst er dan ook werkelijk niet voor terug om geweld te gebruiken, dus pas op. Wij verzoeken u om vanaf nu uw kind tussen de middag en ’s middags op te halen. Wij hebben namelijk liever niet dat de kinderen alleen door steegjes en straatjes heen wandelen of fietsen. Dit gaat allemaal om hun eigen veiligheid.
Als er vorderingen zijn in het onderzoek naar de kinderlokker kunt u dat ongetwijfeld ook in deze nieuwsbrief lezen. Wij zullen Ans van Zanten(59) altijd in onze gedachten houden en daarom krijgt zijn dan ook een monument in de bovenbouwlocatie en zal haar bijgebouw nooit verwijderd worden. Met vriendelijke groet, Rob Schuit.’
Het bleef doodstil in de hal toen meneer Rob weer van het podium afliep. Het zou die middag ook de stilste middag zijn die de school ooit gekend had.
Laatst gewijzigd door gaffeljames op 04 sep 2011 13:35, 1 keer totaal gewijzigd.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 7 – De ontvoering


Twee weken ging voorbij, zonder veel bijzonderheden of actie. Oktober brak aan en de aangename temperatuur daalde gestaag tot ongeveer twaalf graden. Grijze wolkenluchten sierden de dagen en de bomen lieten hun gele, bruine en rode bladeren vallen. De straten lagen vaak vol plassen van lange regenbuien, die meestal vergezeld werden door een harde wind.
De school had weer aangevangen in een normale drukte. De enige veranderingen waren dat de overblijfkinderen binnen moesten blijven en als er kinderen naar de bovenbouw moesten lopen werden ze altijd vergezeld door mevrouw van Driel of Tina. Veel kinderen waren ook van de overblijf afgehaald, omdat ouders het niet meer veilig vonden met een moordenaar of kinderlokker in de buurt. Ook was het nu ’s middags bij het uitgaan van de school een drukte van jewelste bij de hekken van het schoolplein van de bovenbouw. Veel kinderen, die eerst alleen op de fiets naar school waren gegaan of hadden gelopen, werden nu opgehaald door hun ouders.
Angst was het woord dat de laatste tijd veel gebruikt werd. Tina en mevrouw van Driel staarden vaak lang uit het raam, naar de donkere dag om te zien of de kinderlokker zich nog toonde. Toch liet hij zich niet meer zien.
Er leek op de overblijf een soort taboe te rusten op het woord: kinderlokker. Niemand durfde het erover te hebben, want iedereen was bang. Ook werd er met geen woord gerept over de dood van juf Ans. Iedereen voelde zich bekeken en dacht aan het ergste: hetzelfde lot ondergaan. Een vrees die niemand durfde uit te spreken.
***
Het was in het weekend, zo tegen de avond, en het zou nog ongeveer acht weken duren voor de kerstvakantie aan zou vangen. De kinderlokker had zich niet meer laten zien, maar toch was de angst onder de kinderen zelf nog groot.
De schemering begon in te vallen, terwijl iedereen op het pleintje tegenover het huis van Tom nog lekker aan het voetballen was. Er werd veel gelachen en even werd de kwestie van de kinderlokker vergeten. De ene bal na de andere werd, tot groot plezier van Tom en Roos, door Iwan doorgelaten. Ze speelden namelijk twee tegen twee. Ook Iwan en Sacha vormden een team.
De eerste bal die Iwan te pakken kreeg sloeg hij ook de weg op net op het moment dat er een wit busje aankwam. Deze moest vol in zijn rem en bleef wachten tot de bal van de weg af was gerold. De donkere gedaante achter het stuur stak boos zijn of haar arm op en reed toen snel verder.
‘Goed gedaan, Iwan,’ zei Sacha sarcastisch, toen ze de bal had gehaald. ‘Jij bezorgt mensen nog eens een ongeluk.’
Iwan werd rood en zei toen: ‘Ik kan er toch ook niets aan doen. Ik kan gewoon niet voetballen en al helemaal niet keepen. Zullen we iets anders gaan doen? Verstoppertje of zoiets?’
Dit was eerste keer sinds hun eerste ontmoeting met de kinderlokker dat het woord verstoppertje viel. Ze hadden het op de overblijf niet meer gespeeld uit angst dat ze meegenomen zouden worden als ze zich in de bosjes schuilhielden, waar niemand anders hun kon zien.
‘Ik vind het geen verstandig idee dat nu te spelen,’ zei Roos. ‘Het begint al donker te worden en ik vind het geen fijn idee als niemand weet waar ik ben. Als je nu alleen bent en die kinderlokker grijpt je zal je misschien net zo eindigen als juf Ans. Daar heb ik dus geen zin in.’
‘Hoe komt het trouwens dat nog steeds niemand weet wie de kinderlokker is?’ vroeg Tom. ‘Hij is al heel vaak verschenen en heeft zelfs boodschappen achtergelaten.’
‘Nou, gewoonweg omdat ze politie niets weet,’ zei Sacha. ‘Wat weten wij nou? Wij kunnen toch ook niet zeggen wie het is? Ik heb hem zelfs van dichtbij gezien na de moord en ik kan ook niet zeggen wie het is.’
‘Laten we alles eens op een rijtje zetten,’ zei Iwan serieus. ‘We weten dat hij en de brandstichter een en dezelfde persoon zijn, dat hij bij het hutje van juf Ans rondhing en waarschijnlijk bij de onderbouw rondspookt. Dat is niet veel.’
‘Hij spookt bij de onderbouw rond, omdat je daar makkelijk ongezien kan wegkomen via oud Beverwijk,’ zei Roos. ‘Maar waarom moest dan in godsnaam de speeltuin in de fik gezet worden?’
‘Dat is toch zo klaar als een klontje?’ zei Tom. ‘Om de overblijf naar de onderbouw te halen. De kinderlokker heeft zich laten zien bij de speeltuin, maar daar is het moeilijk om weg te komen of je te verschuilen. Hij heeft hem in de fik gestoken en daardoor moesten we naar de onderbouw waar hij ongestoord zijn gang kon gaan.
Hij hing rond in de bosjes bij juf Ans en heeft haar vermoord. Alleen snap ik niet waarom ze dood moest. Ze zag hem alleen staan met die hond en meer niet.’
‘We kunnen alleen gissen,’ zei Iwan. ‘Ze moest dood, omdat ze zag waar hij vandaan kwam. Zo zouden ze hem natuurlijk kunnen pakken.’
‘Nee,’ zei Sacha zacht. ‘Ze moest niet dood, omdat ze de politie zou kunnen bellen. Waarschijnlijk was de kinderlokker bang dat ze hem verraden zou. En wanneer verraad je iemand? Als je die persoon herkent. Juf Ans wist wie de kinderlokker was, en daarom moest ze dood.’
Na die redenering bleef het een lange tijd stil. Sacha liet de bal los en weer stuiterde hij richting de weg. Niemand besteedde er echt aandacht aan, totdat er geroepen werd.
‘Wat zijn jullie daar aan het doen?’ vroeg de moeder van Tom. ‘Als jullie niet aan het voetballen zijn kunnen jullie beter naar binnen komen, want het wordt hartstikke koud buiten.’
‘Ik moet trouwens al naar huis,’ zei Sacha verschrikt. ‘Mijn ouders zijn erg snel ongerust, en nu al helemaal. Ik mag eigenlijk niet alleen in het donker; wil er iemand met mij meelopen naar huis?’
‘Het is toch maar een klein stukje?’ vroeg Tom. ‘Er zal je heus niks gebeuren, want er zijn nog genoeg mensen op straat. En anders vraag ik mijn moeder wel of ze even meegaat, want niemand van ons moet jouw kant op.’
‘Ik ga wel alleen,’ zei Sacha een beetje gepikeerd. ‘Denk je soms dat ik het niet alleen af kan? Ik ben heus niet zo zwak als jullie denken.’
Sacha stampte boos weg en verdween om de hoek van de straat. De rest keek haar een beetje verbouwereerd na.
‘Ze heeft weer eens één van haar kuren,’ zei Iwan geringschattend. ‘Als ze zich eenmaal iets in haar hoofd heeft gehaald krijg je het er ook met geen mogelijkheid meer uit. Ik denk trouwens dat ik ook maar naar huis ga, want het begint inderdaad erg koud te worden.’
‘Dan loop ik wel met je mee,’ zei Roos. ‘We moeten toch een heel stuk hetzelfde lopen en dan zijn we tenminste niet alleen. Ik vind het onverstandig van Sacha dat ze niet inging op je aanbod om je moeder mee te laten lopen.’
‘Sacha zoekt het maar even uit,’ zei Tom bits. Ze staken allemaal over en namen afscheid voor het huis van Tom. Vanaf daar gingen Iwan en Roos samen naar huis. Ze gingen in tegenovergestelde richting van Sacha de hoek om en kwamen uit op de Laan van Kanaän. Het duurde niet lang over het witte busje, dat voor hun bal had moeten remmen, scheurde hen met grote snelheid voorbij.
‘Zo die had een haast,’ zei Iwan tegen Roos. ‘Het leek wel alsof hij achtervolgt werd. Wat heeft het voor zin om met deze snelheid door een woonwijk heen te crossen?’
‘Ik weet het niet,’ zei Roos bedachtzaam. ‘Het is erg verdacht dat diezelfde persoon nu ineens moet maken dat hij wegkomt. Volgens mij zit er wat achter. Ik voel het.’

***

‘Stelletje rotzakken,’ zei Sacha kwaad tegen zichzelf, terwijl ze de hoek om stampte. Ze liep nu op de Laan van Babylon, die parallel liep aan de Laan van Kanaän. Hier stonden wat oude huizen die eigenlijk al lang geleden gesloopt hadden moeten worden. Sacha bleef boos naar de grond staren en liep daardoor bijna tegen een man aan.
‘Sorry, meneer,’ zei Sacha. Ze richtte zich op en keek in het gezicht van een grijzende zwerver. Hij lachte vrolijk en zei: ‘Maakt niet uit meisje. Ga maar snel naar huis, want de laatste tijd benne de straten hier niet veilig meer.’
‘Wat bedoelt u?’ vroeg Sacha. De zwerver keek vanachter zijn vieze grijze baard wijs naar Sacha en zei: ‘Er waren de laatste tijd dingen door Beverwijk die ik hier al lang niet meer gezien heb. Ik kan er mijn vinger nog niet op leggen, maar het wordt een gevaarlijke tijd. Al helemaal na die moord van drie weken geleden.’
‘Weet u daar dan wat van?’ vroeg Sacha geïnteresseerd. De zwerver knikte en zei: ‘Meer dan ik er nu over kan vertellen. Ik denk dat ik vandaag of morgen naar de politie stap, maar ik voel me bekeken, als je begrijpt wat ik bedoel. Zelfs op dit eigenste moment voel ik ogen naar mij priemen. Hou je mond en ga snel naar huis; het is hier nu niet veilig. En ik raad je aan weg te vluchten als je een zwarte schim mocht zien.’
Met die informatie verdween de zwerver om de hoek. Sacha bleef even verdwaasd staan en keerde toen haar gezicht weer naar beneden. Haar boosheid was weliswaar wegebt, maar toch voelde ze zich verraden door haar vrienden.
Ze ging zo in zichzelf op dat ze geen banden hoorde naderen. Langzaam gleed er een auto vlak naast haar door de straat. Langzaam kwamen de banden tot stilstand. Voor Sacha het wist werd er een portier gesloten er werd er een stevige zwarte handschoen tegen haar mond aangedrukt. Ze voelde dat ze achterover viel en werd opgevangen door iets van leer; waarschijnlijk een jas.
Toen ze omhoog keek zag ze een zwarte hoed, met daarachter een koude kille blik. Onder de priemende ogen van de kinderlokker was een grijs zichtbaar. Sacha voelde dat ze slaperig werd en langzaam wegzakte. Toch merkte ze dat iemand haar meesleepte naar het witte busje, dat blijkbaar aan de kinderlokker toebehoorde.
Plots werd ze even gewekt door een woedende schreeuw. Een wijze stem zei: ‘Laat dat kind los, zeg ik u. U neemt haar niet mee zolang ik leef.’
Sacha voelde hoe ze hardhandig achter in de bus werd neergegooid, terwijl buiten het gevecht doorging. Ze wist dat de zwerver voor haar was teruggekomen. Hopelijk duurde het niet lang voordat de kinderlokker verslagen was. Toch bleek niets minder waar toen ze een doffe klap naast zich hoorde, van de zwerver, en ze iemand voorin hoorde instappen. Met piepende banden reden ze in grote snelheid weg. Toen verloor ze haar bewustzijn.

***

Een paar uur later kwam Sacha weer bij. Ze zag dat ze zich in een oude, vervallen kamer bevond. De ruimte werd verlicht door één enkel peertje, dat onhandig was opgehangen en ieder moment naar beneden zou kunnen vallen. Sacha zag dat ze op een groezelig oud bed, vol vieze vlekken in het sprei, was neergelegd en dat naast haar een paar kranten lagen. Voor de rest was de ruimte leeg en koud.
Ze besloot één van de kranten te pakken om te kijken hoe lang ze hier al was. De meest recente was van die avond. Groot op de voorpagina van het Beverwijkse Sufferdje stond gedrukt:

DODE ZWERVER IN PARK OVERBOS
17 oktober 2006 – Beverwijk

In deze speciale editie van het Beverwijkse Sufferdje aandacht voor de afschuwelijke moord op Edwin Ebbes, de bekendste zwerver van Beverwijk. Een man die we ons allen zullen herinneren als de vrolijkste persoon van Beverwijk. Een vriend die altijd iedereen bijstond met raad en daad.

Deze avond, rond half zeven, is het stoffelijk overschot van Edwin Ebbes gevonden in Park Overbos. Een oud echtpaar dat hun hond aan het uitlaten was stuitte per ongeluk op het lijk, doordat hun hond in de bosjes verdween en daar begon te blaffen. Bijna gelijk besefte het echtpaar dat er iets niet in de haak was. Ze besloten te gaan kijken en zagen het lijk van Edwin liggen; hoofd van romp en benen gescheiden. Verscheidene lichaamsdelen waren bloederig door heel Overbos verspreid.

Slachtofferhulp voor het echtpaar was gelijk ter plaatse, evenals de politie, wier bureau naast Overbos is gestationeerd. De moord wordt nog onderzocht en er wordt in de wandelgangen al gefluisterd over een link met de moord op basisschool de Wilgeroos. Deze tongen beweren ook dat dit het werk is van de kinderlokker die een paar maanden geleden is gesignaleerd op dezelfde basisschool de Wilgeroos. Onze reporter dook vanmiddag nog in de zaak en kwam tot een aantal schokkende ontdekkingen:

- De kinderlokker werd voor het eerst gezien in speeltuin Kindervreugd, welke dezelfde dag nog in brand werd gestoken.
- De kinderlokker dook daarna verscheidene keren op in de bosjes rond de onderbouwlocatie van de Wilgeroos, gelegen aan de Wilgenhoflaan.
- De kinderlokker is binnengedrongen in de onderbouwlocatie en heeft zijn sporen daar duidelijk nagelaten.
- De kinderlokker hing een aantal dagen rond het hutje van Ans van Zanten, die daarna op brute wijze werd vermoord.

We kregen van een tot nu toe anonieme informant te horen dat Ans van Zanten en Edwin Ebbes met hetzelfde wapen om het leven zijn gebracht. In de ochtendeditie meer over dit schokkende nieuws, dat Beverwijk in zijn greep houdt.

Sacha legde langzaam de krant weer neer. Ze wist even niets uit te brengen na wat ze zojuist gelezen had. Ze besefte dat ze geen lawaai kon maken, want de kinderlokker was waarschijnlijk in de buurt en zo te lezen deinsde hij niet terug om zomaar iemand te vermoorden. Heel stilletjes ging ze weer op het bed zitten en wenste ze dat ze niet zomaar was weggelopen.
Als ik nu maar wist waar ik was dacht ze, terwijl ze om zich heen keek. Er waren twee dichtgespijkerde ramen in het vertrek, maar ze dacht er niet aan om hier aan te frommelen. Als ze daarbij betrapt werd was ze zeker ten dode opgeschreven.
Het voelde alsof de ruimte al heel lang niet meer in gebruik was geweest en daardoor hevig vervallen was. Plots schrok ze op door een harde bons op de deur.
Deze vloog gelijk open en een bord met eten werd naar binnen geschoven door een donkere handschoen die verdween in de mouw van een zwarte leren jas. Daarna werd de deur weer dichtgetrokken. Sacha aarzelde even, maar pakte toen het bord op. Ze rook even aan het brood voor ze ging eten. Stel dat het vergiftigd was.
***
Mevrouw van Driel sloeg de deur van haar auto dicht. Ze trok de sleutel uit het slot en deed hem in haar zak. In haar andere hand droeg ze een zaklamp. Ze stond nu bij het hek van Speeltuin Kindervreugd.
In de speeltuin zelf stonden allemaal wagens die door de weeks gebruikt werden voor de heropbouw van de speeltuin. Dit ging erg gestaag, omdat ze rekening moesten houden met de leidingen die onder speeltuin lagen en de onderstellen van verscheidene verbrandde speeltoestellen.
Mevrouw van Driel begon bij de poort van de speeltuin met haar hand over het staalwerk te strijken. Ze moest en zou nu bewijs vinden voor de kinderlokker bij de speeltuin. Mevrouw van Driel had in het avondblad over de link tussen de brand en de kinderlokker gelezen en alles leek ineens helder.
Hier was ik er natuurlijk te snel dacht mevrouw van Driel, terwijl ze langzaam verder liep om een gat in het werk te vinden. Hier heb ik een te goed overzicht op de kinderen. Bij de onderbouw zijn de bosjes uit mijn zicht en daar kan iemand ongezien zijn of haar gang gaan. De speeltuin moest natuurlijk in de fik, zodat we ergens anders geplaatst werden en zo mijn toezicht hadden op de kinderen!
Mevrouw van Driel stopte, want ze had een gat in het hekwerk ontdekt. Toch vond ze tot haar verbazing een paar meter verder nog een gat. Dit andere gat kwam uit op de donkere nis in de bosjes waar de kinderlokker voor het eerst verschenen was, net na de zomervakantie.
Als de kinderlokker ook de brandstichter is, waarom maakt hij dan een tweede gat? Maar natuurlijk, dat ik zo dom ben geweest. Hij wilde niet dat iemand wist dat hij dezelfde persoon was!
Mevrouw van Driel knipte haar zaklantaarn uit en snelde zich terug naar haar auto. Ze moest zo snel mogelijk naar het politiebureau, want ze had waarschijnlijk de link tussen beide zaken boven tafel: de brand en de kinderlokker waren geen twee aparte zaken, maar stonden direct met elkaar in verband.
Laatst gewijzigd door gaffeljames op 04 sep 2011 13:36, 2 keer totaal gewijzigd.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 8 – De vermoedens van mevrouw van Driel


