Sjarinda 2 - Zoektocht in het verleden (WT)

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
maramsp
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 18
Lid geworden op: 28 dec 2012 03:11
Locatie: Deventer maar Zwolle blijft MIJN stad
Contacteer:

Hierbij het woord vooraf en hoofdstuk 1 van mijn tweede boek.

Boek 1 is op aanvraag bij mij gratis te verkrijgen in e-reader vorm. Dit is echter te groot om hier te posten.
Dus bij deze deel 2. Lees en geniet :)

Even voor de goede orde:
1 grosos is 1 euro
1 sjisomar is 1 kilometer
1 sjisomer is 1 meter
1 sjisomir is 1 centimeter
1 sjisa is 1 kilo
1 sjise is 1 ons
1 sjisi is 1 gram

Woord vooraf.

Dag beste lezers. Dit is het tweede deel van het Sjarinda project.
Het schrijven van deel één heeft mij zoveel plezier gegeven, dat ik heb besloten om een tweede deel te maken. Hierbij heb ik ook zoiets van, een planeet houdt niet op te bestaan, waarom zou ik er dan mee stoppen? En in ieder geval is het verhaal niet af. Het grote kwaad moet nog bestreden worden. En zelfs daarna, dan verzin ik wel weer wat nieuws in de wereld van Sjarinda.

Dit verhaal begint een paar maanden na het einde van het eerste deel. In de Stermaand. Deze maand staat bij ons gelijk aan december.

Onze vrienden hebben een hoop beleefd. Ze zijn met magie in aanraking gekomen, hebben elfen ontmoet, hebben tegen draken gevochten, zijn in de onderwereld geweest, hebben orks gezien, zijn met hun opgetrokken, en zijn uiteindelijk weer heelhuids terug gekeerd.

Maar nu moeten ze besluiten wat ze nu moeten doen. De hoofdtaak is simpel. Ze moeten Darkos Hiosa verslaan. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Ze hebben geen flauw idee waar hij zich bevind, laat staan dat ze weten waar ze moeten zoeken. Maar toch denken ze dat er ergens een begin moet zijn, en ze geven de moed niet op.

Het Sjarinda project heeft tijd gekost. Ik ben namelijk niet een fulltime schrijver. Ik heb nog meer dingen die ik doe. Het eerste deel heeft ongeveer vijf jaar geduurd, voordat het af was. Ik ben van plan dit deel ongeveer twee keer zo dik te maken, maar hoop wel dat ik er minder lang over doe. Waarom ik zo lang aan het vorige deel heb moeten werken, was omdat ik meerdere keren het complete manuscript verloor, door middel van computercrashes. Ik moest toen Windows opnieuw installeren, en verloor hierbij mijn manuscript. Inmiddels heb ik van mijn fouten geleerd, en staat er altijd als ik weer een stuk heb geschreven, een back-up online. Zodat ik het altijd terug kan vinden.

Voor dit tweede deel ben ik de volgende personen dank verschuldigd: Mijn familie, omdat ze er nog steeds altijd voor me zijn, en ze zo positief over het eerste deel waren dat ik door ben gegaan.
J.R.R Tolkien, die met zijn Lord of the Rings heeft laten zien hoe mooi een wereld kan zijn in tekstvorm. Terry Goodkind, die heeft laten zien hoe je iemand in de tekst, en de daarbij de geschapen wereld kan zuigen. J.K Rowling, die met haar Harry Potter serie heeft laten zien dat fantasy niet alleen voor de oudere jeugd en volwassenen hoeft te zijn. En als laatste Philip Pullman. Zijn gouden kompas serie is zo ontzettend goed. Ik heb alle drie de delen in één ruk uitgelezen, en heb in het vorige deel van Sjarinda ook meerdere dingen eruit meegenomen. Dit geldt ook voor de andere schrijvers die ik hier heb aangehaald.
En speciale dank gaat uit naar Marjolijn Spiegelaar – de Graaf.
Ja, beste lezers, jullie lezen het goed, maar toch niet helemaal. Ik ben niet getrouwd, maar ik ben wel verloofd. Wanneer we gaan trouwen is nog niet bekend. Maar ook mede dankzij haar, wordt ik aangespoord om verder te schrijven.

Rest mij nog de lezer plezier te wensen met het lezen van het tweede deel van de Sjarinda serie.

Vriendelijke groeten van Martijn Willem Marinus Spiegelaar.

Hoofdstuk 1.
Oude vrienden, nieuwe problemen.


