Cirque des Vampires: Skey's geschiedenis
Leuk, ga verder! Ik ben benieuwd wat hij bij de kasteelheer aan zal treffen!
Het is me trouwens opgevallen dat je best veel typfoutjes maakt. Wil je dat we die aangeven voor als je het verhaal gaat herschrijven?
Het is me trouwens opgevallen dat je best veel typfoutjes maakt. Wil je dat we die aangeven voor als je het verhaal gaat herschrijven?
Ik geloof in monsters onder mijn bed.
Ja graag, ik heb nog niet alles goed nagekeken dus correcties zijn welkom 
_____________________________________________________________________
Het laatste stuk van zijn rit legde Skey in stap af. Hij liet de Walkerhengst op adem komen en legde de laatste hand aan zijn plan terwijl hij zijn eigen hartslag en die van het paard onder hem langzaam voelde dalen. Hij had besloten dat hij het beste eerst wat kon proberen rond het land te dwalen om te kijken of hij Bette, andere werkers of verdachte dingen zou zien. Daarna zou hij de brief afleveren. Als hij het andersom zou doen, bestond het risico dat ze hem tot hij wegging in de gaten zouden houden na het afleveren van de brief en dan zou zijn kan om rond te neuzen verkeken zijn. Dat was niet de bedoeling, want, al had hij het misschien niet tegen Nickelson gezegd, hij had het idee dat de mogelijkheid om rond te kijken nog belangrijker was dan antwoord krijgen op Nickelsons vragen.
Het feit dat hij nu voor zichzelf een richtlijn had om te volgen, maakte echter niet dat het gespannen gevoel wat hij de gehele rit had gehad, geheel was verdwenen. Er hing nog steeds een sterke spanning in zijn lichaam die hij niet precies kon plaatsen. Hij koesterde een sterk wantrouwen jegens de kasteelheer, maar hij was niet bang voor hem; noch was hij dat voor eventuele sancties omdat hij hem zo vroeg waagde te storen, of voor het vooruitzicht dat hij betrapt zou worden. Het enige wat hem een naar gevoel bezorgde, was die ene optie waar hij niet aan wilde denken: dat het antwoord op Nickelsons brief slecht nieuws zou bevatten. Of, nog erger, dat er helemaal geen antwoord zou zijn. De onzekerheid en onduidelijkheid omtrent het onderwerp Bette frustreerden hem nog het meeste.
Het was nog steeds pikdonker tegen de tijd dat hij bij het slot aankwam. Het landgoed van de kasteelheer was enkele hectaren groot bestond grotendeels uit bos, met het slot als het centrale middelpunt. Eromheen strekte zich een weelderige, dichtbegroeide tuin uit, die afwisselend met enkele grasvlakten tot aan de binnenste bosrand liep.
Skey hield stil bij de binnenste krans van bomen, die het dichts aan de tuin van het slot grensde. Vanaf daar kon hij ongezien de tuinen en het slot verderop bestuderen, zonder dat iemand hem tussen de dichte bladeren van de bomen om hem heen zou zien. Nickelsons paard zette hij wat verderop aan een omgevallen boom vast, om te voorkomen dat het hen zou verraden als het onverwachts geluid zou maken. Zelf liep hij zo dicht mogelijk naar het slot toe, zorgvuldig oplettend dat hij onzichtbaar bleef tussen de bomenlaan de bosrand.
Toen hij een gat tussen de dichte bladeren had kunnen vinden en het slot in het oog kreeg, verbaasde wat hij zag hem enigszins. Hij had verwacht op dit uur een uitgestorven landgoed aan te treffen, met enkel rust en duisternis, maar niets was minder waar. Er brandde licht rondom het slot, oranje licht van de fakkels die hier en daar in de tuin in de grond stonden, en tussen de brandende toortsen liepen diverse mensen rond. Het waren er niet veel, misschien een handjevol, maar toch maar dan hij op dit tijdstip verwacht had.

_____________________________________________________________________
Het laatste stuk van zijn rit legde Skey in stap af. Hij liet de Walkerhengst op adem komen en legde de laatste hand aan zijn plan terwijl hij zijn eigen hartslag en die van het paard onder hem langzaam voelde dalen. Hij had besloten dat hij het beste eerst wat kon proberen rond het land te dwalen om te kijken of hij Bette, andere werkers of verdachte dingen zou zien. Daarna zou hij de brief afleveren. Als hij het andersom zou doen, bestond het risico dat ze hem tot hij wegging in de gaten zouden houden na het afleveren van de brief en dan zou zijn kan om rond te neuzen verkeken zijn. Dat was niet de bedoeling, want, al had hij het misschien niet tegen Nickelson gezegd, hij had het idee dat de mogelijkheid om rond te kijken nog belangrijker was dan antwoord krijgen op Nickelsons vragen.
Het feit dat hij nu voor zichzelf een richtlijn had om te volgen, maakte echter niet dat het gespannen gevoel wat hij de gehele rit had gehad, geheel was verdwenen. Er hing nog steeds een sterke spanning in zijn lichaam die hij niet precies kon plaatsen. Hij koesterde een sterk wantrouwen jegens de kasteelheer, maar hij was niet bang voor hem; noch was hij dat voor eventuele sancties omdat hij hem zo vroeg waagde te storen, of voor het vooruitzicht dat hij betrapt zou worden. Het enige wat hem een naar gevoel bezorgde, was die ene optie waar hij niet aan wilde denken: dat het antwoord op Nickelsons brief slecht nieuws zou bevatten. Of, nog erger, dat er helemaal geen antwoord zou zijn. De onzekerheid en onduidelijkheid omtrent het onderwerp Bette frustreerden hem nog het meeste.
Het was nog steeds pikdonker tegen de tijd dat hij bij het slot aankwam. Het landgoed van de kasteelheer was enkele hectaren groot bestond grotendeels uit bos, met het slot als het centrale middelpunt. Eromheen strekte zich een weelderige, dichtbegroeide tuin uit, die afwisselend met enkele grasvlakten tot aan de binnenste bosrand liep.
Skey hield stil bij de binnenste krans van bomen, die het dichts aan de tuin van het slot grensde. Vanaf daar kon hij ongezien de tuinen en het slot verderop bestuderen, zonder dat iemand hem tussen de dichte bladeren van de bomen om hem heen zou zien. Nickelsons paard zette hij wat verderop aan een omgevallen boom vast, om te voorkomen dat het hen zou verraden als het onverwachts geluid zou maken. Zelf liep hij zo dicht mogelijk naar het slot toe, zorgvuldig oplettend dat hij onzichtbaar bleef tussen de bomenlaan de bosrand.
Toen hij een gat tussen de dichte bladeren had kunnen vinden en het slot in het oog kreeg, verbaasde wat hij zag hem enigszins. Hij had verwacht op dit uur een uitgestorven landgoed aan te treffen, met enkel rust en duisternis, maar niets was minder waar. Er brandde licht rondom het slot, oranje licht van de fakkels die hier en daar in de tuin in de grond stonden, en tussen de brandende toortsen liepen diverse mensen rond. Het waren er niet veel, misschien een handjevol, maar toch maar dan hij op dit tijdstip verwacht had.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Mm, als er mensen rondlopen vindt hij vast ook Bette wel. Maar of dit het uitgelegen moment is om met haar te babbelen
Je bent wel weer op een naar spannend moment gestopt
Sluipt ie nu weg of gaat ie naar de mensen toe?
Ga zo door!

Je bent wel weer op een naar spannend moment gestopt

kan = kansdan zou zijn kan om rond te neuzen verkeken zijn
Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Haha ik begin me een beetje schuldig te voelen omdat jullie iedere keer verwachtingen hebben en ik ze telkens niet inlos haha 
____________________________________________________________
Skey vernauwde zijn blik wat en keek naar de bedrijvigheid in de verte. Hij zag twee mannen met kruiwagens hooi heen en weer lopen en zag een ander tweetal bij de stallen op wat balen stro zitten. Ze zaten onderuitgezakt en praatten met elkaar en hun formele werkkleding maakte duidelijk dat ze ergens op wachtten. Verderop zag hij nog twee dienstmeisjes die met linnen zakken over het landgoed snelden. Skey herkende de zakken als de exemplaren waarin doorgaans vuile was werd opgeslagen voor die gewassen zou worden. De meisjes liepen inderdaad in de richting van de rivier en met enige verbazing vroeg hij zich af waarom ze daar op dit tijdstip heen zouden gaan om daar kleding te wassen.
Hij tuurde in de verte en bestudeerde de gezichten van de dienstmeisjes. Ze keken allebei een beetje gespannen, maar geen van beiden leek op Bette. Hij richtte zijn blik op het slot, maar ook de enkele gezichten die hij daar achter de verlichte ramen zag, behoorden niet aan Bette toe.
Skey keek om toen één van de mannen die bij de stal had gezeten iets riep. Hij keek om en zag de man en zijn collega overeind komen, terwijl een andere recent verschenen stalknecht een zware staldeur open begon te schuiven. Iedereen op het terrein keek dezelfde kant op, en toen Skey hen blik voelde, zag hij waar ze hun blik op gericht hadden.
Er kwam een massief zwart paard tussen de bomen vandaan. Het was groot, breed, had eindeloos veel behang en manen die bijna tot op de knieën kwamen. Op de rug zat een ruiter, kaars rechtop, die het dier met minimale hulpen tot stilstand wist te brengen. De man stapte af en gaf het paard aan één van de stalknechten die op hem hadden gewacht over.
Skey’s aandacht werd in eerste instantie getrokken door de reactie van het paard, dat zodra de ruiter was afgestapt in een spreekwoordelijke vuurbal veranderde. Waar het gehoorzaam en haast rustig was geweest in de handen van de ruiter, begon het te dansen, te stampen en te draaien zodra de stalknecht het aangepakt had. Het sloeg met zijn achterbeen naar de andere stalknecht en hield zijn hoofd zo hoog dat de man die het probeerde te leiden bijna van de grond getild werd. Er waren twee mannen voor nodig eer het ze lukte het dier door de zware schuifdeur de stal in te krijgen. Skey kon het nog horen protesteren toen de deur alweer afgesloten was. Hij constateerde dat het paard of een hekel had aan de stalknechten of dat de ruiter uitzonderlijk goed met dieren om kon gaan.
Skey’s ogen gleden weer terug naar de man die net met het paard aan was komen rijden. Hij was blijven staan op de plek waar hij afgestapt was en had de hoed die hij had gedragen afgenomen. In het licht van de fakkels zag Skey een oudere man, vermoedelijk bijna twee keer zo oud als hij zelf was, met lang, grijs haar dat in een perfect steile staart op zijn rug lag. Hij droeg mooie, statige kleding van dure stoffen en stond ook naast zijn paard kaars rechtop. Toen hij knikte naar de dienstmeisjes die naar hem toe kwamen snellen, werd Skey verrast door zijn gratie en elegantie. Ieder beweging die hij maakte was statig, traag, maar toch sierlijk, en ondanks de gehaastheid om hem heen, straalde hij een rust uit die hem nog meer deed afsteken bij het personeel om hem heen. Vrijwel direct realiseerde Skey zich dat dit de kasteelheer moest zijn.
De dienstmeisjes die vanuit het slot kwamen aangelopen, maakten ondanks de rust die de kasteelheer uitstraalde echter allemaal dezelfde gespannen indruk als de eerste twee die hij had gezien gedaan hadden. Ondanks dat verliep alles wat ze deden soepel, alsof ze het al veel vaker gedaan hadden. Eén van hen wisselde de jas die de kasteelheer aanhad om met een soortgelijke die ze naar hem toe had gebracht, en de ander liep naar hem toe met een doek en een stuk zeep in haar handen. De kasteelheer stak zijn handen naar haar uit en het meisje begon vlot maar grondig zijn huid te schrobben. Het viel Skey op dat ze alles met een onderdanigheid en snelheid deden die vertelden dat ze alles maar al te graag zo snel mogelijk achter de rug wilden hebben. Hij realiseerde zich zo gedroegen omdat ze bang voor hem waren.

____________________________________________________________
Skey vernauwde zijn blik wat en keek naar de bedrijvigheid in de verte. Hij zag twee mannen met kruiwagens hooi heen en weer lopen en zag een ander tweetal bij de stallen op wat balen stro zitten. Ze zaten onderuitgezakt en praatten met elkaar en hun formele werkkleding maakte duidelijk dat ze ergens op wachtten. Verderop zag hij nog twee dienstmeisjes die met linnen zakken over het landgoed snelden. Skey herkende de zakken als de exemplaren waarin doorgaans vuile was werd opgeslagen voor die gewassen zou worden. De meisjes liepen inderdaad in de richting van de rivier en met enige verbazing vroeg hij zich af waarom ze daar op dit tijdstip heen zouden gaan om daar kleding te wassen.
Hij tuurde in de verte en bestudeerde de gezichten van de dienstmeisjes. Ze keken allebei een beetje gespannen, maar geen van beiden leek op Bette. Hij richtte zijn blik op het slot, maar ook de enkele gezichten die hij daar achter de verlichte ramen zag, behoorden niet aan Bette toe.
Skey keek om toen één van de mannen die bij de stal had gezeten iets riep. Hij keek om en zag de man en zijn collega overeind komen, terwijl een andere recent verschenen stalknecht een zware staldeur open begon te schuiven. Iedereen op het terrein keek dezelfde kant op, en toen Skey hen blik voelde, zag hij waar ze hun blik op gericht hadden.
Er kwam een massief zwart paard tussen de bomen vandaan. Het was groot, breed, had eindeloos veel behang en manen die bijna tot op de knieën kwamen. Op de rug zat een ruiter, kaars rechtop, die het dier met minimale hulpen tot stilstand wist te brengen. De man stapte af en gaf het paard aan één van de stalknechten die op hem hadden gewacht over.
Skey’s aandacht werd in eerste instantie getrokken door de reactie van het paard, dat zodra de ruiter was afgestapt in een spreekwoordelijke vuurbal veranderde. Waar het gehoorzaam en haast rustig was geweest in de handen van de ruiter, begon het te dansen, te stampen en te draaien zodra de stalknecht het aangepakt had. Het sloeg met zijn achterbeen naar de andere stalknecht en hield zijn hoofd zo hoog dat de man die het probeerde te leiden bijna van de grond getild werd. Er waren twee mannen voor nodig eer het ze lukte het dier door de zware schuifdeur de stal in te krijgen. Skey kon het nog horen protesteren toen de deur alweer afgesloten was. Hij constateerde dat het paard of een hekel had aan de stalknechten of dat de ruiter uitzonderlijk goed met dieren om kon gaan.
Skey’s ogen gleden weer terug naar de man die net met het paard aan was komen rijden. Hij was blijven staan op de plek waar hij afgestapt was en had de hoed die hij had gedragen afgenomen. In het licht van de fakkels zag Skey een oudere man, vermoedelijk bijna twee keer zo oud als hij zelf was, met lang, grijs haar dat in een perfect steile staart op zijn rug lag. Hij droeg mooie, statige kleding van dure stoffen en stond ook naast zijn paard kaars rechtop. Toen hij knikte naar de dienstmeisjes die naar hem toe kwamen snellen, werd Skey verrast door zijn gratie en elegantie. Ieder beweging die hij maakte was statig, traag, maar toch sierlijk, en ondanks de gehaastheid om hem heen, straalde hij een rust uit die hem nog meer deed afsteken bij het personeel om hem heen. Vrijwel direct realiseerde Skey zich dat dit de kasteelheer moest zijn.
De dienstmeisjes die vanuit het slot kwamen aangelopen, maakten ondanks de rust die de kasteelheer uitstraalde echter allemaal dezelfde gespannen indruk als de eerste twee die hij had gezien gedaan hadden. Ondanks dat verliep alles wat ze deden soepel, alsof ze het al veel vaker gedaan hadden. Eén van hen wisselde de jas die de kasteelheer aanhad om met een soortgelijke die ze naar hem toe had gebracht, en de ander liep naar hem toe met een doek en een stuk zeep in haar handen. De kasteelheer stak zijn handen naar haar uit en het meisje begon vlot maar grondig zijn huid te schrobben. Het viel Skey op dat ze alles met een onderdanigheid en snelheid deden die vertelden dat ze alles maar al te graag zo snel mogelijk achter de rug wilden hebben. Hij realiseerde zich zo gedroegen omdat ze bang voor hem waren.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Haha voel je maar niet schuldig, hoor. Ik vind het wel grappig dat dat moment nog op zich laat wachten
Anders zou het verhaal vast snel uit zijn.
Ik ben benieuwd hoe Skey reageert als hij achter de ware aard van de kasteelheer onthult ^_^
Ga zo door!

Ik ben benieuwd hoe Skey reageert als hij achter de ware aard van de kasteelheer onthult ^_^
hen = hunen toen Skey hen blik voelde
Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Dank jullie wel weer voor het lezen en reageren yociame en Maaike! 
_________________________________________________________________
Eerst begreep hij niet goed wat hij zag. Hij begreep de vrees die het personeel voor deze kalme, sierlijke man had niet, en hij begreep hun handelingen en de reden en het doel daarvan niet. Toen zag hij echter de donkere vlekken op de jas die het dienstmeisje had aangepakt en op de doek waarmee het andere zijn handen had schoongemaakt.
Skey verstijfde. Er zakte een vreemd gevoel neer in zijn lichaam. Even twijfelde hij aan wat hij zag, maar toen hij zijn ogen samenkneep, zag hij dat hij het goed gezien had. De vlekken op de doek waren van de handen van de kasteelheer afkomstig en leken net als die op de jas nog nat te zijn. In de oranje gloed van de fakkels op het erf waren ze diep, donker rood.
Skey boog naar voren om de vlekken beter te kunnen zien, maar op dat moment begon het hele gezelschap van de kasteelheer te lopen. Skey vloekte binnensmonds en boog wat naar voren om ze langer in het oog te kunnen houden, waarbij hij noodgedwongen een stap opzij moest zetten. Precies op dat moment draaide de kasteelheer zijn hoofd Skey’s kant op.
Het zware gevoel dat Skey door de aanblik van de rode vlekken in zijn lichaam had gehad, veranderde in nog geen seconde in een koude siddering die door al zijn ledematen trok. Doodstil bleef hij staan. Hij zag dat de kasteelheer was blijven staan en roerloos zijn kant op keek. Skey had het onaangename gevoel zijn ogen precies op hem gericht waren, terwijl hij vrijwel zeker wist dat hij onzichtbaar was door de bomen en de duisternis om hem heen. Toch had hij sterk het gevoel dat hij zich niet moest bewegen. Plotseling leek het van levensbelang dat de kasteelheer hem niet zou zien, dat de kasteelheer zou besluiten dat hij een beest had gehoord en zonder verder actie onder te nemen door zou lopen. Hij wist zelf niet waar dat gevoel vandaan kwam.
Een hele tijd bleef Skey staan, bewegingloos, met zijn ogen gespannen op gezicht van de kasteelheer gericht. De man stond kaars rechtop, doodstil, als een perfect standbeeld, terwijl de vlammen op het terrein een oranje gloed op zijn lange, glanzende haar en dure kleding wierpen. Skey’s hard sloeg zwaar in zijn borst en hij realiseerde zich dat het haast leek of de kasteelheer hem recht aankeek, vrijwel zonder met zijn ogen te knipperen. Maar dat kon niet, het was onmogelijk dat de man hem vanaf de kasteeltuin zou kunnen zien. Hij stond veel te ver weg en in de duisternis zou hij van een dergelijke afstand onmogelijk tussen de takken te onderscheiden moeten zijn. Maar waarom had de kasteelheer dan wel precies zijn kant op gekeken toen hij een haast geluidloze stap opzij had gezet?
Skey slikte en bleef roerloos naar de man verderop kijken. Ook de kasteelheer had zich nog steeds niet bewogen, en niets in zijn houding of gelaatstrekken gaf aan wat de reden was van zijn gedrag. Net toen Skey zich af begon te vragen of hij niet voor de zekerheid toch maar achteruit moest proberen te schuifelen, wendde de kasteelheer langzaam zijn blik af. Hij draaide zijn hoofd traag naar voren en begon vrijwel direct weer te lopen, zijn weg naar het slot vervolgend.
Skey keek hem na tot hij uit het zicht verdwenen was. Pas toen de kasteelheer de deuren van het slot gepasseerd was en onzichtbaar was geworden, realiseerde Skey zich dat hij al die tijd zijn adem had ingehouden. Hij liet zijn adem ontsnappen en deed zijn ogen even dicht, zich enigszins verbaasd afvragend wat er zojuist gebeurd was.