‘Maar hoe wist die kinderlokker dan dat jullie waren overgeplaatst naar de onderbouw van de Wilgeroos?’ vroeg adjudant Slik, toen mevrouw van Driel haar hele verhaal had verteld. Mevrouw van Driel zuchtte en zei: ‘Dat heb ik in de krant gezegd die een dag na de brand is verschenen. Bent u eigenlijk wel met deze zaak bezig?’
‘Ja,’ zei de adjudant ernstig. ‘Maar we hebben ook nog twee moorden op te lossen. Edwin Ebbes is vermoord, net als Ans van Zanten.’
‘Ans van Zanten hoort er natuurlijk ook bij,’ zei mevrouw van Driel plots. Adjudant Slik keek haar even verbaast aan. Snel vervolgde mevrouw van Driel: ‘Sacha heeft de kinderlokker gezien die is weggelopen bij de plaats van de moord. Ans is vermoord door de kinderlokker, maar ik snap alleen niet waarom.’
‘De politie staat ook nog steeds voor een raadsel,’ zei adjudant Slik. Mevrouw van Driel: ‘Ja, maar ik los ze meestal op en de politie niet. Denkt u even mee? De kinderlokker liet een boodschap achter bij Ans, het spel is begonnen, of zoiets…’
‘Wacht eens even,’ zei adjudant Slik. ‘Zo’n soort boodschap is ook bij Edwin gevonden. Wacht, ik heb het hier in het dossier.’
Adjudant Slik pakte verhit een dossier tevoorschijn uit de stapel die op zijn bureau stond, met als gevolg dat een heel deel van die stapel op de grond belandde. Hij sloeg het open en pakte een foto tevoorschijn. Mevrouw van Driel keek eens goed en zag dat het een papier was, waarop stond geschreven: Het spel gaat verder…
‘Dat is ook het werk van de kinderlokker,’ zei mevrouw van Driel geschokt. ‘Zo ziet u maar eens wat voor verbanden er ontstaan in verschillende zaken als je er maar goed naar kijkt. Toch snap ik niet wat de zwerver ermee te maken heeft.’
‘Waarschijnlijk evenveel als Ans van Zanten,’ zei adjudant Slik langzaam. ‘Ze moeten iets geweten hebben, maar ik kan mijn vinger er niet op leggen.’
‘Maar natuurlijk,’ zei mevrouw van Driel plots. ‘De kinderlokker wil hoe dan ook geheim blijven en hoopte natuurlijk dat wij sommige verbanden niet zouden zien! Het gaat om zijn identiteit. Ze wisten wie de kinderlokker was!’
‘Ik verwittig gelijk mijn rechercheurs,’ zei adjudant Slik. ‘Hier moet een rapport over worden gemaakt, waarin de drie zaken elkaar aanvullen. Zo kunnen we beter te werk gaan. Hebt u er trouwens wel eens aan gedacht om rechercheur te worden?’
‘Nee,’ zei mevrouw van Driel een beetje bot. ‘Maar zo te zien is het niet moeilijk. Iedereen met gezond verstand kan het. Als u nog meer informatie heb schuw het dan niet om mij te bellen, want u ziet het; soms bied een leek een goede uitkomst.’
‘Ik kan u geen politiegeheimen blootgeven mevrouw,’ zei adjudant Slik ernstig. ‘Nee, u zult zelf uw informatie moeten aangedragen.’
‘Beweert u nu dat ik mijn eigen onderzoek moet leiden?’ vroeg mevrouw van Driel ontzet. ‘Wilt u dat ik het werk van de politie ga doen? Dank je de koekoek, jullie krijgen er toch voor betaalt?!
***
Tom en zijn ouders zaten op de bank naar de tv te kijken tot ze plotseling allemaal opschrokken van de telefoon die rinkelde. De moeder van Tom nam op en zei: ‘Goedenavond, u spreekt met Felina de Graaff. Met wie spreek ik?’
‘Goedenavond, sorry dat ik u nog zo laat bel, u spreekt met Milene; de moeder van Sacha. Is Sacha misschien bij jullie?’
‘Nee, ik heb haar niet gezien.’ zei de moeder van Tom haar beurt. Ze keek even naar Tom en zei toen: ‘Tom, weet jij misschien waar Sacha is?’
Tom schudde zijn hoofd en zei: ‘Ze is een tijd geleden al naar huis gegaan. Ze is boos weggegaan toen we ruzie kregen. Ze ging naar de Laan van Babylon en vanaf daar recht naar huis.’
De moeder van Sacha zei zacht aan de andere kant van de lijn: ‘Weet Tom misschien waar ze is? Ik hoorde hem iets vertellen over naar huis gaan namelijk. Mag ik hem anders even aan de lijn?’
De moeder van Tom gaf Tom de telefoon. Gelijk klonk aan de andere kant van de lijn: ‘Tom, ben jij dat? Sacha is nog steeds niet thuis en we beginnen ons zorgen te maken. Vooral na wat er vanavond allemaal is voorgevallen in bijvoorbeeld Park Overbos.’
‘Hier is ze niet en als ze rechtstreeks naar huis is gegaan had ze al thuis moeten zijn,’ zei Tom langzaam. ‘We hadden ruzie met haar, maar ze stampte weg richting de Laan van Babylon. Meer weet ik ook niet.’
‘Oké,’ zei de moeder van Sacha trillerig. ‘Ik heb de rest ook gebeld en zij zeiden het ook al. Ik maak me steeds meer zorgen nu ze alleen ergens op straat loopt in het donker. Wij gaan zoeken, misschien is het handig als jij, Roos en Iwan ook meegaan. Is het goed was we jullie komen oppikken?’
‘Natuurlijk komen we helpen als jullie ons ophalen,’ zei Tom. Zijn ouders keken verschrikt op bij die worden. ‘Tot straks dan.’
‘Wat had dat te betekenen?’ vroeg de moeder van Tom bits. ‘Hoe willen jullie helpen? En is dat wel veilig, want ik wil niet dat jij vanavond zoekraakt.’
‘Ze komen ons met de auto halen,’ zei Tom. ‘We zijn met z’n vijven, dus het is niet gevaarlijk.’
‘Ik heb eigenlijk liever niet dat je gaat,’ zei de vader van Tom bezorgd. Tom keek haar aan en zei: ‘Sacha is een goede vriendin van mij en ik wil helpen zoeken!’

Het duurde niet lang of er klonk het toeteren van een auto klonk voor de deur, net voordat er luid op de deurbel werd gedrukt. Tom opende de deur en zag de vader van Sacha staan. Hij groette Tom heel vluchtig en liep met hem richting de auto, waarin de moeder van Sacha al in zat te wachten. Ze moesten de anderen blijkbaar nog ophalen.
‘Hoe laat komt hij thuis?’ vroeg de moeder van T om bezorgd, toen ze op het punt stond om de deur te sluiten. De vader van Sacha riep net voordat hij het portier dichttrok: ‘Ik zal hem klokslag tien uur afleveren.’
‘Tien uur?’ zei de moeder van Tom ontzet. ‘Het is morgen wel een schooldag!’
De vader van Sacha hoorde dit al niet meer en reed met een flinke snelheid de straat uit, richting de laan van Kanaän om Roos en Iwan op te halen.
***
‘Sacha! Sacha!’ klonk het over het schoolplein. Iedereen liep rond over het schoolplein van de onderbouwlocatie. De straatlantaarns wierpen een heldere mist over het schoolplein, waar iedereen op zoek was naar Sacha. Iedereen draalde richting de bosjes en waren zo met Sacha bezig, dat ze niet merkten dat een wit busje voorbij het hek van de Wilgenhoflaan gleed.
De bosjes zagen er spookachtig uit in de dikke deken van mist, die donkere nissen wierp in de struiken waar ze een paar maanden geleden nog verstoppertje hadden gespeeld. Toen de groep over het lage hekje stapte voelden ze een soort angst meester van zich worden. Bij iedereen bracht het de herinnering terug van Tom, die zwaar overstuur was geweest, en die voor het eerst zijn verhaal over de kinderlokker uit de doeken had gedaan. Ook hoorden ze het commentaar van mevrouw van Driel weergalmen in hun hoofden.
‘De kinderlokker in kwestie is een boeman uit de verbeelding van een kleine groep kinderen. Een klein beetje spanning op de lange middagen die sommige kinderen op de overblijf doorbrengen, maar meer ook niet. Conclusie: er is geen kinderlokker op de overblijf.’
Langzaam liep iedereen langs het hutje van juf Ans, wat na de moord hermetisch was afgesloten door de politie, en even dachten ze aan in welk gevaar Sacha nu wel niet kon verkeren. Weer riep iedereen: ‘Sacha!’
Toch was dit alles tevergeefs, want Sacha was niet eens in de buurt van het schoolplein of de bosjes.
***
Sacha hoorde een auto in de kamer naast zich tot stilstand komen. Dat moest dus uitwijzen dat ze zich naast een garage bevond. Dat gaf hoop, want dat toonde aan dat ze niet veel van de bewoonde wereld vandaan was. Snel ging ze weer op bed liggen en deed alsof ze sliep.
Met een harde klap vloog de deur van haar gevangenis open. Ze hoorde het gekraak van leren schoenen op de koude betonnen vloer weerklinken toen ze plots wild werd gewekt. Sacha deed alsof ze wakker schrok en zag voor zich het donkere silhouet van de kinderlokker.
De kinderlokker had zijn hoed diep over zijn hoofd getrokken, zodat de plek waar iedereen normaal een hoofd dat zien zitten niets meer dan een zwarte nis leek. Even bleef ze in die nis staren, terwijl ze het diepe hijgen van de kinderlokker hoorde. Ergens kwam het hijgen haar bekend voor, maar toch kon ze het niet plaatsen.
‘Jij weet teveel,’ zei de kinderlokker zacht. ‘Jij staat mij en mijn plannen veel te veel in de weg. Ik zie wel wat ik met jou doe.’
De kinderlokker richtte zich in volle lengte op en pakte Sacha bij haar arm. Sacha begon tegen te stribbelen en te gillen. De kinderlokker lachte hoog en schel en zei toen: ‘Gil maar, niemand zal je ooit horen.’
Plots liet hij haar arm los en duwde Sacha terug op het bed. Sacha sloot uit angst haar ogen, maar merkte dat er niets gebeurde. Voor ze haar ogen open deed hoorde ze de deur van haar gevangenis weer dichtslaan; de kinderlokker was vertrokken.
***
‘Inderdaad, adjudant,’ zei de moeder van Sacha gesmoord. Het stoffige en chaotisch ingerichte kantoor van adjudant Slik voelde benauwd. ‘We hebben haar overal gezocht en we denken…’
Meer kon ze niet zeggen voor ze huilen uitbarstte. Haar man nam het van haar over en zei: ‘We denken dat ze is meegenomen door de kinderlokker.’
Adjudant Slik was even stil toen die woorden waren gevallen. Er waren namelijk nog geen grote vorderingen in de zaak rond de kinderlokker gekomen, omdat ze sporen bij de moord op Edwin Ebbes en Ans van Zanten allebei op niets uitliepen. Hij schraapte zijn keel en zei toen: ‘We zullen er alles aan doen om Sacha weer bij u terug te krijgen, dat verzeker ik u. We starten morgen gelijk een buurtonderzoek.’
Adjudant Slik wist dat dit een gevaarlijke belofte was, maar verdriet kon hij niet aanzien. En hij had er een hekel aan als kinderen, die toch de zwakkeren waren in de samenleving en zich moeilijker konden verzetten als volwassenen, betrokken waren in misdrijven en al helemaal van deze aard.
‘Heel erg bedankt, adjudant,’ zei de moeder van Sacha en ze droogde haar tranen met haar mouw. Zij en de vader van Sacha stonden op en gaven adjudant Slik een hand. Adjudant Slik keek hen nog één keer aan en zei: ‘Het komt goed, echt waar. Ik zal er alles voor doen om te zorgen dat deze kinderlokker gepakt wordt.’
Nadat de ouders van Sacha het kantoortje verlaten hadden pakte adjudant Slik de telefoon die op zijn bureau stond. Hij drukte op de één en toetste toen het nummer van de verdieping onder hem in.
‘Met Halster,’ zei een diepe mannenstem aan de andere kant van de lijn. Adjudant Slik schraapte weer zijn keel en zei: ‘Je spreek met Slik. Ik heb net met de ouders van het vermiste meisje gepraat. Morgenochtend starten we direct een buurtonderzoek. Jouw hele afdeling wordt erop gezet. Deze kinderlokker moet worden gepakt! En als ik zeg daar is de plek en daar moet je zoeken. Dan is dat de plek en dan wordt daar gezocht!’
‘Natuurlijk, adjudant,’ zei Halster een beetje verbijsterd door de plotselinge woede van adjudant Slik.
‘Die kinderlokker wordt deze maand nog gepakt, hoor je me? Kinderlokkers, moorden, ontvoeringen, het lijkt hier verdomme het wilde westen wel!’
‘Natuurlijk, adjudant,’ zei Halster weer. ‘Ik heb alleen één vraag. Kunnen we nog wel van een kinderlokker spreken? Een kinderlokker is iets anders dan een moordenaar of een ontvoerder.’
‘Het kan me niet schelen waarover je spreekt,’ zei adjudant Slik. ‘De kinderlokker, de moordenaar en de ontvoerder zijn één en dezelfde persoon! Iedereen in Beverwijk weet wie je bedoelt als je het woord kinderlokker laat vallen.’
‘Natuurlijk, adj…’
Adjudant Slik gooide woedend de hoorn op de haak. Het zat hem dwars dat hij na zoveel maanden nog steeds geen vorderingen had gemaakt. En nu kwam Halster ook nog eens muggenziften over hoe de kinderlokker wel of niet betitelt zou moeten worden.
***
De volgende morgen begon voor dag en dauw het onderzoek. Het leek wel alsof er een massale uitbraak uit de gevangenis in Haarlem had plaatsgevonden zoveel politiewagens reden er door Beverwijk. Iedereen was op zoek naar mogelijke informanten en getuigen die misschien een nieuw licht konden werpen op de verdwijning van Sacha.
Het was ook die morgen dat mevrouw van Driel besloot om Tina eens op te bellen. Ze had het nummer nog maar net ingedrukt toen er al werd opgenomen.
‘Goedemiddag, met Tina,’ klonk aan de andere kant van de lijn. Mevrouw van Driel kuchte even en zei toen: ‘Met Annet. Ik weet niet of jij het al gehoord hebt, maar één van onze overblijfkinderen is vermist.’
‘Nee,’ zei Tina geschokt. ‘Hoe heeft dat ooit kunnen gebeuren? Wie is het is?’
‘Sacha,’ zei mevrouw van Driel langzaam. ‘Ze is gisteravond niet thuis gekomen na het buitenspelen. Haar ouders hebben rondgebeld, maar ze was bij niemand. Ik heb gehoord dat ze gisternacht ook nog op het schoolplein zijn geweest, voordat ze naar de politie zijn gestapt.’
‘Zo, heftig,’ zei Tina een beetje beduusd. ‘Hebben ze al een vermoeden wie haar heeft meegenomen?’
‘Natuurlijk. Iedereen verdenkt op dit moment de kinderlokker, maar we zijn nog steeds niet achter de identiteit van die man,’ zei mevrouw van Driel. ‘Ik heb gister namelijk nog een belangrijk gesprek gehad met adjudant Slik. Ze zijn nog geen steek verder, als ik het zo mag zeggen, maar we zijn allebei van mening dat de kinderlokker ook de moordenaar van Ans is en van die Edwin Ebbes; die zwerver die in Overbos is gevonden.
Ik heb daarna nog een tijdje met hem gepraat en we hebben een vermoeden dat de kinderlokker niet ver weg is. Sterker nog, ze gaan maandag de school ondersteboven keren.’
‘Zozo,’ zei Tina. ‘Jij houdt je er wel mee bezig hè, miss Marple? Is dit trouwens niet allemaal vertrouwelijk?’
‘Ja, maar jij mag het wel weten van mij,’ zei mevrouw van Driel. ‘Trouwens, ik ga denk ik vanmiddag even langs bij de ouders van Sacha, ga je mee?’
‘Nee, het spijt me, ik kan niet,’ zei Tina. ‘Ik moet vanmiddag met Rex naar de dierenarts. Hij heeft al een paar dagen last van zijn maag en ik vertrouw het niet helemaal.’
‘Nou, veel succes bij de dierenarts. Ik hoop dat het niets ernstigs is,’ zei mevrouw van Driel. Tina slikte even een zei toen: ‘Nee, ik denk niet dat het heel ernstig is. Hij zal buiten wel weer iets van de grond hebben gegeten waar hij niet tegen kan. Maar ik ga hangen, want ik moet over een half uur bij de dierenarts zijn. Doeg.’
‘Doeg,’ zei mevrouw van Driel. Beiden hingen op.
***
‘Heel erg bedankt dat u bent gekomen,’ zei de moeder van Sacha gesmoord. ‘Het betekent heel erg veel voor ons.’
‘Het spreekt toch voor zich dat ik ben gekomen? Zo’n grote moeite is het niet,’ zei mevrouw van Driel. Ze vond dat er een benauwde en klamme sfeer heerste in het huis van Sacha. De ouders waren duidelijk ongerust, maar deze ongerustheid uitte zich in een soort opdringerigheid die ervoor zorgde dat mevrouw van Driel zich zeer ongemakkelijk voelde. Het was bijna alsof ze iets probeerden te verbergen.
‘Heeft u enig idee wie haar heeft meegenomen?’ vroeg mevrouw van Driel aan de vader van Sacha. Deze kuchte even en zei toen: ‘Iedereen vermoed de kinderlokker, maar wie dat is weet niemand dus het spoor loopt… loopt… dood.’
Er viel een pijnlijke stilte in het vertrek. Mevrouw van Driel nam snel een slok van haar koffie en brandde daardoor bijna haar mond. Toch deed ze alsof het haar niet deerde en ze zette haar kopje weer neer.
‘Heeft u enig idee wie de kinderlokker is?’ vroeg de moeder van Sacha. ‘Nee,’ loog mevrouw van Driel. Eigenlijk begon ze steeds sterkere vermoedens te krijgen, maar die kon ze niet zomaar uiten. Eerst moest er nog wat onderzocht worden.
Laatst gewijzigd door gaffeljames op 04 sep 2011 13:37, 1 keer totaal gewijzigd.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 9 – In het holst van de nacht


Er vergleed een week sinds Sacha’s vermissing. Niemand had eigenlijk nog hoop dat Sacha levend terug zou keren, toch spraken ze dit niet uit. De overblijf was enorm stil en doodgevallen. Het was een hel waarin de kinderen hun middag doorbrachten, terwijl ze verplicht binnen moesten blijven.
In de hele gemeente Beverwijk was een verordening uitgegaan die verband hield met een vervroegde avondklok en extra patrouilles door de wijken van de stad. Hierin werd ook duidelijk gemaakt dat kinderen niet meer zonder begeleiding van een volwassene over straat mochten.
Door deze verordening waren de straten ’s avonds uitgestorven en stond, als de school uitging, een enorme meute ouders bij het hek te dringen. De kinderlokker en de vermissing van Sacha domineerde het nieuws dat de ouders met elkaar bespraken. Het was ook in de lerarenkamer het gesprek van de dag.
‘Ach, die arme ouders.’ ‘Hoeveel pijn en onzekerheid brengt het wel niet.’ ‘Niemand zou zijn kind mogen verliezen.’ Waren een veel gehoorde uitspraken onder de mensen. Toch zweeg iedereen over het lot van Sacha. Toch dachten ze allemaal hetzelfde; die komt niet meer terug.
In de Nieuwsbrief van de Wilgeroos stond een klein stuk over de vermissing van Sacha en een oproep aan iedereen die misschien iets van de verdwijning afwist. Ook stond daarin dat ze hoopten dat Sacha snel terecht zou zijn. Toch geloofde zelfs de schrijver van het stuk daar al niet meer in.
De herfst ging langzaam maar gestaag over in de winter en zorgde voor koudere temperaturen. De wegen werden gladder en het weer werd ruiger. Dit alles zorgde ervoor dat de straten in Beverwijk langzaam een beetje uitstierven.
***
Het was nacht. De zon was al vele uren geleden weggezakt achter de rode daken boven Beverwijk. De lucht was nu grauw en onheilspellend, zoals elke winterlucht wel is. De wolken schoven voor de maan en maakten de nacht inktzwart.
Tom zat alleen in zijn schuurtje. Nu dat hij niet kon slapen restte hem niets anders meer dan zitten in dat schuurtje. Dat schuurtje waar hij en zijn vier vrienden al vele uren hadden doorgebracht en het vaak over de kinderlokker hadden gehad. Toen was Sacha er nog geweest.
Tom voelde zich nu aan huis gekluisterd. In het weekend zag hij zijn vrienden vrijwel niet meer. Alle ouders leefden de verordening goed na en lieten hun kinderen niet zomaar buitenspelen, zonder dat zij een oogje in het zeil konden houden. Toch waren er niet veel ouders die zin hadden om uren naar hun kind te kijken. Zo kwam het dat Tom alleen nog op school met zijn vrienden sprak.
‘Ik denk dat de ouders van de andere kinderen daar net zo over denken,’ had zijn moeder gezegd, toen Tom met haar in discussie had willen gaan. ‘Het is nu gewoon niet veilig. Je mag niet eerder naar buiten om te spelen dan wanneer die kinderlokker is opgepakt en veilig in de gevangenis zit. Het antwoord is en blijft nee.’ Daarmee was voor haar het onderwerp afgedaan.
Tom schrok ineens op uit zijn mijmeringen en herinneringen toen hij ineens een harde pieptoon hoorde. Het scherm van zijn mobiel lichtte op in zijn zak. Hij staarde naar beneden en sprak tegen zichzelf: ‘Vast m’n batterij leeg.’
Hij stond op, rommelde wat in de kastjes die tegen de muur waren geplaatst, en haalde na wat gefriemel een oplader tevoorschijn. Hij pakte zijn mobiel uit zijn zak en zag toen pas dat het niet zijn batterij was die het geluid veroorzaakt had, maar een sms’je van Iwan. Weer sprak Tom in zichzelf: ‘Iwan, in het holst van de nacht? Nog goed dat ik niet binnen ben. Mama had me vermoord als ze wist dat ik nu nog op was.’
Met een druk op de knop maakte Tom het sms’je toonbaar. Het was vrij kort, maar bevatte toch een belangrijke ontdekking. Gevaarlijk, maar belangrijk.