De stad Fragien is bedekt met een witte laag sneeuw. De hele stad is versierd met allerlei tierelantijnen, overal staan groene sparren met van alles en nog wat aan hun takken gehangen. Iedereen zingt liedjes, en iedereen is blij.
Het is het feest van de winterzonnewende. Het is het feest dat de winter officieel inluid. Ieder seizoen zijn er feesten die dat seizoen inluiden, en iedereen heeft op die dagen altijd vrij. Winkels zijn gesloten, maar cafés en dergelijke worden gerund door mensen die zich daar vrijwillig voor aanmelden. Zo kan je toch, als je zin hebt, uit eten gaan, aan de bar hangen in je favoriete kroeg, of naar de bioscoop.
In een kleine straat was een vrouw verdwaald. Ze had een adres gekregen toen ze weken en weken geleden vertrokken was van haar toenmalige huis. Ze had alles opgegeven om hierheen te komen. Ze moest iets doen, iets belangrijks. Maar nu was ze verdwaald. Haar paard had ze nog bij de stoeterij laten stallen, en vervolgens had ze aan de stalknecht gevraagd waar het adres zich bevond waar ze moest zijn. De stalknecht sprak snel, en zodoende vergat ze de helft. Maar inmiddels herinnerde ze zich bijna niets meer. Het was koud, ze had overal spierpijn, en waar ze zin in had was een lekkere bak koffie, gezelschap, en een warme kamer. Maar dat zou nog wel even duren voordat ze dat zou krijgen, dacht ze bij haar zelf.
Weer een kruispunt. Ze keek om zich heen om te zien of er een straatnaambordje te vinden was.
‘Gloa Avenue, eindelijk hier moet ik zijn,’ zei ze hardop tegen zichzelf, en ze slaakte een zucht van verlichting. Eindelijk zou het niet meer lang duren. Maar tien minuten later dacht ze daar toch anders over. Want toen ze net op dat kruispunt stond gaf het eerste huis dat ze tegenkwam, nummer drieduizend en twee aan. En ze moest op nummer veertien zijn.
‘Het voordeel is, is dat ik in ieder geval niet meer kan verdwalen,’ zei ze hardop tegen zichzelf.
Een man haalde haar in, hij liep gebogen, en leek haast te hebben. Hij droeg een groene winterjas en had de capuchon diep over zijn hoofd getrokken. Gelijk had hij, dacht ze. Het was ijskoud.
De man keek achterom. Even keken de twee elkaar recht in de ogen. Ze vond dat hij mooie ogen had. Ze vroeg zich af waar hij naar toe ging. Eigenlijk wilde ze achter hem aanlopen, waar hij ook naar toe ging. Maar toen bedacht ze zich dat ze niet nog een keer wilde verdwalen. Ze was nu in de goede straat, en deze zou ze blijven volgen, net zo lang tot ze een huis of hek tegenkwam, waar het nummer veertien aan hing. En wat die man betreft, die zou wel afslaan, dacht ze.
Zo liepen ze door, en bij iedere kruising dacht ze dat de man af zou slaan, en steeds deed hij dit niet. Ze kreeg de behoefte hem aan te spreken. Alleen, wat zou ze moeten vragen of zeggen? Ze had geen flauw idee. Het enige dat ze kon bedenken was vragen hoe laat het was. Alleen dat was zo standaard en stom, en bovendien had ze zelf een mobiel en een horloge. Ze keek erop. Het stond stil.
‘Verdomme, dat wordt weer een tripje naar de juwelier morgen,’ zei ze hardop.
De man keek achterom.
‘Horloge kapot?’ vroeg hij.
Ze knikte. ‘Ja, maar dat ding doet het één keer in de zoveel tijd niet. Eigenlijk moet ik maar es een nieuwe halen, maar dat doe ik niet. Het is een erfstuk.’
De man knikte op zijn beurt.
‘Waar bent u naar toe op weg, als ik dat mag vragen?’ vroeg de man.
‘Een oude vriend, aan het einde van deze weg,’ zei ze zonder blikken of blozen. ‘Of eigenlijk, ik hoop dat mijn man daar is. Ik kom van heel ver. Het laatste wat ik van hem heb gehoord is drie jaar geleden. Toen moest hij om één of andere reden weg. Ik weet niet meer precies welke. Maar ik wil hem weer zien, dus heb ik navraag gedaan. Hij bleek hier in Fragien te zijn, dus heb ik mijn paard gepakt en ben ik op weg gegaan.’
De man fronste zijn wenkbrauwen, maar zij vond dat ze niks te verbergen had. Ze had nooit iets te verbergen, alleen als het haar zelf aanging. Dan wilde ze zich nog wel eens inhouden. Eigenlijk ging dit haar zelf ook aan, maar toch ook weer niet.
‘Ik ben op zoek naar een café, maar ik weet niet waar het is. Het moet een zijstraat van Gloa Avenue zijn, maar ik ben hem nog niet tegengekomen.’
Ze waren inmiddels bij nummer veertienhonderddertig aangekomen. De huizen aan weerskanten van de straat hadden plaatsgemaakt voor een parkje, en in de verte zagen ze in plaats van rijtjeshuizen, twee onder één kap huizen opdoemen. Ze liepen weer door en praatten over koetjes en kalfjes. Uiteindelijk bereikte de man zijn zijstraat, en sloeg hij af. En zo was ze weer alleen. Alleen bij nummer zevenhonderd en één.
‘Nog even en dan ben ik er, nu maar hopen dat ze me binnen laten.’
