Dank jullie voor de reacties en sorry voor mijn late respons!

Wat dingen aan het afronden op werk dus even een beetje druk

ook wel beetje lang stukje maar was zo lullig knippen, vandaar.
_________________________________________________
Bobby zag dat ik moest huilen en hij wilde me nog troosten ook, maar ik weerde hem af.
‘Niet doen, Bob,’ zei ik. ‘Dat verdien ik niet.’
‘Maar…’ begon hij, maar ik schudde mijn hoofd en legde mijn hand op zijn mond.
‘Niet doen,’ zei ik. ‘Je krijgt er spijt van, echt. Kom, ik moet je iets vertellen.’
Ik nam hem mee naar de woonkamer en we gingen op de bank zitten. Ik pulkte zenuwachtig aan wat nog over was van mijn nagels. Waar moest ik beginnen? Bobby keek afwachtend naar me, maar ik wendde mijn blik snel weer af. Het was ondoenlijk in zijn lieve ogen te kijken met wat ik hem moest vertellen.
Ik zuchtte diep en zocht, al frunnikend aan mijn nagels, naar woorden. Goed, dan moest het maar.
‘Bob,’ begon ik. ‘Eerst wil ik je zeggen dat het me spijt, alvast… wordt alsjeblieft niet boos, zodat ik het straks nog een keer kan zeggen, maar, ik wil dat je het alvast weet. Voor als je wel boos wordt, bedoel ik. Want je mag natuurlijk wel boos worden, maar…’ Ik viel stil toen ik zag hoe onbegrijpend hij me aankeek. Volgens mij snapte hij er helemaal niets van. Bij gebrek aan nagels waar nog aan te pulken viel, begon ik aan de zoom van mijn trui. Hoe ging ik dit doen? Met een omweg of op de directe manier? Bij Mel had ik het met een omweg geprobeerd en dat had niet echt goed uitgepakt. Maar ik kon het toch ook niet zomaar van, pats boem in één keer uit de lucht laten vallen.
‘Oké,’ zuchtte ik en tot mijn ergernis trilde mijn stem. ‘Kijk, het zit zo… er is iemand op mijn werk, eh, iemand waar ik erg goed mee op kan schieten, al een tijdje. Heel erg goed, zeg maar.’ Ik hoopte dat dat al genoeg zou zeggen, maar Bob keek me nog steeds afwachtend aan. Zijn ogen waren zo lief. God, wat haatte ik mezelf.
Ik deed mijn ogen even dicht en schraapte mijn keel.
‘Bob, wat ik probeer te zeggen, is dat ik niet echt eerlijk tegen je ben geweest, de laatste tijd. In onze relatie, over ons. Over mezelf, vooral.’ Ik keek even naar mijn knieën en haalde mijn schouders een beetje op. ‘Want jij zou de enige moeten zijn, voor mij. Maar…’ Ik slikte. ‘Dat is niet zo.’ Ik richtte mijn hoofd op en keek naar Bobby. Ik zag dat er iets veranderde in zijn ogen. Het afwachtende verdween en het was of er iets uitdoofde, een licht, een vrolijke noot. Aan de uitdrukking op zijn gezicht zag ik dat hij het begreep. Half, althans.
Hij fronste zijn wenkbrauwen een beetje. ‘Dus…’
Zijn getwijfel aan zijn vermoeden maakte dat ik me nog ellendiger voelde. Ik deed mijn ogen dicht en kneep in de stof van mijn trui.
‘Ik ga vreemd, Bob,’ zei ik toen schor.
Ik wilde niet naar hem kijken, maar ik deed het toch. Ik kon niet anders. Aan zijn ogen zag ik dat hij het nu wel begreep. Zijn gezicht veranderde langzaam, alsof zijn gevoelens door elkaar gehusseld werden en er iedere keer een andere emotie de overhand nam. Eerst keek hij niet-begrijpend, toen verbaasd, toen teleurgesteld (die vond ik het ergste) en toen boos, maar hield vervolgens het midden tussen teleurgesteld en boos. Mijn ogen brandden, maar ik durfde niets te zeggen. De stilte was geladen en hield lang aan, te lang.
‘Op je werk?’ vroeg Bob toen.
Ik knikte en keek naar mijn knieën.
‘Ja.’
‘Hoe lang al?’
Ik slikte.
‘Een jaar ongeveer, denk ik.’