Er brandt licht in de Wilgeroos,
Witte bus staat voor de school.
Op onderzoek uit?
Iwan


Tom bedacht zich dat hij niet terug zou sms’en; bellen was nu handiger, veel adequater en veel minder werk. Tom had stiekem altijd al een hekel aan mobieltjes gehad. Hij had aan sms’en altijd onnodig veel werk gehad. Hij gleed altijd uit over de knopjes en moest elk woord drie keer schrijven voor het enigszins begrijpelijk was. Ook had hij dan nog het probleem dat zijn mobiel de woorden altijd af probeerde te maken en dan ineens vreemde zinnen begon te bouwen. Zacht ging de telefoon over.
‘Met Iwan,’ klonk het gedempt aan de andere kant van de lijn. Tom drukte de telefoon dicht tegen zich aan en fluisterde: ‘Je spreekt met Tom. Ik heb je sms’je net gelezen.’
‘Oké,’ zei Iwan. ‘Ik hoop dat ik je niet wakker heb gemaakt.’
‘Ik zat nog in mijn schuurtje,’ zei Tom. ‘Ik kon niet slapen.’
‘Is dat niet ijskoud?’
‘Doet er nu niet toe,’ zei Tom. ‘Maar hoe weet jij dat er licht brand in de Wilgeroos? Kan jij ineens door muren zien, ofzo?’
Iwan lachte kort en zei toen zacht: ‘Ik zat op zolder en van daaruit kan ik straten verder zien. Ik heb hier een perfect uitzicht op de Wilgeroos. Ik zag ineens licht branden in de onderbouwlocatie, en voor de schoonmakers is het toch wel erg laat om langs te gaan, vind je ook niet?’
‘Ik weet het niet,’ gaf Tom eerlijk toe. ‘Trouwens, wat heb jij ineens met een wit busje? Dat slaat voor mij echt op kaas.’
‘Oh, ja, dat wist jij nog niet,’ zei Iwan vlug. ‘Ik zat namelijk ineens te denken. Weet jij nog de dag dat Sacha ontvoerd werd? De dag dat we ruzie met haar kregen?’
Tom maakte een bevestigend geluid en Iwan vervolgde: ‘Toen viel onze bal op de weg en moest een wit busje remmen. Denk je eens in wat die persoon in het busje zag: vier kinderen die op straat spelen zonder volwassene, maar dicht bij de huizen. Is het nou niet bijzonder toevallig dat precies dat busje voorbij scheurde toen Sacha net om de hoek was verdwenen, waar alleen schuttingen zijn?’
‘Daar heb je inderdaad een punt,’ zei Tom. ‘Dat witte busje kan ik me inderdaad nog herinneren. Dat we daar niet eerder aan hebben gedacht. En dat staat nu bij de Wilgeroos?’
‘Jep,’ zei Iwan. ‘Ik heb al een foto gemaakt vanuit het raam, maar het is te wazig om een kenteken te kunnen onderscheiden. Daarom heb ik jou en Roos ge-sms’t. We zouden nu op onderzoek uit kunnen gaan als we Sacha terug willen vinden. We zouden vanaf mijn huis naar de Wilgeroos kunnen gaan. En als het mij lukt om wat foto’s te maken van de kinderlokker en het busje dan…’
‘Weet je wel niet hoe gevaarlijk dat is, man?’ zei Tom vlug. ‘Die mijn deinst er niet voor terug om zomaar iemand te vermoorden. Het is dan ook niet handig om zo iemand op te zoeken.’
‘Hoe wil jij anders Sacha terugkrijgen?’
‘Weet ik niet, maar dit is niet de juiste manier.’
‘We moeten nu handelen, anders is het te laat,’ zei Iwan koppig. ‘Weet je wat, ik en Roos staan over een kwartier bij het steegje achter mijn huis. We zijn wel of je er bent of niet. Wij gaan op onderzoek uit.’
***
‘Waarom luister ik in godsnaam ook naar dat kind?’ vroeg Tom zich hardop af, terwijl hij de hoek om schoot en de al deels nieuw opgebouwde speeltuin zag. ‘Waarom lag ik niet gewoon diep in slaap? Lekker in m’n warme bed? Dat was veel handiger geweest.’
Halverwege de straat sloeg Tom rechtsaf. Hij was de hele tijd nog niemand tegen gekomen, maar dat was ook niet zo gek om twee uur in de morgen. Toch had hij wel een keer halt moeten houden achter een bomenpartij aangezien er een patrouillerende politiewagen voorbij reed. Het begin van de steeg kwam in zicht en daar stonden ze; Roos en Iwan.
‘Je bent toch gekomen,’ fluisterde Iwan, terwijl Tom van zijn fiets afstapte, hem tegen de muur van het steegje plantte en op slot draaide. Tom keek hem aan en zei: ‘Ik ben hier om jou tegen je eigen nieuwsgierigheid te beschermen.’
‘Ik wist wel dat je zou komen,’ ging Iwan verder. ‘Nu is het alleen de vraag hoe we ongezien bij de Wilgeroos komen. De hele straat is bijna verlicht; dat het niet meer mensen is opgevallen.’
‘Normale mensen liggen op dit uur in hun bed, idioot,’ zei Roos een beetje snibbig. ‘Die sms’en mensen niet om twee uur ’s nachts wakker.’
‘Sorry, voor de zoveelste keer,’ zei Iwan vlug. ‘Zullen we maar langzaam richting de Wilgeroos lopen? We improviseren daar wel een plan. Dingen lopen toch altijd anders dan je ze van te voren bedenkt.’
Roos en Tom knikten kort en zo gingen zij op weg. De straten waren donker. Het enige licht, dat weerspiegelde in de plassen, die daar nog lagen van de regenbui die die middag over Beverwijk en omstreken was getrokken, kwam van de doffe straatlantaarns.
De regenbui had iedereen gedwongen om binnen te blijven. Iets dat de meeste mensen toch al bleven, aangezien niemand zijn kinderen graag alleen thuis liet vanwege de kinderlokker. Ook had je, als je al weg ging, moeten beschikken over een auto die precies voor de deur stond, want anders was ge volledig doorweekt.
De Wilgeroos kwam in zich en inderdaad, Iwan had niet overdreven, het licht was overweldigend en vulde de gehele straat. Het enige lokaal dat in duisternis gehuld werd was het overblijflokaal – omdat mevrouw van Driel en meneer Rob de enigen waren die daar een sleutel van hadden. Nergens was een schaduw te zien die door de lokalen heen ging, dus waarom de lichten aan waren was voor iedereen een raadsel.
‘Ik denk dat het verstandig is als we achterom gaan,’ zei Iwan vlug. ‘Als we omlopen kunnen we via de bosjes richting de achterdeur van de school.’
‘Als die open is,’ zei Tom langzaam. Iwan wenkte Tom een Roos dichterbij en zei: ‘Het raam van de gymzaal staat ’s nachts altijd op een kier.’
‘Zo kan de kinderlokker dus ook binnen gekomen zijn,’ zei Roos pienter. Toch werd ze al snel uit de droom geholpen door Iwan.
‘De voordeuren stonden wagenwijd open kon ik vanuit de zolderkamer zien,’ zei Iwan. Hier zijn ze net achter de muur verborgen, maar als je goed kijkt zie ze felle lichtbundels naar buiten schijnen die veel groter zijn dan de ramen. Laten we maar door de tuin van het buurthuis heen sluipen.’
Naast basisschool de Wilgeroos lag een buurthuis, wiens tuin toegang gaf tot de bosjes die tot ver in Beverwijk doorliepen. Buurthuis Wijk aan Duin was ook de plek waar groep acht vaak hun musical deed, iets dat Roos, Iwan en Tom volgend jaar ook zouden gaan doen.
Langzaam staken de vrienden over en betraden de Wilgenhoflaan. Ze renden richting de heg die rond de achterkant van het buurthuis geplant was en sprongen er doorheen. De takken prikten in hun lijven, maar toch waren zij snel aan de andere kant.
Het was pikkedonker op het binnenplein doordat hun ogen nog niet gewend waren aan het plotselinge donker. Op de tast vonden zijn hun weg naar de bosjes. Nu was het niet moeilijk om de Wilgeroos terug te vinden, aangezien daar door de takken heen licht te zien was.
Ze kwamen al snel langs het hutje van juf Ans, dat nog steeds verzegeld en met linten afzet was door de politie. Iwan hield zijn vrienden staande en zei: ‘Als ik naar voren sluip kan ik een goede foto van het busje maken. Vanaf hier komt hij er haarscherp op en ik het licht van de lokalen valt er precies op. Als jullie hier wachten dan sluip ik naar de rand.’
Tom en Roos deed wat hun gezegd werd. Ze vonden het dapper dat Iwan zomaar naar voren durfde te sluipen; recht naar waar het enorm gevaarlijk was. Als hij gezien werd zouden ze moeten rennen voor hun leven.
Iwan had zijn mobiel tevoorschijn gehaald, terwijl hij door de natte aarde tijgerde om zo ongezien mogelijk dichterbij te komen. De bosjes, die lange schaduwen op de grond wierpen, gaven hem hierbij goede bescherming. Hij had zijn flits uitgezet, want anders zou zijn foto teveel opvallen. Op hoop van zegen maakte hij acht foto’s van het busje. Hopelijk was er één scherp genoeg, maar tijd om ernaar te kijken was er niet. Het scherm zou namelijk zijn gezicht teveel verlichten. De kinderlokker zou maar even uit het raam hoeven kijken en hij was gesnapt.
Iwan stopte zijn mobiel weg en wenkte zijn vrienden. Zoals hij al verwacht had was het raam van de kleine gymzaal open. Als ze snel waren konden ze ongezien onder het raam door kruipen, zonder daarbij enig geluid te produceren.
Zo gebeurde het ook. Gebukt kwamen ze voort uit de schaduw van de bosjes en zo stilletjes mogelijk gingen ze richting het raam. Roos was de eerste die zich naar binnen wurmde. Iwan volgde en uiteindelijk kwam ook Tom binnen. In de gymzaal brandde geen licht, waardoor hun ogen even moesten wennen aan het donker, voor ze de rekken en matten konden onderscheidden. Terwijl ze naar de deur liepen hoorde iedereen plots een vreemd geschuif.
‘Moet je horen,’ fluisterde Roos en iedereen spitste zijn oren. Binnen in het gebouw klonk het geschuif van laden die met grote kracht open werden getrokken. ‘Iemand is laden aan het open schuiven. Maar wacht, het verwijdert zich. Als we snel zijn kunnen we ons in het kantoortje van meneer Rikus verstoppen.’
‘Ben je gek?’ zei Tom onthutst. Roos schudde haar hoofd, zei een kort: ‘Nee.’ En deed langzaam de deur open voor de gang door sprintte tot aan een blauwe deur. Iwan en Tom gingen haar snel achterna. Ze renden zo stilletjes mogelijk. Hun schoenen maakten een trippelend geluid op het zeil, maar de kinderlokker werd niet gestoord want het geluid van de laden overstemde dat.
Roos opende de blauwe deur. Ze bedacht zich ineens hoe gevaarlijk het was geweest als deze op slot had gezeten. Toch was de kinderlokker hier blijkbaar al geweest. Alles lag overhoop en het slot van de deur was geforceerd. Snel spurtten de kinderen naar binnen en sloten stilletjes de deur. Het licht was uit en het duurde even voor hun ogen gewend waren aan het donker.
Het kantoortje van meneer Rikus was midden in de school gevestigd. Het was een rechthoekige ruimte met een uitloop naar rechts, waar zijn bureau en computer stonden. Hier gingen de kinderen zitten. Als er iemand binnen zou komen zouden ze aan het zicht onttrokken worden door de muur.
‘Wat nu?’ fluisterde Tom, terwijl hij snel de lamellen sloot. ‘We zijn midden in de school en dan? Wat is het plan?’
‘We moeten uit zien te vinden wat de kinderlokker aan het zoeken is,’ zei Iwan zacht. Hij keek bedenkelijk voor zich uit. ‘Die man is hier niet zomaar. Er is een reden, want anders ga je niet om twee uur ’s nachts in een school lopen rondspoken. Er moet hier iets liggen dat niet gevonden of gezien mag worden.’
‘Ja, maar vind jij maar eens uit wat,’ zei Roos. ‘Die man is hier doodleuk binnen gekomen, zoekt iets, vind het en verdwijnt daarna met het ding dat ie zocht. En dan zal je zien dat het zoiets onbenulligs is dat niemand weet wat er is verdwenen, terwijl het van levensbelang is.’
‘Toch moeten we kijken of we misschien wat dichterbij kunnen komen,’ hield Iwan vol. ‘Ik moet het weten.’
‘Nou dank je de koekoek,’ zei Tom. ‘Ik ga mijn leven niet riskeren door hier zomaar rond te wandelen. Als je hier gepakt wordt komt niemand je helpen…’
Plots hielden ze stil, want het geluid van de lades was opgehouden en er kwamen voetstappen hun richting uit. De voetstappen stopten soms om een lichtknop uit te drukken en stierven uiteindelijk weg. Ze hoorden dat de voordeur van de school dicht werd getrokken en op slot werd gedaan.
Ze hoorden allemaal de motor van het busje en zagen door het raam dat het schoolplein verlicht werd door zijn lampen. Het busje reed weg en de kinderlokker was verdwenen als een dief in de nacht. Iwan klikte zijn mobiel aan en zei: ‘Maar goed dat ik wat foto’s heb van dat busje. Toch zullen we er nu nooit achter komen waar ie nou naar op zoek was.’
Plots stroomde er een warme luchtstroom het koele kantoor binnen. Allemaal roken ze eens goed aan de lucht die het meebracht. Iedereen keek elkaar aan en Tom zei langzaam: ‘Dat ruikt naar brand.’
***
Sacha had geen besef meer van tijd. Ze lag op haar bed in de koude kamer. Haar ogen staarden naar het donkere plafon en in gedachten vroeg ze zich af of er iemand naar haar op zoek was en wat er aan de hand was in de buitenwereld. Ze had er geen idee van hoe laat het was, of het nou zonlicht was of maanlicht wat naar binnen scheen. Ze sliep soms uren achtereen en als ze dan wakker werd vroeg ze zich vaak eerst af waar ze was, voordat het besef van de ontvoering weer als een ijselijke werkelijkheid voor haar opdoemde.
Ze had al in geen uren meer het geluid van voetstappen gehoord, nadat het busje weg was gereden. Blijkbaar was ze alleen in het gebouw of huis of waar ze dan ook zat. Net toen ze op wilde staan om te kijken of ze misschien door een kier van de planken voor het raam kon zien hoorde ze het geronk van een motor en banden die dichterbij kwamen gereden. Sacha hoopte dat ze snel weer in slaap zou vallen; des te sneller zou de tijd voorbij gaan.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

De bovenstaande berichten zijn aangepast. Nieuwe hoofdstukindeling en gewoon hele nieuwe stukken. Het is nu 1 hoofdstuk per bericht.