Ze glimlachte, ze wist zeker dat hij haar zou herkennen. Ze was niets veranderd. Ze werd warm van binnen met de gedachte aan hem, en ze ging harder lopen. Een kwartier later was ze er.
‘Nu wordt het spannend,’ zei ze hardop tegen haar zelf. Ze was nerveus.
Een grote vrijstaande woning bleek nummer veertien te zijn. Er naast was een uithangbord van een winkel maar de winkel zelf was er niet. Het was onderdeel van het huis geworden.
Ze bleef stilstaan en keek naar het huis. Het was gemaakt van witte steen, en had een blauw dak. Een beetje donkerblauw. Het had veel ramen, en leek gemaakt te zijn voor de grote hereniging. Maar toch was het goed onderhouden. Misschien was het gerenoveerd, dacht ze.
Ze liep het tuinpaadje in. Of eigenlijk het tuinpad. Ze liep langs een vijver die bevroren was, en langs allerlei planten die de kou hadden overleefd. Ze vond het een mooie tuin.
Uiteindelijk kwam ze bij de voordeur aan. Ze belde aan en niet veel later deed een blond meisje met appelwangetjes open.
‘Goede middag,’ zei ze. ‘Ik ben Ladia Dikana, ik heb gehoord dat mijn man hier zou moeten zijn.’
Zilofka die open had gedaan zag aan haar dat ze het koud had.
‘Aangenaam, mijn naam is Zilofka. Ik weet niet of uw man hier is mevrouw. Maar wat ik wel weet is dat u het koud heeft. U mag hoe dan ook even binnenkomen. Mijn vriendin Lysiande heeft net een pot heerlijke Fragiense koffie gezet. Kom maar binnen als u wilt.’
Normaal had Zilofka eerst gevraagd wie haar man zou moeten zijn. Maar het was feest. En iedereen was er altijd voor iedereen tijdens het feest van de winterzonnewende. Meestal zag niemand een vreemdeling over de vloer komen, maar was het wel het geval, was hij of zij welkom.
De vrouw stapte naar binnen achter Zilofka aan. Ze hing haar jas aan de kapstok en het viel Zilofka op dat ze over haar blauwe trui een hanger droeg die de dagwandelaar ook ooit droeg. Ze wist niet dat de dagwandelaar diezelfde hanger altijd bij zich droeg. Meestal zat deze in zijn zak. Het was namelijk een hanger die hij en zijn vrouw elkaar gegeven hadden bij hun vijfjarig huwelijk. Toen de vrouw haar jas had opgehangen, haar handschoenen had uitgedaan, en de sneeuw van zich had afgeklopt, volgde ze Zilofka een deur door.
‘Lys, dit is Ladia Dikana. Ze zei dat haar man zich hier zou moeten bevinden. Ik zei dat ik dat niet wist maar ik kon haar niet buiten laten staan.’ Ze draaide zich om naar Ladia. ‘Je komt van ver denk ik?’
Ladia knikte.
‘Wij hebben zelf veel gereisd, dus we kunnen dat aan iemand zien. De oogopslag van iemand die van ver komt is anders dan van iemand die gewoon uit de stad komt.’
‘Ik kom uit Griosiad. Dat is een klein stadje in Frokai, het land dat grenst aan de woestijn van het midden. Deze ben ik niet door gegaan, omdat ik zijn reputatie ken. Ik ben er omheen gegaan, dus ja, je kunt wel zeggen dat ik van ver kom.’
‘Maar uw man?’ vroeg Lysiande. ‘Je zei dat hij hier moest zijn?’
Ladia knikte opnieuw. ‘Ja, Drukio. Hij is drie jaar geleden weg gegaan vanwege redenen die ik niet meer weet. Ik wist vier maanden geleden wel dat ik hem weer wilde zien. Dus heb ik navraag gedaan. Ik heb op internet gezocht, en ben er uiteindelijk achter gekomen dat hij hier moest zijn.’
Lysiande keek Zilofka aan.
‘Drukio, heette de dagwandelaar niet zo?’ vroeg ze aan haar vriendin.
Zilofka knikte. ‘Als ik mij goed herinner wel ja.’
Ladia’s ogen begonnen te stralen.
‘Is hij hier nu?’ vroeg ze.
Lysiande schudde haar hoofd. ‘Nog niet, maar hij zou zo wel terug komen. Hij is samen met mijn verloofde, een andere vriendin van me, nog een vriend, en Zichadarus naar de supermarkt gegaan die toevallig open was. Normaal zitten ze altijd dicht met de feestdagen, maar de buren vertelden dat er nog één open was. En omdat we nog wat nodig hadden voor het avondeten, zijn ze met z’n allen gegaan. Wij hadden geen zin. Het is koud buiten en het sneeuwt. Niet dat dat erg is, maar Zilofka en ik hadden gewoon even geen zin om het koud te hebben.’
Ladia glimlachte. ‘Ik kan je verzekeren dat het erg koud is buiten. Het ging zelfs door mijn jas heen.’
‘Maar Ladia, ik heb je nog geeneens koffie aangeboden,’ zei Zilofka die opsprong van haar stoel en naar de keuken rende. Nog geen dertig secondes later was ze weer terug met een mok vol hete koffie. Ladia nam deze graag in ontvangst en dronk hem in één teug op. Daarna keek ze met pretlichtjes in haar ogen de kamer rond, en daarna barstte ze in lachen uit.
Lysiande moest zo mogelijk nog harder lachen.
‘Ik heb bewondering voor je, Ladia. Ik ken eigenlijk niemand die kokend hete koffie zo in één keer achterover kan gieten.’
Ladia keek Lysiande met een glimlach aan, kantelde haar hoofd een beetje, en barstte weer in lachen uit. Het leek wel alsof ze de slappe lach had. Want even leek het er op dat ze niet meer op zou houden.