_________________________________________________________________
Eerst begreep hij niet goed wat hij zag. Hij begreep de vrees die het personeel voor deze kalme, sierlijke man had niet, en hij begreep hun handelingen en de reden en het doel daarvan niet. Toen zag hij echter de donkere vlekken op de jas die het dienstmeisje had aangepakt en op de doek waarmee het andere zijn handen had schoongemaakt.
Skey verstijfde. Er zakte een vreemd gevoel neer in zijn lichaam. Even twijfelde hij aan wat hij zag, maar toen hij zijn ogen samenkneep, zag hij dat hij het goed gezien had. De vlekken op de doek waren van de handen van de kasteelheer afkomstig en leken net als die op de jas nog nat te zijn. In de oranje gloed van de fakkels op het erf waren ze diep, donker rood.
Skey boog naar voren om de vlekken beter te kunnen zien, maar op dat moment begon het hele gezelschap van de kasteelheer te lopen. Skey vloekte binnensmonds en boog wat naar voren om ze langer in het oog te kunnen houden, waarbij hij noodgedwongen een stap opzij moest zetten. Precies op dat moment draaide de kasteelheer zijn hoofd Skey’s kant op.
Het zware gevoel dat Skey door de aanblik van de rode vlekken in zijn lichaam had gehad, veranderde in nog geen seconde in een koude siddering die door al zijn ledematen trok. Doodstil bleef hij staan. Hij zag dat de kasteelheer was blijven staan en roerloos zijn kant op keek. Skey had het onaangename gevoel zijn ogen precies op hem gericht waren, terwijl hij vrijwel zeker wist dat hij onzichtbaar was door de bomen en de duisternis om hem heen. Toch had hij sterk het gevoel dat hij zich niet moest bewegen. Plotseling leek het van levensbelang dat de kasteelheer hem niet zou zien, dat de kasteelheer zou besluiten dat hij een beest had gehoord en zonder verder actie onder te nemen door zou lopen. Hij wist zelf niet waar dat gevoel vandaan kwam.
Een hele tijd bleef Skey staan, bewegingloos, met zijn ogen gespannen op gezicht van de kasteelheer gericht. De man stond kaars rechtop, doodstil, als een perfect standbeeld, terwijl de vlammen op het terrein een oranje gloed op zijn lange, glanzende haar en dure kleding wierpen. Skey’s hard sloeg zwaar in zijn borst en hij realiseerde zich dat het haast leek of de kasteelheer hem recht aankeek, vrijwel zonder met zijn ogen te knipperen. Maar dat kon niet, het was onmogelijk dat de man hem vanaf de kasteeltuin zou kunnen zien. Hij stond veel te ver weg en in de duisternis zou hij van een dergelijke afstand onmogelijk tussen de takken te onderscheiden moeten zijn. Maar waarom had de kasteelheer dan wel precies zijn kant op gekeken toen hij een haast geluidloze stap opzij had gezet?
Skey slikte en bleef roerloos naar de man verderop kijken. Ook de kasteelheer had zich nog steeds niet bewogen, en niets in zijn houding of gelaatstrekken gaf aan wat de reden was van zijn gedrag. Net toen Skey zich af begon te vragen of hij niet voor de zekerheid toch maar achteruit moest proberen te schuifelen, wendde de kasteelheer langzaam zijn blik af. Hij draaide zijn hoofd traag naar voren en begon vrijwel direct weer te lopen, zijn weg naar het slot vervolgend.
Skey keek hem na tot hij uit het zicht verdwenen was. Pas toen de kasteelheer de deuren van het slot gepasseerd was en onzichtbaar was geworden, realiseerde Skey zich dat hij al die tijd zijn adem had ingehouden. Hij liet zijn adem ontsnappen en deed zijn ogen even dicht, zich enigszins verbaasd afvragend wat er zojuist gebeurd was.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Dank je wel Abel! 
_________________________________________________________________________
Skey bleef nog even een tijd bij zijn paard op een boomstam zitten. Nog meer dan dat hij moed moest verzamelen om nu echt naar het slot te rijden, dacht hij na over wat hij net vanuit het bos gezien had. Hij was er inmiddels van overtuigd dat de rode vlekken die hij op de jas en de handen van de kasteelheer had gezien bloed moesten zijn. Vers bloed, want hij had het nog kunnen zien glimmen in het licht van het vuur.
Maar waarom had een kasteelheer bloed aan zijn handen? Omdat hij niet gelijk aan ernstige dingen wilde denken, overwoog hij eerst de voor de hand liggende opties. Het kon dat de kasteelheer was gaan jagen en dat hij een dier geschoten of gevild had. Dat zou het bloed verklaren, maar niet waarom de kasteelheer geen dier met zich had teruggebracht en ook niet waarom hij alleen was geweest. De rijke heren gingen nooit alleen uit jagen en bovendien was dit ook niet echt het tijdstip om te gaan jagen. Ieder willekeurig dier in het bos zou mensen met hun slechte gehoor en nachtzicht de baas zijn.
Een andere optie was dat de kasteelheer tijdens een reis van zijn paard was gevallen. Dat leek niet onlogisch, gezien het onstuimige gedrag dat zijn rijdier vertoond, maar aan de andere kant had het paard zich onder zijn toezicht juist erg beheerst gedragen. Daarnaast was het ook in dit geval onduidelijk waarom de kasteelheer ‘s nachts een dergelijke reis zou ondernemen. En als hij een reis had gemaakt, waarom had Skey dan geen voedselvoorraad of waterkruiken aan zijn tuig kunnen ontdekken?
Een laatste mogelijkheid was dat het bloed afkomstig was geweest van een wond die het paard had gehad die Skey niet had gezien. Misschien was het paard gewond geraakt tijdens een reis en had dat ook hun late terugkeer veroorzaakt: had de kasteelheer voor zonsondergang terug willen zijn, maar was zijn paard zodanig gewond geweest dat hij de rest van zijn reis in stap af had moeten leggen. Skey moest echter toegeven dat het paard wel erg levendig was geweest voor een gewond dier en het personeel had nooit van tevoren kunnen weten dat het paard gewond was geraakt, dus waarom hadden ze dan al met doeken en nieuwe kleding klaargestaan toen hij terugkwam?
Al met al, concludeerde Skey, was het lastig om een rationele verklaring te geven voor wat hij had gezien. Of hij het nu wilde of niet, bijna alles wees erop dat er iets niet pluis was aan de kasteelheer en het bloed aan zijn handen. En er was meer dat niet klopte. Waarom zijn paard veranderd in een duivels monster toen het bij hem vandaan was gehaald? En waarom was al het personeel zo bang voor hem?
Het enige wat Skey wel zeker wist door al die onbeantwoorde vragen, was dat hij nu helemaal zeker wilde weten wat er met Bette gebeurd was. Alles wat hij net gezien had, had zijn vertrouwen in de kasteelheer en zijn brieven er niet bepaald groter op gemaakt. Wat Nickelson dan ook mocht denken, er was iets aan de hand op het slot. Hij wist niet of Bette er iets mee te maken had, maar hij voelde wel aan dat het iets was waar hij zich eigenlijk beter niet mee kon bemoeien.
Ondanks dat besef en de plotseling onheilspellende sfeer om hem heen, maakte Skey zijn paard na een tijd los van de boom waar hij het aan vastgezet had. Hij hing de teugels terug om de hals, stapte weer op en begon te rijden. Wat er dan ook gaande mocht zijn, hoe moest weten of Bette in orde was.
Uit voorzorg nam hij een omweg naar de tuiningang die naar de grote toegangsweg naar het slot leidde. Op die manier zou het lijken of hij van een totaal andere kant was gekomen en met een beetje geluk zou dat ieder vermoeden dat hij net had staan pottekijken gelijk van de tafel vegen. Dat betekende wel dat hij het bos weer uit moest en er vervolgens een heel stuk omheen moest rijden, maar dat maakte hem niet uit. Hoe spontaner en natuurlijker zijn aankomst leek, hoe beter het zou zijn.

_________________________________________________________________________
Skey bleef nog even een tijd bij zijn paard op een boomstam zitten. Nog meer dan dat hij moed moest verzamelen om nu echt naar het slot te rijden, dacht hij na over wat hij net vanuit het bos gezien had. Hij was er inmiddels van overtuigd dat de rode vlekken die hij op de jas en de handen van de kasteelheer had gezien bloed moesten zijn. Vers bloed, want hij had het nog kunnen zien glimmen in het licht van het vuur.
Maar waarom had een kasteelheer bloed aan zijn handen? Omdat hij niet gelijk aan ernstige dingen wilde denken, overwoog hij eerst de voor de hand liggende opties. Het kon dat de kasteelheer was gaan jagen en dat hij een dier geschoten of gevild had. Dat zou het bloed verklaren, maar niet waarom de kasteelheer geen dier met zich had teruggebracht en ook niet waarom hij alleen was geweest. De rijke heren gingen nooit alleen uit jagen en bovendien was dit ook niet echt het tijdstip om te gaan jagen. Ieder willekeurig dier in het bos zou mensen met hun slechte gehoor en nachtzicht de baas zijn.
Een andere optie was dat de kasteelheer tijdens een reis van zijn paard was gevallen. Dat leek niet onlogisch, gezien het onstuimige gedrag dat zijn rijdier vertoond, maar aan de andere kant had het paard zich onder zijn toezicht juist erg beheerst gedragen. Daarnaast was het ook in dit geval onduidelijk waarom de kasteelheer ‘s nachts een dergelijke reis zou ondernemen. En als hij een reis had gemaakt, waarom had Skey dan geen voedselvoorraad of waterkruiken aan zijn tuig kunnen ontdekken?
Een laatste mogelijkheid was dat het bloed afkomstig was geweest van een wond die het paard had gehad die Skey niet had gezien. Misschien was het paard gewond geraakt tijdens een reis en had dat ook hun late terugkeer veroorzaakt: had de kasteelheer voor zonsondergang terug willen zijn, maar was zijn paard zodanig gewond geweest dat hij de rest van zijn reis in stap af had moeten leggen. Skey moest echter toegeven dat het paard wel erg levendig was geweest voor een gewond dier en het personeel had nooit van tevoren kunnen weten dat het paard gewond was geraakt, dus waarom hadden ze dan al met doeken en nieuwe kleding klaargestaan toen hij terugkwam?
Al met al, concludeerde Skey, was het lastig om een rationele verklaring te geven voor wat hij had gezien. Of hij het nu wilde of niet, bijna alles wees erop dat er iets niet pluis was aan de kasteelheer en het bloed aan zijn handen. En er was meer dat niet klopte. Waarom zijn paard veranderd in een duivels monster toen het bij hem vandaan was gehaald? En waarom was al het personeel zo bang voor hem?
Het enige wat Skey wel zeker wist door al die onbeantwoorde vragen, was dat hij nu helemaal zeker wilde weten wat er met Bette gebeurd was. Alles wat hij net gezien had, had zijn vertrouwen in de kasteelheer en zijn brieven er niet bepaald groter op gemaakt. Wat Nickelson dan ook mocht denken, er was iets aan de hand op het slot. Hij wist niet of Bette er iets mee te maken had, maar hij voelde wel aan dat het iets was waar hij zich eigenlijk beter niet mee kon bemoeien.
Ondanks dat besef en de plotseling onheilspellende sfeer om hem heen, maakte Skey zijn paard na een tijd los van de boom waar hij het aan vastgezet had. Hij hing de teugels terug om de hals, stapte weer op en begon te rijden. Wat er dan ook gaande mocht zijn, hoe moest weten of Bette in orde was.
Uit voorzorg nam hij een omweg naar de tuiningang die naar de grote toegangsweg naar het slot leidde. Op die manier zou het lijken of hij van een totaal andere kant was gekomen en met een beetje geluk zou dat ieder vermoeden dat hij net had staan pottekijken gelijk van de tafel vegen. Dat betekende wel dat hij het bos weer uit moest en er vervolgens een heel stuk omheen moest rijden, maar dat maakte hem niet uit. Hoe spontaner en natuurlijker zijn aankomst leek, hoe beter het zou zijn.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Dank je wel yociame, en dat is prima hoor 
_________________________________________________________________
De zon begon net op te komen tegen de tijd dat Skey de Saddlebred de toegangsweg naar het slot opstuurde. De lucht kleurde rood aan de horizon en hier en daar klonk het geluid van ontwakende vogels. Blijkbaar had hij langer naar het slot staan kijken en na zitten denken dan hij gedacht had. Nadeel was dat Nickelson zich misschien weer zorgen zou maken als hij lang wegbleef, voordeel was dat het minder vreemd was als hij met zonsopkomst aankwam om een brief af te leveren dan wanneer hij dat midden in de nacht zou doen.
Terwijl hij naar de toegangspoort toereed, viel het Skey op dat het erf inmiddels weer uitgestorven was. Er was niets over van de drukte die hij er een uur eerder had gezien. De tuin en de omgeving van het slot waren verlaten en ook in de stallen leek de rust teruggekeerd te zijn. Zelfs de lichten die hij net achter de ramen van het kasteel had gezien, waren alweer gedoofd. Als hij niet beter had geweten, had hij gedacht dat iedereen op het slot na een doodgewone nachtrust nog bezig was op de vroege ochtend zijn bed uit te komen.
Skey reed zo ver mogelijk met zijn paard door tot aan het slot. Aan het einde van de toegangweg werd hij echter tegengehouden door de poortwachters die bij het massief ijzeren booghek temidden van de oneindige haag stonden. Ze zetten beiden een stap naar binnen, met de traditionele speer in hun buitenste handen, en ontzegden hem zo de weg naar het toch al stevig afgesloten hek.
‘Deze grond behoort aan heer Domingues toe en mag alleen betreden worden met toestemming van betreffende. Naam?’
Skey bracht zijn paard tot stilstand en keek naar de wacht die het woord genomen had. Hij was het niet gewend dat stukken grond in dit gedeelte van het land niet vrij toegankelijk waren en al helemaal niet dat ander personeel hem op deze manier aansprak.
‘Skey,’ zei hij, op een toon die zijn ongenoegen duidelijk uitsprak. ‘Ik ben gestuurd door Sir Nickelson, één van de opzichters van de kasteelheer.’
De wacht die net gesproken had, knikte naar de andere. Die rolde een vel perkament uit dat hij bij zich had en liet zijn ogen over de regels glijden. Toen hij niet leek te vinden wat hij zocht, richtte hij zich weer tot de andere wacht en schudde zijn hoofd.
De linker wacht keek weer naar Skey op.
‘Je staat niet op de lijst,’ zei hij ten overvloede. ‘Geen plek op de lijst betekent geen toegang. Doel van je bezoek?’
Skey klemde zijn kaken op elkaar, zich realiserend dat dit nog wel eens lastig zou kunnen worden.
‘Ik moet een brief van mijn opzichter aan de kasteelheer afleveren,’ zei hij. De wacht keek hem aan.
‘Prima,’ zei hij. ‘Draag maar aan ons over.’
Maar Skey schudde zijn hoofd. Hij gaf zich niet zomaar gewonnen.
‘De informatie in de brief en belangrijk en vertrouwelijk,’ zei hij. ‘Mijn opzichter vertrouwt erop dat ik de brief zelf bij de kasteelheer aflever.’
De wacht glimlachte schamper.
‘En onze kasteelheer vertrouwt erop dat wij ervoor zorgen dat niemand zonder toestemming door de poorten komt. Als jij er nu op vertrouwt dat wij je brief ongelezen bij Heer Domingues af zullen leveren, zijn gelijk alle problemen opgelost.’

_________________________________________________________________
De zon begon net op te komen tegen de tijd dat Skey de Saddlebred de toegangsweg naar het slot opstuurde. De lucht kleurde rood aan de horizon en hier en daar klonk het geluid van ontwakende vogels. Blijkbaar had hij langer naar het slot staan kijken en na zitten denken dan hij gedacht had. Nadeel was dat Nickelson zich misschien weer zorgen zou maken als hij lang wegbleef, voordeel was dat het minder vreemd was als hij met zonsopkomst aankwam om een brief af te leveren dan wanneer hij dat midden in de nacht zou doen.
Terwijl hij naar de toegangspoort toereed, viel het Skey op dat het erf inmiddels weer uitgestorven was. Er was niets over van de drukte die hij er een uur eerder had gezien. De tuin en de omgeving van het slot waren verlaten en ook in de stallen leek de rust teruggekeerd te zijn. Zelfs de lichten die hij net achter de ramen van het kasteel had gezien, waren alweer gedoofd. Als hij niet beter had geweten, had hij gedacht dat iedereen op het slot na een doodgewone nachtrust nog bezig was op de vroege ochtend zijn bed uit te komen.
Skey reed zo ver mogelijk met zijn paard door tot aan het slot. Aan het einde van de toegangweg werd hij echter tegengehouden door de poortwachters die bij het massief ijzeren booghek temidden van de oneindige haag stonden. Ze zetten beiden een stap naar binnen, met de traditionele speer in hun buitenste handen, en ontzegden hem zo de weg naar het toch al stevig afgesloten hek.
‘Deze grond behoort aan heer Domingues toe en mag alleen betreden worden met toestemming van betreffende. Naam?’
Skey bracht zijn paard tot stilstand en keek naar de wacht die het woord genomen had. Hij was het niet gewend dat stukken grond in dit gedeelte van het land niet vrij toegankelijk waren en al helemaal niet dat ander personeel hem op deze manier aansprak.
‘Skey,’ zei hij, op een toon die zijn ongenoegen duidelijk uitsprak. ‘Ik ben gestuurd door Sir Nickelson, één van de opzichters van de kasteelheer.’
De wacht die net gesproken had, knikte naar de andere. Die rolde een vel perkament uit dat hij bij zich had en liet zijn ogen over de regels glijden. Toen hij niet leek te vinden wat hij zocht, richtte hij zich weer tot de andere wacht en schudde zijn hoofd.
De linker wacht keek weer naar Skey op.
‘Je staat niet op de lijst,’ zei hij ten overvloede. ‘Geen plek op de lijst betekent geen toegang. Doel van je bezoek?’
Skey klemde zijn kaken op elkaar, zich realiserend dat dit nog wel eens lastig zou kunnen worden.
‘Ik moet een brief van mijn opzichter aan de kasteelheer afleveren,’ zei hij. De wacht keek hem aan.
‘Prima,’ zei hij. ‘Draag maar aan ons over.’
Maar Skey schudde zijn hoofd. Hij gaf zich niet zomaar gewonnen.
‘De informatie in de brief en belangrijk en vertrouwelijk,’ zei hij. ‘Mijn opzichter vertrouwt erop dat ik de brief zelf bij de kasteelheer aflever.’
De wacht glimlachte schamper.
‘En onze kasteelheer vertrouwt erop dat wij ervoor zorgen dat niemand zonder toestemming door de poorten komt. Als jij er nu op vertrouwt dat wij je brief ongelezen bij Heer Domingues af zullen leveren, zijn gelijk alle problemen opgelost.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Dat die wachters zo moeilijk doen, moet gewoon betekenen dat er iets raars gebeurt daar op het slot. Ik denk dat Bette dood is of dat ze een vampier is geworden. De wachters laten niemand zomaar binnen dus dan kan ze vast niet zomaar die kasteelheer tegengekomen zijn op het slot. Dus moet ze hem tegen zijn gekomen op één van die nachtelijke tochtjes...
Maar goed, ga vooral verder!
Maar goed, ga vooral verder!
Ik geloof in monsters onder mijn bed.
Geheheh, als jij nou ons vertrouwt is het probleem opgelost. Onozele wachter, dan weet Skey nog steeds niet of de brief aankomt
lol, ik vraag me af of hij er langs komt of dat hij straks naar binnen sluipt ^_^
4 nov.
Ga zo door!

4 nov.
veranderd = veranderde (dan loopt de zin net iets beter)Waarom zijn paard veranderd in een duivels monster toen het bij hem vandaan was gehaald?
hoe = hijWat er dan ook gaande mocht zijn, hoe moest weten of Bette in orde was.
Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Dank jullie wel voor de leuke, meedenkende en meelevende reacties Maaike en Abel! 
________________________________________________________________
Skey bracht zijn paard hardhandiger dan bedoeld tot stilstand toen het uit verveling op zijn plek begon te draaien.
‘Dat is niet de opdracht die ik gekregen heb,’ zei hij. De glimlach op het gezicht van de wacht betrok wat.
‘Opdracht of niet, als je die brief afgeleverd wilt zien, draag je hem aan ons over. Het is het één of het ander. Als je opzichter hem perse persoonlijk afgeleverd wil zien, kan hij zelf een raaf sturen om een afspraak te maken.’
Uit zijn gezicht en toon sprak duidelijk dat hij het meende. Skey voelde kort een lichte vlaag van frustratie door zijn lichaam gaan. Op deze manier zou zijn kans om dichter bij het slot en dus eventueel bij Bette in de buurt te komen verkeken zijn, maar het leek erop dat de wachter niet toe zou geven. Schijnbaar had hij geen andere keus dan te gehoorzamen.
Nog even keek Skey naar de wacht voor de poort, maar toen onderdrukte hij een zucht. Hij haalde de brief tevoorschijn en liet zijn paard dichter naar de wachten toelopen. Toen hij dichtbij genoeg was, stak hij de rol perkament met het rode zegel naar hem uit.
‘Alsjeblieft,’ zei hij. ‘Ik neem aan dat je de betekenis van een zegel begrijpt.’ het gezicht van de wacht vertrok even, maar toen stak hij zijn hand uit naar de brief. Hij pakte hem vast, maar Skey liet hem nog niet los.
‘Nog één ding,’ zei hij. ‘Er werkt hier een vriendin van me, een voormalig werkster van mijn opzichter. Bette. Ik zou graag een keer met haar spreken, als dat kan. Denk je dat ze bereid is me op korte termijn een keer te ontvangen?’ De wacht klemde geërgerd zijn kaken op elkaar omdat Skey de brief niet losliet en trok hem met een korte ruk uit zijn handen.
‘Er wordt niet gesproken met het personeel van de kasteelheer,’ zei hij.
Skey fronste zijn wenkbrauwen.
‘Waarom niet?’
‘Omdat ik het zeg. En omdat het personeel van de kasteelheer geen contact mag hebben met de buitenwereld.’
Die woorden maakten de hele situatie er voor Skey alleen nog maar vager op. Des te meer wilde hij daardoor meer uitleg hebben.
‘Waarom mogen ze dat niet?’ vroeg hij. De wachter zette dreigend een stap dichter naar hem toe.
‘De kasteelheer is op zijn privacy gesteld. En als jij nu niet gauw maakt dat je wegkomt, geef ik je op je lazer omdat je inbreuk maakt op die privacy. Hup, wegwezen.’