Hoofdstuk 10 – De Tweede Brand


‘Ik had het tegen ze moeten zeggen,’ zei mevrouw van Driel tegen zichzelf. Ze was nog altijd wakker en lag in bed te woelen. Ze staarde naar het bloemetjesbehang tegenover het bed en zette haar verdenkingen nogmaals uiteen. Alles viel in elkaar, maar toch was het nog niet hard te maken.
Plots schrok van Driel wakker uit haar overpeinzingen. Een auto naderde met grote snelheid kon ze horen. Hij schoot over de verkeersdrempels in haar straat. Snel stond ze op en kon vanuit het raam nog net zien hoe een wit busje aan het einde van de straat de hoek om schoot.
Kort voelde ze een golf van angst en werd ze niet de ijzeren van Driel, maar kromp ze tot Annet. Ze liep terug naar het bed en haalde haar tas tevoorschijn die op haar nachtkastje stond. Snel rommelde ze erin en pakte een klein boekje tevoorschijn. Ze klikte het slot open en pakte een pen uit één van de lades.
Buiten begon het te regenen, hoorde ze. Ze bleef even doodstil zitten toen ze in de verte gerommel hoorde. Toch besefte ze een tel later dat het de donder was die ze hoorde, ergens in de verte boven Haarlem. Even was ze bang geweest dat er iemand haar huis probeerde binnen te komen. Niet dat ze niet voorbereid was. Nee, als het moest sloeg ze iedere indringer knock-out met de honkbalknuppel die zij onder haar bed verstopt had. Op dat moment ging beneden de telefoon.
‘Wie belt er in godsnaam om twee uur ’s nachts?’ vroeg Annet zich angstig af. ‘Als iemand nu belt moeten ze waarschijnlijk ook weten dat ik nog wakker ben.’
Op dat moment vermande ze zich en werd ze weer de ijzeren van Driel; voor onbevreesd en voor niemand bang. Ze besloot om gewoon niet op te nemen. Ze sliep voor zover de buitenwereld wist en dat hadden ze maar te accepteren, vond ze.
***
Iwan, Roos en Tom slopen door het schoolgebouw. Ze schenen met de mobiel van Iwan als zaklantaarn, aangezien zij het te riskant vonden om lichten aan te doen. Er hoefde maar één iemand de politie te bellen of ze waren de lul.
Met de bundel schenen ze door alle openstaande lokalen en zagen wat voor ravage er aangericht was. Roos keek naar haar vrienden en zei: ‘We mogen niets aanraken. Als de politie komt en ze onze vingerafdrukken vinden dan denken ze dat wij het waren.’
‘We kunnen beter doorfietsen naar politiebureau Beverwijk, als we hier klaar zijn,’ zei Tom. Iwan scheen door de gang voor hem, maar zag dat die al fel verlicht was.
‘Jongens,’ zei hij langzaam. ‘Hier wordt de brandlucht sterker.’
Ze renden met z’n allen op het lokaal af. Het was het oude lokaal van juf Cora, dat vaak ook als aula dienst deed als bijvoorbeeld Sinterklaas langs kwam voor de kleintjes. Ze zagen door de deuropening dat de kasten in de brand stonden, net zoals de speeltoestellen in Speeltuin Kindervreugd, vlak na de vakantie. De gordijnen schroeiden weg voor hun ogen.
‘We moeten de brandweer bellen,’ zei Roos direct. Iwan reikte haar zijn mobiel aan en zei: ‘Doe jij dat maar. Dan sla ik hier het brandalarm in. Tom, als jij dan die schuimblusser vast tevoorschijn pakt. En druk hem nog niet in, want die dingen spuiten met zo’n kracht dat je ervan achterover kunt slaan. We moeten die stapel papier redden.’
‘Stapel papier?’ vroegen Roos en Tom tegelijk. Iwan wees naar binnen, naar het midden van het lokaal, waar een grote stapel papier in lichterlaaie stond.
‘Ik wil wedden dat dat iets is dat niet gevonden mag worden, maar we moeten snel zijn, dus schiet op.’
Roos rende een stukje de gang op met de mobiel en begon haastig 112 te bellen. Iwan balde zijn hand tot een vuist en sloeg het raampje van het brandalarm in. Gelijk ging er een keihard gerinkel door de hele school, dat vele mensen in de omtrek waarschijnlijk uit hun slaap moest wekken.
Op dat moment begon het buiten te regenen en klonk het geluid van onweer in de verte. Tom kwam aanzeulen met de loodzware schuimblusser die een eind verderop had gehangen. Iwan en Roos hielpen hem.
‘Tom en ik zullen dit ding wel gebruiken,’ zei Iwan tegen Roos. ‘Er moet hier namelijk ook ergens een brandslang hangen. Wacht, ik weet al waar. Naast het kantoortje van meneer Rikus. Als jij die wil brengen dan kunnen we kijken of hij op de kraan in de wc aangesloten kan worden.’
Roos ging er als een speer vandoor, terwijl Iwan en Tom de schuimblusser in de deuropening plantten en beiden de slang vasthielden. Iwan was zo dapper om als eerste de knop in te drukken.
‘Bereid je voor,’ zei hij tegen Tom, terwijl hij de knop langzaam over haalde. De eerste scheut schuim spoot met een enorme kracht naar buiten en met moeite wisten Iwan en Tom controle over de slang te houden.
Het schuim viel schuin neer op één van de gordijnen. Het maakte een venijnig sissend geluid. Tom en Iwan keken elkaar aan en Tom zei: ‘Kom op. Nog een keer.’
***
‘Wat!?’ vroeg mevrouw van Driel verschrikt. Ze was uiteindelijk toch naar beneden gelopen en had de telefoon opgepakt. Aan de andere kant van de hoorn klonk de stem van meneer Rob luid en duidelijk: ‘Ik ga er nu direct naartoe, maar eerst wilde ik jou en Tina toch even verwittigen. De rest van de leerkrachten weet het ook al.’
‘Ik kom denk ook wel even,’ zei mevrouw van Driel. ‘Straks is het weer het overblijflokaal dat uitbrandt. Het zal niet de eerste keer zijn dat het gebeurd.’
Op dat moment hoorde ze vanuit de verte gillende sirenes aankomen; politie en brandweer. Mevrouw van Driel hoorde feilloos het verschil tussen de sirenes van de twee hulpdiensten.
‘Maar ik ga je nu hangen, want ik stap nu in mijn auto,’ zei Rob en vrijwel meteen werd de verbinding verbroken. Mevrouw van Driel schoot uit haar nachthemd en had zich binnen de kortste keren aangekleed. Het was voor haar duidelijk dat er iets was in de Wilgeroos, anders had die niet zomaar in brand gehoeven.
Ze keek kort uit het raam en zag in de verte een rode gloed. Toch scheen het mee te vallen hoe groot de brand was. Bij de speeltuin was de lucht een stuk roder geweest en waren grote vonken naar boven gevlogen. Nu kon het natuurlijk ook zijn dat het minder leek aangezien het buiten pijpenstelen regende en de lucht om de zoveel tijd gevuld werd met een lichtflits en een daaropvolgende donderslag.
***
Iwan, Roos en Tom hadden het blussen opgegeven, aangezien deze zich aanzienlijk had uitgebreid, en waren via het raam bij de gymzaal naar buiten geslopen. Het was ze bijna gelukt om ongezien weg te komen, maar ze waren dit keer zo om niet via de bosjes en langs het buurthuis te gaan, maar gewoon over het schoolplein. Daar was het dat achtereenvolgens twee brandweerwagens, drie politieauto’s en meneer Rob de hoek om kwamen scheuren. De kinderen konden geen kant op, aangezien het ze verblind werden door de felle lichten.
Aan de overkant van de straat schoven gordijnen opzij en deuren open. Op dat moment werden ze stevig van achter vastgepakt. De stem van adjudant Slik zei bars: ‘En wat doen jullie hier? Is dit jullie werk. Trouwens, jullie weten dat jullie de avondklok hebben overtreden en zonder begeleiding zijn?’
‘We hebben informatie over de kinderlokker,’ zei Iwan vlug. De toon van adjudant Slik veranderde, terwijl zijn greep losser werd. Hij knikte en zei: ‘Kom maar mee naar mijn wagen, want dit is de komende tijd toch brandweerwerk. Jullie lopen hier alleen maar in de weg. Maar bedoelen jullie dat de kinderlokker dit heeft aangestoken?’
‘Ja,’ zei Roos kort. Adjudant Slik loodste de kinderen mee naar zijn wagen, zodat hij ze beter kon verstaan.

Terwijl de kinderen hun verhaal deden, over wat ze mee hadden gemaakt, kwam mevrouw van Driel de hoek om rijden in haar auto. De herinnering aan maanden terug, toen de speeltuin in de hens stond speelden weer op.
Ze werd op afstand gehouden door de brandweerlieden en de aanwezige agenten. In een grote straal rond de brandende school werd rood en wit gestreept lint gespannen, zodat niemand er nog door kon. Vele buurtbewoners waren ondertussen naar de brand gekomen en vanuit andere delen van Beverwijk begon de toestroom ook. Vele mensen arriveerden op de fiets en trokken zich niets meer aan van de avondklok. Sensatie is de mest van het mensdom, vond mevrouw van Driel, al was ze er zelf ook schuldig aan.
Plots werd ze bijna omver gelopen door adjudant Slik. Ze keek woest op en zei als de ijzeren van Driel: ‘Waar denkt u wel niet dat u mee bezig bent. Oh, bent u het.’
‘Ja,’ zei Slik snel. Hij wenkte één van de brandweerlieden en zei: ‘Zorg dat het lokaal in de hoek daar snel geblust wordt. Er ligt waarschijnlijk iets belangrijks.’
‘Komt voor de bakker,’ zei de brandweerman, die op zijn beurt de boodschap weer doorgaf aan de brandweercommandant en de spuitgasten. Mevrouw van Driel keek Slik verbaasd aan en vroeg: ‘Hoe weet u nu wat er in het lokaal van juf Cora ligt? Bent u binnen geweest?’
‘Nee,’ zei Slik kortaf. ‘En mijn bronnen zijn geheim.’
‘Minder geheim dan u denkt,’ zei mevrouw van Driel schamper toen ze zag dat Iwan, Roos en Tom achter Slik waren gaan staan. Iwan had zijn mobiel in zijn hand en gaf hem aan Slik. Met een soort trots in zijn stem zei hij: ‘Dit is het witte busje van de kinderlokker. Het stond net daar, waar nu de brandweerwagens staan.’
‘Hé,’ gilde mevrouw van Driel plots uit. ‘Dat busje heb ik vaker gezien. Het reed vannacht met grote snelheid door mijn straat heen. Ik weet zeker dat het dat busje was.’
‘Jongen heel erg bedankt voor de foto,’ zei adjudant Slik. ‘Je vind het toch niet erg dat ik hem straks meeneem naar het bureau om de foto’s op mijn computer te zetten? Alleen is er één probleempje.’
‘Wat dan?’ vroeg Iwan geïnteresseerd. Slik keek hem pijnlijk aan en zei: ‘De foto is vanuit de bosjes genomen en er zit precies een stuk gras voor het kenteken. Toch weten we nu in ieder geval in wat voor voertuig de kinderlokker zich verplaatst.’
Iwan kon zichzelf wel voor z’n kop slaan, maar voordat hij daartoe de kans kreeg slaakte Slik plots een kreet: ‘Ah. Wacht eens… ik heb dit busje eerder gezien. Op internet. Het hoort bij het onderzoek… Een paar maanden terug met de brand. Wacht… ik weet het. We hebben bij de speeltuin destijds een paar bandenafdrukken gevonden in het grind aan de zijkant. De afdrukken kwamen van zo’n type busje, maar nergens hebben we er één kunnen vinden. We hebben met tientallen wagens de gemeente uitgekamd, maar ons onderzoek liep dood.’
‘U heeft ze dus ook gevonden?’ zei Roos geïnteresseerd. ‘Wij hebben ze ook gevonden namelijk en we hebben toen nog iets gevonden. Dat zijn we helemaal vergeten jongens. Dat stukje leer.’
‘Stukje leer?’ vroegen Tom en Iwan tegelijk. Ze keken elkaar verbouwereerd aan. Roos knikte en zei: ‘Ja. Toen we de volgende dag die bandensporen vonden hebben we toch ook bij het hek, bij die twee gaten, een stukje leer van een jas gevonden?’
‘Ja,’ zei Tom. ‘Nu je het zegt. Dat moet nog ergens in mijn schuur liggen. En toen vermoedden we al dat de brandstichter en de kinderlokker dezelfde persoon waren en de twee gaten voor misleiding moesten zorgen.’
‘Dat vermoeden hadden wij ook, beste kinderen,’ zei adjudant Slik. ‘Jullie hebben tot nu toe al een behoorlijk onderzoek gedaan.’
Mevrouw van Driel had al die tijd haar mond gehouden. Ze kon de persoon ik kwestie nog niet gaan beschuldigen. Ze kon het niet hard maken en als ze het mis had dan stond ze behoorlijk voor paal.
‘Nu weten we dat de kinderlokker en de brandstichter dezelfde persoon zijn,’ zei Iwan. ‘Is het misschien goed als wij vanmiddag het stukje leer af komen geven?’
‘Nee,’ zei adjudant Slik. ‘Ik zal tegen de middag iemand langs laten komen aangezien we moeten uitkijken. Als de kinderlokker door middel van Sacha achter jullie onderzoek is gekomen dan moeten jullie heel goed op jullie tellen passen. Het is enorm gevaarlijk wat jullie vannacht hebben gedaan. Vooral die stunt waarbij jullie naar het kantoortje van meneer Rikus zijn gerend. Als de kinderlokker jullie gepakt had dan zaten jullie waarschijnlijk in hetzelfde pakket als Sacha.’
Een donderslag vulde weer de hemel. In alle spanning was iedereen de regen bijna vergeten, maar toch voelden ze nu de gure november kou die zich door hun kleren heen blies. Slik tikte de kinderen op de rug en zei: ‘Het lijkt me verstandig dat jullie nu naar huis gaan, voordat jullie ziek worden.’
De kinderen knikten en renden zo snel als ze konden de straat uit met hun capuchons diep ingetrokken over hun hoofden. Mevrouw van Driel en Slik bleven naar de brand staan kijken tot ze ineens gekuch hoorden. Achter hen stond meneer Rob.
‘Goedenacht,’ zei Slik tegen Rob. Hij keek zorgelijk en antwoordde: ‘Ik weet niet of het wel zo’n goede nacht is. Hoe lang denkt u dat het zal duren voordat het geblust is en weet u al wie het aangestoken heeft?’
‘Op dit moment weet ik niet hoe lang het nog zal duren,’ zei Slik, terwijl hij Rob geringschattend aankeek. ‘Dat zal u aan de commandant moeten vragen. Over de toedracht van de brand kan ik zeggen dat de kinderlokker hem heeft aangestoken, maar aangezien we niet weten wie dat is kan ik niet zeggen wie de aanstichter is.’
‘Hij is fijn,’ zei Rob bars. Op datzelfde moment kwam er een kletsnatte brandweerman aanhollen met een grote stapel half verkoolde papieren in zijn hand. Hij ging naast Slik staan en duwde de papieren in zijn handen. Zacht zei hij: ‘Ik denk dat dit was waarnaar u op zoek bent. Het lag in het midden van het lokaal. De brand is daar zo goed als geblust. Als ik u was zou ik het even laten drogen, want als je het nu pakt dan valt het zo uit elkaar.’
Slik knikte, terwijl de brandweerman weer wegholde en mevrouw van Driel en meneer Rob de papieren argwanend bekeken. Plots werden de ogen van Rob groter. Met ongeloof in zijn stem zei hij langzaam: ‘Dat zijn de papieren voor de noodlokalen van de school. Dat is handig. Precies de documenten die voor noodlokalen moeten zorgen zijn verbrand. Hij is fijn, hij is fijn.’
‘Papieren voor de noodlokalen?’ zei Slik langzaam. Hij had het half tegen zichzelf en half tegen zijn twee toehoorders. ‘Wat moet de kinderlokker daar nu mee?’
‘Ik denk dat u betaald wordt om dat uit te zoeken,’ zei Rob gepikeerd. ‘Ik ga denk maar naar huis. Hier kan ik tot het geblust is toch niets doen en ik ben niet van plan om mijn gezondheid te wagen in deze regen. Het lijkt wel alsof de hemel is opengebarsten.’
***
Sacha werd wakker door sirenes in de verte. Ze hoorde in de kamer naast zich dat de kinderlokker onheilspellend een hoge kil lach voortbracht. Ze vertrouwde de zaak niet helemaal. Ze stond op van haar bed en sloop richting de deur. Langzaam boog ze naar voren en legde ze haar oor op het houtwerk.
‘Kom maar bij me,’ zei de stem van de kinderlokker. Sacha wist bijna zeker dat ze de stem eerder had gehoord, maar nog kon ze hem niet plaatsen. ‘Ja, ga daar maar liggen.’
Sacha schoof wat opzij en probeerde door het sleutelgat naar de kamer naast haar te kijken. Toch staarde ze volledig in het donker; de sleutel zat nog in het slot. Dit bracht haar op een idee. Ze moest alleen wachten tot de kinderlokker weg was.
Sacha hoorde hoe de kinderlokker een papier verfrommelde en op de grond neergooide. Langzaam hoorde ze hoe hij opstond en met zijn tong klakte. Zijn hond richtte zich hoorbaar op en blafte kort. Het duurde niet lang voordat Sacha een deur dicht hoorde slaan en even later het busje hoorde starten. De kinderlokker was weer verdwenen.
Voor Sacha was het nu zeker dat de kinderlokker hier niet woonde. Het was een soort schuilplaats. Nu had ze wel tijd om haar plan ten uitvoer te brengen.
Uit de hoek van haar schuilplaats haalde ze zo snel als ze kon een krant tevoorschijn en schoof deze onder de kier van de deur door. Ze liet hem zo ver mogelijk doorschuiven en legde hem precies onder het slot. Uit haar haar haalde ze een speld tevoorschijn en begon in het slot te morrelen.
Het duurde niet lang of een doffe plof op de krant volgde. Langzaam en voorzichtig haalde Sacha de krant weer onder de deur door en vond daar waar ze op uit was; de sleutel.
Zo snel als ze kon stak ze hem in het slot en draaide het open. Daarna duwde ze de deur opzij en bevond zich in het hol van de leeuw. De ruimte was verlicht door een enkel peertje dat onhandig aan het plafond was bevestigd. De rest van de ruimte was bijna leeg. In het midden lag een kleedje met daarbij een stoel. Voor de rest was er een kapstok waaraan de jas en de hoed van de kinderlokker waren bevestigd. Het duurde niet lang voordat Sacha een tweede deur ontdekte, die bijna wegviel in het behang dat naar beneden afgebladderd was, evenals de verf op de deur.
‘Op hoop van zegen,’ zei ze tegen zichzelf, toen ze de deur open probeerde te maken. Tot haar verbazing zat hij niet in het slot. Ze kwam uit op een ijskoude holle ruimte. Haar voetstappen weerklonken tegen de wanden toen ze er naar binnen liep.
Het duurde even voor haar ogen weer gewend waren aan het donker. Toen schrok ze zich plots dood. Ze stond oog in oog met het witte busje. Toch snapte ze het niet; ze had hem toch echt weg horen rijden.
Met haar ogen onderscheidde ze nu het silhouet van de garagedeur aan het eind van de ruimte. Buiten regende het hoorde ze nu. Ze sloop om het busje heen en zag aan bandensporen dat er nog een auto naast had gestaan. Zo’n wit busje zou natuurlijk teveel opvallen. Het was een schuilauto voor de kinderlokker. Als zichzelf had hij natuurlijk een normale auto. Zo zat Sacha in gedachten verzonken toen ze langzaam richting de garagedeur liep.
Ze besloot het erop te wagen en begon tegen de deur te duwen. Hij ging heel langzaam en zwaar naar boven. Toch slaagde ze er op een gegeven moment in om een opening te creëren die groot genoeg was om onderdoor te schuiven. Zo ontsnapte Sacha vlug en behendig. Na een week was ze weer op vrije voeten.
De garagedeur kreeg nog een laatste duw van Sacha en klapte nu volledig open. Het lukte haar niet meer om het dicht te doen, omdat ze niet bij de bovenkant kon komen. Ze was bang dat het teveel opviel als de kinderlokker terug zou komen, maar aan de andere kant was hij ook net vertrokken en het zou dus wel even duren voor hij weer terug was.
Met een blij gevoel in haar hart bleef Sacha kort staan. Toch bedacht ze zich toen dat als de kinderlokker terugkwam ze ervoor moest zorgen dat ze ver weg was. Het liefst zelfs veilig bij familie en vrienden. Zo kwam het dat ze zich uit de voeten maakte.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 11 – Het hol van de leeuw