‘Soms sta ik ook wel eens versteld van mezelf,’ zei ze schouderophalend terwijl ze vrolijk door lachte.
‘Mag ik vragen hoe oud je bent Ladia?’ vroeg Zilofka brutaal.
‘Doe eens een gok,’ was het antwoord.
‘Geen flauw idee,’ reageerde Zilofka terug. ‘En ik ben nooit goed in leeftijden raden, dus doe ik het ook maar niet. Ik zit er altijd mijlenver naast. Lysiande is er veel beter in.’
Zilofka kreeg een stomp van Lysiande.
‘Dat is dus helemaal niet waar. De laatste keer dat ik het probeerde zat ik er vijftien jaar naast.’
‘Ik hoor het al wel,’ zei Ladia. ‘Nou goed dan, ik ben vierendertig als je het wilt weten.’
‘Ik wou vijfentwintig zeggen,’ zei Zilofka met pretlichtjes in haar ogen. ‘Goed dat ik maar niks heb gezegd.’
‘Het is niet erg hoor. Ik word meestal veel jonger geschat dan ik daadwerkelijk ben. Ik ben het gewend.’ Ze rekte zich uit. ‘Dat doet de mens goed. Een bak koffie. Heerlijke koffie trouwens. Ik heb deze smaak nog niet eerder gedronken. En ik heb veel gereisd. Is het een plaatselijke specialiteit?’
Lysiande was gisteren nog even naar de winkel van meneer Grisdi geweest, en had op aanraden van hem een soort koffie uit de wijk genomen. Zelf had ze die ook nog nooit gehad, en ook zij was verrast door de smaak ervan.
‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik deze koffie pas gister voor het eerst heb gedronken. De eigenaar van de koffiezaak had me deze aangeraden. Hij schijnt hier uit de wijk te komen.’
Ladia keek weer in het rond. Ze leek de omgeving in zich op te nemen. Zelf had ze het gevoel dat ze goed zat. En dat haar man zich hier bevond. Aangezien ze haar huis in Griosiad had verkocht dacht ze dat ze hier misschien kon blijven. Ze was er heilig van overtuigd dat Drukio, haar man, hier moest wonen. Alleen zou ze dan met de eigenaar van dit huis toestemming moeten vragen om bij hun in te trekken. Want terug kon ze niet meer. Ze wist niet dat de eigenaresse van het huis, Lysiande dus, zich op nog geen twee sjisomer van haar bevond.
‘Is het niet zo dat Fragien bekend staat om haar koffie?’
Zilofka antwoordde. ‘Ja, inderdaad. Maar Fragien heeft nog meer, maar dat is teveel om op te noemen.’
Ladia knikte. ‘Ik ben hier één keer eerder geweest, maar toen was ik op doorreis en had ik een herberg in Siorad. Hier in de stad was alles te duur gezien het geld dat ik toen had.’
‘Toevallig herberg in de wijnkan?’ vroeg Lysiande die goede herinneringen aan die herberg had.
‘Ja. De beste herberg zo’n beetje die ik gehad heb in Diskyof. En betaalbaar.’ Ladia glimlachte. Ze leek blij. Zo ging de tijd voorbij, en ze babbelden over van alles en nog wat. En toen gebeurde er iets vreemds. De bel ging, en dit keer liep Lysiande naar de deur. Ze trof niemand aan. Ze dacht dat de plaatselijke jeugd een stom spelletje aan het spelen waren, maar toen hoorde ze een stem in haar hoofd.
‘Lysiande, koningin Liola hier. Het spijt me dat ik zelf niet kan verschijnen, maar ik heb vreselijke haast. Het schijnt dat mijn verloren gewaande man toch niet dood is. Hij wacht op dit moment op me in het paleis, vandaar dat ik je op deze manier iets moet vertellen.’
Lysiande en haar vrienden waren al een stuk verder in de kunsten van de magie, dus wist ze hoe ze antwoord moet geven.
‘Koningin, allereerst wat fijn voor u! Maar vertel. Ik neem aan dat u nieuws hebt over Darkos Hiosa en zijn plannetjes?’
‘Helemaal juist. Maar waarom ik je hier naar buiten heb gehaald wil je waarschijnlijk ook wel weten.’
‘Graag koningin.’
‘Kijk maar naar beneden, daar ligt een pakje.’
Lysiande keek naar de grond maar zag niks. Ze paste een spreuk toe, en vond er een pakje ter grootte van een verhuisdoos.
‘In die doos zit alles wat ik heb kunnen verzamelen over hem. Ik heb zoals je weet geen tijd het nu allemaal uit te leggen. Het enige dat ik je erbij moet vertellen is dat je zult moeten kunnen tijdreizen om hem te verslaan. Hoe dat moet weet ik niet. Dat gaat zelfs elfse magie te boven. Het is oer magie. Maar als je aanleg voor magie hebt, kun je die leren. Alleen zal je dat zelf uit moeten zoeken, want ik zou bij alle goden niet weten waar je moet zoeken.’
‘Het geeft niet koningin,’ zei Lysiande. Ze was opgelucht en verbaasd tegelijkertijd. Hoe wist de koningin dat ze moesten tijdreizen terwijl ze beweerde niets van oer magie af te weten.
‘Koningin, mag ik u een brutale vraag stellen?’ vroeg Lysiande onzeker.
‘Natuurlijk, ga je gang.’
‘U zegt dat u niets van oer magie weet, maar hoe weet u dan dat we door de barrières van de tijd moeten reizen om hem te verslaan?’