________________________________________________________________
Skey bracht zijn paard hardhandiger dan bedoeld tot stilstand toen het uit verveling op zijn plek begon te draaien.
‘Dat is niet de opdracht die ik gekregen heb,’ zei hij. De glimlach op het gezicht van de wacht betrok wat.
‘Opdracht of niet, als je die brief afgeleverd wilt zien, draag je hem aan ons over. Het is het één of het ander. Als je opzichter hem perse persoonlijk afgeleverd wil zien, kan hij zelf een raaf sturen om een afspraak te maken.’
Uit zijn gezicht en toon sprak duidelijk dat hij het meende. Skey voelde kort een lichte vlaag van frustratie door zijn lichaam gaan. Op deze manier zou zijn kans om dichter bij het slot en dus eventueel bij Bette in de buurt te komen verkeken zijn, maar het leek erop dat de wachter niet toe zou geven. Schijnbaar had hij geen andere keus dan te gehoorzamen.
Nog even keek Skey naar de wacht voor de poort, maar toen onderdrukte hij een zucht. Hij haalde de brief tevoorschijn en liet zijn paard dichter naar de wachten toelopen. Toen hij dichtbij genoeg was, stak hij de rol perkament met het rode zegel naar hem uit.
‘Alsjeblieft,’ zei hij. ‘Ik neem aan dat je de betekenis van een zegel begrijpt.’ het gezicht van de wacht vertrok even, maar toen stak hij zijn hand uit naar de brief. Hij pakte hem vast, maar Skey liet hem nog niet los.
‘Nog één ding,’ zei hij. ‘Er werkt hier een vriendin van me, een voormalig werkster van mijn opzichter. Bette. Ik zou graag een keer met haar spreken, als dat kan. Denk je dat ze bereid is me op korte termijn een keer te ontvangen?’ De wacht klemde geërgerd zijn kaken op elkaar omdat Skey de brief niet losliet en trok hem met een korte ruk uit zijn handen.
‘Er wordt niet gesproken met het personeel van de kasteelheer,’ zei hij.
Skey fronste zijn wenkbrauwen.
‘Waarom niet?’
‘Omdat ik het zeg. En omdat het personeel van de kasteelheer geen contact mag hebben met de buitenwereld.’
Die woorden maakten de hele situatie er voor Skey alleen nog maar vager op. Des te meer wilde hij daardoor meer uitleg hebben.
‘Waarom mogen ze dat niet?’ vroeg hij. De wachter zette dreigend een stap dichter naar hem toe.
‘De kasteelheer is op zijn privacy gesteld. En als jij nu niet gauw maakt dat je wegkomt, geef ik je op je lazer omdat je inbreuk maakt op die privacy. Hup, wegwezen.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Het wordt geheimzinniger en geheimzinniger met de kasteelheer. Ik vind dat je de spanning goed opbouwt! Iedere keer denk ik, dit is hét moment en dan toch heeft Skey weer pech
Haha.
Ga zo door! Ik ben nieuwsgierig hoe het verder gaat!

Ga zo door! Ik ben nieuwsgierig hoe het verder gaat!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Haha of Skey heeft geluk, net hoe je het wilt zien 
Dank jullie wel voor jullie leuke reacties en mijn excuses voor het lange wachten!
_________________________________________________________________________
Hoofdstuk
Skey reed met een enorm onbevredigd gevoel terug naar het landgoed van Nickelson. Hij was niets meer te weten gekomen over Bette en haar indiensttreding bij de kasteelheer. De wachters hadden geen sjoege gegeven. Ze hadden hem weggestuurd met de boodschap dat hij gearresteerd zou worden en dat er een boze brief naar zijn opzichter zou gaan als hij niet maakte dat hij wegkwam. Zijn privacy was heilig voor de kasteelheer en er stonden strenge straffen op het overtreden van de regels rond zijn land.
Skey voelde zich boos en gefrustreerd door de manier waarop de hele situatie afgelopen was. Boos om hoe de wachten hem behandeld hadden, die normaal gesproken als dienstpersoneel net zo beleefd tegen hem hadden moeten zijn als hij tegen hen, dn gefrustreerd omdat hij Bette niet had kunnen spreken en alles nog vager was geworden dan voor hij naar het slot was gegaan.
De strenge beveiliging rondom het land had eerder meer vragen opgeroepen dan hij beantwoord had gezien. Nergens in de wijde omtrek werden de grenzen van een landgoed zo streng bewaakt als bij de poorten van de kasteelheer, en nergens werd het personeel op deze manier binnen die grenzen opgesloten als een stel gevangenen dat geen contact met de buitenwereld mocht maken. En waarom had Bette als de regels zo streng waren dan wel een brief naar Nickelson en haar zuster mogen schrijven toen ze bij de kasteelheer in dienst was gegaan? En hoe had zij in eerste instantie met de kasteelheer aan de praat kunnen raken en als de wachters geen werkers op het land lieten?
Het meeste maakte Skey zich echter nog zorgen om wat hij op het land had gezien. Hij vermoedde dat het slot zo van de buitenwereld afgesloten was omdat de kasteelheer een geheim had. Een duister geheim, dat al zijn personeel hem hielp te bewaren en dat onder geen beding de muren van het kasteel mocht verlaten. Blijkbaar was het een geheim waar bloed aan te pas kwam, gezien de vlekken die de kleding van de kasteelheer bij zijn terugkomst had vertoond. Skey had er moeite mee zich daar een voorstelling van te maken. Hij kende mensen, mannen uit hogere kringen, die jaagden en dieren doodden voor de lol, maar de kasteelheer had geen wapens bij zich gehad. Zou hij op dieren jagen met zijn blote handen? Misschien, maar dat was niets wat al de moeite van het geheimhouden waard was.
Of zouden het helemaal geen dieren zijn die de kasteelheer doodde?
Die vraag zonk als een zware steen in Skey’s bewustzijn neer. Het besef sloeg zo hard in dat hij zijn paard midden op het pad stilzette. Een naar gevoel maakte zich van hem meester. Als de kasteelheer een moordenaar was, zou dat hem gevaarlijk maken en Skey zou niet graag zien dat Bette voor een dergelijk iemand moest werken, opgesloten in een slot om een geheim te bewaren dat ook haar eigen leven in gevaar kon brengen. Misschien wist ze nog niet eens wat er aan de hand was. In dat geval moest hij haar waarschuwen. Hij moest haar een brief schrijven. Cryptisch, zodat eventuele onderscheppers niet direct zouden begrijpen waar hij op doelde, en zo snel mogelijk. Hij zou waarschijnlijk niet het geluk hebben nog een keer zelf naar het slot te kunnen rijden om de brief af te leveren, maar als hij snel was, zou hij nog op tijd op Nickelsons land kunnen zijn om de brief met de eerste heraut mee te geven. Hij wist niet of het zou werken, maar als Bette’s brief ondanks het verbod op communicatie bij Nickelson was aangekomen, bestond de kans dat zijn brief ook zijn weg naar haar zou vinden.

Dank jullie wel voor jullie leuke reacties en mijn excuses voor het lange wachten!
_________________________________________________________________________
Hoofdstuk
Skey reed met een enorm onbevredigd gevoel terug naar het landgoed van Nickelson. Hij was niets meer te weten gekomen over Bette en haar indiensttreding bij de kasteelheer. De wachters hadden geen sjoege gegeven. Ze hadden hem weggestuurd met de boodschap dat hij gearresteerd zou worden en dat er een boze brief naar zijn opzichter zou gaan als hij niet maakte dat hij wegkwam. Zijn privacy was heilig voor de kasteelheer en er stonden strenge straffen op het overtreden van de regels rond zijn land.
Skey voelde zich boos en gefrustreerd door de manier waarop de hele situatie afgelopen was. Boos om hoe de wachten hem behandeld hadden, die normaal gesproken als dienstpersoneel net zo beleefd tegen hem hadden moeten zijn als hij tegen hen, dn gefrustreerd omdat hij Bette niet had kunnen spreken en alles nog vager was geworden dan voor hij naar het slot was gegaan.
De strenge beveiliging rondom het land had eerder meer vragen opgeroepen dan hij beantwoord had gezien. Nergens in de wijde omtrek werden de grenzen van een landgoed zo streng bewaakt als bij de poorten van de kasteelheer, en nergens werd het personeel op deze manier binnen die grenzen opgesloten als een stel gevangenen dat geen contact met de buitenwereld mocht maken. En waarom had Bette als de regels zo streng waren dan wel een brief naar Nickelson en haar zuster mogen schrijven toen ze bij de kasteelheer in dienst was gegaan? En hoe had zij in eerste instantie met de kasteelheer aan de praat kunnen raken en als de wachters geen werkers op het land lieten?
Het meeste maakte Skey zich echter nog zorgen om wat hij op het land had gezien. Hij vermoedde dat het slot zo van de buitenwereld afgesloten was omdat de kasteelheer een geheim had. Een duister geheim, dat al zijn personeel hem hielp te bewaren en dat onder geen beding de muren van het kasteel mocht verlaten. Blijkbaar was het een geheim waar bloed aan te pas kwam, gezien de vlekken die de kleding van de kasteelheer bij zijn terugkomst had vertoond. Skey had er moeite mee zich daar een voorstelling van te maken. Hij kende mensen, mannen uit hogere kringen, die jaagden en dieren doodden voor de lol, maar de kasteelheer had geen wapens bij zich gehad. Zou hij op dieren jagen met zijn blote handen? Misschien, maar dat was niets wat al de moeite van het geheimhouden waard was.
Of zouden het helemaal geen dieren zijn die de kasteelheer doodde?
Die vraag zonk als een zware steen in Skey’s bewustzijn neer. Het besef sloeg zo hard in dat hij zijn paard midden op het pad stilzette. Een naar gevoel maakte zich van hem meester. Als de kasteelheer een moordenaar was, zou dat hem gevaarlijk maken en Skey zou niet graag zien dat Bette voor een dergelijk iemand moest werken, opgesloten in een slot om een geheim te bewaren dat ook haar eigen leven in gevaar kon brengen. Misschien wist ze nog niet eens wat er aan de hand was. In dat geval moest hij haar waarschuwen. Hij moest haar een brief schrijven. Cryptisch, zodat eventuele onderscheppers niet direct zouden begrijpen waar hij op doelde, en zo snel mogelijk. Hij zou waarschijnlijk niet het geluk hebben nog een keer zelf naar het slot te kunnen rijden om de brief af te leveren, maar als hij snel was, zou hij nog op tijd op Nickelsons land kunnen zijn om de brief met de eerste heraut mee te geven. Hij wist niet of het zou werken, maar als Bette’s brief ondanks het verbod op communicatie bij Nickelson was aangekomen, bestond de kans dat zijn brief ook zijn weg naar haar zou vinden.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Haha dank je wel Abel, ik ben blij dat je het leuk blijft vinden
ik kom praktisch om in de ideeen voor dit verhaal 
_________________________________________________________________________
Toen dat idee eenmaal zijn plek gevonden had in Skey’s geest, zette hij zijn paard in galop aan. Hij begon te rijden, op hoge snelheid, terug naar Nickelsons land. Het idee in zijn hoofd begon zijn eigen leven te leiden, begon groter te worden, en met de meter leek het belangrijker dat hij zijn brief zo snel mogelijk bij Bette zou krijgen. Waarom wist hij zelf ook niet, maar zo voelde het wel. Waarschijnlijk was het een diepgeworteld verlangen om iets te kunnen doen om Bette te helpen, een wanhopige poging om in haar belang productief te zijn.
Dat realiseerde hij zich zelf ook, ergens in zijn achterhoofd, maar toch kon hij zich er niet toe zetten om gas terug te nemen en de brief een dag later aan de volgende heraut mee te geven. In plaats daarvan galoppeerde hij over zandvlakten en door eindeloze weilanden, staand in de beugels en met de lange manen van zijn paard wapperend in zijn gezicht, zonder ook dat zijn omgeving verder nog tot hem doordrong. Het paard volgde moeiteloos de route die hij het opstuurde, sprong over slootjes en hekken en waadde door een ondiepe rivier om de langere route naar de brug te omzeilen. Een enkele keer maakte Skey een overgang terug naar draf, maar verder legde hij een zo groot mogelijk deel van de rit in galop af.
Tegen de tijd dat hij aankwam bij Nickelsons residentie, waren zowel Skey als zijn paard redelijk buiten adem. Zijn gehaaste rit had echter resultaat gehad. Aan het rode label op de brievenbak bij Nickelsons hek zag hij dat de heraut nog niet geweest was. De heraut verwisselde het label altijd voor een witte als hij post had opgehaald of gebracht en weer was vertrokken. Hij was dus nog op tijd.
Gelukkig was Nickelson ook nu toevallig bij zijn residentie in de buurt. Doorgaans was hij rond deze tijd op het land te vinden om toezicht te houden op het oogsten en zaaien, maar nu had hij waarschijnlijk op Skey’s terugkomst gewacht. Hij zat op zijn veranda op een schommelstoel en kwam overeind toen Skey aan kwam rijden met het bezwete paard. Hij had kalm geleken, maar toen hij Skey en het paard zag hijgen, verscheen er iets verontrusts op zijn gezicht.
‘Skey,’ zei hij terwijl hij snel de trap van de veranda afliep en zijn hoed opzette. ‘Wat is er aan de hand? Waarom heb je zo hard gereden? Is er iets met Bette?’
Skey stapte van het paard af en klopte het op zijn hals.
‘Ik weet niet wat er met Bette aan de hand is,’ zei hij terwijl hij weer een beetje op adem kwam. ‘Ik mocht het landgoed van de kasteelheer niet op.’
Nickelson fronste zijn wenkbrauwen.
‘Hoe bedoel je, je mocht het landgoed niet op?’ vroeg hij.
Skey haalde de teugels over het hoofd van het paard heen en trok het mee toen hij begon te lopen, om het dier uit te stappen terwijl hij met Nickelson praatte.
‘Ik werd tegengehouden door zijn poortwachters,’ zei hij. ‘Ze lieten me er niet door omdat ik niet op de toegangslijst stond.’
Nickelson schudde zijn hoofd, nog steeds fronsend.
‘Dat begrijp ik niet,’ zei hij. ‘Die poortwachters staan er om mensen vanuit de stad en personeel andere kasteelheren de toegang te ontzeggen. Ik begrijp hij niet dat hij de werkers van zijn eigen opzichters niet binnen laat.’
‘Ik ook niet. En wat ik ook niet begrijp, is dat de poortwachter insinueerde dat ik Bette toch niet te spreken zou krijgen omdat het personeel van de kasteelheer geen contact met de buitenwereld mag hebben.’
Nickelson keek zijn kant op, met hem meelopend terwijl ze het paard weer op adem stapten.
‘Zei hij dat?’
‘Ja.’
‘Dat heb ik nog nooit gehoord. Dus je hebt Bette niet gezien?’
‘Nee, sir, ik…’ Skey aarzelende even, overwegend hoeveel hij Nickelson wilde vertellen. Hij twijfelde niet aan wat hij op het land van de kasteelheer gezien had, maar hij twijfelde er wel aan hoe geloofwaardig zijn interpretatie van het schouwspel op het landgoed zou overkomen. Misschien zou Nickelson denken dat hij gek geworden was. Hij wist wat hij gezien had, wat hij gezien dacht te hebben, maar hij wist zelf niet eens wat het betekende en het was een ernstige beschuldiging om te beweren dat de kasteelheer een geheim met zich meedroeg dat mensen het leven kostte. Misschien kon hij het beter nog even voor zich houden, tot hij zelf het één en ander uitgevogeld had.
Skey wendde zijn blik af.
‘Ik heb niets gezien,’ zei hij toen. ‘Ik ben naar de poort gereden en daar werd ik tegengehouden door de wachten. Verder ben ik niet gekomen. Ik heb de brief afgegeven, maar…’ Hij keek Nickelsons kant op. ’Ik vroeg me af of u het goed zou vinden als ik zelf ook nog een persoonlijke brief naar Bette zou sturen. Ik wil toch graag weten of het goed met haar gaat. Ik kan hem dan aan de heraut meegeven als die straks uw post komt halen.’
Nickelson dacht even na, maar toen knikte hij.
‘Dat lijkt me geen probleem,’ zei hij. ‘Volgens mij is er niets mis mee als werkers elkaar onderling post sturen. En ik wil ook wel weten wat Bette te zeggen heeft. Doe maar, jongen. Je kunt mijn kamer gebruiken. Als je opschiet, kun je je brief nog bij de post doen voor de heraut langskomt. Ga maar gauw. Ik zorg wel voor je paard.’


_________________________________________________________________________
Toen dat idee eenmaal zijn plek gevonden had in Skey’s geest, zette hij zijn paard in galop aan. Hij begon te rijden, op hoge snelheid, terug naar Nickelsons land. Het idee in zijn hoofd begon zijn eigen leven te leiden, begon groter te worden, en met de meter leek het belangrijker dat hij zijn brief zo snel mogelijk bij Bette zou krijgen. Waarom wist hij zelf ook niet, maar zo voelde het wel. Waarschijnlijk was het een diepgeworteld verlangen om iets te kunnen doen om Bette te helpen, een wanhopige poging om in haar belang productief te zijn.
Dat realiseerde hij zich zelf ook, ergens in zijn achterhoofd, maar toch kon hij zich er niet toe zetten om gas terug te nemen en de brief een dag later aan de volgende heraut mee te geven. In plaats daarvan galoppeerde hij over zandvlakten en door eindeloze weilanden, staand in de beugels en met de lange manen van zijn paard wapperend in zijn gezicht, zonder ook dat zijn omgeving verder nog tot hem doordrong. Het paard volgde moeiteloos de route die hij het opstuurde, sprong over slootjes en hekken en waadde door een ondiepe rivier om de langere route naar de brug te omzeilen. Een enkele keer maakte Skey een overgang terug naar draf, maar verder legde hij een zo groot mogelijk deel van de rit in galop af.
Tegen de tijd dat hij aankwam bij Nickelsons residentie, waren zowel Skey als zijn paard redelijk buiten adem. Zijn gehaaste rit had echter resultaat gehad. Aan het rode label op de brievenbak bij Nickelsons hek zag hij dat de heraut nog niet geweest was. De heraut verwisselde het label altijd voor een witte als hij post had opgehaald of gebracht en weer was vertrokken. Hij was dus nog op tijd.
Gelukkig was Nickelson ook nu toevallig bij zijn residentie in de buurt. Doorgaans was hij rond deze tijd op het land te vinden om toezicht te houden op het oogsten en zaaien, maar nu had hij waarschijnlijk op Skey’s terugkomst gewacht. Hij zat op zijn veranda op een schommelstoel en kwam overeind toen Skey aan kwam rijden met het bezwete paard. Hij had kalm geleken, maar toen hij Skey en het paard zag hijgen, verscheen er iets verontrusts op zijn gezicht.
‘Skey,’ zei hij terwijl hij snel de trap van de veranda afliep en zijn hoed opzette. ‘Wat is er aan de hand? Waarom heb je zo hard gereden? Is er iets met Bette?’
Skey stapte van het paard af en klopte het op zijn hals.
‘Ik weet niet wat er met Bette aan de hand is,’ zei hij terwijl hij weer een beetje op adem kwam. ‘Ik mocht het landgoed van de kasteelheer niet op.’
Nickelson fronste zijn wenkbrauwen.
‘Hoe bedoel je, je mocht het landgoed niet op?’ vroeg hij.
Skey haalde de teugels over het hoofd van het paard heen en trok het mee toen hij begon te lopen, om het dier uit te stappen terwijl hij met Nickelson praatte.
‘Ik werd tegengehouden door zijn poortwachters,’ zei hij. ‘Ze lieten me er niet door omdat ik niet op de toegangslijst stond.’
Nickelson schudde zijn hoofd, nog steeds fronsend.
‘Dat begrijp ik niet,’ zei hij. ‘Die poortwachters staan er om mensen vanuit de stad en personeel andere kasteelheren de toegang te ontzeggen. Ik begrijp hij niet dat hij de werkers van zijn eigen opzichters niet binnen laat.’
‘Ik ook niet. En wat ik ook niet begrijp, is dat de poortwachter insinueerde dat ik Bette toch niet te spreken zou krijgen omdat het personeel van de kasteelheer geen contact met de buitenwereld mag hebben.’
Nickelson keek zijn kant op, met hem meelopend terwijl ze het paard weer op adem stapten.
‘Zei hij dat?’
‘Ja.’
‘Dat heb ik nog nooit gehoord. Dus je hebt Bette niet gezien?’
‘Nee, sir, ik…’ Skey aarzelende even, overwegend hoeveel hij Nickelson wilde vertellen. Hij twijfelde niet aan wat hij op het land van de kasteelheer gezien had, maar hij twijfelde er wel aan hoe geloofwaardig zijn interpretatie van het schouwspel op het landgoed zou overkomen. Misschien zou Nickelson denken dat hij gek geworden was. Hij wist wat hij gezien had, wat hij gezien dacht te hebben, maar hij wist zelf niet eens wat het betekende en het was een ernstige beschuldiging om te beweren dat de kasteelheer een geheim met zich meedroeg dat mensen het leven kostte. Misschien kon hij het beter nog even voor zich houden, tot hij zelf het één en ander uitgevogeld had.
Skey wendde zijn blik af.
‘Ik heb niets gezien,’ zei hij toen. ‘Ik ben naar de poort gereden en daar werd ik tegengehouden door de wachten. Verder ben ik niet gekomen. Ik heb de brief afgegeven, maar…’ Hij keek Nickelsons kant op. ’Ik vroeg me af of u het goed zou vinden als ik zelf ook nog een persoonlijke brief naar Bette zou sturen. Ik wil toch graag weten of het goed met haar gaat. Ik kan hem dan aan de heraut meegeven als die straks uw post komt halen.’
Nickelson dacht even na, maar toen knikte hij.
‘Dat lijkt me geen probleem,’ zei hij. ‘Volgens mij is er niets mis mee als werkers elkaar onderling post sturen. En ik wil ook wel weten wat Bette te zeggen heeft. Doe maar, jongen. Je kunt mijn kamer gebruiken. Als je opschiet, kun je je brief nog bij de post doen voor de heraut langskomt. Ga maar gauw. Ik zorg wel voor je paard.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Ik blij dat Nickelson niet moeilijk doet over die brief. Hij is echt een aardige baas. Eerst dacht ik nog dat Nickelson misschien meer zou weten over Bette, maar nu denk ik dat niet meer.. Ik ben benieuwd of ze gauw bericht terugkrijgen!
Ik geloof in monsters onder mijn bed.
Nickelson is echt een vriendelijke man! Het verbaasd me dat niemand daar zijn profijt van heeft gemaakt.
Ik denk niet dat de brief Bette echt bereikt, hij krijgt vast zo'n antwoord als de eerste brief die van Bette is verspreid.
Ik vertrouw dat hele gebeuren daar niet xD
Ga zo door!
Ik denk niet dat de brief Bette echt bereikt, hij krijgt vast zo'n antwoord als de eerste brief die van Bette is verspreid.