Het was al middag toen de agent bij de ouders van Tom verscheen. Aangezien Tom nog niets losgelaten had over waar hij vannacht had uitgehangen stonden zijn ouders toch wel even te kijken. Al snel werd hij op het matje geroepen en kreeg hij een preek te horen over hoe gevaarlijk het was om ’s nachts alleen door de straten te zwerven, laat staan je in de buurt te wanen bij het busje van de kinderlokker. Twee weken huisarrest was het oordeel van de ouders van Tom.
‘Arrest geven wij alleen op het bureau,’ grapte de agent, op een vrij misplaatst moment, omdat hij ongeveer wortel stond te schieten. Toen de ouders van Tom uitgesproken waren kon hij de agent meenemen naar de schuur, waar hij het stukje leer al klaar had gelegd.
De agent deed het in een zakje en vertrok binnen de kortste keren. Hij moest namelijk ook nog langs bij Iwan om zijn mobiel terug te bezorgen. Daarna was het aan Tom’s vader om Tom naar zijn kamer te brengen, alwaar hij tot aan het eten moest blijven – dat was in ieder geval de boodschap.
***
De kinderlokker slaakte een schreeuw van afschuw. De hond die tegen hem op sprong gaf hij een harde duw, waardoor deze met zijn rug tegen de muur aan sloeg. Even kon het hem niets schelen wat er met de hond gebeurde.
‘Hoe kan dit?’ vroeg de kinderlokker zich hardop af. Hij liep terug naar de koude garage. Het was al verdacht geweest dat de garagedeur open had gestaan. Toch kon ze nog niet ver weg zijn. Als ze pas op weg was dan kon hij haar nog inhalen.
Toch was het te gevaarlijk om in het busje te stappen. Stel dat Sacha wel al naar de politie was gegaan. Als het hele corps uitkeek naar het witte busje. Het werd voor de kinderlokker steeds moeilijker om nog iets te ondernemen. Snel wierp hij zijn zwarte jas uit en gaf zijn normale identiteit bloot.
De hond krabbelde in de hoek overeind. De kinderlokker wenkte hem en gaf hem een aai over zijn bol. Langzaam zei de kinderlokker: ‘Het spijt me.’
Het was voor het eerst sinds een paar dagen dat ze haar eigen stem had kunnen gebruiken. Klinken als een man was voor haar niet moeilijk geweest. Bijna essentieel zelfs. Als iedereen dacht dat de kinderlokker een man was dan zou zij in ieder geval buiten verdenking staan.
‘Kom je in de auto?’ vroeg de kinderlokker weer, terwijl zij de kofferbak van haar eigen auto open maakte. ‘We gebruiken de bus voorlopig niet meer. Het zal niet lang duren of de politie staat hier voor de deur. We kunnen hier niet meer terugkomen.’
***
De drie kinderen begroetten elkaar vrolijk toen ze elkaar op de fiets ontmoetten bij de nog steeds gesloten speeltuin Kindervreugd. Iwan keek verbaasd naar Tom en vroeg: ‘Hoe is je het gelukt om jouw huis uit te komen? Je had thuis huisarrest. Dat zei die agent.’
‘Ik heb een kamer op de eerste verdieping, precies naast de schuur,’ zei Tom. ‘Dat zou jij toch wel moeten weten, niet? Nou, het was niet moeilijk om op het dak van de schuur te komen en vanaf daar naar beneden te klimmen.’
‘Wat doen we nu?’ vroeg Tom. Iwan en Tom richtten hun blik op Roos, aangezien zij af had willen spreken. Ze keek even bedenkelijk en zei toen: ‘We zouden op zoek kunnen gaan naar het witte busje. We hebben het kenteken dan wel niet, maar we weten hoe het eruit ziet. Als we dat busje kunnen vinden hebben we ook de kinderlokker.’
‘We moeten oppassen,’ zei Iwan. ‘De kinderlokker is heel erg gevaarlijk en we kunnen ook niet zomaar naar de politie. Adjudant Slik heeft het gister door de vingers laten glijden, maar het is verboden om zonder volwassen begeleider op straat te komen. Daarom kwam mevrouw van Driel ons de laatste tijd steeds ophalen als we naar de overblijf moesten. Iedereen houdt vast aan die regels en die avondklok. Als we gepakt worden dan bellen ze onze ouders en dan zitten we behoorlijk in de problemen.’
‘Dan moeten we zorgen dat we niet gezien worden,’ zei Roos. ‘Zullen we maar naar de Wilgenhoflaan fietsen. Trouwens kan je het je voorstellen? Morgen weer een overblijf, maar dan het gebouw waar we gister nog naar binnen zijn geslopen. Ik ben benieuwd hoe het lokaal van juf Cora eruit ziet.’
‘Het voelt inderdaad vreemd,’ zei Tom langzaam. ‘Ik denk trouwens dat we beter langs de school kunnen gaan en dan de weg nemen die de kinderlokker heeft genomen.’
‘Welke weg is dat?’ vroeg Iwan. Tom wees naar de Wilgenhoflaan en zei: ‘De Wilgenhoflaan uit tot aan het huis van mevrouw van Driel is een weg die we zeker weten. Als we daar in de buurt nou gaan zoeken komen we misschien verder.’
‘Het blijft giswerk,’ zei Iwan schamper. Toch volgde hij Roos en Tom toen zij naar de Wilgenhoflaan toe reden en daar de hoek om sloegen. ‘Jongens, wacht op mij!’
***
Sacha sloeg de hoek om en zag dat ze zich bij de Vredeburg bevond. Ze zag aan de overkant weer een steeg die dichter naar de geluiden van de grote weg leidde. Ze keek schichtig om zich heen toen ze in de verte een naderende auto hoorde. Ze besloot het erop te wagen en de steeg in te vluchtten. Het duurde niet lang of een grijze Opel Cadet schoot voorbij. Sacha haalde opgelucht adem en zette haar tocht voort.
Ze had zich een idee gevormd van waar ze was. Ze was om ongeveer drie uur uitgebroken en had toen in de buurt van haar schuilplaats rond gezworven. En nu wist ze dat ze zich bevond in een wijk in Heemskerk.
Ze kwam aan de andere kant van de steeg uit op de Duitslandlaan. Nu wist ze exact de weg naar huis. Het zou nog wel een uur duren voor ze er zou komen, maar ze was er al bijna. Ze besefte zich nu ook waar ze vast had gezeten. Ze was vastgehouden in de Luxemburglaan. Bij een van de flats in het schurencomplex.
Toen ze zag dat alle auto’s voorbij waren stak ze over en begaf ze zich langzaamaan naar de grens Heemskerk/Beverwijk. Ze was blij dat ze ontsnapt was, maar de fut om te rennen had ze niet. Vannacht had ze een koude nacht doorgebracht in een steeg vlak bij de Arendsburg, waarbij ze gewekt werd door een akelige regenbui die haar binnen een paar seconden volledige doorweekte.
Ze liep nog steeds in haar natte kleren en haar haar zat verschrikkelijk. Ook rook ze nu pas hoe ze stonk. Dat was haar in de bedompte gevangenis, waarin zij tweeënhalve week had geleefd, niet opgevallen. Nu rook de penetrante lucht van zweet en van haar eigen huid. Het eerste dat ze thuis ging doen was douchen, besloot ze tot zichzelf.
Ze wist dat ze haast moest maken, toch kon ze het nog steeds niet opbrengen. Tot overmaat van ramp betrok te lucht snel en sneed een koude zeebries door de omstreken van de Noordzee. Het duurde ook niet lang of de eerste sneeuwvlokjes dwarrelden naar beneden en begonnen met het bedekken van de koude straten. Voor Sacha was de sneeuw zelfs zwaar.
***
Mevrouw van Driel keek uit haar raam naar buiten. De eerste sneeuwvlokken smolten tegen haar raam. De Winter was altijd haar lievelingsseizoen geweest. Ze kon haar oude kerstboom weer uit de schuur tevoorschijn halen, hem bekleden met ballen en slingers en daarna haar hele huis versieren. Ook van de buitenkant maakte Annet altijd een waar kunstwerk waar de hele buurt altijd naar kwam kijken.
Terwijl zij voor haar raam stond en naar buiten gluurde zag zij plotseling drie bekende gezichten de hoek om komen fietsen. Zonder begeleiding of toeziend oog reden zij doodleuk door het uitgestorven Beverwijk. Mevrouw van Driel besloot hiervoor een stokje te steken en opende haar raam.
‘Iwan, Roos en Tom, halt!’ riep ze toen de kinderen langs haar huis kwamen. De kinderen remden gelijk af om te zien wie daar riep. Even waren ze bang dat ze door een agent betrapt waren. Toen zagen ze het gezicht van mevrouw van Driel uit het raam steken. Ze wenkte ze en de kinderen kwamen naderbij. ‘Wat doen jullie hier? Het is voor kinderen verboden om zonder begeleiding door Beverwijk te struinen. Kom gauw binnen. Die kinderlokker loopt hier nog steeds vrij rond.’
De kinderen stalden hun fiets bij het tuinhek van mevrouw van Driel, terwijl zij het raam sloot en even later de deur openzwaaide. Ze opende het tuinhek en nodigde de kinderen binnen uit. Eén voor één gingen ze naar binnen en veegden hun voeten op de mat. Mevrouw van Driel sloot de deur en ging hen daarna voor naar de warme en gezellig huiskamer.
‘Ga maar zitten,’ zei ze toen de kinderen een beetje aarzelend bij de deur bleven staan. De drie kinderen schuifelden verder en lieten zich op de bank zakken. Mevrouw van Driel ging in haar stoel zitten en vroeg: ‘Wat deden jullie daar nou? Weten jullie niet dat het op dit moment hartstikke gevaarlijk is? Die regels zijn er niet voor niets.’
‘Dat begrijpen we ook wel,’ begon Iwan. ‘Maar we wilden op zoek naar Sacha. Als we de buurt afstruinen komen we misschien wel het witte busje van de kinderlokker tegen en dan…’
‘Het gevaar opzoeken is nog onverstandiger,’ onderbrak mevrouw van Driel hem. ‘Er wordt door de politie al naar die bus gezocht, laat dat toch aan de grote mensen over. Ze vinden Sacha heus wel. Ga jezelf niet in het gevaar be…’
Dit keer werd mevrouw van Driel onderbroken door een opgewonden gilletje van Roos. Roos stond op, rende naar het raam, gooide dat open en riep: ‘Sacha! Kom snel hier.’
Sacha die aan de overkant van de straat liep keek blij op toen ze het blije gezicht van haar vriendin uit het raam zag hangen. De jongens voegden zich bij Roos, terwijl mevrouw van Driel zich naar de deur toe snelde om deze open te doen. Ze knuffelde Sacha en vroeg: ‘Meisje, wat is er allemaal gebeurd? Kom maar snel binnen. Je bent helemaal nat en koud. Kom binnen dan krijg je van mij een lekkere beker warme chocolademelk. Vind je dat lekker?’
Sacha die helemaal overweldigd was door mevrouw van Driel knikte en stapte naar binnen. Mevrouw van Driel sloot de deur en ging op weg naar de keuken om de warme chocolademelk voor Sacha klaar te maken. Ze riep ondertussen naar de enthousiaste kinderen in de woonkamer: ‘Willen jullie ook?’
Een luid “Ja, natuurlijk!” volgde. Mevrouw van Driel was in haar nopjes. Ze was blij voor Sacha. Het was toch iemand uit haar directe omgeving en het had haar aangegrepen toen ze verdwenen was. Terwijl ze de chocolademelk in de magnetron zette liep ze naar de telefoon in de huiskamer. Daar draaide ze het nummer van politiebureau Beverwijk. Ze maande de kinderen tot stilte toen adjudant Slik opnam aan de andere kant.
‘Politiebureau Beverwijk,’ klonk de stem van adjudant Slik. Mevrouw van Driel begon gelijk te ratelen: ‘Adjudant, u spreekt met Annet van Driel. Het vermiste meisje is terecht. Ze is op dit moment veilig bij mij thuis. Het leek me het beste om u te bellen aangezien…’
‘Ze is terecht!’ klonk duidelijk hoorbaar aan de andere kant van de lijn. Adjudant Slik deelde zijn agenten waarschijnlijk het goede nieuws mee. Daarna vervolgde hij: ‘We komen er direct aan om haar op te halen. Wat is uw adres?’
‘Irisweg 28b,’ zei mevrouw van Driel. Het duurde maar een tel of de telefoon werd op de haak geworpen.
***
Sacha was opgehaald en de drie kinderen waren weer op hun fietsen gesprongen. Ze hadden geen zin om mee te gaan naar het politiebureau. Het was nu tijd voor actie. Sacha had hen alles verteld over haar eenzame opsluiting en over de plek waar zij vast werd gehouden.
Ze sloegen met hun fietsen de Luxemburglaan in. De straat was ommuurd door bomen met hier en daar een inham naar de rij flats die er stonden. “In de laatste” had Sacha gezegd. De laatste stond recht in het gezichtsveld van de vrienden. De flat van twaalf verdiepingen torende boven de bomen uit.
‘Daar moeten we naartoe,’ zei Iwan, terwijl ze vaart maakten. ‘Dit is precies zoals Sacha het beschreef. We moeten alleen oppassen. Als de kinderlokker er is hebben we een groot probleem.’
De vrienden maakten vaart en spoedden zich richting het einde van de straat. Ondertussen gleed er een zwarte lange auto langs. De vrienden letten er niet echt op, maar de kinderlokker in de auto des te meer.
‘Het is dus al zover,’ zei ze in zichzelf. Ze besloot om snel een straat naar één van flats in te slaan en daar halt te houden. Als de politie in aantocht was dan moest ze maar even halt houden. Als ze haar hier zagen rijden dan zouden ze gelijk alles door hebben, al was de politie van Beverwijk niet echt de slimste op de wereld. Plots bedacht ze zich: ‘Godver, mijn kleren hangen daar nog. Verdomme!’ Snel keerde ze de wagen.
De kinderen fietsten verder en namen een flauwe bocht naar rechts. Toen kwamen ze bij de parkeerplaatsen van de flat uit. De parkeerplaats zelf was uitgestorven. De rijen dode auto’s stonden dreigend te wachten op wat er gebeuren zou.
‘Wat nu?’ vroeg Tom, terwijl ze langs de vele wagens fietsten. Roos knikte naar een kleine ingang naast het vooruitstekende schurencomplex. Ze fluisterde: ‘Daar moeten we heen. Dat zei Sacha in ieder geval.’
Ze maakten vaart en verdwenen één voor één in de smalle zijingang bij de parkeerplaats. Hier lag een muur zonder ramen die uitkwam op een dichte garagedeur. De drie vrienden stapten van hun fietsen af en liepen richting de deur. Iwan aarzelde even. Hij zei langzaam: ‘Zei Sacha niet dat ze hem open had laten staan? Dat zou betekenen dat de kinderlokker binnen kan zitten.’
‘Zullen we gewoon proberen om hem open te maken?’ zei Tom. ‘Als de kinderlokker er is dan is het drie tegen één en wij zijn op de fiets.’
‘Laten we het gewoon proberen,’ zei Roos een stuk stoerder dan ze zich voelde. Ze stapte onzeker naar voren en trok aan de knop onderaan de garagedeur. Eigenlijk had ze er nu al spijt van dat ze het gedaan had. ‘Kan iemand me even helpen?’
Tom stapte naar voren en legde ook zijn hand op de knop. Samen trokken ze langzaamaan de garagedeur open. Iedereen schrok zich dood. Voor hen stond de witte bus van de kinderlokker. Langzaam liepen de vrienden naar binnen.
Het was koud in de garage. Er was geen ander licht dan het grijze en grauwe daglicht dat naar binnen stroomde door de geopende garagedeur. Het enige dat ze zagen zitten was een deur die bruin afstak tegen de grijze betonmuur.
‘We trekken hem samen open en springen dan achter de bus. Als er iemand komt om te kijken is de kinderlokker er en is er niemand dan komt er ook niemand,’ zei Iwan. Voor iedereen klonk dit als zuivere logica. De vrienden liepen op de deur af, hielden halt en legden hun hand op de deurkruk. Met een snelle beweging trokken de drie kinderen de deur open.
Zo snel als ze konden renden ze achter het busje en wachtten tot er iemand zou komen om te kijken wat er aan de hand was. Er kwam niemand. Na ongeveer dertig seconden kwamen ze achter de bus tevoorschijn en liepen de kamer achter de deur binnen.
Op dat moment hoorden ze voetstappen richting de garagedeur komen. Terug konden ze niet meer. Roos piepte paniekerig: ‘Dat is vast de kinderlokker!’
‘Snel we moeten ons verstoppen,’ zei Iwan. Roos piepte nogmaals, terwijl tranen opwelden in haar ogen: ‘Ja, maar waar?’
Tom rende snel naar één van de drie deuren die op het vertrek uit kwamen. Hij trok hem open en legde een gang bloot. Blijkbaar kwam dit vertrek uit op het schurencomplex van de flat waarin zij zich bevonden.
‘Hierin,’ siste hij. Tom sprintte naar binnen, gevolgd door Iwan die Roos met zich mee trok. Vlak nadat zij de deur achter zich hadden dicht getrokken hoorden ze de deur van de garage naar het vertrek open zwaaien. Zelf stonden ze in een labyrint van gangen en schuren. Het was tijd om te vluchten. Alle drie schoten ze door de gangen, terwijl ze niet lang daarna de deur naar het schurencomplex hoorden open schuiven. De kinderlokker was op weg en het spel was begonnen. Het speelveld was het doolhof van donkere gangen en nissen waarin de galm iedereen kon verraden. In de verte klonk een kille en grauwe lach die iedereen deed sidderen.
***
‘Wijs de plek maar aan,’ zei Slik tegen Sacha, terwijl ze de Luxemburglaan in reden. Sacha zat achterin de politieauto met haar ouders. Ze waren op het bureau geweest waar Sacha uitvoerig haar verhaal had moeten doen. Nog steeds had ze geen kans gekregen om te douchen of ook maar iets te eten. Ze voelde een lichte hoofdpijn opkomen.
‘We moeten naar de laatste flat,’ zei Sacha. De omgeving die rond haar opdoemde liet haar een angst voelen. Herinneringen van haar ontsnapping kwamen boven, evenals de herinneringen van een bange nacht in een steeg en het ontwaken door de regen.
Het duurde niet lang of de politiewagen reed de parkeerplaats op. De nauwe weg naast het schurencomplex, waar zich op dat moment een doolhof spel op leven en dood afspeelde zonder dat iemand zich daar van bewust was, was net groot genoeg om een auto door te laten.
Ze kwamen uit bij de schuur waar drie fietsen stonden. Adjudant Slik keek naar Sacha en vroeg: ‘Zijn die fietsen van je vrienden?’
‘Ja,’ gaf ze toe. Adjudant Slik keek kwaad en zei: ‘Ze weten echt niet waar ze zichzelf in hebben gestort.’
‘Rustig maar,’ stelde Sacha hem gerust. ‘De deur is nog open dus de kinderlokker is hier niet meer geweest. En als hij er was dan stond hier zijn auto wel. Hier parkeerde hij namelijk altijd.’
‘Dan hebben ze geluk,’ zei adjudant Slik. ‘Toch is het extreem gevaarlijk om zomaar het hol van de leeuw binnen te gaan.’
Adjudant Slik parkeerde de auto. Allen stapten uit en liepen richting de garage. Het was doodstil. Deze plek werd door de dichte bebossing aan het zicht van iedereen onttrokken. Iedereen die die niet had geweten van deze plek had hem ook nooit kunnen vinden. Plots werden ze allemaal opgeschrikt door een luid gegil.
Silk
Balpen
Balpen
Berichten: 123
Lid geworden op: 30 dec 2011 13:34

Hey, mooi geschreven.

Volgens mij heeft Tina het gedaan, we zien nergens een stukje vanuit haar standpunt en ze heeft bij elke actie de gelegenheid om afwezig te zijn (ook daar waar ze zogezegd binnen is, kan ze misschien zijn weggeglipt).
We weten ook dat ze 2 honden heeft, 1 van beide zou de hond bij de kinderlokker kunnen zijn.
Motief: er staat dat ze het werk niet graag doet en dat ze vindt dat ze onderbetaald is, terug naar het buurthuis wilt. Verder is haar eigen kind dood, en misschien is ze daardoor gefrustreerd geraakt dat alle kinderen maar dood moeten o.i.d.
Ik meen me ook vaag te herinneren dat Tina ook een dergelijke jas had maar kan het niet meteen terugvinden.
Edit: blijkbaar was het de moeder van Sacha die een dergelijke jas had, maar in dat geval zou Sacha haar toch herkend moeten hebben; een zwarte lange regenjas is wel iets "nogal klassiek" dus niets houdt Tina tegen er ook 1tje te hebben.
Tegenargument voor mijn theorie: Tina zou weinig geld hebben, dus 2 auto's ter beschikking hebben (witte bus + andere auto) is weinig waarschijnlijk. Het huis waarin Sacha gevangen zat, zou een kraakpand o.i.d. kunnen zijn.

In elk geval mijn complimenten met je verhaal, goed geschreven en je weet de spanning erin te houden.
Ik vind de uitval van juf Marlies wel niet echt geloofwaardig, ik kan me inbeelden dat een schooljuf de kinderen wat wil sussen met het "het is maar een verhaaltje"-argument, maar het in het nekvel grijpen etc. is er een beetje over. Bovendien draagt dit gedeelte niks bij tot je verhaallijn (ja, juf Marlies belandt daardoor bij meneer Rob waar het hele gedoe nog eens wordt doorgekauwd) tenzij juf Marlies de dader zou blijken te zijn (maar zij heeft geen gelegenheid om juf Ans te vermoorden want dan staat ze voor de klas). "Less is more" dus. :)

Groetjes,
Silk.
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Thanks voor de reactie. Ik ben maanden afwezig geweest dus zie hem nu pas =$ Shame on me. Ik zal binnenkort verder posten, want ik heb het verhaal ondertussen afgerond. Bedankt voor de complimenten en tips. Ik zal dat van Marlies nog aanpassen. Werk op dit moment aan een grote rewrite, die hier misschien ooit nog geplaatst wordt. Je zult in ieder geval wel zien of je theorieën kloppen of niet. Er komen nog een paar onverwachte wendingen. Dat sowieso ;). Heel erg bedank voor de reactie, nogmaals.
shagof
Nieuw
Nieuw
Berichten: 3
Lid geworden op: 29 mei 2012 07:33

ik ben razend benieuwd naar het vervolg. ik vind het super goed.
een theorie heb ik nog niet over de dader. . . dus echt goed bezig. het einde zal volgens mij verrassend worden.