‘Ik ben bij de Aarts-magister van het Dorp geweest, Lysiande. Hij moest lang nadenken, want zijn geheugen laat hem nog wel eens in de steek. Hij moet ook zoveel onthouden. Maar hij herinnerde zich dat Darkos Hiosa naar een rijk is gevlucht dat zeer lang geleden verloren is gegaan. Met zeer krachtige magie heeft hij samen met andere duistere magiërs, dat rijk opnieuw geschapen, maar je kan het alleen betreden als je de toegangspoort vind die in het echte rijk staat. Gezien deze erg lang geleden is verwoest, is tijdreizen noodzakelijk.’
Lysiande vond dat de koningin een warme stem had. Ze kende de koningin ook goed genoeg om te weten dat ze geen lariekoek aan het vertellen was.
‘Koningin, Zilofka wacht op me, en we hebben bezoek van een vrouw die beweert de vrouw van Drukio te zijn. Dat is de dagwandelaar toch, als ik me niet vergis?’
‘Dat klopt Lysiande. Ik hoop alleen dat de dagwandelaar geen hartverzakking krijgt, want hij had haar als verloren beschouwd. Ik hoop voor hem, en voor jullie dat ze het echt is. Want dan kan ze een hele, hele goede bondgenoot zijn.’
Lysiande lachte hardop.
‘Dank u koningin. Ik neem dit pakje mee naar binnen, en ik hoop dat ik de anderen zover kan krijgen dat we binnenkort weer vertrekken.’
‘Heel veel succes Lysiande. Het ga je goed. En als jullie een keer in de buurt zijn, verwacht ik dat jullie langskomen hè?’
‘Natuurlijk koningin, een goede reis nog, en een prettige dag.’
De verbinding werd verbroken, en Lysiande pakte het pakje op en liep naar binnen.
Zilofka keek haar verbaasd aan en schoot in de lach.
Lysiande had onder het de doos nog een brief gevonden, en deze klemde ze tussen haar tanden, omdat ze haar handen nodig had. En als ze de brief op de doos neer zou leggen, waaide deze weg doordat ze zich bewoog.’
‘Ja, ik leg het zo uit,’ zei ze met opeengeklemde tanden.
Ze liep naar de bank tegen de muur van de keuken, gooide de verhuisdoos daarop, en legde de brief op de salontafel ertegenover.
‘Ik heb een verbinding gehad met de elfenkoningin. In die doos zit alles wat ze kon vinden over Darkos. Bovendien vertelde ze me dat we moesten kunnen tijdreizen om hem te verslaan. Maar ik denk dat we beter even kunnen wachten tot de rest er is. Dan kan de rest ook mee beslissen over wat te doen.’
Zilofka knikte. Maar toch was ze ongeduldig. Ze stond de hele tijd op van haar stoel en beende de kamer rond terwijl het gesprek tussen de drie vrolijk verder ging.
Plots klonken er stemmen in de keuken.
‘Het is toch niet normaal meer,’ hoorde Lysiande haar verloofde Spertion kreunen. ‘Zo koud is het volgens mij nog nooit geweest.’
Lysiande vond het vreemd wat hij zei, want zij had nergens last van gehad toen ze buiten met de koningin stond te praten.
‘Je moet niet klagen,’ antwoordde de altijd lichtelijk sarcastisch klinkende stem van Slioak. ‘In de onderwereld, daar heb je plekken waar zo koud is, dat je ter plekke zou bevriezen als je je niet beschermt met een spreuk.’
Daaropvolgend klonk er gelag uit de gang. Hieruit merkte Lysiande op dat Spertion zijn jas aan het ophangen was. Even later hoorde ze Ravenvrouwe wat mompelen wat ze niet verstond, en Zichadarus gaf antwoord. Niet veel later kwam Sniafe als eerste de kamer binnengelopen.
‘Wie is…’
Ze kreeg geen kans haar zin af te maken, want Lysiande gaf haar een knipoog, en toen plofte ze maar op de bank. Spertion en Zichadarus kwamen binnen, en ook Spertion kon zijn zin niet afmaken omdat Lysiande hem om de hals vloog en hem belaagde met kusjes. Zichadarus ging aan de tafel zitten en keek Ladia onderzoekend aan.
Niet veel later was iedereen behalve de dagwandelaar binnen, en liepen de eerste gesprekken al.
Maar Ladia was een beetje gespannen. Haar man zat er nog niet tussen, maar ze hoorde nog wat gestommel in de gang.
Even later kwam de dagwandelaar binnen. En het eerste wat hij zag was zijn vrouw.
Hij had haar echter verloren gewaand, dus paste hij gelijk een spreuk toe om te controleren of ze het echt was. Dit bleek het geval. Hij was net op tijd, want een uitzinnige Ladia vloog hem om de hals, belaagde hem met kusjes, net als Lysiande bij Spertion deed. En het duurde een paar minuten voordat de twee elkaar weer loslieten. Ladia was intens gelukkig. Ze had haar man weer terug. De dagwandelaar was gelukkiger dan ooit, want hij kon zijn vrouw, over wie hij een jaar geleden te horen had gekregen dat ze dood was, weer in zijn armen sluiten. En Lysiande was ook gelukkig. Ze was pas verloofd met Spertion, ze zouden over twee maanden gaan trouwen, althans dat was de bedoeling. En ze was blij dat ze een goede bondgenoot er bij had om onze vrienden bij te staan in wat de toekomst nog zou brengen. Alleen moesten er nog wat dingen opgehelderd worden voor bijna iedereen in de kamer. Ravenvrouwe, Slioak, Spertion, Losriand, Groadius en Sipondix wisten niet wie Ladia was. Ze wisten wel dat het goed zat, want anders had de dagwandelaar het niet toegelaten dat ze hem aanraakte. Om nog maar te zwijgen over hoe hij haar oproep van liefde beantwoordde.