Bobby zei niets. Ik keek op en zag dat er een spiertje in zijn kaak trok. Voorzichtig pakte ik zijn hand. Vast.
‘Het spijt me zo, Bob,’ zei ik. Maar Bobby trok zijn hand los en schoof een stuk opzij, alsof ik een besmettelijke ziekte had.
‘Niet aan me zitten, Starla,’ zei hij.
Mijn ogen werden warm. O, dit ging zo niet zoals ik het gehoopt had en wel zoals ik verwacht had.
‘Het spijt me,’ herhaalde ik gesmoord. ‘Wees alsjeblieft niet boos.’ Ik kon de ingehouden woede zien in zijn hele lichaam en ik durfde het niet meer aan om nog een keer zijn hand te pakken. Nog nooit eerder had ik dat gevoel bij hem gehad. Hij had zijn kaken op elkaar geklemd en zijn gezicht stond verbeten.
‘Wie is het?’ vroeg hij.
Er golfde iets door mijn maag. Op die vraag had ik niet gerekend. Dat was stom, ik had het kunnen verwachten. Bob was wel eens mee geweest naar personeelsfeestjes van het restaurant. De eerste keer het eindejaarsfeest, toen naar het kerstfeest, en nog een paar keer naar wat dingetjes tussendoor. Hij kende iedereen, van naam en gezicht. Verdomme, waarom had ik daar niet aan gedacht?
Toen ik niets zei, ging Bobby maar verder.
‘Is het Peter?’ vroeg hij. God nee, gelukkig niet. Ik wendde mijn blik af en keek naar mijn handen in mijn schoot.
‘Nee,’ zei ik zacht. ‘Giovanni.’
Bob keek naar me.
‘Die Spanjaard?’
Ik wreef ongemakkelijk over mijn arm.
‘Ja. Italiaan,’ mompelde ik.
Bob bekeek mijn gezicht.
‘Betekent het iets? Voor jou, voor hem? Of is het alleen seks?’
Ik kneep mijn ogen dicht en er rolde een traan over mijn wang.
‘Nee,’ zei ik. ‘Niet alleen.’ Ik voelde dat hij nog even naar me keek. Ik durfde niet op te kijken, was bang dat de blik in zijn ogen minachtend zou zijn, of juist verdrietig. Pas toen Bob knikte, keek ik naar hem op. Zijn hele gezicht stond strak van verontwaardiging.
‘Oké,’ zei hij. ‘Best.’ Hij stond op en ritste zijn jas dicht. Ik raakte een beetje in paniek toen hij aanstalten maakte om weg te lopen. Het enige wat ik nog kon bedenken was dat het niet zo mocht eindigen, dat het dan nooit meer goed zou komen. Hij mocht niet gaan, hoe dan ook. Als hij nu de voordeur uitstapte, was het afgelopen.
Ik pakte Bob bij zijn arm en hield hem stevig vast. Zijn hand was warm, ik kende ieder botje en spiertje zo goed. Het voelde zo bekend, zo vertrouwd.
‘Wacht,’ zei ik en er gleden tranen over mijn wangen. ‘Het spijt me zo, Bob. Alsjeblieft, laat me niet alleen.’
Bobby keek enigszins geërgerd en trok aan zijn arm.
‘Je bent niet alleen geloof ik, hè?’ zei hij. ‘Je hebt mij niet nodig.’ Hij wilde opnieuw weglopen, maar ik verstevigde mijn greep om zijn arm alsof ik hem eraf wilde trekken en kwam half overeind.
‘Nee, ik heb je wèl nodig. Alsjeblieft, Bobby,’ probeerde ik half huilend. Maar Bobby zei niets. Hij zei niets, hij keek niet naar me, reageerde niet, en dat vond ik zo erg. Al had hij gehuild, geschreeuwd, me uitgescholden, gezegd dat ik een hoer was, al had hij me een knal verkocht, alles was beter dan dat hij wegliep zonder nog iets te zeggen of te doen. Maar hij trok alleen hardhandig zijn arm los en liep weg, en ik bereikte het punt van totale wanhoop.
‘Bob, wacht,’ huilde ik en ik greep naar hem, maar ik miste. Hij liep door, naar de gang, ik kon het wazig zien door mijn tranen heen. Nog één keer riep ik zijn naam, maar Bobby draaide zich niet meer om. Toen hij de deur met een knal achter zich dicht gooide, zakte ik neer op de grond, met snikken die pijn deden in mijn borst.