dn = en (denk ik)dn gefrustreerd omdat hij Bette niet had kunnen spreken
Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Heel erg bedankt weer Maaike en Abel!
Er gaan trouwens wel wat dingen ietwat anders lopen in dit verhaal dan ik in eerste instantie in Cirque des Vampires had geschreven (zoals ze zeggen, zo'n verhaal schrijft zichzelf uiteindelijk...) maar dat zien jullie gauw genoeg denk ik (moet het in CdV nog even verwerken/aanpassen) 
_____________________________________________________________________________
Zo kwam het dat Skey een brief naar Bette schreef, precies zoals hij van plan was geweest. Hij deed zijn best om snel doch leesbaar te schrijven, met de letters aan elkaar, zoals Nickelson hem enkele jaren geleden geleerd had. Gelukkig had Nickelson het altijd belangrijk gevonden dat zijn werkers leerden lezen en schrijven. Iedere nieuwe werker moest de letters van het alfabet leren en een paar keer per jaar zette de opzichter enkele bijscholingsdagen op, om zijn personeel brieven te leren leven en schrijven. De meeste werkers hadden een hekel aan dergelijke dagen en mopperden erover als ze er op hun vrije dag voor naar de residentie moesten komen, maar Skey was nu blij met Nickelsons strijd tegen analfabetisme binnen zijn landwerkers. Zonder zijn goede zorgen had hij nu anders nooit via deze weg met Bette kunnen communiceren.
Skey hield zijn brief expres cryptisch. Er zaten diverse lagen achter zijn woorden verborgen die niet in eerste instantie te begrijpen waren. Aan de oppervlakte leek het of hij gewoon vroeg naar Bette’s persoon, of het goed met haar ging en of het werk haar beviel, maar als Bette op de hoogte was van het gedrag van de kasteelheer, zou ze eruit op kunnen maken dat hij de gang van zaken aan het slot niet helemaal vertrouwde. Hij maakte een terloopse opmerking over jagen, met de vraag of hun kasteelheer zich daar ook mee bezig hield, en verwees subtiel naar het plotselinge karakter van haar vertrek van Nickelsons plantage. Bette zou het misschien wel begrijpen, maar de gemiddelde poortwachter of heraut zou waarschijnlijk niet uit de brief op kunnen maken wat hij werkelijk bedoelde. De kasteelheer misschien wel, maar Skey verwachtte niet dat de heer de tijd en moeite nam om iedere individueel stuk post van al zijn medewerkers eigenhandig door te lezen alvorens hij ze aan zijn personeel doorgaf.
Skey vouwde zijn brief dicht en verzegelde hem met Nickelsons toestemming met diens zegel, hopend dat dat de kans dat iemand de brief stiekem zou openen kleiner zou maken. Daarna legde hij de brief bij de andere post en wachtte op de heraut. Het duurde niet lang eer de man met zijn paard bij Nickelsons land arriveerde en de brieven uit de bak haalde. Hij groette Skey, bekeek de namen op de brieven en sorteerde ze in de verschillende vakken in zijn zadeltassen. Toen hij wegreed bleef Skey nog een tijd staan kijken, terwijl de heraut op zijn paard het landgoed afreed en met zijn brief ergens in de linker zadeltas uit het zicht verdween.
Daarna kon Skey niets anders meer doen dan wachten. Dat viel hem zwaarder dan hij verwacht had. Hij controleerde eerst het paard dat hij vannacht gereden had nog even op stal en vertrok daarna naar het land om aan het werk te gaan. Spurr en Dorian vroegen hem waar hij uitgehangen had, maar hij reageerde vaag en zei dat hij een extra opdracht voor Nickelson had moeten doen waar niet teveel over te zeggen viel. Dorian en Spurr respecteerden dat, maar hij merkte dat ze zich wel een beetje zorgen om hem maakten. Hij was de afgelopen dagen druk en lang achter elkaar in touw geweest en alle opwinding en bezigheden hadden hem vermoeid, wat waarschijnlijk aan zijn gezicht af te zien was. Hij was minder productief op het land dan normaal en de warme zon maakte hem loom. Terwijl hij oogstte, dwaalden zijn gedachten constant af, naar Bette, de kasteelheer en alles wat er de afgelopen nacht en dag was gebeurd, naar wat hij gezien had en naar wat hij daarvan moest denken. Door zijn vermoeidheid hadden zijn gedachten vrij spel en zijn werk deed hij automatisch, afwezig. Af en toe keek hij op, uit over de landerij in de hoop dat hij Nickelson aan zou zien komen met een brief, maar dat gebeurde niet. Hij wist dat het stom was, dat het onmogelijk was dat het briefverkeer nog dezelfde dag een reactie op zou leveren, maar toch bleef hij de rest van de dag die hoop houden.
De combinatie van gebrek aan slaap, het werk in de warme zon en zijn malende gedachten kostte hem die dag veel energie. Toen het werk erop zat, aten de werkers gezamenlijk op de binnenplaats, in de warmte van de afkoelende dag, maar Skey proefde nauwelijks iets van zijn gezouten hertenvlees. Hij had geen honger en verloor al gauw zijn eetlust. Het beetje vlees dat hij at, nuttigde hij in zijn eentje aan het einde van de lange, houten tafel, ver bij de andere werkers vandaan. Dat was niets voor hem: hij was wel vaker wat gesloten of zwijgzaam onder het eten, maar hij zat wel altijd bij de groep om zo nu en dan wat met de andere werkers te praten. Hij merkte dan ook dat Dorian en Spurr zo nu en dan wat bezorgd zijn kant op keken, maar vooralsnog leken ze aan te voelen dat hij bewust apart was gaan zitten en lieten ze hem met rust.
Zoals het goede vrienden betaamde, hielden ze dat echter niet lang vol. Na het eten, toen het inmiddels donker was geworden, lag Skey op de binnenplaats rond het brandende kampvuur toen ze hem kwamen opzoeken.


_____________________________________________________________________________
Zo kwam het dat Skey een brief naar Bette schreef, precies zoals hij van plan was geweest. Hij deed zijn best om snel doch leesbaar te schrijven, met de letters aan elkaar, zoals Nickelson hem enkele jaren geleden geleerd had. Gelukkig had Nickelson het altijd belangrijk gevonden dat zijn werkers leerden lezen en schrijven. Iedere nieuwe werker moest de letters van het alfabet leren en een paar keer per jaar zette de opzichter enkele bijscholingsdagen op, om zijn personeel brieven te leren leven en schrijven. De meeste werkers hadden een hekel aan dergelijke dagen en mopperden erover als ze er op hun vrije dag voor naar de residentie moesten komen, maar Skey was nu blij met Nickelsons strijd tegen analfabetisme binnen zijn landwerkers. Zonder zijn goede zorgen had hij nu anders nooit via deze weg met Bette kunnen communiceren.
Skey hield zijn brief expres cryptisch. Er zaten diverse lagen achter zijn woorden verborgen die niet in eerste instantie te begrijpen waren. Aan de oppervlakte leek het of hij gewoon vroeg naar Bette’s persoon, of het goed met haar ging en of het werk haar beviel, maar als Bette op de hoogte was van het gedrag van de kasteelheer, zou ze eruit op kunnen maken dat hij de gang van zaken aan het slot niet helemaal vertrouwde. Hij maakte een terloopse opmerking over jagen, met de vraag of hun kasteelheer zich daar ook mee bezig hield, en verwees subtiel naar het plotselinge karakter van haar vertrek van Nickelsons plantage. Bette zou het misschien wel begrijpen, maar de gemiddelde poortwachter of heraut zou waarschijnlijk niet uit de brief op kunnen maken wat hij werkelijk bedoelde. De kasteelheer misschien wel, maar Skey verwachtte niet dat de heer de tijd en moeite nam om iedere individueel stuk post van al zijn medewerkers eigenhandig door te lezen alvorens hij ze aan zijn personeel doorgaf.
Skey vouwde zijn brief dicht en verzegelde hem met Nickelsons toestemming met diens zegel, hopend dat dat de kans dat iemand de brief stiekem zou openen kleiner zou maken. Daarna legde hij de brief bij de andere post en wachtte op de heraut. Het duurde niet lang eer de man met zijn paard bij Nickelsons land arriveerde en de brieven uit de bak haalde. Hij groette Skey, bekeek de namen op de brieven en sorteerde ze in de verschillende vakken in zijn zadeltassen. Toen hij wegreed bleef Skey nog een tijd staan kijken, terwijl de heraut op zijn paard het landgoed afreed en met zijn brief ergens in de linker zadeltas uit het zicht verdween.
Daarna kon Skey niets anders meer doen dan wachten. Dat viel hem zwaarder dan hij verwacht had. Hij controleerde eerst het paard dat hij vannacht gereden had nog even op stal en vertrok daarna naar het land om aan het werk te gaan. Spurr en Dorian vroegen hem waar hij uitgehangen had, maar hij reageerde vaag en zei dat hij een extra opdracht voor Nickelson had moeten doen waar niet teveel over te zeggen viel. Dorian en Spurr respecteerden dat, maar hij merkte dat ze zich wel een beetje zorgen om hem maakten. Hij was de afgelopen dagen druk en lang achter elkaar in touw geweest en alle opwinding en bezigheden hadden hem vermoeid, wat waarschijnlijk aan zijn gezicht af te zien was. Hij was minder productief op het land dan normaal en de warme zon maakte hem loom. Terwijl hij oogstte, dwaalden zijn gedachten constant af, naar Bette, de kasteelheer en alles wat er de afgelopen nacht en dag was gebeurd, naar wat hij gezien had en naar wat hij daarvan moest denken. Door zijn vermoeidheid hadden zijn gedachten vrij spel en zijn werk deed hij automatisch, afwezig. Af en toe keek hij op, uit over de landerij in de hoop dat hij Nickelson aan zou zien komen met een brief, maar dat gebeurde niet. Hij wist dat het stom was, dat het onmogelijk was dat het briefverkeer nog dezelfde dag een reactie op zou leveren, maar toch bleef hij de rest van de dag die hoop houden.
De combinatie van gebrek aan slaap, het werk in de warme zon en zijn malende gedachten kostte hem die dag veel energie. Toen het werk erop zat, aten de werkers gezamenlijk op de binnenplaats, in de warmte van de afkoelende dag, maar Skey proefde nauwelijks iets van zijn gezouten hertenvlees. Hij had geen honger en verloor al gauw zijn eetlust. Het beetje vlees dat hij at, nuttigde hij in zijn eentje aan het einde van de lange, houten tafel, ver bij de andere werkers vandaan. Dat was niets voor hem: hij was wel vaker wat gesloten of zwijgzaam onder het eten, maar hij zat wel altijd bij de groep om zo nu en dan wat met de andere werkers te praten. Hij merkte dan ook dat Dorian en Spurr zo nu en dan wat bezorgd zijn kant op keken, maar vooralsnog leken ze aan te voelen dat hij bewust apart was gaan zitten en lieten ze hem met rust.
Zoals het goede vrienden betaamde, hielden ze dat echter niet lang vol. Na het eten, toen het inmiddels donker was geworden, lag Skey op de binnenplaats rond het brandende kampvuur toen ze hem kwamen opzoeken.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Dank je wel, Abel
ik hou het nog even spannend dus nog niet gelijk uitsluitsel haha.
______________________________________________________________________________
. Hij lag op zijn rug op de grond, met zijn hoofd en schouders op de boomstam achter hem rustend. Zijn ogen waren dicht en zijn handen lagen in elkaar gevouwen op zijn buik.
Een tijdlang had hij half in gedachten naar de sterren aan de zwarte hemel gekeken, maar na een poosje had hij zijn ogen dichtgedaan en was zijn geest langzaamaan van het hier en nu weggezakt. Zijn vermoeidheid begon nu ook zijn gedachten te verzwakken en zijn zorgen verdwenen wat naar de achtergrond, samen met de stemmen van de andere werkers om hem heen en de warmte van het knetterende vuur. Dat zorgde er samen met de vermoeidheid voor dat hij in een soort half bewuste slaaptoestand terecht kwam, waarin hij niet echt wakker was maar ook niet helemaal sliep.
Hij werd weer een beetje wakker uit zijn slaaptoestand toen er voetstappen zijn kant op kwamen. De rode gloed van het vuur achter zijn oogleden werd even donkerder toen er iemand voor hem langsliep en er tikte iets tegen zijn arm.
‘Hé Skey,’ hoorde hij Dorian zeggen. ‘Ben je wakker?’
Skey bleef liggen en hield zijn ogen dicht.
‘Nu wel,’ zei hij. ‘Dank je, Dorian.’ Toen hij zijn ogen opendeed, zag hij dat Dorian grijnsde. Hij ging naast Skey op de boomstam zitten, samen met Spurr, die aan de andere kant bij hem aanschoof.
‘We maken ons een beetje zorgen om je,’ zei Spurr tegen Skey terwijl die over zijn gezicht wreef. ‘Niet om het één of ander, maar eerst ben je nachtenlang weg en dan kom je terug en treffen we je zo aan. Niet echt wat we van je verwacht zijn, zeg maar. We hebben het idee dat je ergens mee zit.’
Skey keek zijn kant op.
‘Hoe bedoel je, ‘treffen we je zo aan‘?’ vroeg hij om niet op die laatste opmerking te hoeven gaan.
Dorian gebaarde naar de manier waarop Skey op de grond zag.
‘Zo,’ zei hij. ‘Als een dooie.’
Skey trok een gezicht en werkte zichzelf overeind, zodat hij met zijn rug tegen de boomstam achter zich kwam te zitten ‘Bedankt.’
Dorian glimlachte om de manier waarop hij dat zei.
‘Nee, serieus, man,’ zei hij. ‘Je bent nogal afwezig, sinds je terug bent van wat je dan ook gedaan mag hebben. Heeft Sophia je laatst zo afgemat dat je jullie nacht samen nog niet teboven bent gekomen of heeft Nickelson je één of andere vage helleopdracht gegeven waar je niet met ons over mag praten?’
Spurr, die gelijk zijn zorgen om Skey’s gemoedstoestandtoestand leek te vergeten door het horen vallen van een vrouwelijke naam, keek hun kant op.
‘Sophia?’ vroeg hij verbaasd.
Geen van de anderen nam echter de moeite dat gedeelte voor hem in te vullen en Skey sprak verder tegen Dorian.
‘Er is niets aan de hand. Het is gewoon een lange dag geweest,’ zei hij. ‘Ik heb veel gereden de afgelopen dagen en weinig gerust, tussendoor, en dat begint nu een beetje zijn tol te eisen.’
Dorian leunde wat voorover op de boomstam. ‘Dat kan ik me voorstellen, ja. Ik denk niet dat er ooit iemand ‘s nachts in deze omgeving is gaan rijden. Was het te doen?’
‘Ja, door de volle maan redelijk.’
‘Ben je de hele nacht onderweg geweest?’
‘Ja, en een gedeelte van de dag.’
‘Mag ik je vragen waar je heen bent geweest?’
Skey keek even voor zich uit. Hij probeerde na te denken, maar merkte dat dat traag ging omdat hij moe was.
‘Ver weg,’ zei hij toen alleen. ‘Ergens een brief afleveren voor Nickelson.’
‘Dat had nogal haast, dan.’
‘Ja, ik geloof het.’ Zijn toon maakte duidelijk dat hij er niet meer over kwijt wilde. Gelukkig leek Dorian dat te snappen. Skey had hem op zich wel de werkelijke bestemming van zijn reis en al het andere eromheen willen vertellen, maar niet waar Spurr bij was. Spurr zou zich net zo’n zorgen om Bette gaan maken als Skey al deed en de afgelopen dagen was duidelijk geworden dat niemand daar iets mee opschoot.
Spurr, die al een hele tijd niets meer gezegd had, staarde voor zich uit, naar een groepje vrouwen dat verderop bij het kampvuur stond. Ook Sophia bevond zich onder hen. Het was duidelijk dat zijn gedachten na Dorians opmerking over haar een totaal andere richting hadden genomen dan die van de anderen, want terwijl hij naar het groepje vrouwen verderop staarde vroeg hij ineens plompverloren: ‘Geloven jullie eigenlijk in liefde?’