‘Dit is Ladia,’ zei Lysiande tegen iedereen.
‘Dat klopt,’ antwoordde de dagwandelaar die het van Lysiande overnam.
Lysiande liep een beetje rood aan, want in haar enthousiasme vergat ze dat het natuurlijk zijn vrouw was.
‘Ladia is mijn vrouw. Alleen, mijn liefste, moet ik je wel vragen me bij mijn titel te noemen. Als je me bij mijn naam noemt, kunnen we in grote problemen komen. Wij allemaal hier. Ik neem aan dat je dat niet wilt.’
Ladia schudde haar hoofd.
‘Natuurlijk niet, lieve Drukio. Eindelijk, eindelijk kan ik weer bij je zijn.’
De dagwandelaar lachte hartstochtelijk.
‘Hier binnen is het geen probleem. Maar echt schatje, buiten moet je me dagwandelaar noemen. Dat moet je me beloven, en niet vergeten. Het kan van levensbelang zijn.’
‘Lieve Drukio. Je wist dit misschien niet, maar zelf bezit ik ook een krachtige vorm van magie. Ik voelde gelijk al toen ik hier binnen kwam dat dit huis beschermd was. Ik heb die bescherming zelf nog wat krachtiger gemaakt. Buiten zal ik je bij je titel noemen. Daar heb je mijn woord op.’
Nu was het de dagwandelaar die verbaasd was. Maar hij liet dat niet zo erg blijken. Lysiande en Zilofka echter, waren des te meer verbaasd.
‘Ik leg het later aan jullie allemaal uit. Als ik tenminste mag blijven?’ vroeg ze met een vragende blik naar Lysiande.
‘Je hebt het inderdaad goed dat dit mijn huis is, Ladia,’ antwoordde Lysiande opgewekt. ‘En ik neem aan dat ik voor iedereen spreek dat ze welkom is hier, en waar we ook zullen gaan?’
Een stortvloed van ja en natuurlijk brak los. Iedereen was erg blij dat ze iemand die magie bezat om zich heen hadden. Ladia werd bestookt met vragen, en iedereen leek de doos te vergeten die op de bank stond. Zelfs Zilofka was aan Ladia’s lippen gekluisterd. En zo ging er nog een uur voorbij. De schemering deed ondertussen zijn intrede, en Zilofka begon honger te krijgen. Ze stond op en wilde de keuken inlopen om te beginnen met koken, maar toen viel haar oog op de doos.
‘Wacht eens even. Die doos staat er ook nog steeds. Wat doen we?’
‘Ik neem aan dat je wilde beginnen met koken,’ antwoordde Spertion die er achter kwam dat hijzelf ook trek begon te krijgen.
Zilofka knikte en lachte hem toe, terwijl ze de keuken in liep.
Een half uur later zat iedereen aan een goed avondmaal van gebraden everzwijn, gebakken aardappels, en een groentemix gemaakt van de kruiden die in Vixas gaan, gecombineerd met wortel en broccoli.
Tijdens het eten, dat aan de keukentafel plaatsvond, ging het gesprek vrolijk door over hoe mooi het wel niet was in de stad, maar tegelijkertijd ook over dat het zo koud was buiten. Spertion lichtte Losriand in over de uitslagen van de bolcompetitie. En zo ging de tijd voorbij.
Zichadarus besloot aan het eind van het eten één van zijn kunststukjes te laten zien, en dirigeerde de vuile vaat met behulp van magie naar de afwasmachine die hij vervolgens vanaf zijn stoel aanzette. Hij had dit al wel vaker gedaan, maar toch stond iedereen weer versteld van hoe hij dat toch steeds deed. Hij genoot er iedere keer weer van, maar liet dit nooit blijken. Hij was een andere magiër geworden sinds hij gezworen had aan de oppergod Sopiodus dat hij zijn vrienden zou beschermen, wat er ook zou gebeuren. Hij lapte de oude magiërregels aan zijn laars, gewoon omdat hij het leuk vond. Als de rest het niet leuk vond had hij het ook niet gedaan. Maar iedereen vond het prachtig.
‘En nu, de doos,’ zei Zilofka die opstond en zo ongeveer naar de bank rende.
Toen ze even later terugkwam legde ze de doos nonchalant op de glanzend blinkende, maar vooral schone keukentafel. Dat was een kunsttukje van Slioak die weer eens vond dat ze niet kon achterblijven. Ook zij was veranderd, veel gemoedelijker. Nog steeds af en toe behoorlijk arrogant en zelfingenomen, maar meestal ontzettend hartelijk, en lief. Ze stond altijd voor iedereen klaar, tenzij ze een rotdag had. En hielp waar het maar kon. Toch kon ze het niet helpen dat haar stem altijd een lichtelijke sarcastische ondertoon had.
Zilofka maakte de doos open, en die bleek leeg te zijn. Nu paste zij de spreuk toe die Lysiande bij de voordeur toe had gepast, en toen vonden ze een hele rits aan spullen. Maar bovenop lag een brief.
Laatst gewijzigd door maramsp op 28 dec 2012 03:58, 2 keer totaal gewijzigd.
Sjarinda - Het lot van de steen uit de duisternis (©Freemusketeers en Martijn Spiegelaar 2010) Verkrijgbaar online en in de boekwinkel. ISBN:978-90-484-1371-3
Sjarinda-Zoektocht in het verleden (Werknaam, ©Martijn Spiegelaar 2012) Werk in uitvoering.
maramsp
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 18
Lid geworden op: 28 dec 2012 03:11
Locatie: Deventer maar Zwolle blijft MIJN stad
Contacteer:

Hoofdstuk 2 dan ook maar. Ik heb besloten om voortaan elk hoofdstuk online te zetten.
Ik moet even kijken over het hoe en wat met mijn eerste boek, maar de kans is groot dat ik het ook online zet. Het is immers mijn werk, maar moet even kijken hoe mijn contract met Free Musketeers (red) zit.

Bij deze dan hoofdstuk 2:

Hoofdstuk 2.
De bruiloft.

Zilofka wilde de brief openvouwen om hem te lezen, maar Lysiande wees haar erop dat er ook nog een andere brief was. Deze werd dus eerst gelezen. Lysiande las hardop.

Lieve allemaal.

Ik ben vandaag aan jullie deur verschenen en heb Lysiande getroffen die open deed. Ik heb haar verteld over dit pakje en over wat er moet gebeuren om Darkos Hiosa te verslaan. Echter zijn er meer dingen die gemeld moeten worden. Ten eerste is de andere brief die in dit pakje zit van de Aarts-magister van Het Dorp. Wat daar in staat moeten jullie zelf lezen, maar het is wel van groot belang. Bovendien zijn er problemen in mijn rijk. In het bos waar onze hoofdstad gevestigd is, is iedere nacht een zeer raar geluid te horen. Het klinkt als de grom van een tijger gecombineerd met de brul van een leeuw. We hebben wat verkenners erheen gestuurd en die hebben niks kunnen vinden behalve een grot. Die grot durfden ze echter niet in vanwege een reden die ze niet wilden geven. Ze waren bang zeiden ze alleen. Later, toen ik in de bibliotheek was ben ik toevallig een boek over mythes en legenden tegengekomen. Ik zat er in te bladeren en vond iets over de legende van de zwarte leeuw.
De legende vertelde over verschijnselen die zouden gebeuren als de leeuw zal verschijnen. Een teken daarvan is dat ’s nachts dat afgrijselijke gebrul te horen is. Ik ben verder gaan lezen, en wat blijkt. Die leeuw komt uit een koninkrijk dat lang geleden verloren is gegaan. Ik heb hier het vermoeden dat het over hetzelfde koninkrijk gaat als waar Darkos Hiosa heen is gevlucht.
Over die zwarte leeuw vertelde de legende alleen maar slechte dingen. Zelfs mensen met krachtige magie zijn bang voor hem. Ik maakte buiten een grapje tegen Lysiande, dat als jullie in de buurt waren, ik jullie dan verwachtte. Maar eigenlijk hoop ik dat jullie binnenkort komen, omdat mijn elfen bang zijn. En iedere nacht nu is het onrustig omdat ze bang zijn dat de leeuw aanvalt. Ik vraag daarom of jullie binnenkort kunnen komen om te helpen zoeken naar een middel om mijn elfden weer rustig te krijgen.
Heel veel succes met alles wat jullie de komende tijd nog gaan doen.

Groetjes van koningin Liola.


‘Dat is niet zo best,’ zei de dagwandelaar. ‘Ik heb over die leeuw gehoord, en naar het schijnt is het beest onoverwinnelijk. We hebben geluk dat we de steen uit de duisternis nog hebben. Maar als we hem tegenkomen, moeten we echt voorzichtig zijn.’
Zijn vrouw keek hem aan.
‘Daar moeten we nu niet bij stilstaan. We moeten eerst genieten van het feest van de winterzonnewende. Daarna zijn het Spertion en Lysiande die gaan trouwen. En daarna wil ik pas weer aan problemen denken.’
‘En hetzelfde geld voor mij,’ zei Lysiande.
Zilofka maakte ondertussen de andere brief open.