Hier en daar misschien een schrijffout en een verkeerde zinsconstuctie, maar dat komt allemaal wel in orde ;)
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 12 – De Derde Moord


‘Met Annet van Driel,’ zei mevrouw Van Driel, toen ze de telefoon opnam. Aan de andere kant van de hoorn klonk een vrouwenstem: ‘Goedemiddag, mevrouw. Ik heb uw vraag van net nog even nagetrokken en u had gelijk. In 1996 is inderdaad een ernstig auto-ongeluk gebeurd. Het kind is naderhand omgekomen.’
‘Meer hoef ik niet te weten. Goedemiddag,’ zei van Driel neerslachtig. Met een klap legde ze de telefoon neer. Een gevoel van gevaar maakte zich plotseling meester van haar en even twijfelde ze of ze niet naar Adjudant Slik moest telefoneren. Toch zette ze dat uiteindelijk uit haar gedachte.
Uit haar tas haalde ze haar dagboek tevoorschijn. Toch was dat allang veel meer dan gewoon een dagboek. Het was haar persoonlijk dossier geworden. Hierin hield ze al haar onderzoeken naar de kinderlokker bij. Dichterbij de oplossing kon ze niet meer komen. Vanaf nu stond alles vast. Snel pakte van Driel een pen tevoorschijn en begon te schrijven.

Het is vrijwel compleet. Ik weet hoe het kind is omgekomen: het auto-ongeluk waarbij Rob betrokken was. Het kind was op slag dood. Verplettert tussen de wielen van zijn Opel. Het krantenartikel over het ongelijk heb ik niet meer kunnen vinden in de archieven van het Beverwijkse Sufferdje, maar zekerheid heb ik.
Nu ik weet wie de kinderlokker, de pyromaan en de ontvoerder is wordt het tijd om Adjudant Slik te verwittigen. Toch word ik ervan weerhouden. Wat zal ik hiermee verloren doen gaan? Moet ik gaan vrezen voor mijn eigen gezondheid? Ik weet het antwoord op beide vragen niet. Het enige dat ik nu weet is dat ik in dubio sta. Straks heb ik het mis en dan zullen de gevolgen desastreus zijn.

Een traan kroop over de rechterwang van Annet. Ze staarde mistroostig voor zich uit, in de richting van de tv. Op het scherm verscheen een nieuwslezer in beeld met achter hem een grote foto van tanks die zich door een woestijnlandschap worstelden. Van Driel kon het niets schelen. Ze had een belangrijke taak, maar hoe ze die moest vervullen was haar nog een raadsel.
***
Roos slaakte een angstige kreet; er was nu geen weg meer terug. Het enige wat ze nu nog konden ondernemen was een poging om zo snel mogelijk een weg naar buiten te vinden, om daarna te maken dat ze wegkwamen. Hulp halen, daar was geen tijd voor.
Tom en Iwan renden voor haar uit, terwijl ze van gang naar gang vluchtten. Het schurencomplex kende een oneindig gangenstelsel dat zich kriskras onder de flat door baande en vele kruisingen bevatte.
Om ze zoveel tijd probeerden ze schuurdeuren te openen, om een veilige verstopplek te vinden, maar dit alles geschiedde zonder enig succes. Iedereen in de flat scheen zijn of haar schuur goed verzegeld te hebben. Verstoppen was dus zinloos.
Het feit dat zij het gangenstelsel van de schuren niet kende werkte hen tegen. Vaak renden ze in vierkanten en hoorden de stappen van de kinderlokker dan plots een stuk dichterbij komen. Die kende het systeem natuurlijk op haar duimpje, en kon dus goed anticiperen op de route van de kinderen, die zich willekeurig van gang tot gang spoedden.
Hun harten klopten steeds sneller en sneller, terwijl ze steeds langzamer begonnen te rennen. Ze hielden het tempo van de kinderlokker niet meer bij en schrokken zich kapot toen ze even uit stonden te hijgen aan het einde van een lange gang, toen de kinderlokker, met een groot mes in haar handschoenen geklemd, achter hen stond.
Buiten adem van het kat en muis spel begonnen ze toch maar weer aan een lange tocht door de koude gangen. De kinderlokker zette, net zoals daarvoor, de achtervolging in en stak in het wilde weg rond met mes. Plots werden ze alleen opgeschrikt. Ze hoorden in de verte een deur open werd geslagen. De kinderlokker scheen te verstijven, maar de kinderen durfden niet te stoppen met rennen. Ze wilden niet ten prooi vallen aan de moordenaar die hen op de hielen zat.
Op het moment dat ze een hoek omsloegen overviel hen een misselijkmakende golf van angst. Deze gang liep dood; ze zaten als ratten in de val. Hier was het einde dachten ze, totdat ze het einde van de gang bereikten en omkeken; de kinderlokker leek opgelost in het niets. Hun voorziene dood bleef uit.
‘Wie is daar?’ klonk de stem van adjudant Slik uit de verte door het gangenstelsel. Roos, Iwan en Tom riepen allemaal blij terug: ‘Wij, adjudant Slik! Iwan, Tom en Roos!’
***
Mevrouw Van Driel stapte uit bij het schoolplein van basisschool de Wilgeroos. Ze had een telefoontje van Rob beantwoord en gelijk het blijde nieuws over de vondst van Sacha meegedeeld. Daarna had hij haar gevraagd om snel naar de onderbouwlocatie te komen, aangezien hij daar een verrassing had. Van Driel keek om zich heen en zag een graafmachine op het plein staan, met daarnaast een paar opzichters en een grote aanhangwagen waarop grote stukken ijzer lagen.
De grote rode deuren van de Wilgeroos waren geopend en Rob kwam net naar buiten toen mevrouw Van Driel het schoolplein op liep. Rob staarde trots voor zich uit en zei: ‘Ah, Annet, ik ben blij dat je zo snel kon komen. Ik heb jou namelijk nodig om een stukje in de nieuwsbrief te schrijven over het volgende; de overblijf is weer volkomen veilig.’
‘Wat?’ vroeg Van Driel verbaasd. ‘Hebben ze de kinderlokker te pakken? En wat doet die rotzooi hier op het plein?’
‘Nee, de kinderlokker is naar mijn weten niet gevangen,’ zei Rob. ‘Wij hebben wel een hele andere oplossing voor ons kinderlokkerprobleem. Vanmiddag gaan we alle oude hekken uitgraven en er een hoog hek, dat afgesloten kan worden, voor in de plaats zetten. Ook de bosjes worden nu afgeschermd. Aan de bovenkant komt prikkeldraad, zodat de kinderlokker er niet overheen kan komen.’
‘Dat is dan één zorg minder,’ zei mevrouw Van Driel opgelucht. ‘Ik zal zo wel even kijken wat ik kan schrijven, want dit zal de ouders wel een nieuw gevoel van veiligheid geven. Ik zal ook gelijk vermelden dat Sacha weer terecht is en maandag weer op school komt. Zo komt alles toch nog goed.’
‘Inderdaad,’ zei Rob trots. Hij was er fier op dat zijn school dit had kunnen bewerkstelligen. ‘Ik ga denk ik maar naar binnen, want het wordt hier erg fris. Laat de mannen daar maar doorwerken.’
Van Driel zag de mannen in kwestie op een sigaret kauwen en soms een slok nemen van hun koffie, maar werken was er niet bij. Toch wilde ze Rob niet uit zijn waan van succes halen en liet ze het er maar bij. Ze volgde hem naar binnen.
Ze ging langs het verbrandde lokaal van Cora, dat was afgezet met rood politielint en zo goed mogelijk dichtgetimmerd was met planken. Rob vertelde haar dat de computer in het kantoortje van meneer Rikus wel te gebruiken was, en dat hij even wat koffie ging zetten voor haar.
***
‘Onvindbaar,’ riep één van de agenten, terwijl hij terug kwam rennen. Er was een klopjacht op de kinderlokker begonnen toen de kinderen veilig en wel door Slik in een auto naar het bureau waren gezet. Toch had deze tot nu toe nog niets opgeleverd. De kinderlokker was blijkbaar verdwenen, zonder dat iemand er een spoor van kon ontdekken.
Slik speurde de bosjes rond de flat af, maar ook daar was niets te zien. Het was een ongelofelijk grote klus. De agent kwam dichterbij en zei hijgend: ‘We hebben tot nu toe niets kunnen vinden. We hebben het hele gangenstelsel gehad, en iedere deur gecontroleerd. De ruimte zelf hebben we afgesloten voor het onderzoek, dus daar zit ie ook niet. Rond de flat is ook niets te vinden; ik denk dat we heb kwijt zijn.’
‘We mogen hem niet kwijt zijn,’ zei Slik bars. ‘Weet je wat er dan in de kranten zou staan? Beverwijkse politie blundert alweer! Dat moeten we zien te vermijden. En als ik zeg, dit is de plek en hier moet je zoeken. Dan is dat de plek en dan wordt daar gezocht! En aangezien we bijna overal geweest zijn blijft er nog één mogelijkheid over. Hij moet ergens in de flat zitten.’
***
GEVAAR GEWEKEN!
Goed nieuws vanaf de overblijf. Vanaf volgende week maandag worden er nieuwe regels van kracht op school. Deze hebben vooral te maken met het nieuwe hek dat rond de onderbouw is gebouwd, om de kinderen te beschermen tegen de rondwarende kinderlokker. Het hek is ruim tweeënhalve meter hoog en omheind met prikkeldraad dus zal een goede bescherming zijn tegen indringers van buitenaf.
Er is nog meer goed nieuws vanaf de overblijf. Sacha, die ruim een week vermist was, is weer terecht en zal naar alle waarschijnlijk maandag weer op school verschijnen. Zo ziet u maar dat alles toch weer op z’n pootjes terecht komt.


‘Dit heb ik tot nu toe,’ zei mevrouw Van Driel, terwijl Rob achter haar kwam staan en haar stukje op een razendsnel tempo doorlas. ‘Is het goed, of moet ik het wat uitbreiden?’
‘Nee, het is wel goed zo,’ zei Rob, terwijl hij zich weer in zijn volle lengte oprichtte. 'Ik zal het zo wel even uitprinten en het in het postvakje van de Grebbestraat neerleggen. Dan kan het maandag gelijk in de nieuwsbrief.'
'Oké,' zei mevrouw Van Driel. Ze stond weer op en was blij dat ze weg mocht. Ze voelde zich door Rob gebruikt, aangezien hij haar voor niets anders dan zijn stomme nieuwsbrief nodig had gehad, en haar alleen het hek had willen laten zien, wat toch niet echt spectaculair was.
Ze verliet de school en stapte de koude middag in. Een lichte mist trok door de straten en wierp een donkere sluier over Beverwijk. Mevrouw Van Driel verliet het schoolplein alleen en besloot dat nu de tijd rijp was. Sacha was terecht en nu werd het tijd om schoon schip te maken. De kinderlokker moest aangegeven worden.
Ze stak de sleutel in het slot en reed de Wilgenhoflaan uit. Plotseling ging haar telefoon; Rob verscheen op het scherm. Ze zette haar auto even aan de kant en zei: 'Met Annet. Wat is er nu weer?'
'Hee, Annet,' zei Rob aan de andere kant van de lijn. Ver achter hem waren de graafwerkzaamheden hoorbaar, evenals de bouwvakkers die bezig waren met het hek. Blijkbaar had de koffie ze een oppepper gegeven en ervoor gezorgd dat hun motor was gaan werken. 'Ik weet niet of jij al ver bent, want jouw tas staat hier nog. Ik weet niet of er nog belangrijke dingen in zitten?'
'Wacht,' zei mevrouw Van Driel, terwijl ze langs al haar zakken voelde. Haar portemonnee, mobiel, paspoort, alles had ze bij zich. Ze haalde opgelucht adem en vervolgde: 'Zet hem maar in het overblijflokaal. Ik kom morgen toch naar school voor de overblijf en veel belangrijks zit er niet in.'
'Is goed,' zei Rob en hij verbrak de verbinding. Mevrouw Van Driel begon weer te rijden en schonk geen aandacht aan het verkeer achter haar. Totdat ze rond park Overbos reed. Het duurde maar een seconde voor ze wist wie er achter het beslagen raam schuil ging; de kinderlokker. Ze trapte op de gas en sloeg een willekeurige zijstraat in die uitkwam op nog meer zijstraatjes. Hier moest ze haar zijn af te schudden.
Toch was dat hier makkelijker gezegd dan gedaan. Het duurde niet lang of de straten waren op en van Driel reed langzaam een stille landweg op, waar ze alleen maar rechtuit kon, naar een boerderij aan het einde. Als ze nu flink gas gaf en bij de boer naar binnen kon vluchten, dan was het misschien niet te laat.
Weer trapte ze flink op gas, terwijl de bomen en het boerenland voorbij schoten. De boerderij met zijn scheve oude muren kwam dichterbij, maar hier overviel van Driel een golf van angst. De boerderij was vervallen en verlaten. De enige kans om te vluchten was een toch over het boerenland, maar van Driel voelde daar weinig voor. Toch zette ze in record tempo haar auto aan de kant en sprong eruit. Het duurde niet lang of de auto van de kinderlokker naderde snel vanuit de wijk.
Van Driel waagde het erop en sprong over het hek en holde zo snel ze kon het drassige boerenland op. De mist hier werd dikker, door de dikke witte muren die het opwierp boven de vele natte geulen en stroompjes. Er was in de weide omtrek geen levende ziel te bekennen, afgezien van de kinderlokker die rap de achtervolging inzette.
Van Driel rende steeds sneller, en even dacht ze haar oude winnaarsinstinct hervonden te hebben, maar dit was maar van korte duur. Ze gleed na een tijdje steeds verder weg in de drassige modder die de grond bedekte en haar belemmerde om nog veel meters achter elkaar te maken. Op dat moment gebeurde het; ze gleed uit. Roepen om hulp was zinloos; de buitenwereld was bijna een kilometer terug en de mist belette dat iemand van de weg haar kon zien. Toen kwam de kinderlokker dichterbij. In haar handen droeg zijn een groot mes. Van Driel slaakte een hoge en ijselijke gil toen ze voelde hoe het lemmet diep haar been in drong. Bloed gutste naar buiten en zorgde dat het onderste deel van haar spijkerbroek doorweekt werd met de warme rode vloeistof.
***
‘Dus, vertel het verhaal nu nog één keer duidelijk,’ zei adjudant Slik ten einde raad. Hij keek Sacha recht in de ogen. ‘Weet je wie het is? Zou je hem kunnen herkennen.’
‘Het is een vrouw,’ riep Sacha voor de zoveelste keer. ‘Ik heb het niet gezien, maar wel gemerkt. Heeft u nu echt niet geluisterd?’
'Ik heb heus wel geluisterd,' zei Slik geïrriteerd. 'Toch vraag ik mij af hoe je daar achter bent gekomen. Ook wil ik weten wie het is. Je hebt toch verdomme wel een gezicht gezien, of niet dan?'
'Ik heb een gezicht gezien, maar ik herkende het niet,' zei Sacha kwaad. 'De kinderlokker is een vrouw vermomt als man. En ik wil niet veel zeggen, maar heeft u niets belangrijkers te doen? Ze loopt nog steeds rond op vrije voeten! En ik ben erachter gekomen, omdat ik haar tegen haar hond heb horen praten.'
'Aha,' zei Slik. 'Nu komt er schot in de zaak. Heeft de kinderlokker een hond?'
Sacha knikte en zei: 'Dat wisten we al vanaf de eerste keer dat ze verscheen. Die hond is op zich niet belangrijk, maar haar stem herkende ik ergens van. Ik heb hem beslist eerder gehoord, alleen dan heel anders. Kon ik het me verdomme maar voor de geest halen.'
'Dat wens ik ook, meisje,' zei Slik langzaam. 'Ik denk dat het tijd is om naar huis te gaan. Het is een week geleden dat je vermist bent geraakt en jij wilt natuurlijk ook naar huis. Het verhoor ik denk ik wel op een eind gelopen.'
'Heel erg bedankt,' zei Sacha blij. 'Ik kan niet wachten om weer thuis te zijn.'
'Ga maar fijn rusten,' zei adjudant Slik. 'Ik denk dat jij de hele week wakker hebt gelegen.'
'In tegendeel,' zei Sacha. 'Ik heb juist enorm veel geslapen. Ik was enorm moe van het wachten en ik dacht dat als ik meer sliep de tijd sneller voorbij zou gaan.'
'Kwam dat slapen vanuit jezelf?' vroeg Slik achterdochtig. Sacha haalde haar schouders op en zei: 'Ik weet het niet. Ik heb nog nooit zoveel en zo lang achter elkaar geslapen. Hoezo?'
'Ik denk dat het verstandig is als we nog een kleine drugstest op je uitvoeren,' zei Slik. 'Het kan namelijk zijn dat de kinderlokker iets in je eten heeft gedaan om je rustig te houden. Hoe werd het eten trouwens bezorgd?'
'Het eten werd op een dienblad bij de deur neergezet,' zei Sacha langzaam, terwijl ze zich de dagelijkse routine, tussen het slapen door, probeerde te herinneren. 'De deur ging dicht en ik mocht aanvallen. Ik moet toegeven dat de kinderlokker niet slecht voor me gezorgd heeft. Op zich ben ik maar een paar keer bang geweest dat er iets zou gebeuren, want ze was niet alleen gemeen? Ze had niets voor me hoeven maken. Ze had me ook kunnen laten verhongeren.'
'Daar heb je inderdaad een punt,' zei Slik. 'Jij bent er echt heilig van overtuigd dat het een vrouw is, hè? Dat zorgt er wel voor dat het hele onderzoek tot nu toe wel in een hele andere richting geduwd moet worden. We zijn op zoek naar een vrouw die tot voor kort een wit busje bezat, kinderen lokt en er niet voor terugdeinst om zomaar te moorden. Er moet een verband zijn met de school, want alles is begonnen in en rond de Wilgeroos en zijn overblijf. Het gaat vandaag weer een lange dag worden.'
'Daar kan ik niets aan doen,' zei Sacha. Adjudant Slik lachte kort en zei toen: 'Ik zal je wel even naar huis laten brengen. Je ouders zitten met smart op je te wachten. Of moet ik bellen of ze je op willen komen halen?'
***
'Goed gedaan, mannen,' zei Rob, terwijl hij naar het gloednieuwe groen geschilderde hek keek. 'Dat ging echt snel. Het was tenslotte in een paar uurtjes gepiept. Heel erg bedankt.'
'Oh, geen dank hoor,' zei één van de werklui. 'Het moet maar eens uit zijn met dat gejaag op die kinderen hier. Het is toch een ziek idee dat je kinderen niet eens meer veilig naar school kunnen zonder ten prooi te vallen aan zo'n viezerik? Ik moet er niet aan denken dat het bij mijn dochter zou gebeuren. Als ik die gozer in m'n handen zou kunnen krijgen zou ik geen spaan van hem heel laten. Hoe is het trouwens met dat vermiste meisje? Is er nog iets bekend geworden?'
'Inderdaad,' zei Rob goedkeurend. 'De veiligheid van de leerlingen staat voorop. Over Sacha heb ik net een paar uur terug een telefoontje mogen ontvangen. Ze is terecht er is een klopjacht gaande op de kinderlokker, voordat deze nog meer slachtoffers gaat maken.'
'Dat loopt dan maar goed af,' zei de werkman goedkeurend. Hij reed met zijn graafmachine het schoolplein af, terwijl Rob het hek achter hem dicht deed. Ze namen afscheid en Rob liep de school binnen. Daar printte hij het geschreven stuk van Anette van Driel uit om het morgen met trots in de nieuwsbrief te kunnen presenteren. Toch was die euforie maar van korte duur.
Rob had net de schooldeur achter zich gesloten en stak de sleutel in het slot toen iets dat aan het hek bungelde zijn aandacht trok. En papier was ongezien vastgemaakt aan het hek en bezat een boodschap geschreven door de kinderlokker.