______________________________________________________________________________
. Hij lag op zijn rug op de grond, met zijn hoofd en schouders op de boomstam achter hem rustend. Zijn ogen waren dicht en zijn handen lagen in elkaar gevouwen op zijn buik.
Een tijdlang had hij half in gedachten naar de sterren aan de zwarte hemel gekeken, maar na een poosje had hij zijn ogen dichtgedaan en was zijn geest langzaamaan van het hier en nu weggezakt. Zijn vermoeidheid begon nu ook zijn gedachten te verzwakken en zijn zorgen verdwenen wat naar de achtergrond, samen met de stemmen van de andere werkers om hem heen en de warmte van het knetterende vuur. Dat zorgde er samen met de vermoeidheid voor dat hij in een soort half bewuste slaaptoestand terecht kwam, waarin hij niet echt wakker was maar ook niet helemaal sliep.
Hij werd weer een beetje wakker uit zijn slaaptoestand toen er voetstappen zijn kant op kwamen. De rode gloed van het vuur achter zijn oogleden werd even donkerder toen er iemand voor hem langsliep en er tikte iets tegen zijn arm.
‘Hé Skey,’ hoorde hij Dorian zeggen. ‘Ben je wakker?’
Skey bleef liggen en hield zijn ogen dicht.
‘Nu wel,’ zei hij. ‘Dank je, Dorian.’ Toen hij zijn ogen opendeed, zag hij dat Dorian grijnsde. Hij ging naast Skey op de boomstam zitten, samen met Spurr, die aan de andere kant bij hem aanschoof.
‘We maken ons een beetje zorgen om je,’ zei Spurr tegen Skey terwijl die over zijn gezicht wreef. ‘Niet om het één of ander, maar eerst ben je nachtenlang weg en dan kom je terug en treffen we je zo aan. Niet echt wat we van je verwacht zijn, zeg maar. We hebben het idee dat je ergens mee zit.’
Skey keek zijn kant op.
‘Hoe bedoel je, ‘treffen we je zo aan‘?’ vroeg hij om niet op die laatste opmerking te hoeven gaan.
Dorian gebaarde naar de manier waarop Skey op de grond zag.
‘Zo,’ zei hij. ‘Als een dooie.’
Skey trok een gezicht en werkte zichzelf overeind, zodat hij met zijn rug tegen de boomstam achter zich kwam te zitten ‘Bedankt.’
Dorian glimlachte om de manier waarop hij dat zei.
‘Nee, serieus, man,’ zei hij. ‘Je bent nogal afwezig, sinds je terug bent van wat je dan ook gedaan mag hebben. Heeft Sophia je laatst zo afgemat dat je jullie nacht samen nog niet teboven bent gekomen of heeft Nickelson je één of andere vage helleopdracht gegeven waar je niet met ons over mag praten?’
Spurr, die gelijk zijn zorgen om Skey’s gemoedstoestandtoestand leek te vergeten door het horen vallen van een vrouwelijke naam, keek hun kant op.
‘Sophia?’ vroeg hij verbaasd.
Geen van de anderen nam echter de moeite dat gedeelte voor hem in te vullen en Skey sprak verder tegen Dorian.
‘Er is niets aan de hand. Het is gewoon een lange dag geweest,’ zei hij. ‘Ik heb veel gereden de afgelopen dagen en weinig gerust, tussendoor, en dat begint nu een beetje zijn tol te eisen.’
Dorian leunde wat voorover op de boomstam. ‘Dat kan ik me voorstellen, ja. Ik denk niet dat er ooit iemand ‘s nachts in deze omgeving is gaan rijden. Was het te doen?’
‘Ja, door de volle maan redelijk.’
‘Ben je de hele nacht onderweg geweest?’
‘Ja, en een gedeelte van de dag.’
‘Mag ik je vragen waar je heen bent geweest?’
Skey keek even voor zich uit. Hij probeerde na te denken, maar merkte dat dat traag ging omdat hij moe was.
‘Ver weg,’ zei hij toen alleen. ‘Ergens een brief afleveren voor Nickelson.’
‘Dat had nogal haast, dan.’
‘Ja, ik geloof het.’ Zijn toon maakte duidelijk dat hij er niet meer over kwijt wilde. Gelukkig leek Dorian dat te snappen. Skey had hem op zich wel de werkelijke bestemming van zijn reis en al het andere eromheen willen vertellen, maar niet waar Spurr bij was. Spurr zou zich net zo’n zorgen om Bette gaan maken als Skey al deed en de afgelopen dagen was duidelijk geworden dat niemand daar iets mee opschoot.
Spurr, die al een hele tijd niets meer gezegd had, staarde voor zich uit, naar een groepje vrouwen dat verderop bij het kampvuur stond. Ook Sophia bevond zich onder hen. Het was duidelijk dat zijn gedachten na Dorians opmerking over haar een totaal andere richting hadden genomen dan die van de anderen, want terwijl hij naar het groepje vrouwen verderop staarde vroeg hij ineens plompverloren: ‘Geloven jullie eigenlijk in liefde?’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Even een check, was Spurr niet degene die over Bette's verdwijning begon, of haal ik nu namen door de war?
betrapt xD Ik vind het niet erg hoor, een ongekend verhaal is altijd leuker dan een voor de hand liggend, omdat je toevallig het vervolg kent. Ik ben benieuwd wat je voor Skey in petto hebt 
Ga zo door!
Ohoo, je vind het gewoon niet leuk dat we ongeveer weten waar het heen gaatgaan trouwens wel wat dingen ietwat anders lopen in dit verhaal dan ik in eerste instantie in Cirque des Vampires had geschreven



te hoeven gaan = in te hoeven gaanop die laatste opmerking te hoeven gaan
Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Ja dat klopte Maaike, dat was Spurr inderdaad
en ik vind het niet erg als jullie weten wat er gaat gebeuren hoor, alleen is dit verhaal net ff wat anders gaan lopen
het zijn alle kleine details, de grote lijnen zijn nog zoals jij weet dat ze zullen zijn haha.
Dank je wel weer!
_________________________________________________________________________________
Naast Skey fronste Dorian zijn wenkbrauwen, terwijl Skey op één elleboog leunde en naar aanleiding van die vraag ook naar de vrouwen verderop keek.
‘Sorry?’ vroeg Dorian alsof Spurr hem iets vies had gevraagd.
De toon van zijn stem leek Spurr echter te ontgaan.
‘Liefde,’ herhaalde hij. ‘Ware liefde. Het lot, een bestemming, hoe je het ook wilt noemen. Dat er iemand is die bij je hoort, die voor altijd de enige ware voor je is. Geloven jullie daar in?’
Dorian liet zich naast Skey voor de boomstam op de grond zakken.
‘Dat is zo zoetsappig dat het smerig is, Spurr,’ zei hij. ‘In sprookjes, misschien, maar niet in het echte leven.’
Spurr scheurde zijn blik los van de vrouwen en keek Dorians kant op.
‘Heb je dan nog nooit van iemand gehouden?’ vroeg hij. ‘Écht van iemand gehouden?’
Dorian trok zijn wenkbrauwen op, nu ook kijkend naar de vrouwen bij het kampvuur.
‘O, jawel hoor,’ zei hij. ‘Van mijn moeder.’
Skey glimlachte licht, maar Spurr leek hun gesprek vooralsnog erg serieus te nemen.
‘Ja maar, ik bedoel van een andere vrouw,’ drong hij aan. ‘Heb je nog nooit van een vrouw gehouden die niet door geboorte of familiebanden aan je gebonden was?’
Dorian grijnsde zijn witte tanden bloot en zei: ‘Ik hou van alle vrouwen.’
Skey’s glimlach verbreedde wat en hoofdschuddend keek hij voor zich uit. Dorian zag het en gaf hem een geamuseerde duw.
‘Wat nou, rooie?’ vroeg hij. ‘Ben jij het wel met El Sentimento eens, dan? Ik kan me niet voorstellen dat jij wel gelooft dat er één iemand is voor iedereen. Daar heb je net even teveel vrouwen voor gehad, jongen.’
Aan de andere kant ging Spurr ook naast Skey op de grond zitten.
‘Ja, Skey,’ zei hij. ‘Jij gaat ook veel met de werksters om. Heb jij dan nog nooit van een vrouw gehouden?’
‘En niet zeggen van je moeder,’ voegde Dorian er aan toe. ‘Want dat telt niet, blijkbaar.’
Spurr wierp een boze blik zijn kant op, maar Skey’s mondhoek trok op in een grimmige glimlach.
‘Dat is in mijn geval niet zo moeilijk,’ zei hij. ‘Mijn moeder is vertrokken toen ik vier was.’ Hij keek naar Sophia, die over de vlammen heen een korte blik hun kant op wierp omdat de mannen naar haar keken.
‘Maar wat betreft andere vrouwen: dat ligt eraan wat je onder ‘houden van’ verstaat,’ prakkiseerde hij. ‘Je hebt wel een bepaalde band, een bepaald gevoel wat je met ze deelt als het klikt tussen jou en haar. Tenminste, voor mij is dat wel zo. Maar ik weet niet of je dat houden van kunt noemen. Dat klinkt altijd zo, ik weet het niet, sterk. Krachtig.’
Dorian trok zijn neus op.
‘Wat jij bedoelt is geen liefde. Dat is gewoon lust,’ zei hij.
Maar Skey schudde zijn hoofd. ‘Nee, zo voel ik het niet. Dat is het deels, misschien, maar niet alleen. Het is ook iets in je karakter dat bij elkaar aansluit. Als dat er niet is, werkt het niet, niet alleen op die manier niet, maar ook niet in het dagelijks leven. Er moet wel iets zijn tussen haar en jou, maar ik denk niet dat dat is wat jij bedoelt. Ik weet eerlijk gezegd niet of liefde van dat soort echt bestaat. Als dat zo is, moet ik het waarschijnlijk nog meemaken. Tenminste, dat hoop ik dan maar. Anders valt het blijkbaar nogal tegen.’
Dorian maakte een instemmend gebaar.
‘Allemaal overgeromantiseerde onzin van religieuze dweepfiguren en hofdames die in een fantasiewereld leven,’ zei hij.
Spurr slaakte een zucht en schudde mistroostig zijn hoofd.
‘Jullie zijn hopeloos,’ zei hij.
Dorian knikte bevestigend, alsof hij vrede had met die constatering. Hij kwam overeind en veegde zijn kleren af.
‘Zo hopeloos dat er vast wel een werkster is genoeg medelijden met me heeft dat ze me vannacht wil troosten,’ zei hij. ‘Ga je mee, Skey? Dan laten we Sir Romantico alleen laten met zijn mooie gedachten terwijl wij eens in de praktijk gaan kijken of die liefde van hem echt bestaat.’
Skey keek nog even naar de vrouwen verderop, maar toen wendde hij zijn blik af. Hij klopte zijn broek af en kwam overeind.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik ga richting bed.’
Dorian trok zijn wenkbrauwen op. ‘Alleen?’
Skey knikte. ‘Ja, alleen.’
Dorian klikte met zijn tong tussen zijn tanden. ‘Doe nou niet zo eigenwijs, mooie jongen. Je hebt een vrouw nodig die je even terugbrengt naar deze wereld. Gun het jezelf om even op een aangename manier wakker gemaakt te worden uit die dooie toestand van je. Je bent geen lol aan als je zo bent zoals de afgelopen dag.’
Maar Skey duwde zijn haar over zijn schouder en draaide zich om. ‘Nee, ik heb geen vrouw nodig. Het enige wat ik op dit moment nodig heb, is een hele lange, ononderbroken nachtrust.’


Dank je wel weer!
_________________________________________________________________________________
Naast Skey fronste Dorian zijn wenkbrauwen, terwijl Skey op één elleboog leunde en naar aanleiding van die vraag ook naar de vrouwen verderop keek.
‘Sorry?’ vroeg Dorian alsof Spurr hem iets vies had gevraagd.
De toon van zijn stem leek Spurr echter te ontgaan.
‘Liefde,’ herhaalde hij. ‘Ware liefde. Het lot, een bestemming, hoe je het ook wilt noemen. Dat er iemand is die bij je hoort, die voor altijd de enige ware voor je is. Geloven jullie daar in?’
Dorian liet zich naast Skey voor de boomstam op de grond zakken.
‘Dat is zo zoetsappig dat het smerig is, Spurr,’ zei hij. ‘In sprookjes, misschien, maar niet in het echte leven.’
Spurr scheurde zijn blik los van de vrouwen en keek Dorians kant op.
‘Heb je dan nog nooit van iemand gehouden?’ vroeg hij. ‘Écht van iemand gehouden?’
Dorian trok zijn wenkbrauwen op, nu ook kijkend naar de vrouwen bij het kampvuur.
‘O, jawel hoor,’ zei hij. ‘Van mijn moeder.’
Skey glimlachte licht, maar Spurr leek hun gesprek vooralsnog erg serieus te nemen.
‘Ja maar, ik bedoel van een andere vrouw,’ drong hij aan. ‘Heb je nog nooit van een vrouw gehouden die niet door geboorte of familiebanden aan je gebonden was?’
Dorian grijnsde zijn witte tanden bloot en zei: ‘Ik hou van alle vrouwen.’
Skey’s glimlach verbreedde wat en hoofdschuddend keek hij voor zich uit. Dorian zag het en gaf hem een geamuseerde duw.
‘Wat nou, rooie?’ vroeg hij. ‘Ben jij het wel met El Sentimento eens, dan? Ik kan me niet voorstellen dat jij wel gelooft dat er één iemand is voor iedereen. Daar heb je net even teveel vrouwen voor gehad, jongen.’
Aan de andere kant ging Spurr ook naast Skey op de grond zitten.
‘Ja, Skey,’ zei hij. ‘Jij gaat ook veel met de werksters om. Heb jij dan nog nooit van een vrouw gehouden?’
‘En niet zeggen van je moeder,’ voegde Dorian er aan toe. ‘Want dat telt niet, blijkbaar.’
Spurr wierp een boze blik zijn kant op, maar Skey’s mondhoek trok op in een grimmige glimlach.
‘Dat is in mijn geval niet zo moeilijk,’ zei hij. ‘Mijn moeder is vertrokken toen ik vier was.’ Hij keek naar Sophia, die over de vlammen heen een korte blik hun kant op wierp omdat de mannen naar haar keken.
‘Maar wat betreft andere vrouwen: dat ligt eraan wat je onder ‘houden van’ verstaat,’ prakkiseerde hij. ‘Je hebt wel een bepaalde band, een bepaald gevoel wat je met ze deelt als het klikt tussen jou en haar. Tenminste, voor mij is dat wel zo. Maar ik weet niet of je dat houden van kunt noemen. Dat klinkt altijd zo, ik weet het niet, sterk. Krachtig.’
Dorian trok zijn neus op.
‘Wat jij bedoelt is geen liefde. Dat is gewoon lust,’ zei hij.
Maar Skey schudde zijn hoofd. ‘Nee, zo voel ik het niet. Dat is het deels, misschien, maar niet alleen. Het is ook iets in je karakter dat bij elkaar aansluit. Als dat er niet is, werkt het niet, niet alleen op die manier niet, maar ook niet in het dagelijks leven. Er moet wel iets zijn tussen haar en jou, maar ik denk niet dat dat is wat jij bedoelt. Ik weet eerlijk gezegd niet of liefde van dat soort echt bestaat. Als dat zo is, moet ik het waarschijnlijk nog meemaken. Tenminste, dat hoop ik dan maar. Anders valt het blijkbaar nogal tegen.’
Dorian maakte een instemmend gebaar.
‘Allemaal overgeromantiseerde onzin van religieuze dweepfiguren en hofdames die in een fantasiewereld leven,’ zei hij.
Spurr slaakte een zucht en schudde mistroostig zijn hoofd.
‘Jullie zijn hopeloos,’ zei hij.
Dorian knikte bevestigend, alsof hij vrede had met die constatering. Hij kwam overeind en veegde zijn kleren af.
‘Zo hopeloos dat er vast wel een werkster is genoeg medelijden met me heeft dat ze me vannacht wil troosten,’ zei hij. ‘Ga je mee, Skey? Dan laten we Sir Romantico alleen laten met zijn mooie gedachten terwijl wij eens in de praktijk gaan kijken of die liefde van hem echt bestaat.’
Skey keek nog even naar de vrouwen verderop, maar toen wendde hij zijn blik af. Hij klopte zijn broek af en kwam overeind.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik ga richting bed.’
Dorian trok zijn wenkbrauwen op. ‘Alleen?’
Skey knikte. ‘Ja, alleen.’
Dorian klikte met zijn tong tussen zijn tanden. ‘Doe nou niet zo eigenwijs, mooie jongen. Je hebt een vrouw nodig die je even terugbrengt naar deze wereld. Gun het jezelf om even op een aangename manier wakker gemaakt te worden uit die dooie toestand van je. Je bent geen lol aan als je zo bent zoals de afgelopen dag.’
Maar Skey duwde zijn haar over zijn schouder en draaide zich om. ‘Nee, ik heb geen vrouw nodig. Het enige wat ik op dit moment nodig heb, is een hele lange, ononderbroken nachtrust.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Haha dank je wel Maaike! 
____________________________________________________________________________
Ondanks dat hij het inderdaad nodig had, werd Skey’s nachtrust die nacht niet lang en onderbroken. Geen vrouw, maar zijn eigen gedachten leidden hem af van waar hij zo naar verlangde. Het was hem in eerste instantie nog wel gelukt om in slaap te komen, puur en alleen omdat zijn lichaam zo hard smeekte om rust dat de vermoeidheid zelfs zijn hersenen wist te verstommen, maar halverwege de nacht was hij wakker geworden toen iemand iets in een andere slaapruimte had laten vallen en daarna had hij de slaap niet meer kunnen vatten.
Hij had het geprobeerd, maar in de stilte in zijn tent waren zijn hersenen weer gaan draaien en had hij weer aan Bette en alles van die dag moeten denken. Zijn gedachten hadden hem niet meer de rust gegund die hij nodig had. Hij piekerde, over alles, over wat hij moest doen als in Bette’s brief stond dat ze bang was, als er juist in stond dat ze van niets wist, en over wat hij moest doen als er helemaal geen brief zou komen. In bijna alle gevallen zag hij maar één oplossing: hij zou haar daar op de één of andere manier weg moeten halen. Hoe wist hij nog niet, maar hij zou haar hoe dan ook uit het slot moeten halen en haar terug moeten brengen naar Nickelsons land. De kasteelheer zou boos worden, op hem en op Nickelson, en Nickelson zou daardoor waarschijnlijk weer boos op hem worden en hoe dan ook zou hij gedwongen zijn Skey te straffen, maar het maakte hem niet uit. Bette’s veiligheid was op dit moment belangrijker dan alles. Hij hoopte alleen dat hij nog niet te laat zou zijn.
Dat besef maakte dat de tijd langzaam ging. De rest van de nacht bleef hij met wijdopen ogen naar het plafond liggen staren, nadenkend over zijn plannen, zich afwisselend afvragend of zijn ideeën gegrond waren of dat hij misschien ergens wat te hard van stapel liep. Soms was hij overtuigd van het één, dan weer een tijd van het ander. Het negatieve, zware gevoel in zijn maag bleef echter in beide gevallen constant aanwezig. Dat deed hem telkens meer neigen naar het eerste: er was een reden dat hij zich zo voelde. Er was iets aan de hand en het risico was groot dat Bette gevaar liep. Bij de eerste beste aanwijzing die dat bevestigde, zou hij direct actie moeten ondernemen.
Ondanks zijn negatieve voorgevoel, lieten die concrete aanwijzingen nog een tijd op zich wachten. De volgende dag, na een hoofdbrekende nacht waarin hij nauwelijks nog had kunnen slapen, wachtte Skey vol ongeduld op een brief van Bette. Zijn hele dag, al zijn gedachten waren tijdens het werk gericht op de hoop op haar antwoord. Dat antwoord kwam echter niet. De heraut kwam twee keer langs, maar geen van die keren had hij een brief voor Bette bij zich gehad. Skey overwoog na de werkdag nog naar Nickelson te rijden om te vragen of die echt niets ontvangen had, maar dat deed hij uiteindelijk niet omdat hij niet opdringerig over wilde komen. Hij wist dat dat ongepast was en hij wilde Nickelson niet in zijn vrije tijd lastig vallen.
De volgende dag liet hij die intenties echter varen. De heraut had die ochtend nog steeds geen brief gebracht en Skey was tijdens het werk afweziger dan hij ooit geweest was. Hij was goed in zijn werk en fouten maakte hij niet, en die zou hij ook nooit maken, maar zijn gedachten waren zodanig afwezig dat hij alles op de automatische piloot moest doen. Toen hij zich na de werkdag terug naar het werkerskamp haastte en daar nog steeds geen brief vond, deden zijn frustratie en teleurstelling hem zijn principes opzij zetten. Hij sloeg het eten over en vertrok in plaats daarvan te voet naar Nickelsons residentie.

____________________________________________________________________________
Ondanks dat hij het inderdaad nodig had, werd Skey’s nachtrust die nacht niet lang en onderbroken. Geen vrouw, maar zijn eigen gedachten leidden hem af van waar hij zo naar verlangde. Het was hem in eerste instantie nog wel gelukt om in slaap te komen, puur en alleen omdat zijn lichaam zo hard smeekte om rust dat de vermoeidheid zelfs zijn hersenen wist te verstommen, maar halverwege de nacht was hij wakker geworden toen iemand iets in een andere slaapruimte had laten vallen en daarna had hij de slaap niet meer kunnen vatten.
Hij had het geprobeerd, maar in de stilte in zijn tent waren zijn hersenen weer gaan draaien en had hij weer aan Bette en alles van die dag moeten denken. Zijn gedachten hadden hem niet meer de rust gegund die hij nodig had. Hij piekerde, over alles, over wat hij moest doen als in Bette’s brief stond dat ze bang was, als er juist in stond dat ze van niets wist, en over wat hij moest doen als er helemaal geen brief zou komen. In bijna alle gevallen zag hij maar één oplossing: hij zou haar daar op de één of andere manier weg moeten halen. Hoe wist hij nog niet, maar hij zou haar hoe dan ook uit het slot moeten halen en haar terug moeten brengen naar Nickelsons land. De kasteelheer zou boos worden, op hem en op Nickelson, en Nickelson zou daardoor waarschijnlijk weer boos op hem worden en hoe dan ook zou hij gedwongen zijn Skey te straffen, maar het maakte hem niet uit. Bette’s veiligheid was op dit moment belangrijker dan alles. Hij hoopte alleen dat hij nog niet te laat zou zijn.
Dat besef maakte dat de tijd langzaam ging. De rest van de nacht bleef hij met wijdopen ogen naar het plafond liggen staren, nadenkend over zijn plannen, zich afwisselend afvragend of zijn ideeën gegrond waren of dat hij misschien ergens wat te hard van stapel liep. Soms was hij overtuigd van het één, dan weer een tijd van het ander. Het negatieve, zware gevoel in zijn maag bleef echter in beide gevallen constant aanwezig. Dat deed hem telkens meer neigen naar het eerste: er was een reden dat hij zich zo voelde. Er was iets aan de hand en het risico was groot dat Bette gevaar liep. Bij de eerste beste aanwijzing die dat bevestigde, zou hij direct actie moeten ondernemen.
Ondanks zijn negatieve voorgevoel, lieten die concrete aanwijzingen nog een tijd op zich wachten. De volgende dag, na een hoofdbrekende nacht waarin hij nauwelijks nog had kunnen slapen, wachtte Skey vol ongeduld op een brief van Bette. Zijn hele dag, al zijn gedachten waren tijdens het werk gericht op de hoop op haar antwoord. Dat antwoord kwam echter niet. De heraut kwam twee keer langs, maar geen van die keren had hij een brief voor Bette bij zich gehad. Skey overwoog na de werkdag nog naar Nickelson te rijden om te vragen of die echt niets ontvangen had, maar dat deed hij uiteindelijk niet omdat hij niet opdringerig over wilde komen. Hij wist dat dat ongepast was en hij wilde Nickelson niet in zijn vrije tijd lastig vallen.
De volgende dag liet hij die intenties echter varen. De heraut had die ochtend nog steeds geen brief gebracht en Skey was tijdens het werk afweziger dan hij ooit geweest was. Hij was goed in zijn werk en fouten maakte hij niet, en die zou hij ook nooit maken, maar zijn gedachten waren zodanig afwezig dat hij alles op de automatische piloot moest doen. Toen hij zich na de werkdag terug naar het werkerskamp haastte en daar nog steeds geen brief vond, deden zijn frustratie en teleurstelling hem zijn principes opzij zetten. Hij sloeg het eten over en vertrok in plaats daarvan te voet naar Nickelsons residentie.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-
- Balpen
- Berichten: 213
- Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27
Leuk! Ik ben eindelijk weer bijgelezen
en ik wil meer! 


