@P_Westdijk: In het volgende stukje wordt een beetje duidelijk waarom Mino tegen Myrtha vertelde welke kant ze op moesten
@Romeh: Leuk dat je meeleest

Eh, nee dat was niet de bedoeling
@Saskia: Bedankt voor de feedback! Mino heeft wat meer uiterlijk gekregen

En nee, ook in de grot is geen kleur meer.
---
Hoofdstuk 2
Myrtha rekt zich uit. Iedere morgen, ze denkt immers dat het een morgen is, maakt iets haar wakker. Een prikkel ergens ver in haar onderbewuste schudt haar ruw uit haar dromen. Die ongrijpbaar bij haar vandaan oplossen. Ze knippert met haar ogen en vervolgt haar ritueel. Koude voeten op de vloer, zoekend naar herinneringen die steeds vager worden en elke dag met Mino mee naar de heuvels vol spullen. Iedere dag staan er andere dingen op haar lijstje, maar nog steeds heeft Myrtha nog altijd geen idee wat haar meester aan het bouwen is.
Mino heeft haar verteld dat het uitvinders zijn, maar hij kan niet vertellen wat ze aan het uitvinden zijn. Toen Myrtha hem goed in zich opnam zag ze hoe bleek hij eigenlijk is en hoe donker zijn ogen zijn. Niet alleen zijn kleding is dof en donker, hijzelf ook. Zijn sproeten, lippen en nagels hebben een lichte tint, als witte herstelde littekentjes op je huid. Alsof iets hun kleur heeft opgeslokt. Myrtha kan niet meer plaatsen waar ze dat eerder heeft gezien, maar ze heeft het gezien dat weet ze zeker. Net zo zeker als dat haar herinneringen haar ontglippen.
Het hoge tenenkrommende gegil dat elke dag een paar keer voorkomt raakt gewoon. Elke keer werpt Myrtha met Mino aan haar zijde een blik omhoog. Een blik op haar lijstje en dan schudt ze haar hoofd en gaat verder. Iedereen lijkt iets anders te zoeken. En sommige lijken meer te zoeken dan de spullen op het lijstje alleen. Af en toe verdwijnt Mino van haar zijde, dan ziet ze hem smoezen met iemand anders, net zo dof als hijzelf. Ze laten elkaar spullen zien. Soms glimlachen ze en soms zijn ze somber. Mino wil Myrtha niets vertellen, elke keer als ze erna vraagt lijkt hij te schrikken en legt hij haar snel het zwijgen op. Ze is niet van plan het erbij te laten zitten, een minuscuul fragmentje van haar droom kleeft aan haar. Ze weet dat Mino meer van haar droom weet en ze zal alles uit hem krijgen. Ooit op een dag.
Aan de hand van Mino loopt Myrtha met hem mee naar de werkplaats, waar ze een nieuwe lijst zullen krijgen. Wie weet krijgt ze vandaag een beloning, Mino heeft haar immers verteld dat ze echt heel goed haar werk doet. Haar meester gromt zelfs niet meer zo erg als hij eerder deed. Er lijkt iets van acceptatie in te zitten.
‘Denk je dat ik ook zo’n bril krijg?’
‘Misschien. Tot nu toe krijgt iedere hardwerkende die, maar ik ken jouw meester niet zo goed.’
‘En dan kan ik in het duister kijken?’
Mino maakt een instemmend geluid. Het stemt haar niet helemaal tevreden.
‘Wanneer mogen we, denk je, naar huis?’
Het is een vraag die al heel lang in haar hoofd ligt. Nog altijd weet Myrtha niet hoe ze in deze duisternis verzuild is geraakt. Of ze is gevallen of dat ze is meegenomen. Maar waarom zou iemand haar mee willen nemen naar hier?
‘St!’ Mino trekt haar de straat af. Ze voelt het aan het straatoppervlak dat grassig onder haar dunne schoenen aanvoelt. Ze probeert zich staande te houden door haar armen uit te steken. Haar rug duwt tegen een koude muur aan. ‘Je kunt dat niet zomaar op straat roepen!’ sist Mino. ‘Als iemand ons hoort, dan zijn we er geweest!’
Tot zover de vriendelijkheid die ze bij Mino heeft gevonden. Hij maakt haar bang zoals hij haar armen stevig vasthoudt en zijn boze stem.
‘S…sorry,’ stamelt Myrtha. ‘Ik wil gewoon…’
‘St!’ sist Mino weer. ‘We hebben het er later over. Als je de bril hebt gekregen, eerder zal je er niets van snappen. Helemaal niets!’