Aan allen die dit lezen,
Dit zal mij nooit tegenhouden. Altijd zal ik op de loer liggen en waakzaam zijn om nieuwe zielen te vinden. Grijpen zal ik iedereen en bloed zal vloeien. Het spel is nog steeds bezig en ik lig voor. Mijn bloed werd mij ontnomen en nu zal ik anderen ook bloed ontnemen.
Dit hek is zinloos, maar blijf in de waan verkeren dat deze een schijnveiligheid naar de leerlingen toe bied. Ik zal er persoonlijk voor zorgen dat dit de waarheid wordt. Nooit zal ik vertrekken, nooit zal ik opgeven. Mijn pijn is jullie pijn.

De Kinderlokker


Rob pakte de brief met bevende handen van het hek. Hij keek angstig om zich heen en verwachte half-om-half dat er ergens een gevaarlijke gek tevoorschijn zou springen om hem vast te grijpen en te vermoorden. Pas toen hij de brief voor de tweede keer las en bedacht dat hij er niet wijs uit kon worden zag waar die brief aan de onderkant mee besmeurd was. Aan de onderkant drupte namelijk een vers spoor van bloed naar beneden. Weer keek Rob angstig om zich heen; nergens was iemand te bekennen.
Snel pakte hij zijn mobiel tevoorschijn en liep het schoolplein af. Het hek sloot hij en gooide hij in het slot. Toch wist hij niet of dit inderdaad een veiligheid zou geven, als de kinderlokker al zo snel op de hoogte was van zijn plannen. Toch was er niemand die er vanaf wist behalve... Annette van Driel. Nu zag hij het in; van Driel was de kinderlokker.
Snel draaide Rob het nummer van politiebureau Beverwijk. Het duurde niet lang of hij kreeg Slik aan de lijn: 'Goedemiddag, met adjudant Slik, politiebureau Beverwijk.'
'Goedemiddag met Rob Schimp, directeur van basisschool de Wilgeroos,' zei Rob een beetje trillerig, terwijl hij plaatsnam in zijn auto. 'Ik kom een misdaad melden. Ik weet wie de kinderlokker is. Het is niemand minder dan de vrouw die wij vertrouwden; Annette van Driel.'
'Dat kan toch niet?' zei Slik ontzet. Toch schoot door zijn achterhoofd het verhaal van Sacha; het was een vrouw en ze kende de stem. De mogelijkheid was er en er werd een connectie met de school zichtbaar. En zelf was ze er als de kippen bij om mee te helpen in het onderzoek. Het was natuurlijk een list geweest, dacht hij bij zichzelf. 'Kom onmiddellijk hierheen, dan kunt u een verklaring afleggen.'
'Is goed,' zei Rob vlug. 'Ik kom er gelijk aan. Ik heb hier namelijk een brief van de kinderlokker. Hij is vanmiddag opgehangen vlak nadat het nieuwe hek, dat u ons laatst had aangeraden, was geplaatst. De enige die ervan wisten, behalve u en ik, was Annette. De onderkant van de brief is bezaaid met bloedvlekken, dus waarschijnlijk heeft de kinderlokker een nieuw slachtoffer gemaakt. Zorg ervoor dat ze Annette vinden, voordat er nog meer kinderen in gevaar komen. Ik ben er over een paar minuten. Ik rij nu weg bij de Wilgenhoflaan. Ik zal ondertussen uitkijken of ik haar misschien ergens kan ontdekken.'
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 13 – In de tas…
Het was warm in het politiekantoor. Rob zat verslagen op de bank en keek naar de agenten die één voor één in de gang voorbij kwamen. Hij had hoofdpijn en wachtte tot adjudant Slik hem weer te woord kon staan. De brief was in beslag genomen en heel Beverwijk werd uitgekamd om een spoor te vinden dat naar Van Driel zou kunnen leiden. De eerste inval in haar huis was al gedaan, maar belastend materiaal kon niet worden gevonden.
Op dat moment deed Slik de deur weer open. Hij stapte de koele blauwe voorbedekking op en richtte zich tot Rob: ‘Het is misschien beter als u naar huis gaat. Vanavond kunnen wij niets meer voor u betekenen en morgen gaat de school weer aan. Als we Van Driel vannacht nog vinden kunt u dat morgen lezen in het Beverwijkse Sufferdje. Er is al een persbericht met foto uitgegaan over haar tweede identiteit.’
***
KINDERLOKKER ANNETTE VAN DRIEL!

Het is een feit; de identiteit is na grondig onderzoek door politie Kennemerland bekend geworden. Niemand minder dan overblijf juf Annette van Driel, van basisschool de Wilgeroos, ging schuil achter de identiteit van deze ontvoerder, moordenaar en kinderlokker. Zij is op dit moment voortvluchtig en daarom verzoeken wie iedereen om zijn kinderen niet alleen buiten te laten tot zij gearresteerd is. Heeft u misschien tips over de mogelijke verblijfplaats van Van Driel, bel dan met het nummer: 0251-332891.

Zo stond de volgende dag te lezen in het Beverwijkse Sufferdje. Het had al tot veel opschudding geleid bij de hekken van basisschool de Wilgeroos. Vele ouders waren boos en verontwaardigd over de manier waarop de school met het hele probleem van de kinderlokker om was gegaan, en probeerden te achterhalen hoe het kon dat mevrouw Van Driel, die zij toch allen als een bekwame en zorgzame overblijfmoeder kenden, al die tijd een sluipmoordenaar was geweest.
Het gesmoes en gekonkel van de ouders bereikte ook de leraressen, zodat deze er met elkaar over spraken, waarna ook de leerlingen doorkregen wat er gebeurd was. Zo gonsde de hele school van de geruchten en roddels. De enigen die er niet in geloofden waren Roos, Iwan, Sacha en Tom.
Ze konden niet geloven dat mevrouw Van Driel, die zo vaak de kans gehad had om ze iets aan te doen, een moorddadige kinderlokker kon zijn. Ze probeerden zo afzijdig mogelijk te zijn, maar dat werd hen bemoeilijkt door de toestroom van mensen die Sacha het hemd van het lijf vroegen over haar ontvoering en vermissing. Veel mensen wilden ook weten wat zij dacht over het nieuws dat het mevrouw Van Driel was. Sacha gaf daarop wijselijk geen commentaar.
De overblijf werd die dag opgeheven en de kinderen van de overblijf werden op het bovenbouw gehouden in de hal, waar ze hun broodje konden eten en daarna nog even buiten konden spelen op het schoolplein. Hier zagen Sacha, Roos, Iwan en Tom hun kans schoon.
Ze moesten er tussenuit en zelf op onderzoek uit. Ze slopen dus langzaam van het schoolplein af en zetten de tocht naar het onderbouw gebouw in. Toch was dat moeilijker gezegd dan gedaan, aangezien daar een afgesloten hek omheen was gebouwd. Ze besloten in elk geval dezelfde route te nemen als de avond van de brand.
***
‘Doe dit niet,’ riep van Driel, terwijl ze voelde dat ze over de grond gesleept werd. De kinderlokker lachte schril en kwaadaardig. Van Driel voelde een stekende pijn in haar been, terwijl zij in een zak gehuld over de grond werd getrokken.
De kinderlokker had haar, zonder dat zij zich kon verweren door de stekende pijn aan haar been, vastgebonden en meegesleept naar haar auto. Daar was ze in een zwarte zak gestopt en voor de nacht in de kofferbak gelaten. Nu voelde van Driel hoe ze over natte en drassige grond werd gesleept. Zo nu en dan voelde ze takken langs haar dijen glijden. Ze had geen besef van waar ze was.
Plots werd de zak los gelaten. De kinderlokker scheen een stuk weg te lopen, en van Driel zag hier haar kans schoon om een poging te wagen om zich los te worstelen uit de zak. Toch was deze zo enorm strak dichtgebonden dat dat geen zin had. Al snel hoorde ze hoe de kinderlokker terug kwam. Snel hield ze zich rustig, maar toch scheen haar geworstel gezien te zijn, want het duurde niet lang of ze voelde een schoen pijnlijk in haar maag terecht komen.
‘Stil liggen,’ riep de kinderlokker hard. Van Driel voelde hoe er een touw rond de bovenkant van de zak werd gebonden, waarna het niet lang duurde voor de hoorde hoe de kinderlokker wegliep.
Stukje bij beetje werd ze van de grond getild en in de lucht gehangen. Waarschijnlijk werd ze met een soort katrolmechanisme omhoog getrokken aan een boom. Toen hing ze uiteindelijk stil.
Voor even dacht ze verlost te zijn, toen ze plots spetters op het doek van de zak hoorde vallen. Een penetrante lucht drong door in haar neus en gelijk besefte ze wat er aan de hand was; ze werd overgoten met benzine. In de verte hoorde ze hoe er een lucifer werd aangestoken. Vlak daarna werd ze gewaar van bloedhete vlammen die langs haar lichaam likten. Ze slaakte een ijselijke gil, die waarschijnlijk door niemand werd gehoord.’
***
‘Die bloedsporen onder aan de brief zijn van Van Driel,’ zei één van de agenten tegen Slik. Hij staarde voor zich uit en zei toen: ‘Dan is daar ons bewijs. Ik denk dat ik weet wat er aan de hand was. Ze probeerde het schoolplein op te komen, maar haalde zich open aan het prikkeldraad. Daarna heeft ze met bebloede hand de brief opgehangen. Erg dom van haar.’
‘Toch is er één ding,’ zei de agent langzaam. Slik keek geïrriteerd voor zich uit en zei: ‘Wat is er dan nog meer?’
‘Het handschrift komt niet overeen met dat van Van Driel,’ zei de agent snel. ‘We hebben er experts opgezet en het handschrift komt overeen met de boodschappen achtergelaten bij het lijk van Ans van Zanten en de inbraak in het overblijflokaal.’
‘Oké,’ zie Slik bedachtzaam en ineens stond het hem helder voor ogen. ‘We moeten van Driel zien te vinden. Dit is een val. Ze wordt erin geluisd. We moeten haar vinden voordat het te laat is; schiet op!
***
De kinderen schoten door de tuin van buurthuis Wijk aan Duin. Ze kropen door de bosjes, maar werden daar verrast door een brandende zak aan een boom. Ze voelden zich gelijk onveilig en renden terug; dit was geen zuivere koffie.
‘We moeten de politie bellen,’ riep Iwan, terwijl ze weer voor het buurthuis uit kwamen. Toch had hij deze woorden niet hoeven zeggen, want op dat moment klonken er sirenes die zich allemaal op de onderbouwlocatie schenen toe te spitzen. Plots schoten er vijf politiewagens de hoek van de Wilgenhoflaan om en stopten voor de onderbouw, die hermetisch afgesloten was.
De kinderen schrokken even toen ze adjudant Slik uit de auto zagen stappen, maar zagen toen hun kans schoon om naar hem toe te rennen. Slik keek verbaasd toen de kinderen ineens voor hem stonden en hij zei: ‘Jullie zijn ook overal aanwezig waar iets gebeurd, hè? Jullie mogen hier niet eens zijn in verband met de noodverordeningen voor de kinderlokker. Ik moet jullie dus vragen om naar huis te gaan jongens.’
‘We komen van het bovenbouw gebouw,’ zei Tom vlug. ‘Vanmiddag moesten we daar overblijven, maar wij wilden op onderzoek uit.’
‘Dat is een heel gevaarlijk idee,’ zei Slik vlug. De kinderen knikten en Roos zei: ‘Maar we hebben wel want ontdekt. Een hele grote brandende zwarte zak achter de school. Hij is zo groot dat er bijna een mens in past.’
Ze wist niet elke uitwerking die woorden op adjudant Slik hadden. Toch riep deze plots zijn mannen op om in de bosjes te zoeken naar de brandende zak. Ondertussen zou hij de brandweer bellen.
In recordtempo verscheen ook een grote brandweerwagen. Vlak daarna kwamen er meer mensen op straat kijken wat er aan de hand was. Net als op de avond van de brand liet Slik de omgeving afzetten, zodat ze geen last zouden hebben van pottenkijkers bij deze belangrijke werkzaamheden.
Vanuit het buurthuis kwamen mensen naar buiten om te vragen wat dit alles te betekenen had. Slik hield in het ongewisse wat hij vermoedde, maar hij vertelde wel over een brandende “boom” die een gevaar kon opleveren voor het buurthuis en de school, vooral als de wind bleef aanhouden.
Op dat moment kwam de brandweercommandant terugrennen aangezien ze moesten stoppen met het blussen met water. De mannen bij de wagen zetten de pompen uit. Slik keek verschrikt naar het tafereel en vroeg: ‘Is de brand geblust?’
‘Nee,’ riep de brandweercommandant. ‘Het is aangestoken met benzine dus met water blussen haalt in de komende paar uur niets uit. We moeten overgaan op schuim. Toch lijkt wat er in de zak zat al dood. Er hangt iets groots in, maar het beweegt niet meer. Ook horen wij geen geluiden die duiden op een teken van leven.’
‘Blus het alsjeblieft snel,’ zei Slik gehaast. Hij stond op en haalde zijn telefoon tevoorschijn. Hij zocht het nummer van Rob en al snel had hij het gevonden. Hij trok zich terug in de hal van het buurthuis om zo onopgemerkt mogelijk te bellen.
De kinderen bleven buiten staan en moesten vaak opzij stappen voor langs rennende agenten en brandweerlieden, die allemaal druk bezig waren met het uitvoeren van hun taken.
‘Jongens, ik heb een plan,’ zei Tom langzaam. ‘Iedereen heeft zijn ogen nu hierop gericht. Is het niet verstandig dat wij naar het overblijflokaal gaan? Dan kunnen we daar nog wat onderzoek doen.’
‘Wat hoop je daar nu te vinden?’ vroeg Sacha verbaasd. ‘Ik denk dat daar de sleutel tot de oplossing ligt. Ik voel gewoon dat we er heen moeten; er ligt nog iets belangrijks.’
Sacha sloeg haar ogen ten hemel, maar volgde Tom naar het einde van de straat. Roos die achterop liep zei: ‘Hoe gaan we ooit ongezien langs het hek komen?’
‘We moeten een stuk verder dan de brandweer de bosjes in komen. Dan moeten we inbreken in het oude hutje van juf Ans, zodat we aan de andere kant van het hek uitkomen. Dan kunnen we via de gymzaal of via een andere opening naar het overblijflokaal komen. Als dat niet lukt kunnen we het nog altijd proberen via het lokaal van juf Cora, want daar is toch bijna niks van over.’
Zo renden de kinderen uit het zicht en verdwenen om de hoek. De toegang naar de bosjes lag hier open en in de verte konden de kinderen zien hoe de brandweerlieden uit alle macht probeerden de zak te blussen. De wind stond zo dat er aan de andere kant een zwart rookgordijn werd opgeworpen in de bosjes.
‘We moeten hier achter het huizenblok komen en dan aan het eind door de steeg lopen,’ wist Iwan. ‘Dan komen we uit bij het steegje waar Tom voor het eerst de kinderlokker heeft gezien.’
***
De auto van Rob stopte bij de afzetting, waar adjudant Slik hem al op stond te wachten. Hij nam Rob gelijk mee de bosjes in, waar juist de rokende zak naar beneden werd getakeld. Ze waren er beide getuige van hoe de zak werd opengetrokken en zich een verschrikkelijke lucht verspreidde. Niet lang daarna werd het verminkte lichaam van Annette van Driel naar buiten getrokken; dood.
‘Dit is werkelijk verschrikkelijk,’ zei Rob, terwijl hij vol walging zijn hoofd afwende. Slik deed hetzelfde en beval zijn mannen om een ambulance te bellen zodat het lijk verwijderd kon worden. Ondertussen bleef hij met Rob in de bosjes en vroeg scherp: ‘Wisten er nog meer mensen van het hek dat geplaatst werd?’
Rob schudde zijn hoofd en zei: ‘Nee. De enige die ik op dat moment verwittigd had was Van Driel. Ze kwam nog even op school en heeft een stuk voor de nieuwsbrief geschreven, daarna is ze weer vertrokken. Daarna heb ik haar niet meer gezien.’
‘Oké,’ zei Slik bedachtzaam. ‘In de tijd dat wij druk naar haar op zoek waren heeft dit kunnen gebeuren. Erg vreemd, erg vreemd.’
Op dat moment ging zijn telefoon. Snel nam hij op en zei: ‘Met Slik… Wat?! Nee, maar hoe is die daar gekomen? Laat het daar gelijk afsluiten. We moeten zoeken naar sporen. Ik kom er gelijk aan.’
Ontzet hing hij op en zei tegen Rob: ‘Ik moet gaan. De auto van Van Driel is gevonden. Je ziet het, het komt allemaal in één, rampen en misdaad. Nu kunnen we daar weer de boel gaan afzetten. Bijna heel Kennemerland lijkt een grote crimescène te worden.’
‘Ik moet zo weer terug naar de bovenbouw,’ zei Rob snel en spottend voegde hij eraan toe: ‘Als daar tenminste nog iets van over is. Beverwijk lijkt zo langzamerhand gevuld met psychopaten en moordenaars. Stelletje terroristen.’
***
Iwan, Roos, Tom en Sacha kwamen uit in de bosjes. Ze werden omgeven door een dichte haag van groen en zaten ergens in de verte hoe de brandweerlieden en politieagenten de bosjes verlieten. Ze probeerden zo onopvallend en stilletjes mogelijk naar het hutje van Juf Ans te komen. Dat was de enige plek waar het hoge nieuwe hek onderbroken werd.
‘Hier moeten we naar binnen jongens,’ zei Tom toen ze voor het raam van de hut stonden. Toch voelde geen van allen er iets voor om naar binnen te gaan. Het gordijn voor het raam joeg hen angst aan. Half om half verwachtten ze de kinderlokker of de geest van Ans binnen.
‘Nou, dames gaan voor,’ zei Tom, terwijl hij de weg vrijmaakte voor Roos. Roos stotterde een beetje en zei toen: ‘Ik dacht dat jongens altijd voor wilden gaan. Of zijn jullie een stelletje mietjes?’
‘We durven allemaal niet,’ stelde Sacha. ‘We moeten gewoon het raam inslaan en kijken wat er gebeurd. En wat wil de kinderlokker uithalen? We zijn verdomme met vier tegen één.’
‘Ja,’ zei Iwan. ‘Maar wel met z’n vieren tegen een gevaarlijke volwassene met wapens, die er niet voor terugdeinst om mensen zomaar te vermoorden. Denk je nu nog steeds dat je een goed plan hebt? Ik stel voor dat we strootjes trekken.’
‘Hoe wil jij nu aan strootjes komen?’ zei Roos. Iwan keek om zich heen en zei: ‘We doen wel takjes, nou goed?’
Iwan bukte en raapte vier takjes van de grond. Hij stak zijn arm uit en liet dan anderen trekken. Het kwam op Tom aan om het raam in te slaan. Met tegenzin pakte hij een dikke tak en wierp deze tegen het raam. Met een zacht gerinkel kinkelde het naar binnen en maakte een opening, waardoor ze allen naar binnen konden klimmen. Als ze goed opletten zouden ze zich nergens aan snijden.
Tom was de eerste die naar binnen ging. Hij trof er niets anders aan dan een donkere, lege kamer, waar oude bloedsporen te zien waren maar voor de rest niets. De angst was voor niks geweest. De rest volgde hem naar binnen en het duurden niet lang of ze waren voorbij het hek en liepen het schoolplein van de onderbouw op.
Net als op de avond van de brand stond het raam van de gymzaal open. Ze klommen naar binnen en begonnen een tocht naar het overblijflokaal.
Tom was ook hier de eerste die de deur open deed. Hij had een soort euforie over zich en was voor even voor niets en niemand bang. Het overblijflokaal was eveneens verlaten. Hier streken de vrienden even kort neer.
Hoe lang zou het duren voor er opgemerkt werd dat zij vieren ontbraken bij de bovenbouwlocatie, vroegen zij zich af, terwijl ze plaats namen aan de vertrouwde tafel. In gedachte zagen ze mevrouw Van Driel met haar eeuwige broodje kaas en kop thee aan het eind zitten, terwijl Tina in het keukentje bezig was de strippenstempels op te bergen of aan het aanrecht het Beverwijkse Sufferdje doornam.
Plots viel het oog van Iwan op het aanrechtkastje dat half open stond. Hij liep er naartoe en keek naar binnen. Er lag alleen een doodgewone witleren tas. Toch was dit niet zomaar een tas; dit was de tas van mevrouw Van Driel, dat wist hij maar al te goed. Hij had gezien hoe zij hem overal met zich meedroeg. Hij gooide hem op tafel, terwijl iedereen geschokt op keek. Met het nodige geluid schoof er iets uit de tas; een klein boekje. Het dagboek van Van Driel.
***
‘Ook dit spoor loopt dood,’ zei Slik langzaam tegen zijn agenten, terwijl hij wegliep bij de auto. ‘Dit is de plek waar ze uiteindelijk te pakken is genomen. We zijn weer terug bij af jongens.’
Op datzelfde moment ging de telefoon. Slik pakte zijn mobiel tevoorschijn en zette grote ogen op. Aan de andere kant van de lijn klonk de heldere stem van Roos: ‘We weten wie de kinderlokker is.’
‘Hoe zijn jullie daarachter gekomen?’ vroeg Slik verbaasd. De agenten om hem heen hielden halt en probeerden mee te luisteren. Roos antwoordde: ‘Het is te moeilijk om nu allemaal uit te leggen. Zorgt u ervoor dat iedereen vanmiddag op de bovenbouw van basisschool de Wilgeroos is. Elke leraar, lerares, overblijfmoeders, onze ouders en zo voort. Om half vier zullen we alles uit de doeken doen.’
‘Waarom zo mysterieus?’ zei Slik langzaam. Roos zei gehaast, terwijl in de achtergrond de pauze bel te horen was: ‘Dat ziet u dan wel. De kinderlokker zal zichzelf verraden. Of in dit geval haarzelf.’
gaffeljames
Potlood
Potlood
Berichten: 99
Lid geworden op: 20 jan 2009 22:15