Dank je wel voor je reactie weer Nele! 
________________________________________________________________
Nickelson zag bij aankomst direct hoe getergd Skey was door de zorgen om Bette. Zoals Skey eigenlijk al had kunnen verwachten, werd hij dan ook niet boos omdat hij ongevraagd naar zijn privé-vertrek was gekomen. Nickelson werd bijna nooit boos op zijn werkers, vooral als hun acties een goede reden hadden. Maar hoe goed die reden nu ook mocht zijn, goed nieuws had hij jammer genoeg ook niet: de laatste heraut had ook bij Nickelsons residentie die dag geen brief van Bette afgeleverd. Wel had Nickelson een brief gehad van de kasteelheer over de vondst van Bette’s paard: volgens de brief was een personeelslid van de kasteelheer tijdens een rit van het paard gevallen toen die een boodschap moest doen in de stad. Het paard was ergens van geschrokken, had de ruiter afgeworpen en was weggevlucht, het personeelslid in de wildernis achterlatend. De ruiter was te voet terug gegaan naar het slot en had daar een zoekactie op touw gezet, die, toen niemand het paard had kunnen vinden, aan het einde van de dag beëindigd werd met de gedachte dat het dier dan waarschijnlijk door rovers of een toevallige voorbijganger was opgepikt. De kasteelheer bracht Nickelson in zijn brief zijn dank over voor zijn goede zorgen voor het paard en zijn getoonde interesse en als dank voor zijn redding, mocht hij het paard houden.
Juist omdat de verklaring niet geheel onlogisch was, was hij onbevredigend. Het verhaal strookte niet met het vreemde gevoel dat Skey bij de hele situatie had gehad. Het was te gewoon, te logisch. Er was echter niets dat erop wees dat de kasteelheer niet de waarheid sprak en vooral Nickelson leek diens verhaal niet direct in twijfel te willen trekken. In tegenstelling tot Skey vond hij het niet vreemd dat hij zowel het geld als het paard dat hij daarvoor had weggegeven van de kasteelheer mocht houden als dank voor het opvangen en naverzorgen ervan. Skey kon echter maar niet besluiten of dat betekende dat Nickelson naïef was of dat dat alleen maar zo leek omdat hij paranoia begon te worden. Hij besloot er voorlopig maar even niet over door te zeuren, ook al vormde het verhaal weer een nieuwe zijtak in het onoverzichtelijke doolhof van zijn gedachten. Hij moest al lang blij zijn dat Nickelson hem niet op zijn kop had gegeven voor zijn ongeautoriseerde bezoek.
Teleurgesteld ging Skey na zijn bezoek aan Nickelson terug naar het werkerskamp. Hij passeerde de andere werkers rond het gebruikelijke kampvuur zonder een woord met hen te wisselen en trok zich weer terug in zijn slaapruimte. Hij ging op zijn bed liggen en begon weer met zijn ogen op het plafond gericht te piekeren. Eén keer deed hij zijn ogen dicht, om te voorkomen dat Dorian tegen hem zou gaan praten toen die kwam kijken waar hij uithing, en dit keer ging Dorian wel weg zonder te vragen of hij wakker was. Skey wachtte met zijn ogen opendoen tot hij verdwenen was en bleef in zijn eentje in de werkersbarak achter.
Weer lag hij die avond eindeloos wakker. Hij was nu minder moe dan gisteren, en daardoor lukte het hem nu helemaal niet meer om in slaap te komen. Met het verstrijken van de tijd kwamen ook de andere werkers terug naar de barak en hij hoorde hoe ze zich één voor één in hun bedden installeerden om te gaan slapen. Hij was zodanig wakker dat hij ze onbewust telde terwijl ze terugkwamen. Tegen de tijd dat de laatste terug was, had hij nog steeds geen oog dichtgedaan.
Toen de rust in de barak eenmaal een beetje teruggekeerd was, zakte hij af en toe wat weg, maar echt slapen was het niet te noemen. Hij had vage dromen, over Bette en over de kasteelheer en allemaal variaties die zijn malende gedachten van het schouwspel dat hij twee dagen terug bij het slot had aanschouwd gemaakt hadden. Hij schrok er zo nu en dan plotseling uit wakker en door die constante abrupte onderbrekingen van zijn nachtrust, ging hij zich gedurende de nacht ook niet bepaald beter voelen.
De volgende dag was hij de eerste die uit bed kwam. De werkers hadden vandaag vrij en de meesten bleven dan meestal aanzienlijk langer in bed liggen dan op werkdagen. Skey had zich die dag echter al aangekleed voor de ochtend was gevallen. Zodra de eerste zonnestralen door de kieren van zijn leistenen slaapruimte begonnen te vallen, ging hij naar buiten om één van de werkpaarden te zadelen. Hij nam de werkpaarden vaker mee voor een rit op hun vrije dag, om te voorkomen dat ze de volgende dag stijf of juist druk op het land zouden zijn, maar nu deed hij het met een achterliggende gedachte: hij hoopte dat wat tijd uit de buurt van het kamp zijn hoofd wat helderder zou maken, dat de buitenlucht zijn gedachten een beetje op een rijtje zou weten te krijgen. Hij had behoefte aan de rust en stilte die de natuur hem bood buiten de drukte van het kamp. Ergens in zijn achterhoofd had misschien zich ook al een bestemming gevormd, al duurde het een hele tijd voor hij daar zich volledig bewust van werd.
Eerst reed hij gewoon een willekeurige richting uit: langs de eindeloze landerijen, die verlaten waren op de vrije dag; langs weilanden met grazend vee en langs heldere wateren met groepjes badende en rustende vogels. Het was mooi weer om buiten te zijn, in de ontwakende natuur en de aangename warmte van de net opkomende zon. Hij kwam onderweg niemand tegen en het was of hij de wereld geheel voor zich alleen had.
Skey reed verder, tot hij bij een groot, glanzend meer kwam dat zich door de jaren heen in een dal midden in het bos gevormd had. Het was één van de mooiste plekken in de omgeving: het gras en de bomen waren helder groen en de duidelijk uitgetekende zonnestralen deden het water glimmen als een spiegel. Skey genoot altijd van de rust en sereniteit die de plek hem bood. Dat had ook voor Bette gegolden: de laatste keer dat hij hier was geweest, was dat met haar geweest. Ze hadden gezwommen in het meer, gepraat langs de stralende waterkant en de liefde bedreven onder één van de grote bomen in het dal. Het was een mooie herinnering en waarschijnlijk was dat ook de reden dat hij min of meer onbewust naar de plek toe gereden was.

________________________________________________________________
Nickelson zag bij aankomst direct hoe getergd Skey was door de zorgen om Bette. Zoals Skey eigenlijk al had kunnen verwachten, werd hij dan ook niet boos omdat hij ongevraagd naar zijn privé-vertrek was gekomen. Nickelson werd bijna nooit boos op zijn werkers, vooral als hun acties een goede reden hadden. Maar hoe goed die reden nu ook mocht zijn, goed nieuws had hij jammer genoeg ook niet: de laatste heraut had ook bij Nickelsons residentie die dag geen brief van Bette afgeleverd. Wel had Nickelson een brief gehad van de kasteelheer over de vondst van Bette’s paard: volgens de brief was een personeelslid van de kasteelheer tijdens een rit van het paard gevallen toen die een boodschap moest doen in de stad. Het paard was ergens van geschrokken, had de ruiter afgeworpen en was weggevlucht, het personeelslid in de wildernis achterlatend. De ruiter was te voet terug gegaan naar het slot en had daar een zoekactie op touw gezet, die, toen niemand het paard had kunnen vinden, aan het einde van de dag beëindigd werd met de gedachte dat het dier dan waarschijnlijk door rovers of een toevallige voorbijganger was opgepikt. De kasteelheer bracht Nickelson in zijn brief zijn dank over voor zijn goede zorgen voor het paard en zijn getoonde interesse en als dank voor zijn redding, mocht hij het paard houden.
Juist omdat de verklaring niet geheel onlogisch was, was hij onbevredigend. Het verhaal strookte niet met het vreemde gevoel dat Skey bij de hele situatie had gehad. Het was te gewoon, te logisch. Er was echter niets dat erop wees dat de kasteelheer niet de waarheid sprak en vooral Nickelson leek diens verhaal niet direct in twijfel te willen trekken. In tegenstelling tot Skey vond hij het niet vreemd dat hij zowel het geld als het paard dat hij daarvoor had weggegeven van de kasteelheer mocht houden als dank voor het opvangen en naverzorgen ervan. Skey kon echter maar niet besluiten of dat betekende dat Nickelson naïef was of dat dat alleen maar zo leek omdat hij paranoia begon te worden. Hij besloot er voorlopig maar even niet over door te zeuren, ook al vormde het verhaal weer een nieuwe zijtak in het onoverzichtelijke doolhof van zijn gedachten. Hij moest al lang blij zijn dat Nickelson hem niet op zijn kop had gegeven voor zijn ongeautoriseerde bezoek.
Teleurgesteld ging Skey na zijn bezoek aan Nickelson terug naar het werkerskamp. Hij passeerde de andere werkers rond het gebruikelijke kampvuur zonder een woord met hen te wisselen en trok zich weer terug in zijn slaapruimte. Hij ging op zijn bed liggen en begon weer met zijn ogen op het plafond gericht te piekeren. Eén keer deed hij zijn ogen dicht, om te voorkomen dat Dorian tegen hem zou gaan praten toen die kwam kijken waar hij uithing, en dit keer ging Dorian wel weg zonder te vragen of hij wakker was. Skey wachtte met zijn ogen opendoen tot hij verdwenen was en bleef in zijn eentje in de werkersbarak achter.
Weer lag hij die avond eindeloos wakker. Hij was nu minder moe dan gisteren, en daardoor lukte het hem nu helemaal niet meer om in slaap te komen. Met het verstrijken van de tijd kwamen ook de andere werkers terug naar de barak en hij hoorde hoe ze zich één voor één in hun bedden installeerden om te gaan slapen. Hij was zodanig wakker dat hij ze onbewust telde terwijl ze terugkwamen. Tegen de tijd dat de laatste terug was, had hij nog steeds geen oog dichtgedaan.
Toen de rust in de barak eenmaal een beetje teruggekeerd was, zakte hij af en toe wat weg, maar echt slapen was het niet te noemen. Hij had vage dromen, over Bette en over de kasteelheer en allemaal variaties die zijn malende gedachten van het schouwspel dat hij twee dagen terug bij het slot had aanschouwd gemaakt hadden. Hij schrok er zo nu en dan plotseling uit wakker en door die constante abrupte onderbrekingen van zijn nachtrust, ging hij zich gedurende de nacht ook niet bepaald beter voelen.
De volgende dag was hij de eerste die uit bed kwam. De werkers hadden vandaag vrij en de meesten bleven dan meestal aanzienlijk langer in bed liggen dan op werkdagen. Skey had zich die dag echter al aangekleed voor de ochtend was gevallen. Zodra de eerste zonnestralen door de kieren van zijn leistenen slaapruimte begonnen te vallen, ging hij naar buiten om één van de werkpaarden te zadelen. Hij nam de werkpaarden vaker mee voor een rit op hun vrije dag, om te voorkomen dat ze de volgende dag stijf of juist druk op het land zouden zijn, maar nu deed hij het met een achterliggende gedachte: hij hoopte dat wat tijd uit de buurt van het kamp zijn hoofd wat helderder zou maken, dat de buitenlucht zijn gedachten een beetje op een rijtje zou weten te krijgen. Hij had behoefte aan de rust en stilte die de natuur hem bood buiten de drukte van het kamp. Ergens in zijn achterhoofd had misschien zich ook al een bestemming gevormd, al duurde het een hele tijd voor hij daar zich volledig bewust van werd.
Eerst reed hij gewoon een willekeurige richting uit: langs de eindeloze landerijen, die verlaten waren op de vrije dag; langs weilanden met grazend vee en langs heldere wateren met groepjes badende en rustende vogels. Het was mooi weer om buiten te zijn, in de ontwakende natuur en de aangename warmte van de net opkomende zon. Hij kwam onderweg niemand tegen en het was of hij de wereld geheel voor zich alleen had.
Skey reed verder, tot hij bij een groot, glanzend meer kwam dat zich door de jaren heen in een dal midden in het bos gevormd had. Het was één van de mooiste plekken in de omgeving: het gras en de bomen waren helder groen en de duidelijk uitgetekende zonnestralen deden het water glimmen als een spiegel. Skey genoot altijd van de rust en sereniteit die de plek hem bood. Dat had ook voor Bette gegolden: de laatste keer dat hij hier was geweest, was dat met haar geweest. Ze hadden gezwommen in het meer, gepraat langs de stralende waterkant en de liefde bedreven onder één van de grote bomen in het dal. Het was een mooie herinnering en waarschijnlijk was dat ook de reden dat hij min of meer onbewust naar de plek toe gereden was.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Arme Skey, het breekt hem helemaal op
Misschien moet hij 's nachts eens daar naar binnen sluipen en dan op onderzoek uitgaan. (Gezien dat Skey de ware aard niet weet van de kasteelheer)
Ik heb zo'n vermoeden dat hij iemand gaat tegenkomen bij dat mooie meer. Het klinkt heel idyllisch in elk geval
Ga zo door!

Ik heb zo'n vermoeden dat hij iemand gaat tegenkomen bij dat mooie meer. Het klinkt heel idyllisch in elk geval

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
-
- Balpen
- Berichten: 144
- Lid geworden op: 18 jun 2012 21:31
Wow...je hebt een zeer fijne schrijfstijl. Terwijl ik het leesde wist je mijn aandacht goed vast te houden. Je weet de spanning heel goed vast te houden, en de zorgen die skey heeft omtrent Bette.
Ik vraag me wel af of zijn vrienden echt niets in de gaten zullen hebben. De kasteelheer heeft wel een beetje weg van graaf dracula, maar wat gebeurd er met het personeel wanneer ze zich iets zouden laten ontglippen van de geheime die verborgen gehouden worden tussen de kasteelmuren...?
Ik zag wel typfouten staan, maar als je het zelf kritisch over zult lezen zul je deze waarschijnlijk ook wel zien.
Ga zo door!
Ik vraag me wel af of zijn vrienden echt niets in de gaten zullen hebben. De kasteelheer heeft wel een beetje weg van graaf dracula, maar wat gebeurd er met het personeel wanneer ze zich iets zouden laten ontglippen van de geheime die verborgen gehouden worden tussen de kasteelmuren...?
Ik zag wel typfouten staan, maar als je het zelf kritisch over zult lezen zul je deze waarschijnlijk ook wel zien.
Ga zo door!

Even Miracles take A Little Time
ah skey toch, hij weet niet dat het toch al een verloren zaak is??
Ja ik lees nog steeds mee, met heeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeel veel plezier, Skey is gewoon echt tof, lief en zorgzaam en een beetje een rokkenjager en dat is ook leuk, want dat maakt hem minder typisch.
Ja ik lees nog steeds mee, met heeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeel veel plezier, Skey is gewoon echt tof, lief en zorgzaam en een beetje een rokkenjager en dat is ook leuk, want dat maakt hem minder typisch.
Heel erg bedankt voor de leuke reacties allemaal! Daantjeschrijft, super dat je ook meeleest en yociame, ik moest glimlachen om je beschrijving van Skey, juist omdat die zo leuk en kloppend is
thanks!
__________________________________________________________________________________
Eenmaal onderin het dal, bij de rand van het meer, bleef Skey een tijdje op zijn paard naar het meer zitten staren. Hij had geen idee hoe lang hij er stond. Zijn hoofd was vol gedachten, vol beelden die zich voor zijn ogen afspeelden. Hij kon Bette voor zich zien, haar gebruinde lichaam in het water, haar heldere ogen, de plukjes haar die vochtig in haar nek hadden gehangen. Hij kon haar horen lachen en kon haar ademhaling bij zijn oor horen zoals hij die onder de boom had gehoord. Het was of de omgeving een stuk van zijn schoonheid had verloren zonder haar, alsof het geruis van de bomen en het gefluit van de vogels hun diepte hadden verloren omdat er iets ontbrak, omdat er iets miste. Hij had hier niet moeten komen. Haar afwezigheid maakte het alleen maar pijnlijk om hier te zijn.
Nog even bleef Skey naar het stralende meer voor de voeten van zijn paard kijken. De gedachten doofden uit, vervlogen langzaam, en het geluid van Bette’s lach stierf met een laatste galm weg tussen de bomen. Toen wendde hij zijn blik af. Hij draaide zijn paard om, gaf het de sporen en draafde de heuvel weer op. Hij reed weg, weg van de open plek en de herinneringen, en hij zette zijn paard in galop aan. Het paard sprong naar voren en galoppeerde in een rustig tempo het dal uit.
De geluiden en gedachten bleven echter niet bij het meer achter. Ze achtervolgden hem, de heuvel op en het dal uit, samen met de gevoelens die ergens stevig tussen zijn borst en zijn buik bleven steken. De drang om terug te rijden was groot en tegelijkertijd pijnlijk en hij klemde zijn kaken op elkaar. Hij ging in zijn beugels staan, liet de teugels vieren en begon te rijden, zo hard als hij kon. Het paard dook naar voren en versnelde zijn pas. Ze galoppeerden dwars door een grasveld, reden tussen bomen door en schoten bruggetjes en heuveltjes over. Het grote lijf van het paard onder hem stuwde zich vooruit. De hoeven denderden in een regelmatig drietaktritme over de bodem en de manen wapperden in zijn gezicht, maar hij voelde het maar half, alsof een deel van zijn bewustzijn bij het meer achtergebleven was. Hij sloot zijn handen om de teugels en gaf het paard nog meer been, zodat de galopsprongen korter en sneller werden. Hij had geen idee wat hij deed, waar hij naartoe ging, tot hij na verloop van tijd bij de weg naar het land van Sir John uitkwam.
Achteraf wist hij niet precies meer hoe hij daar gekomen was. Hij was er ineens: voor zijn gevoel had hij het ene moment nog bij het meer gestaan en toen ineens stond hij op de kruising. Hij kon zich niet herinneren of hij bewust de route genomen had of niet. Hij had in eerste instantie ook geen idee wat hij op het land van Sir John ging doen, wat het doel was van de vage impuls die hem erheen had geleid, maar toch nam hij zijn paard terug tot het op de brede landweg tot stilstand kwam.
Hij bleef een tijd op de kruising staan, starend naar de witte gebouwen verderop. Hij stond er zo lang dat zijn paard na verloop van tijd op rust ging staan om te soezen in de warme zon. Pas toen het al twee keer een ander achterbeen had opgetrokken om het op rust te zetten, kwam Skey weer terug naar de werkelijkheid. Hij dreef het paard aan, draaide het om en sloeg de weg naar Johns landerijen in. Het besef dat hij zijn eigen intenties niet wist, was te vaag om hem ertoe aan te zetten te keren en terug naar huis te rijden.