Hij laat haar armen los, pakt haar hand en trekt haar door de straten heen. Myrtha voelt de vertrouwde keien weer onder haar voeten. Er wordt geen woord meer gesproken. Ze sluit haar ogen als ze vlakbij de doeken zijn die als deur dienen naar de werkplaats. Zwijgend neemt ze haar zoeklijst aan en loopt ontstelt bij Mino vandaan als ze tussen de spullen mogen gaan zoeken.
Hij doet geen poging om haar te volgen, hij heeft een vast ritme. Iedere dag begint hij in het midden, vlak onder de klep waar de nieuwe spullen vandaan komen, dan beweegt hij zich naar de rand en maakt een rondje met de klok mee. Daarna is de dag om en heeft hij alles wat hij nodig heeft, en meer. Myrtha weet zeker dat hij iets verbergt voor haar, maar zoals hij al zei ze zal het niet begrijpen. Net zomin ze niet begrijpt waarom haar herinneringen steeds troebeler worden.
Haar ogen flitsen over de spullen. Ze pakt een pen en haalt diep adem. Kijkt om haar heen. Het mag vast niet, spullen voor jezelf gebruiken. Met de pen trekt ze langzaam lijnen, die letters beginnen te vormen.
Papa
Mama
Jusim
Isol
Ze glimlacht, legt de pen op zijn plek terug en trekt haar mouw over de inkt heen. Ondanks het voorval met Mino had ze de hele weg gerepeteerd. De namen waren vanmorgen zo duidelijk in haar hoofd geweest dat ze ze in geen geval wilde vergeten. En nu waren ze dichtbij haar. Ze kijkt nog een keer naar de pen, kijkt om haar heen en laat hem dan in haar zak glijden. Niemand zal een pen missen. Uitvinders hebben die niet nodig, die zoeken draadjes, tandwielen, glimmende voorwerpen, buizen, gereedschap en andere rare dingen. Maar geen pennen.
Mino staat niet op haar te wachten aan het einde van de dag. Twijfelend blijft Myrtha staan. De meeste mensen zijn al weggegaan en Mino is nergens te bekennen. Enkele lichten doven en Myrtha begrijpt de hint dat het echt tijd is om terug te gaan naar het huis van haar meester. Alleen in de duisternis dwalen trekt haar niet aan.
Haastig loopt ze terug naar de bergen met spullen, ergens heeft ze een lichtlamp gezien. Er zitten vuurvliegjes in en die kunnen haar de wegwijzen. Ze weet welke kant ze ongeveer op moet. Net voordat de laatste lichten doven ziet ze het ding liggen. Vlug pakt ze hem op, schuift het klepje voor het glas weg en kijkt naar gelige licht dat de vuurvliegjes uitstralen.
Met de lichtlamp als haar gids stapt ze de werkplaats uit. Nu ze kan zien hoe alles er uitziet beseft ze dat het er helemaal niet makkelijker op wordt nu ze kan zien waar ze heen gaat. Ze heeft geen idee hoe haar thuis er uitziet, laat staan welke afslagen ze elke keer nemen.
Ze haalt even diep adem en stapt de straat op. Myrtha laat de lichtlamp over de gebouwen gaan. Het lijkt of iets de kleur van de gebouwen heeft gezogen. De deuren, muren, ramen, de grond onder haar voeten en zelfs de planten in de kleine tuintjes, ze hebben geen kleur meer. Even schijnt ze met haar lamp naar boven. Er lijkt een donkere waas hoog boven haar te zijn dat alles duister maakt.
Met haar voet schuift over de stenen. Er gebeurt niets, ergens had ze gehoopt dat het een soort van vuile laag is, die ze eraf kan vegen.
Myrtha hoort voetstappen achter zich. Ze besluit een steegje in te gaan dat naast haar begint en schuift het schuifje weer voor de lichtlamp. Terwijl ze tegen de muur aanleunt, bedenkt ze zich dat dit het uitgelegen moment is om haar ontsnappingsmogelijkheden te bekijken. Met de lichtlamp kan ze zo de stad uitlopen. Als ze er in kan komen dan kan ze er ook uitkomen.
‘Binnenkort zullen ze het op haar testen, ik weet het zeker.’
‘Niet als ze weg is.’
‘Ja, idioot! Waarom liet je haar alleen?’ bromt een derde stem.
Myrtha’s hart klopt in haar keel. Wat willen ze op wie testen?
‘Ze kan niet ver zijn. Ze weet de weg niet.’
‘Het is een slim meisje, heb je der niet gezien met die pen?’
Haar hart slaat een slag over. Het gaat over haar. Ze moet hier weg, wie weet wat ze met haar zullen doen. Straks hebben zij haar gewoon hier naar toe gebracht en, en… haar gedachten schieten te kort. Met de lichtlamp in haar ene hand geklemd en met de andere hand op de tast probeert haar weg te vervolgen. Weg van de stemmen. En het liefst weg van de stad waar ze nu is, op weg naar huis!
Feedback toegepast