Hoofdstuk 14 – De Ontknoping


Eén voor één schuifelde iedereen de hal binnen; de ouders van de vier vrienden, alle juffen en meesters, hulpouders, schoolleiding, meneer Rob, Tina en adjudant Slik, in het bijzijn van een aantal agenten, sloot de rij.
De vier vrienden hadden in de hal, zodra de school uit was een tafel neergezet waaraan iedereen plaatsnam. Zij zaten in het midden, zodat iedereen hen goed kon zien. De kinderen waren al naar huis gestuurd deze middag dus voor de rest was te school verlaten.
‘Welkom allemaal,’ zeiden de vrienden toen iedereen zat. Tom nam het woord en voegde eraan toe: ‘U wilt natuurlijk allemaal weten waarom u hier bent uitgenodigd. Ik zal het u zeggen; vandaag wordt voor eens en voor altijd de identiteit van de mysterieuze kinderlokker onthuld.’
Er barstte gelijk een druk geroezemoes los onder de ouders en de leraren over het feit dat Van Driel de kinderlokker wel moest zijn. Zij waren nog niet op de hoogte gesteld over haar gruwelijke dood.
‘Stilte,’ zei Roos fel. Iedereen keek geschrokken op en staarde weer naar de kinderen. Toen naam Tom het woord weer. Hij zou beginnen met de ontknoping van het mysterie. Hij schraapte zijn keel en zei: ‘Het was net na de zomervakantie. De overblijf was nog gevestigd bij speeltuin Kindervreugd. Dit was de eerste keer dat de kinderlokker ten tonele verscheen. Mevrouw Van Driel werd geroepen en zij ging op zoektocht in de bosjes aldaar. Toch vond zij daar niets; geen kinderlokker en ook geen manier waarop deze binnen was gekomen; hier is aanwijzing één de kinderlokker was dus al aanwezig en binnengekomen via het normale hek.
Diezelfde avond keerde de kinderlokker terug. De speeltuin ging in vlammen op. De kinderlokker maakte twee gaten in het hek; één voor zijn alias als brandstichter, de ander als “bewijs” dat er die middag wel iemand de speeltuin in was geslopen. U vraagt zich natuurlijk allemaal af waarom de speeltuin in vlammen op moest gaan, wel ik zal het u vertellen.
De speeltuin was te riskant voor de kinderlokker. Hij liep teveel in het oog met gaten in het hek en mevrouw Van Driel en Tina waren altijd dichtbij. Hierdoor moest de overblijf verkassen naar een plek met minder overzicht; de onderbouw van de Wilgeroos bleek een goede oplossing; de bosjes daar zijn ver van het plein en lopen tot achter de school door.
Hier maakte ik voor het eerst kennis met de kinderlokker. Het was de eerste dag op de onderbouwlocatie. Roos, Iwan, Sacha en ik besloten om verstoppertje te spelen. Ik verstopte me in de bosjes en liep daar de kinderlokker en zijn hond tegen het lijf.’
‘We werden niet geloofd,’ zei Sacha kwaad. ‘Allemaal gingen we langs bij mevrouw Van Driel… Waar is mevrouw Van Driel trouwens?’
‘Annet van Driel is vanmiddag hevig verminkt en verbrand aangetroffen in een grote brandende zak achter de onderbouwlocatie,’ deelde adjudant Slik mee, terwijl hij op stond en iedereen eens goed aankeek. ‘Dat betekent dus dat zij de kinderlokker niet kan zijn geweest.’
‘Dat weten wij wel zeker,’ zei Sacha. Iedereen keek op; de kinderen wisten werkelijk wie de moordenaar was. ‘Maar toch, om verder te gaan met mijn verhaal; we werden niet geloofd. Er werd zelfs een stuk in de nieuwsbrief geschreven over ons ongelijk. Ik zal het even voorlezen.’

Kinderlokker op de overblijf?

Misschien zult u het wel van uw kinderen vernomen hebben, want het nieuws op de Wilgeroos verspreid zich als een lopend vuurtje. Het begon allemaal op de overblijf die, na de brand in speeltuin Kindervreugd, nu op de onderbouwlocatie aan de Wilgenhoflaan gevestigd is. Er werd in de bosjes gespeeld door een aantal kinderen die daarna beweerden een kinderlokker te hebben gezien. De kinderlokker voldeed precies aan het profiel dat kinderen van een kinderlokker hebben: grote zwarte herdershond, lange donkere regenjas, een zwarte hoed en een eng gelaat.
Er is al veel ophef gemaakt over het feit of het echt is gebeurd of dat er bij sommige kinderen de fantasie ietwat op hol is geslagen. We kunnen u verzekeren dat uw kinderen volkomen veilig zijn op de overblijf zowel als op de hele Wilgeroos. De kinderlokker in kwestie is een boeman uit de verbeelding van een kleine groep kinderen. Een klein beetje spanning op de lange middagen die sommige kinderen op de overblijf doorbrengen, maar meer ook niet. Conclusie: er is geen kinderlokker op de overblijf.


Er viel een doodse stilte. Ze hadden het korte evangelie van Van Driel – als zij het zelf niet had gezien dan bestond het niet – aangehoord en moesten de schok kort verwerken. ‘Een paar weken daarna schreef mevrouw Van Driel dit in haar dagboek, ik citeer: “Toch gaan geloven in het verhaal van de kinderen; er kan een diepere waarheid in liggen. Het water kwam vandaag met bakken uit de hemel en toen was die ene bliksemflits daar; ik zag het silhouet van een man, gehuld in een zwarte regenjas, met een hoed die een schaduw over zijn gezicht wierp. De kinderlokker bestaat, en niet alleen in het hoofd van de kinderen…”
Hier begon het onderzoek van mevrouw Van Driel. Zij stelde zich voor als de detective die de kinderlokker zou ontmaskeren; iets waar zij uiteindelijk ook in zo slagen en waar zij uiteindelijk haar leven voor heeft gegeven.’
Weer viel er een stilte. Het leek bijna alsof zij zich in een kerk bevonden, waar iedereen met open mond naar de priester luisterde, die met vuur zijn preek bracht, waarmee hij iedereen leek te betoveren. Iwan doorbrak de stilte van het mausoleum: ‘Van Driel had bijeenkomsten met adjudant Slik. Zij doorzag de kinderlokker vanaf het begin; zij was gelijk dichtbij.
Toen de kinderlokker rondzwierf rond het hutje van Ans was dat om daar de mogelijkheden tot het lokken van een kind te proberen. Ans keek naar buiten en zag aldaar hoe de kinderlokker bezig was. Ze vertrok naar Rob, en is waarschijnlijk door de kinderlokker gevolgd. Het gesprek met meneer Rob ging over het feit dat zij zich onveilig voelde, maar de kinderlokker trok een verkeerde conclusie. De kinderlokker dacht dat haar identiteit werd blootgelegd in dit gesprek; daarom moest Ans vermoord worden, wat ook gebeurd is.
Het duurde niet lang voordat er een tweede moord werd gepleegd; de moord op de zwerver Edwin Ebbes. Ook hier zat van Driel op het spoor van de kinderlokker; het spoor van misleiding. Edwin Ebbes had niet met de kinderlokker te maken en leek op een willekeurige moord, maar hij hielp de kinderlokker onverwacht.’
Sacha kuchte, waarna Iwan het woord aan haar overliet: ‘Edwin hield mij tegen toen ik alleen over straat liep. Hij probeerde me te waarschuwen voor de kinderlokker en heeft mij proberen te redden toen ik werd ontvoerd. Hij heeft zijn leven voor mij gegeven toen ik in het busje werd gesleurd.
De moord op hem was ongepland, maar het kwam de kinderlokker goed uit. Ze wilde ervoor zorgen dat er werd gedacht dat er een seriemoordenaar achter deze moorden schuilde en de kinderlokker hier los van stond. Door deze onbekende te vermoorden probeerde ze ook de schuld van zichzelf af te schuiven.
Mijn ontvoering was daarentegen wel compleet gepland. Ik moet toegeven dat ik in die dagen aan niets te kort ben gekomen; ik had een bed en ik werd voorzien van genoeg eten en drinken, dat niet eens vies was. De kinderlokker is misschien toch niet zo’n monster als u allen denkt.’
‘Toen kwam daar de brand aan de Wilgenhoflaan,’ ging Roos verder. ‘Die avond bevonden Tom, Iwan en ik ons in de school. Tom en ik waren door Iwan ingelicht over brandende lichten in de Wilgeroos die nacht en dus gingen we op onderzoek. De kinderlokker had ons wellicht naar Sacha kunnen leiden. We slopen dus de school binnen, en hebben met gevaar voor eigen leven, waargenomen wat de kinderlokker daar uitvoerde. Zij zocht papieren. Dankzij het dagboek van mevrouw van Driel weten we ook welke; de papieren over een oude locatie van de school. Deze locatie was gevestigd op de plek waar nu een flat gestationeerd is. Die flat is precies de flat waar Sacha bijna twee weken gevangen heeft gezeten.’
‘Mevrouw van Driel had al langer een vermoeden,’ zei Tom langzaam. ‘Ze had het gelijk al, maar sprak het niet uit. Ze werd erdoor geobsedeerd en uiteindelijk heeft het haar opgebroken. Nu heeft ze de middag van haar dood iets bijzonders ontdekt. Eén van u allen hier uitgenodigd is niet wie zij zegt te zijn.
Het is namelijk zo dat de kinderlokker zelf ook al door dat Van Driel haar door had. Ze volgde van Driel toen deze die middag naar Rob ging, die bezig was met het plaatsen van het hek, waar zij later de brief op achter liet met de tekst; Mijn pijn wordt jullie pijn.
Van Driel was van plan om met haar ontdekking naar de politie te gaan, maar werd op haar weg onderschept door de kinderlokker. Gelukkig had zij haar tas met haar dagboek in de Wilgeroos laten staan, alwaar wij het vonden, terwijl zij blijkbaar vermoord aan een boom hing.
De pijn die onze pijn moest worden was die van een moeder. Een moeder die haar kind heeft verloren bij een ongeluk, waarbij één van u allen hier betrokken was. Eén van jullie heeft bloed aan zijn of haar handen, al was het een ongeluk. Ik neem u ongeveer terug naar tien jaar geleden. De jonge Jamie liep de weg op om zijn bal te pakken, een tien jaar jongere Rob Schuit reed de hoek om en hoorde een klap. Het kind was op slag dood en de moeder heeft, nadat de dood van haar kind een scheur in haar huwelijk en leven veroorzaakte, al die jaren op wraak gebroed. Deze heeft ze nu uiteindelijk uitgevoerd, is het niet zo Tina?’
Mensen sperden hun monden open, keken in de richting van Tina, bij wie tranen over haar wangen liepen, terwijl een agent haar bij haar arm vastpakte. Rob bracht maar twee woorden uit: ‘Jij, Tina?’
Het klonk net zo dramatisch als de laatste woorden van Julius Caesar – gij, Brutus?. Op dat moment volgde er een uitbarsting van Tina. Met een schrille en scherpe stem, die niemand van haar gewend was schreeuwde zij hysterisch: ‘Ik ben blij dat ik het gedaan heb! Jij, Rob, hebt mijn leven verwoest! Nu heb ik jouw school en reputatie verwoest! Denk jij dat er ooit mensen over zullen peinzen om hun kind op deze school te zetten? Rob de kindermoordenaar, Rob de roekeloze rijder, Rob de aanstichter van het kinderlokker drama.’
‘Neem haar mee,’ beval Slik zijn agenten. Tina werd in de boeien geslagen en daarna op haar rechten gewezen. Onder hevig protest en gegil werd ze meegevoerd door de agenten waarna er een groot geroezemoes uitbarstte tussen de mensen in de hal. Rob was de enige die wit weg was getrokken en zich naar zijn kantoortje begaf om zich terug te trekken.
Deze middag had ervoor gezorgd dat de kinderlokker in de kraag gevat werd, maar had ook voor onnoemlijk veel slachtoffers, verbazing en afschuw gezorgd. Het verhaal zou nog een staartje krijgen; dat was duidelijk.
***
‘‘IK HEB HAAR VERMOORD, IN STUKKEN GESNEDEN EN IN EEN VUILNISZAK GESTOPT. DAARNA STAK IK HAAR IN DE FIK.’
Met deze woorden verklaarde de Tina G. hoe zij haar vriendin, Annette van Driel, vermoorde. De verdachte uit de Beverwijkse Moordzaak bekende vandaag ik de rechtszaal schuld. Zonder enige uitdrukking op haar gezicht biechtte ze alles op.
De verdachte wordt door de officier van Justitie ook ontvoering en brandstichting ten laste gelegd. De verdachte heeft vorig jaar september Speeltuin Kindervreugd, nu herbouwd, in Beverwijk in de brand gestoken. Daarna heeft zij in de gedaante van een kinderlokker diverse malen kinderen lastig gevallen.
Daarnaast heeft zij een lerares van basisschool de Wilgeroos, gevestigd in Beverwijk vermoord. Ze heeft haar meerdere malen met een mes bewerkt en daar een brief achtergelaten. Op deze brief zijn geen vezels aangetroffen.
Hierna heeft ze een getuige, die teveel wist, ontvoerd en aan het ouderlijk gezag onttrokken. Aldaar heeft de verdachte ook nog een hond de kop afgesneden, waarna ze ook nog haar collega en vriendin die hierachter kwam vermoorde. Dit alles gebeurde het afgelopen jaar.
De advocaat noemde in zijn pleidooi dat ze verdachte ontoerekeningsvatbaar zou moeten worden verklaard, aangezien ze op dat moment pillen slikte die invloed gehad zouden kunnen hebben op haar gedrag. De officier van Justitie stelde daarop voor om te laten testen of Tina G. de verwachte bijwerking bij deze medicijnen ondervond. De advocaat van de verdachte weigerde. ‘Ik wil niet dat de gezondheid van mijn cliënt te grabbel wordt gegooid. Wilt u echt mijn cliënt vergiftigen?’
De officier heeft het hierna laten rusten. De getuigen werden één voor één gehoord, waaronder ook het kind dat Tina G. enkele maanden geleden ontvoerd had, wiens naam wegens privacy redenen zal worden weggelaten. Deze verklaarde huilend hoe ze wekenlang vast heeft gezeten in een donkere ruimte waar ze soms alleen wat eten kreeg en voor de rest geen besef had van dag en nacht. Soms werd ze door Tina opgezocht die haar vertelde dat niemand naar haar op zoek was. ‘Niemand hield meer van me heeft ze me verteld,’ zei het kind huilend in de rechtszaal.
In het pleidooi ging de advocaat in op het feit dat Tina G. zeer depressief was op het moment dat de moorden en de ontvoering plaats hadden. Tina heeft namelijk in de afgelopen twee jaar haar man en haar zoontje verloren. Hij verzocht de meervoudige kamer om zo snel mogelijk tot een oordeel te komen. Uitspraak over een paar weken.

Bron: Het Beverwijkse Sufferdje, pagina 1
Datum: 12-05-2006

‘Ik heb helemaal niet gehuild,’ zei Sacha verontwaardigd toen haar het stuk onder ogen kwam. ‘Ik heb haar zelfs nog een beetje verdedigd, door te zeggen dat ze mij niets heeft gedaan en niets heeft willen aandoen.’
‘Het is maar goed dat ze binnenkort veroordeeld wordt,’ zei Iwan. De vier vrienden liepen langs Speeltuin Kindervreugd; daar waar alles was begonnen. Allemaal stonden ze stil en zagen hoe het lint onder luid gejuich, van de menigte rond de speeltuin, werd doorgeknipt. Het leek bijna alsof de afgelopen paar maanden iedereen in een verhaal had geleefd, geschreven door een smakeloze detectiveschrijver. Nu scheen dit alles vergeten; het had plaats gemaakt voor een nieuwe Beverwijkse euforie.
Voor de kinderen leek het gister dat zij mevrouw Van Driel voor het laatst hadden horen zeggen dat de kinderlokker niet bestond, terwijl ze haar graf gister nog hadden gezien. Een grijze steen, niet anders dan anderen, die opging in het geheel van het kerkhof. Ze was daar niet meer en niet minder dan anderen, terwijl zij toch omgedoopt had moeten worden tot heldin van Beverwijk. Zij had ervoor gezorgd dat de kinderlokker gepakt werd, ze had haar leven gegeven voor de waarheid. Haar waardigheid was wel hersteld met een grote rectificatie die het opsporingsbericht van haar hadden afgedrukt, maar toch leek haar de eer die zij verdiende niet toe te komen. Alles ging zijn normale gang weer en alles moest vergeten worden, net als de oorlog. Toch zou dit alles voor eeuwig in de hersens van de kinderen gegrift staan, om het daarna nooit meer te verlaten. Net zoals een vulkaanuitbarsting waarbij puin en as-wolken jarenlang rond de wereld trokken, voordat zij nooit meer uit die atmosfeer konden verdwijnen. Zo ging deze herinnering schuil in de groeven in de ziel van Beverwijk en zijn bewoners. Een zwarte bladzijde, een zwart boek in het leven van de stad. De schrijver van het laatste hoofdstuk zou altijd zij zijn:
Annet van Driel
Zondag 11 december 2005

Dapper gestreden in dienst van de waarheid;
Het doel heiligt de middelen
Plaats reactie

Terug naar “Het Duistere Complot”