__________________________________________________________________________________
Eenmaal onderin het dal, bij de rand van het meer, bleef Skey een tijdje op zijn paard naar het meer zitten staren. Hij had geen idee hoe lang hij er stond. Zijn hoofd was vol gedachten, vol beelden die zich voor zijn ogen afspeelden. Hij kon Bette voor zich zien, haar gebruinde lichaam in het water, haar heldere ogen, de plukjes haar die vochtig in haar nek hadden gehangen. Hij kon haar horen lachen en kon haar ademhaling bij zijn oor horen zoals hij die onder de boom had gehoord. Het was of de omgeving een stuk van zijn schoonheid had verloren zonder haar, alsof het geruis van de bomen en het gefluit van de vogels hun diepte hadden verloren omdat er iets ontbrak, omdat er iets miste. Hij had hier niet moeten komen. Haar afwezigheid maakte het alleen maar pijnlijk om hier te zijn.
Nog even bleef Skey naar het stralende meer voor de voeten van zijn paard kijken. De gedachten doofden uit, vervlogen langzaam, en het geluid van Bette’s lach stierf met een laatste galm weg tussen de bomen. Toen wendde hij zijn blik af. Hij draaide zijn paard om, gaf het de sporen en draafde de heuvel weer op. Hij reed weg, weg van de open plek en de herinneringen, en hij zette zijn paard in galop aan. Het paard sprong naar voren en galoppeerde in een rustig tempo het dal uit.
De geluiden en gedachten bleven echter niet bij het meer achter. Ze achtervolgden hem, de heuvel op en het dal uit, samen met de gevoelens die ergens stevig tussen zijn borst en zijn buik bleven steken. De drang om terug te rijden was groot en tegelijkertijd pijnlijk en hij klemde zijn kaken op elkaar. Hij ging in zijn beugels staan, liet de teugels vieren en begon te rijden, zo hard als hij kon. Het paard dook naar voren en versnelde zijn pas. Ze galoppeerden dwars door een grasveld, reden tussen bomen door en schoten bruggetjes en heuveltjes over. Het grote lijf van het paard onder hem stuwde zich vooruit. De hoeven denderden in een regelmatig drietaktritme over de bodem en de manen wapperden in zijn gezicht, maar hij voelde het maar half, alsof een deel van zijn bewustzijn bij het meer achtergebleven was. Hij sloot zijn handen om de teugels en gaf het paard nog meer been, zodat de galopsprongen korter en sneller werden. Hij had geen idee wat hij deed, waar hij naartoe ging, tot hij na verloop van tijd bij de weg naar het land van Sir John uitkwam.
Achteraf wist hij niet precies meer hoe hij daar gekomen was. Hij was er ineens: voor zijn gevoel had hij het ene moment nog bij het meer gestaan en toen ineens stond hij op de kruising. Hij kon zich niet herinneren of hij bewust de route genomen had of niet. Hij had in eerste instantie ook geen idee wat hij op het land van Sir John ging doen, wat het doel was van de vage impuls die hem erheen had geleid, maar toch nam hij zijn paard terug tot het op de brede landweg tot stilstand kwam.
Hij bleef een tijd op de kruising staan, starend naar de witte gebouwen verderop. Hij stond er zo lang dat zijn paard na verloop van tijd op rust ging staan om te soezen in de warme zon. Pas toen het al twee keer een ander achterbeen had opgetrokken om het op rust te zetten, kwam Skey weer terug naar de werkelijkheid. Hij dreef het paard aan, draaide het om en sloeg de weg naar Johns landerijen in. Het besef dat hij zijn eigen intenties niet wist, was te vaag om hem ertoe aan te zetten te keren en terug naar huis te rijden.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Ergens speelt het idee dat Skey ook een beetje verliefd is op Bette. Nog meer dan Spurr.
Ik ben benieuwd wat hij bij het land van Sir John zal aantreffen
Ga zo door!
Ik ben benieuwd wat hij bij het land van Sir John zal aantreffen

- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Dank je wel weer Maaike! 
____________________________________________________________________________
In een vlotte draf reed Skey de lange landweg naar Sir Johns nederzetting op. Hij stapte het laatste stukje naar de witte gebouwen uit en zette zijn paard met een flinke pluk hooi in de voor bezoekers bestemde stal. Daarna ging hij het land van Sir John op, zoekend naar de privévertrekken van de werkers. In het geval van Sir John lagen de slaapvertrekken dichter bij diens eigen residentie dan op Nickelsons land, dus het duurde niet lang eer hij ze gevonden had.
De werkers van Sir John hadden geen gemeenschappelijke barak met aparte kamers, zoals op het land waar Skey werkte, maar in plaats daarvan hadden ze allemaal hun eigen hutje, een soort ronde koepel van stro en klei met aan de voorkant een deur en aan de andere kant een raam. De hutten stonden in twee lange rijen langs elkaar opgesteld, zodat er een soort pad tussenin was ontstaan. Ze waren roodbruin en allemaal volledig identiek aan elkaar. Toen Skey een voorbijganger naar het exemplaar van Adriane Jefferson vroeg, werd naar een hutje halverwege het achterste gedeelte van de linkerrij gewezen.
Skey bedankte de voorbijganger en liep door naar de hut die hem gewezen was. Hij bleef voor de kleikoepel staan en keek naar de simpele, houten deur. Er waren initialen ingekerfd, AF. Hij zat dus in ieder geval goed.
Ondanks die bevestiging bleef hij nog even voor de deur staan, kijkend naar de initialen, maar toen hief hij zijn hand toch op om te kloppen. Zijn knokkels tikten tegen het hout en weergalmden hol binnenin het hutje. Hij luisterde en al gauw hoorde hij voetstappen van binnen zijn kant op komen. Er klonk geschraap, er klikte iets en toen ging de deur open.
Adriane verscheen in de deuropening. Skey realiseerde zich dat hij vergeten was hoe erg ze op Bette leek. Ze zag er mooi uit, ook in de eenvoudige kleren die ze op haar vrije dag droeg. Haar donkere haar was opgestoken en één donkere pluk viel op een aantrekkelijke manier langs haar gezicht. Vooral haar lichte, heldere ogen waren net zo sprekend als die van haar zus waren geweest.
Adriane leek even verrast toen ze Skey zag staan, maar ze herstelde zich snel. Ze glimlachte toen ze hem herkende en sloeg haar armen over elkaar.
‘Hé,’ zei ze en ze leunde tegen de deurpost. ‘Jou had ik hier niet verwacht. Wat een onverwacht genoegen.’ Ze hield haar hoofd een beetje schuin. ‘Waar heb ik dat aan te danken?’
Nu Skey voor Adriane’s neus stond en opnieuw getroffen werd door de gelijkenis tussen haar en haar zuster, had hij helemaal geen idee meer wat hij hier deed. Hij schudde zijn hoofd een beetje.
‘Ik heb geen idee,’ zei hij toen eerlijk.
Adriane’s mondhoek trok wat omhoog.
‘Je hebt geen idee?’ herhaalde ze.
Skey schudde opnieuw zijn hoofd. De manier waarop ze naar hem glimlachte, was op de een of andere manier aanstekelijk en de aanblik van haar sprekende gezicht deed hem zich realiseren dat hij misschien toch niet geheel onbewust haar kant op gereden was.
Adriane keek glimlachend naar zijn gezicht en liet haar ogen nog even over hem heen glijden. Toen zette ze een stap bij de deurpost vandaan om hem erlangs te laten.
‘Kom maar binnen,’ zei ze.
Skey knikte een keer met zijn hoofd en liep langs haar heen de hut in.
Binnen keek hij om zich heen, terwijl Adriane de deur achter zich dichtdeed. De binnenkant van de hut had dezelfde kleur als de buitenkant had gehad. Het was klein, maar groot genoeg. Rechts van hem stond een bed, met er tegenover een tafeltje met wat losse spullen en een schommelstoel waar wat lichtgekleurde kleren overheen hingen. Tegen de achterzijde van het vertrek stond één kast en onder het raam lagen wat verkoolde takken met een theepot aan een driepoot erboven. Het was sober, maar toch huiselijk, op een bepaalde manier
Skey keek om toen Adriane langs hem heen liep. Ze pakte zijn hand in het voorbijgaan en trok hem mee naar haar bed. Daar draaide ze hem om en zette hem op de rand neer.
‘Ga maar zitten,’ zei ze. ‘Hoe gaat het met je? Weet je dat je er moe uitziet?’
Skey bleef op de rand van het bed zitten en streek een pluk haar uit zijn gezicht.
‘Zou kunnen,’ reageerde hij. ‘Het is druk op het land, op het moment.’
Hij hoorde Adriane door de hut heen en weer lopen. Het plotseling gedempt worden van het licht in de hut deed hem vermoeden dat ze iets van verduisterende stof of dierenhuid voor het raam achter hem had gehangen. Hij wilde naar haar achterom kijken, maar voelde Adriane’s handen al op zijn schouders voor hij daar de kans toe had gekregen. Ze klom achter hem op het bed en liet haar handen naar zijn hals glijden. Ze streelde zijn huid met haar vingertoppen en begon zacht knedend zijn schouders te masseren.
‘Ik merk het,’ zei ze. ‘Je bent veel te gespannen. Ik denk dat je hard aan wat ontspanning toe bent.’

____________________________________________________________________________
In een vlotte draf reed Skey de lange landweg naar Sir Johns nederzetting op. Hij stapte het laatste stukje naar de witte gebouwen uit en zette zijn paard met een flinke pluk hooi in de voor bezoekers bestemde stal. Daarna ging hij het land van Sir John op, zoekend naar de privévertrekken van de werkers. In het geval van Sir John lagen de slaapvertrekken dichter bij diens eigen residentie dan op Nickelsons land, dus het duurde niet lang eer hij ze gevonden had.
De werkers van Sir John hadden geen gemeenschappelijke barak met aparte kamers, zoals op het land waar Skey werkte, maar in plaats daarvan hadden ze allemaal hun eigen hutje, een soort ronde koepel van stro en klei met aan de voorkant een deur en aan de andere kant een raam. De hutten stonden in twee lange rijen langs elkaar opgesteld, zodat er een soort pad tussenin was ontstaan. Ze waren roodbruin en allemaal volledig identiek aan elkaar. Toen Skey een voorbijganger naar het exemplaar van Adriane Jefferson vroeg, werd naar een hutje halverwege het achterste gedeelte van de linkerrij gewezen.
Skey bedankte de voorbijganger en liep door naar de hut die hem gewezen was. Hij bleef voor de kleikoepel staan en keek naar de simpele, houten deur. Er waren initialen ingekerfd, AF. Hij zat dus in ieder geval goed.
Ondanks die bevestiging bleef hij nog even voor de deur staan, kijkend naar de initialen, maar toen hief hij zijn hand toch op om te kloppen. Zijn knokkels tikten tegen het hout en weergalmden hol binnenin het hutje. Hij luisterde en al gauw hoorde hij voetstappen van binnen zijn kant op komen. Er klonk geschraap, er klikte iets en toen ging de deur open.
Adriane verscheen in de deuropening. Skey realiseerde zich dat hij vergeten was hoe erg ze op Bette leek. Ze zag er mooi uit, ook in de eenvoudige kleren die ze op haar vrije dag droeg. Haar donkere haar was opgestoken en één donkere pluk viel op een aantrekkelijke manier langs haar gezicht. Vooral haar lichte, heldere ogen waren net zo sprekend als die van haar zus waren geweest.
Adriane leek even verrast toen ze Skey zag staan, maar ze herstelde zich snel. Ze glimlachte toen ze hem herkende en sloeg haar armen over elkaar.
‘Hé,’ zei ze en ze leunde tegen de deurpost. ‘Jou had ik hier niet verwacht. Wat een onverwacht genoegen.’ Ze hield haar hoofd een beetje schuin. ‘Waar heb ik dat aan te danken?’
Nu Skey voor Adriane’s neus stond en opnieuw getroffen werd door de gelijkenis tussen haar en haar zuster, had hij helemaal geen idee meer wat hij hier deed. Hij schudde zijn hoofd een beetje.
‘Ik heb geen idee,’ zei hij toen eerlijk.
Adriane’s mondhoek trok wat omhoog.
‘Je hebt geen idee?’ herhaalde ze.
Skey schudde opnieuw zijn hoofd. De manier waarop ze naar hem glimlachte, was op de een of andere manier aanstekelijk en de aanblik van haar sprekende gezicht deed hem zich realiseren dat hij misschien toch niet geheel onbewust haar kant op gereden was.
Adriane keek glimlachend naar zijn gezicht en liet haar ogen nog even over hem heen glijden. Toen zette ze een stap bij de deurpost vandaan om hem erlangs te laten.
‘Kom maar binnen,’ zei ze.
Skey knikte een keer met zijn hoofd en liep langs haar heen de hut in.
Binnen keek hij om zich heen, terwijl Adriane de deur achter zich dichtdeed. De binnenkant van de hut had dezelfde kleur als de buitenkant had gehad. Het was klein, maar groot genoeg. Rechts van hem stond een bed, met er tegenover een tafeltje met wat losse spullen en een schommelstoel waar wat lichtgekleurde kleren overheen hingen. Tegen de achterzijde van het vertrek stond één kast en onder het raam lagen wat verkoolde takken met een theepot aan een driepoot erboven. Het was sober, maar toch huiselijk, op een bepaalde manier
Skey keek om toen Adriane langs hem heen liep. Ze pakte zijn hand in het voorbijgaan en trok hem mee naar haar bed. Daar draaide ze hem om en zette hem op de rand neer.
‘Ga maar zitten,’ zei ze. ‘Hoe gaat het met je? Weet je dat je er moe uitziet?’
Skey bleef op de rand van het bed zitten en streek een pluk haar uit zijn gezicht.
‘Zou kunnen,’ reageerde hij. ‘Het is druk op het land, op het moment.’
Hij hoorde Adriane door de hut heen en weer lopen. Het plotseling gedempt worden van het licht in de hut deed hem vermoeden dat ze iets van verduisterende stof of dierenhuid voor het raam achter hem had gehangen. Hij wilde naar haar achterom kijken, maar voelde Adriane’s handen al op zijn schouders voor hij daar de kans toe had gekregen. Ze klom achter hem op het bed en liet haar handen naar zijn hals glijden. Ze streelde zijn huid met haar vingertoppen en begon zacht knedend zijn schouders te masseren.
‘Ik merk het,’ zei ze. ‘Je bent veel te gespannen. Ik denk dat je hard aan wat ontspanning toe bent.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-
- Balpen
- Berichten: 256
- Lid geworden op: 23 jan 2012 14:19
- Locatie: Leiden
Is dit een ander verhaal dan die oudere?
never give up, there is no such thing as an ending. just a new beginning.
Ja klopt ashley, dit is Skey's verhaal daar voor inderdaad, zeg maar het verhaal van het begin tot ergens waar het andere verhaal begint. Maar wel met dezelfde personages (uiteindelijk dan, en Skey natuurlijk al vanaf het begin
)


~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
-
- Balpen
- Berichten: 256
- Lid geworden op: 23 jan 2012 14:19
- Locatie: Leiden
Ik moet het oudere verhaal maar weer eens over lezen en dan hier aan beginnen (:
never give up, there is no such thing as an ending. just a new beginning.
Haha is goed hoor 
________________________________________________________________
Haar handen kneedden zijn schouders en pas toen zijn lichaam zich door haar aanrakingen ontspande, realiseerde Skey zich dat hij inderdaad gespannen was geweest. Hij deed zijn ogen dicht en liet zijn hoofd wat naar voren zakken, terwijl Adriane met bekwame bewegingen zijn schouders masseerde. Haar handen kneedden zijn spieren en pas toen zijn lichaam zich door haar aanrakingen ontspande, realiseerde hij zich dat hij inderdaad gespannen was geweest.
Hij deed zijn ogen dicht toen hij Adriane’s lichaam tegen het zijne voelde en haar handen van zijn schouders omlaag over zijn borst gleden. Haar adem was warm in zijn nek toen ze haar lippen tegen zijn hals drukte en hem kuste. Ze boog verder naar hem toe en er trok een warme siddering door Skey’s lichaam toen haar handen langs zijn buik verder omlaag zijn broek in gleden. Hij voelde dat Adriane glimlachte in zijn hals.
‘Goed zo,’ zei ze. ‘Zie je? Je moet gewoon even stoom afblazen.’ Haar lippen verplaatsten zich omhoog en zacht drukte ze een kus op zijn kaak. Skey draaide zijn hoofd haar kant op. Haar gezicht was vlak bij dat van hem. Hij keek naar haar, naar haar ogen die broeierig maar ook rustig stonden, en probeerde enkel en alleen haar gezicht voor zich te zien, de kleur van haar ogen, de vorm van haar mond. Hij stak zijn hand naar haar uit, legde hem tegen haar gezicht en streelde met zijn duim over haar lippen. Toen boog hij naar haar toe. Hij deed zijn ogen dicht, liet zijn lippen de hare raken en kuste haar.
Adriane’s lippen waren vol en zacht. Ze weken van elkaar en nodigden hem uit, gaven hem toestemming tot meer. Het gevoel van haar mond en haar tong was warm en het was of de zoen de vage trance waar hij zich de afgelopen dagen in had bevonden nog meer versterkte, maar nu op een andere, veel prettigere manier dan tevoren. Hij legde zijn hand in haar hals en verdiepte de kus, waardoor die van beide kanten vuriger werd, en Adriane glimlachte tegen zijn lippen aan. Ze pakte de onderkant van zijn shirt vast, schoof het omhoog en trok het soepel over zijn hoofd, op zo’n manier dat haar lippen nauwelijks van de zijnen weken. Haar handen gleden over zijn borst en over zijn buik, strelend, maar tegelijkertijd assertief en zelfverzekerd.
Toen draaide ze naar hem toe. Ze legde haar hand tegen zijn borst, hield zijn blik vast en duwde hem achterover op haar bed. Haar lichaam volgde dat van hem en haar lippen zakten af, naar zijn hals, zijn borst, zijn buik, en verder omlaag, naar haar handen die zijn broek begonnen los te maken.
Skey bleef op zijn rug tussen de zachte lakens liggen, kijkend naar het plafond boven zijn hoofd. Langzaam zakte hij weer weg, in zijn vage roes, half afwezig door de terugkerende van de gedachten van afgelopen dagen, half aanwezig door de aanrakingen van Adriane. Zijn ogen gingen dicht toen ze zijn broek los had en zijn spieren spanden zich even toen haar lippen verder omlaag gleden en hun bestemming vonden, ontspanden zich vervolgens weer, en zijn adem ontsnapte langzaam toen hij volledig wegzakte in de roes die ze met haar handelingen veroorzaakte. Hij sloot zijn handen om de lakens en liet haar gaan, even, maar na een tijdje pakte hij haar bij haar arm en haalde haar weer omhoog. Hij trok haar over zich heen, met haar lichaam op dat van hem, en hield haar daar op haar plek, zodat hij haar zacht heen en weer gaande borst tegen de zijne kon voelen zoals hij Bette niet zo lang geleden nog op dezelfde manier tegen zich aan had gevoeld.
Adriane keek even naar zijn gezicht, naar zijn lippen en zijn ogen. Toen boog ze naar hem toe en kuste hem weer. Skey liet zijn handen over haar lichaam glijden, liet ze onder haar kleding verdwijnen, en hij rolde met haar naar de andere kant van het matras en streelde over haar bovenbenen die ze langs hem optrok terwijl de aangename roes de onaangename verdreef, en Bette’s gezicht voor zijn geestesoog even, heel even, vervangen werd door het genietende gezicht van haar net zo mooie zuster.

________________________________________________________________
Haar handen kneedden zijn schouders en pas toen zijn lichaam zich door haar aanrakingen ontspande, realiseerde Skey zich dat hij inderdaad gespannen was geweest. Hij deed zijn ogen dicht en liet zijn hoofd wat naar voren zakken, terwijl Adriane met bekwame bewegingen zijn schouders masseerde. Haar handen kneedden zijn spieren en pas toen zijn lichaam zich door haar aanrakingen ontspande, realiseerde hij zich dat hij inderdaad gespannen was geweest.
Hij deed zijn ogen dicht toen hij Adriane’s lichaam tegen het zijne voelde en haar handen van zijn schouders omlaag over zijn borst gleden. Haar adem was warm in zijn nek toen ze haar lippen tegen zijn hals drukte en hem kuste. Ze boog verder naar hem toe en er trok een warme siddering door Skey’s lichaam toen haar handen langs zijn buik verder omlaag zijn broek in gleden. Hij voelde dat Adriane glimlachte in zijn hals.
‘Goed zo,’ zei ze. ‘Zie je? Je moet gewoon even stoom afblazen.’ Haar lippen verplaatsten zich omhoog en zacht drukte ze een kus op zijn kaak. Skey draaide zijn hoofd haar kant op. Haar gezicht was vlak bij dat van hem. Hij keek naar haar, naar haar ogen die broeierig maar ook rustig stonden, en probeerde enkel en alleen haar gezicht voor zich te zien, de kleur van haar ogen, de vorm van haar mond. Hij stak zijn hand naar haar uit, legde hem tegen haar gezicht en streelde met zijn duim over haar lippen. Toen boog hij naar haar toe. Hij deed zijn ogen dicht, liet zijn lippen de hare raken en kuste haar.
Adriane’s lippen waren vol en zacht. Ze weken van elkaar en nodigden hem uit, gaven hem toestemming tot meer. Het gevoel van haar mond en haar tong was warm en het was of de zoen de vage trance waar hij zich de afgelopen dagen in had bevonden nog meer versterkte, maar nu op een andere, veel prettigere manier dan tevoren. Hij legde zijn hand in haar hals en verdiepte de kus, waardoor die van beide kanten vuriger werd, en Adriane glimlachte tegen zijn lippen aan. Ze pakte de onderkant van zijn shirt vast, schoof het omhoog en trok het soepel over zijn hoofd, op zo’n manier dat haar lippen nauwelijks van de zijnen weken. Haar handen gleden over zijn borst en over zijn buik, strelend, maar tegelijkertijd assertief en zelfverzekerd.
Toen draaide ze naar hem toe. Ze legde haar hand tegen zijn borst, hield zijn blik vast en duwde hem achterover op haar bed. Haar lichaam volgde dat van hem en haar lippen zakten af, naar zijn hals, zijn borst, zijn buik, en verder omlaag, naar haar handen die zijn broek begonnen los te maken.
Skey bleef op zijn rug tussen de zachte lakens liggen, kijkend naar het plafond boven zijn hoofd. Langzaam zakte hij weer weg, in zijn vage roes, half afwezig door de terugkerende van de gedachten van afgelopen dagen, half aanwezig door de aanrakingen van Adriane. Zijn ogen gingen dicht toen ze zijn broek los had en zijn spieren spanden zich even toen haar lippen verder omlaag gleden en hun bestemming vonden, ontspanden zich vervolgens weer, en zijn adem ontsnapte langzaam toen hij volledig wegzakte in de roes die ze met haar handelingen veroorzaakte. Hij sloot zijn handen om de lakens en liet haar gaan, even, maar na een tijdje pakte hij haar bij haar arm en haalde haar weer omhoog. Hij trok haar over zich heen, met haar lichaam op dat van hem, en hield haar daar op haar plek, zodat hij haar zacht heen en weer gaande borst tegen de zijne kon voelen zoals hij Bette niet zo lang geleden nog op dezelfde manier tegen zich aan had gevoeld.
Adriane keek even naar zijn gezicht, naar zijn lippen en zijn ogen. Toen boog ze naar hem toe en kuste hem weer. Skey liet zijn handen over haar lichaam glijden, liet ze onder haar kleding verdwijnen, en hij rolde met haar naar de andere kant van het matras en streelde over haar bovenbenen die ze langs hem optrok terwijl de aangename roes de onaangename verdreef, en Bette’s gezicht voor zijn geestesoog even, heel even, vervangen werd door het genietende gezicht van haar net zo mooie zuster.

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Hihi, zijn hoofd wist misschien niet waarom hij naar Adriane ging, maar zijn gevoel wel
Dan kan hij straks met nieuwe moed op pad om Bette op te sporen
ben benieuwd of hij dan wat meer resultaat boekt in zijn zoektocht.
Ga zo door!


Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Haha bedankt voor je leuke reactie Maaike, leuk dat je blijft lezen en reageren 
________________________________________________________________________
Ruim een uur later lagen Skey en Adriane naast elkaar in Adriane’s bed. Het was warm geworden in het hutje, het afgelopen uur. De dunne deken van Adriane’s bed lag verfrommeld aan de zijkant van het matras. In de door de zon en hun lichamen verwarmde atmosfeer in de hut was zelfs te warm om onder de dunne stof van het laken te blijven liggen. Hun kleding lag ernaast: Adriane’s broekje was als een vreemdsoortig kunstwerk op de driepoot onder het raam terecht gekomen.
Skey lag op zijn rug op Adriane’s matras. Hij staarde naar het plafond, terwijl hij half in gedachten verzonken een pluk van Adriane’s haar streelde. Adriane lag overdwars op het bed, over hem heen: haar hoofd rustte op zijn onderbuik en ze was bezig de lijnen van de spieren in zijn buik over te trekken met haar wijs- en middelvinger.
Ze hadden al een tijdje niets gezegd, tegen elkaar. Het was echter een fijne stilte. De sfeer in het hutje was goed, warm, nog, na hun samenzijn van daarnet, en het nagenieten was belangrijker dan praten. Adriane had een tijdje met haar ogen dicht liggen soezen, in de tijd dat Skey nietszienend naar het plafond had liggen staren terwijl hij haar haar streelde. Hij had niet weg kunnen dommelen, jammer genoeg. Zijn intimiteit met Adriane had zijn gedachten een tijdlang afgeleid, maar al gauw nadat hun samenzijn ten einde was gekomen, hadden ze toch weer de overhand gekregen.
Skey had er behoefte aan met Adriane over alles van de afgelopen dagen te praten. Hij wist niet precies waarom, waar die aandrang vandaan kwam. Het zou misschien ongepast lijken, om het met Adriane over haar zus te hebben na wat ze net gedaan hadden, maar op de één of andere manier voelde het niet zo. De sfeer in de hut was vrij en open en op de één of andere manier had hij het gevoel dat Adriane het ook niet als zodanig zou beschouwen.
Nog even keek Skey naar het plafond boven zijn hoofd, terwijl hij de pluk van Adriane’s haar door zijn vingers liet glijden. Hij kon haar vingers over zijn buik voelen glijden, een aanraking die prettig aanvoelde op zijn blote huid.
‘Ik ben naar het slot geweest,’ zei hij toen, op een toon die niet storend maar eerder samensmeltend met de sfeer om hen heen was. ‘Een paar dagen geleden.’
Ter hoogte van Skey’s buik draaide Adriane haar gezicht wat naar hem toe. Skey voelde dat ze naar hem keek terwijl haar vingers zijn buik bleven strelen.
‘Het slot?’ vroeg ze, op een zelfde rustige, kalme manier als waarop hij net had gesproken.
Skey keek voor zich uit en streelde haar haren.
‘Ja,’ zei hij. ‘Het slot van de kasteelheer. Bette’s kasteelheer.’
Zoals hij al verwacht had, reageerde Adriane niet negatief op het vallen van haar zusters naam. Ze legde haar andere hand plat op zijn buik, hief haar hoofd wat op en liet haar kin op haar hand steunen, zodat ze vanaf haar lage positie naar zijn gezicht kon kijken.
‘Ja? Hoe was het met haar?’
Skey hief één arm op en vouwde die onder zijn hoofd.
‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Ik heb haar niet te spreken gekregen.’
Hij voelde Adriane’s ogen over zijn gezicht glijden. Het was of ze op een bepaalde manier naar hem keek, écht naar hem keek, alsof zij zich bewust was van iets wat hij zelf nog niet doorhad.
‘Nee? Dat is jammer,’ zei ze, en ook in haar stem hoorde hij datgene wat hij ook in haar gezicht meende te zien. ‘Waarom niet?’
Skey haalde licht zijn schouders wat op, nauwelijks waarneembaar. ‘De poortwachters lieten me er niet door. Ze zeiden dat de kasteelheer op zijn privacy gesteld is. Dat zijn personeel geen contact mag hebben met mensen van buiten het slot.’ Even keek hij voor zich uit. Nadenkend streelde hij over Adriane’s haar.
‘En dat begrijp ik niet,’ voegde hij eraan toe. ‘Want als Bette met niemand buiten het slot mag communiceren, hoe heeft ze dan wel een brief naar jou en Nickelson kunnen schrijven?’
Adriane legde ook haar andere hand op zijn buik.
‘Wie zegt dat ze met niemand buiten het slot contact mag hebben?’ zei ze. ‘Misschien mag ze alleen niet met jou omgaan.’

________________________________________________________________________
Ruim een uur later lagen Skey en Adriane naast elkaar in Adriane’s bed. Het was warm geworden in het hutje, het afgelopen uur. De dunne deken van Adriane’s bed lag verfrommeld aan de zijkant van het matras. In de door de zon en hun lichamen verwarmde atmosfeer in de hut was zelfs te warm om onder de dunne stof van het laken te blijven liggen. Hun kleding lag ernaast: Adriane’s broekje was als een vreemdsoortig kunstwerk op de driepoot onder het raam terecht gekomen.
Skey lag op zijn rug op Adriane’s matras. Hij staarde naar het plafond, terwijl hij half in gedachten verzonken een pluk van Adriane’s haar streelde. Adriane lag overdwars op het bed, over hem heen: haar hoofd rustte op zijn onderbuik en ze was bezig de lijnen van de spieren in zijn buik over te trekken met haar wijs- en middelvinger.
Ze hadden al een tijdje niets gezegd, tegen elkaar. Het was echter een fijne stilte. De sfeer in het hutje was goed, warm, nog, na hun samenzijn van daarnet, en het nagenieten was belangrijker dan praten. Adriane had een tijdje met haar ogen dicht liggen soezen, in de tijd dat Skey nietszienend naar het plafond had liggen staren terwijl hij haar haar streelde. Hij had niet weg kunnen dommelen, jammer genoeg. Zijn intimiteit met Adriane had zijn gedachten een tijdlang afgeleid, maar al gauw nadat hun samenzijn ten einde was gekomen, hadden ze toch weer de overhand gekregen.
Skey had er behoefte aan met Adriane over alles van de afgelopen dagen te praten. Hij wist niet precies waarom, waar die aandrang vandaan kwam. Het zou misschien ongepast lijken, om het met Adriane over haar zus te hebben na wat ze net gedaan hadden, maar op de één of andere manier voelde het niet zo. De sfeer in de hut was vrij en open en op de één of andere manier had hij het gevoel dat Adriane het ook niet als zodanig zou beschouwen.
Nog even keek Skey naar het plafond boven zijn hoofd, terwijl hij de pluk van Adriane’s haar door zijn vingers liet glijden. Hij kon haar vingers over zijn buik voelen glijden, een aanraking die prettig aanvoelde op zijn blote huid.
‘Ik ben naar het slot geweest,’ zei hij toen, op een toon die niet storend maar eerder samensmeltend met de sfeer om hen heen was. ‘Een paar dagen geleden.’
Ter hoogte van Skey’s buik draaide Adriane haar gezicht wat naar hem toe. Skey voelde dat ze naar hem keek terwijl haar vingers zijn buik bleven strelen.
‘Het slot?’ vroeg ze, op een zelfde rustige, kalme manier als waarop hij net had gesproken.
Skey keek voor zich uit en streelde haar haren.
‘Ja,’ zei hij. ‘Het slot van de kasteelheer. Bette’s kasteelheer.’
Zoals hij al verwacht had, reageerde Adriane niet negatief op het vallen van haar zusters naam. Ze legde haar andere hand plat op zijn buik, hief haar hoofd wat op en liet haar kin op haar hand steunen, zodat ze vanaf haar lage positie naar zijn gezicht kon kijken.
‘Ja? Hoe was het met haar?’
Skey hief één arm op en vouwde die onder zijn hoofd.
‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Ik heb haar niet te spreken gekregen.’
Hij voelde Adriane’s ogen over zijn gezicht glijden. Het was of ze op een bepaalde manier naar hem keek, écht naar hem keek, alsof zij zich bewust was van iets wat hij zelf nog niet doorhad.
‘Nee? Dat is jammer,’ zei ze, en ook in haar stem hoorde hij datgene wat hij ook in haar gezicht meende te zien. ‘Waarom niet?’
Skey haalde licht zijn schouders wat op, nauwelijks waarneembaar. ‘De poortwachters lieten me er niet door. Ze zeiden dat de kasteelheer op zijn privacy gesteld is. Dat zijn personeel geen contact mag hebben met mensen van buiten het slot.’ Even keek hij voor zich uit. Nadenkend streelde hij over Adriane’s haar.
‘En dat begrijp ik niet,’ voegde hij eraan toe. ‘Want als Bette met niemand buiten het slot mag communiceren, hoe heeft ze dan wel een brief naar jou en Nickelson kunnen schrijven?’
Adriane legde ook haar andere hand op zijn buik.
‘Wie zegt dat ze met niemand buiten het slot contact mag hebben?’ zei ze. ‘Misschien mag ze alleen niet met jou omgaan.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Dank je wel yociame, super dat je nog steeds meeleest en het nog leuk vindt!
over zo'n 2 stukjes komt er weer een beetje vaart/spanning in als het goed is 
_________________________________________________________________________
Skey keek naar het plafond. Even bleef hij stil. Toen hij verschoof hij zijn arm wat onder zijn hoofd, zodat zijn gezicht meer naar dat van haar gericht was, en hij keek haar aan.
‘Met mij?’ vroeg hij. ‘Waarom zou dat zo zijn?’
Adriane glimlachte. ‘Heb je er wel eens aan gedacht dat je niet de enige bent die interesse in Bette heeft?’
Skey’s ogen gleden over haar gezicht.
‘Hoe…’ begon hij, maar toen realiseerde hij zich wat Adriane bedoelde. Er verscheen een lichte frons tussen zijn wenkbrauwen.
‘De kasteelheer?’ vroeg hij.
Adriane knikte.‘De kasteelheer is ook een man, Skey. En ook de kasteelheer kan zien dat Bette mooi is. Dat is ze nu eenmaal. Het is jou niet ontgaan en als ze bij hem werkt, zal dat ook voor hem niet te missen zijn.’
‘Dus jij denkt dat zijn eigen gevoelens erachter zitten?’
‘Ja. Ik denk dat de kasteelheer Bette misschien ook wel ziet zitten en dat hij geen concurrentie wil. Dat hij haar voor zichzelf wil houden.’
Skey wendde zijn blik af. Even keek hij voor zich uit. Hij dacht aan de man die hij bij het kasteel had gezien, de lange, statige man met zijn haast bovennatuurlijke uitstraling, en het kostte hem moeite hem zich voor te stellen als iemand die gevoelens voor een vrouw zou hebben. Het kostte hem moeite hem zich voor te stellen als iemand die überhaupt gevoelens had. Hij was op hem overgekomen als iemand die daar boven stond, als iemand die zo verheven boven alles wat menselijk was komen te staan dat het hem aromantisch en aseksueel had gemaakt.
Maar misschien was dat een inschattingsfout van zijn kant geweest. Bette was inderdaad erg mooi.
‘Daar had ik inderdaad nog niet aan gedacht,’ zei hij. ‘Dat zou kunnen.’
Adriane zette haar elleboog naast zijn lichaam op het matras, liet haar hoofd op haar hand steunen en keek hem aan. Er twinkelde iets in haar ogen, en ze keek hem aan alsof ze iets aan hem zag waar hij zich zelf nog niet eens bewust van was.
‘Is dat zo?’ vroeg ze. ‘Had je daar echt niet aan gedacht? Denk je niet dat dat onbewust misschien de werkelijke reden is dat je je druk maakt om dit alles?’
Skey keek haar aan.
‘Ik geloof niet dat ik begrijp waar je heen wil,’ zei hij.
Adriane legde haar hand op zijn buik. ‘Kijk, je vraagt je af waarom Bette wel een brief naar je opzichter en mij mocht sturen en niet naar jou. Toch? Nu, is dat echt wat je je afvraagt, of ben je bang dat Bette er voor gekozen heeft jou niet te schrijven? Dat het een soort afwijzing jouw kant op is die betekent dat wat jullie hadden voor jou meer betekende dan voor haar?’
Hun blikken hielden die van elkaar vast.
‘Nee,’ zei Skey toen. ‘Zo heb ik het nooit gezien.’
Adriane keek hem aan. ‘Echt niet? Want ik denk dat je onbewust naar een soort bevestiging op zoek bent. Een bevestiging dat haar vertrek geen afwijzing naar jou toe is. Ik denk dat je alles wat je gehoord hebt over haar vertrek in twijfel trekt omdat het zou betekenen dat Bette de kasteelheer gekozen heeft ten koste van jou als het allemaal wel waar zou zijn.’ Ze keek hem aan en streelde over zijn buik.
‘Dat is ook de reden dat je hierheen bent gekomen,’ zei ze. ‘Je zoekt die bevestiging bij mij, die bevestiging dat Bette’s vertrek geen afwijzing is, dat vrouwen wel degelijk bij je willen zijn. Je komt naar mij omdat ik het meeste op haar lijk, en omdat je daardoor op een bepaalde manier ook van haar de bevestiging krijgt dat ze je niet op die manier zou afwijzen.’
Skey was even stil.
Adriane zette haar elleboog onder haar hoofd en glimlachte. ‘Maar geloof me, Skey, Bette’s vertrek is geen afwijzing naar jouw kant. Je bent twee keer met haar samen geweest en ze heeft drie brieven over je geschreven. Voor iemand die zo introvert is als Bette, is dat veel. Ze vond je een goede, eerbiedwaardige man en ik kan naar alle eerlijkheid zeggen dat ik het met haar eens ben. Als ze jou niet heeft geschreven, is dat echt niet met een achterliggende reden en waarschijnlijk sowieso niet op haar eigen initiatief geweest.‘
Skey staarde voor zich uit ‘Dus dan zet de kasteelheer mij buiten spel door haar contacten met mij door te snijden.’
‘Ja, dat denk ik. De kasteelheer vindt Bette interessant en Bette vindt jou interessant. Hij moet haar jou laten vergeten om een kans te maken en de beste manier om dat te doen, is door het contact tussen jullie te verbreken. Dat hij dat doet, betekent dat Bette niet de enige is die weet dat jij een respectabel, eerbiedwaardig man bent. De kasteelheer weet dat ook. En hij weet ook dat er in het leven van een vrouw maar plaats is voor één man van dergelijk statuur. Als hij die man voor haar wil zijn, zal hij er alles aan doen om jou voor haar van die eerste plaats te stoten.’


_________________________________________________________________________
Skey keek naar het plafond. Even bleef hij stil. Toen hij verschoof hij zijn arm wat onder zijn hoofd, zodat zijn gezicht meer naar dat van haar gericht was, en hij keek haar aan.
‘Met mij?’ vroeg hij. ‘Waarom zou dat zo zijn?’
Adriane glimlachte. ‘Heb je er wel eens aan gedacht dat je niet de enige bent die interesse in Bette heeft?’
Skey’s ogen gleden over haar gezicht.
‘Hoe…’ begon hij, maar toen realiseerde hij zich wat Adriane bedoelde. Er verscheen een lichte frons tussen zijn wenkbrauwen.
‘De kasteelheer?’ vroeg hij.
Adriane knikte.‘De kasteelheer is ook een man, Skey. En ook de kasteelheer kan zien dat Bette mooi is. Dat is ze nu eenmaal. Het is jou niet ontgaan en als ze bij hem werkt, zal dat ook voor hem niet te missen zijn.’
‘Dus jij denkt dat zijn eigen gevoelens erachter zitten?’
‘Ja. Ik denk dat de kasteelheer Bette misschien ook wel ziet zitten en dat hij geen concurrentie wil. Dat hij haar voor zichzelf wil houden.’
Skey wendde zijn blik af. Even keek hij voor zich uit. Hij dacht aan de man die hij bij het kasteel had gezien, de lange, statige man met zijn haast bovennatuurlijke uitstraling, en het kostte hem moeite hem zich voor te stellen als iemand die gevoelens voor een vrouw zou hebben. Het kostte hem moeite hem zich voor te stellen als iemand die überhaupt gevoelens had. Hij was op hem overgekomen als iemand die daar boven stond, als iemand die zo verheven boven alles wat menselijk was komen te staan dat het hem aromantisch en aseksueel had gemaakt.
Maar misschien was dat een inschattingsfout van zijn kant geweest. Bette was inderdaad erg mooi.
‘Daar had ik inderdaad nog niet aan gedacht,’ zei hij. ‘Dat zou kunnen.’
Adriane zette haar elleboog naast zijn lichaam op het matras, liet haar hoofd op haar hand steunen en keek hem aan. Er twinkelde iets in haar ogen, en ze keek hem aan alsof ze iets aan hem zag waar hij zich zelf nog niet eens bewust van was.
‘Is dat zo?’ vroeg ze. ‘Had je daar echt niet aan gedacht? Denk je niet dat dat onbewust misschien de werkelijke reden is dat je je druk maakt om dit alles?’
Skey keek haar aan.
‘Ik geloof niet dat ik begrijp waar je heen wil,’ zei hij.
Adriane legde haar hand op zijn buik. ‘Kijk, je vraagt je af waarom Bette wel een brief naar je opzichter en mij mocht sturen en niet naar jou. Toch? Nu, is dat echt wat je je afvraagt, of ben je bang dat Bette er voor gekozen heeft jou niet te schrijven? Dat het een soort afwijzing jouw kant op is die betekent dat wat jullie hadden voor jou meer betekende dan voor haar?’
Hun blikken hielden die van elkaar vast.
‘Nee,’ zei Skey toen. ‘Zo heb ik het nooit gezien.’
Adriane keek hem aan. ‘Echt niet? Want ik denk dat je onbewust naar een soort bevestiging op zoek bent. Een bevestiging dat haar vertrek geen afwijzing naar jou toe is. Ik denk dat je alles wat je gehoord hebt over haar vertrek in twijfel trekt omdat het zou betekenen dat Bette de kasteelheer gekozen heeft ten koste van jou als het allemaal wel waar zou zijn.’ Ze keek hem aan en streelde over zijn buik.
‘Dat is ook de reden dat je hierheen bent gekomen,’ zei ze. ‘Je zoekt die bevestiging bij mij, die bevestiging dat Bette’s vertrek geen afwijzing is, dat vrouwen wel degelijk bij je willen zijn. Je komt naar mij omdat ik het meeste op haar lijk, en omdat je daardoor op een bepaalde manier ook van haar de bevestiging krijgt dat ze je niet op die manier zou afwijzen.’
Skey was even stil.
Adriane zette haar elleboog onder haar hoofd en glimlachte. ‘Maar geloof me, Skey, Bette’s vertrek is geen afwijzing naar jouw kant. Je bent twee keer met haar samen geweest en ze heeft drie brieven over je geschreven. Voor iemand die zo introvert is als Bette, is dat veel. Ze vond je een goede, eerbiedwaardige man en ik kan naar alle eerlijkheid zeggen dat ik het met haar eens ben. Als ze jou niet heeft geschreven, is dat echt niet met een achterliggende reden en waarschijnlijk sowieso niet op haar eigen initiatief geweest.‘
Skey staarde voor zich uit ‘Dus dan zet de kasteelheer mij buiten spel door haar contacten met mij door te snijden.’
‘Ja, dat denk ik. De kasteelheer vindt Bette interessant en Bette vindt jou interessant. Hij moet haar jou laten vergeten om een kans te maken en de beste manier om dat te doen, is door het contact tussen jullie te verbreken. Dat hij dat doet, betekent dat Bette niet de enige is die weet dat jij een respectabel, eerbiedwaardig man bent. De kasteelheer weet dat ook. En hij weet ook dat er in het leven van een vrouw maar plaats is voor één man van dergelijk statuur. Als hij die man voor haar wil zijn, zal hij er alles aan doen om jou voor haar van die eerste plaats te stoten.’

~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Adriane is een slimme dame, maar ze zit er enigszins naast, denk ik
We hebben het hier nog altijd over het vampierenhol, toch?
Wat ik me nog steeds afvraag (en wat je vast binnenkort wel verteld) is hoe Bette op dat slot is gekomen. Als ik het me goed herinner ging ze spullen ruilen op het slot? Maar, als niemand daar zomaar naar binnen kan, waarom Bette toen wel?
Ga zo door!

Wat ik me nog steeds afvraag (en wat je vast binnenkort wel verteld) is hoe Bette op dat slot is gekomen. Als ik het me goed herinner ging ze spullen ruilen op het slot? Maar, als niemand daar zomaar naar binnen kan, waarom Bette toen wel?
Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...