Beste Zichadarus en zijn vrienden.
Hier spreekt Kroachis Dromanian. Aarts-Magister van het Dorp. Ik heb op opdracht van elfenkoningin Liola onderzoek gedaan naar Darkos Hiosa. Wat er hier in de doos zit moet jullie helpen. Ik wil er verder nog bij zeggen dat jullie op zoek moeten naar het boek der dromen. Daarin staat hoe jullie door de tijd kunnen reizen. Eigenlijk is dat het enige dat jullie nog moeten weten naast wat ik hier voor jullie heb. Het boek der dromen is alleen lang geleden uit mijn bibliotheek gestolen door Xip Lasto Provensochi. Dus ik heb het boek niet meer. Ik heb ook geen enkel idee of het nog bestaat. Maar het boek is voor het laatst gezien in de woestijn van het midden. In het midden van die woestijn is een dorpje, genaamd Midden. En de leider van dat dorp heeft als laatste dat boek aangeraakt. Wat er verder gebeurd is met dat boek weet ik niet. Voor de rest vind je hier in deze doos een boek wat het logboek bevat van de generaal van Darkos Hiosa. Deze is omgekomen, maar zijn logboek is gevonden. Verder is er een kaart waar de locatie van de tempel van de tijd op staat. Deze tempel hebben jullie ook nodig om door de tijd te reizen. Alleen bevind deze zich in een rijk genaamd het middenrijk. Hier heb ik verder geen informatie over. Bovendien heb ik nog een magisch cijfer meegestuurd. Het gaat hier om het cijfer zeven, en kan alleen gebruikt worden door magisters, Aarts-magisters, ex magisters en ex Aarts-magisters. De werking van dit cijfer wordt als het nodig is bekend aan de drager. Ik raad aan om hem aan Zichadarus Karautus te geven, of aan Sipondix Hichiad. Beide hebben de gave die nodig is voor het aflezen van de tijdslijn. Het lezen van deze lijn zou ook wel nodig zijn om te kunnen reizen door de tijd, lijkt me. Verder ligt er nog een foto in van Darkos Hiosa en zijn hoogste generaals. Deze foto is een paar jaar geleden genomen, maar hopelijk helpt het jullie hem te vinden en uiteindelijk nog te vernietigen. En als laatste ligt er een bos bloemen in. Als je van die bloemen een blaadje afhaalt en in de lucht gooit, zal ik verschijnen om te helpen waar jullie mee bezig zijn.


Veel groeten van Kroachis Dromanian, Aarts-Magister van Het Dorp

‘Wauw. Dat is een hele berg aan informatie,’ zei Spertion hardop.
Slioak gooide haar haren los. ‘En daar bovenop moeten we kiezen wat we gaan doen na de bruiloft. Of naar de koningin of op zoek naar dat boek.’
Zichadarus viel haar in de rede.
‘Dat kan allemaal wel waar zijn, maar het eerste waar we ons op moeten richten is genieten. Het is namelijk nog drie weken feest. En ik heb tussen de bedrijven door gehoord dat Lysiande en Spertion snel willen gaan trouwen.’
Lysiande draaide haar hoofd naar Zichadarus toe en keek hem verbaasd aan.
‘Je hebt gelijk, Zich. Maar hoe ben je daar achter gekomen?’
‘Een magiër heeft daar zo zijn manieren voor. Maar als je het wil weten. Ik sliep nog niet toen jullie het er eergisteren over hadden.’
Lysiande moest lachen.
‘Nou bij deze dan. Inderdaad willen we eerder gaan trouwen, gewoon omdat we daar zin in hebben.’
‘Inderdaad,’ antwoordde Spertion hierop en gaf Lysiande een kus.
Nadat ze uitgezoend waren, nam Lysiande het woord weer.
‘Nee, we konden gewoon niet wachten. En nu komt het ook goed uit omdat we weer op pad moeten. Maar de hoofdreden dat we eerder wilden gaan trouwen is gewoon omdat we niet kunnen wachten.’
‘Als het meezit, zijn we de maandag na het winterzonnewende feest getrouwd,’ zei Spertion.
Zo ging het gesprek nog wel even door, en nog een paar uur later wilde iedereen eigenlijk naar bed maar werd er aangebeld. Ladia was op dat moment in de gang en deed open. Lysiande verscheen ook in de gang maar Ladia was haar voor. Het bleek de man te zijn die ze was tegen gekomen op weg hierheen.
‘Goedenavond meneer,’ begon Ladia. Maar ver kwam ze niet, want ze werd vastgegrepen door de man en kreeg een mes onder haar keel geduwd. De man kwam de gang in en fluisterde dat Lysiande haar mond moest houden omdat Ladia er anders aan zou gaan.
Lysiande wilde al moord en brand schreeuwen maar hield zich net op tijd in.
De man bleek ook nog magie te bezitten, want Lysiande zag de deurklink van de deur naar de woonkamer naar beneden gedrukt worden, en de deur even open gaan. Maar verder dan een paar sjisomir ging het niet.
Het was Slioak die naar de wc moest, en ze vond het vreemd dat de deur niet open ging. Zichadarus probeerde de deur ook te openen, maar het lukte niet.
De dagwandelaar daaropvolgend ook, maar ook hij faalde. Hij probeerde het met magie en kwam een stukje verder, maar nog steeds lukte het niet. Iedereen in de woonkamer wist gelijk dat het mis was. Maar Lysiande was slim. Ze was ver gevorderd in de magie en probeerde zichzelf te teleporteren met de blauwe flits. Hierop had de man niet gerekend, en zo stond hij alleen in de gang met Ladia. Althans dat dacht hij. Want terwijl de ene blauwe flits Lysiande weg teleporteerde, zag hij nog een blauwe flits en daar verscheen de dagwandelaar die meteen een gele flits op Ladia afvuurde, en gelijk daarna was Ladia los en stond ze naast haar man.
De man had er niet op gerekend dat iemand met zulke krachtige magie aanwezig was, maar hij moest toch iets doen. Hij moest en zou het logboek te pakken krijgen. Dus hij zette de aanval in. Maar ver kwam hij niet. Slioak verscheen namelijk in de deuropening van de deur die naar de keuken leidde en vuurde de vloek der elementen af. Hij was op slag dood.
Het kwam haar wel op verwensingen van de dagwandelaar, zijn vrouw en Zichadarus te staan, maar Slioak had wel vaker rare dingen gedaan om haar metgezellen bij te staan.
‘Kijk me niet zo raar aan,’ zei ze tegen de dagwandelaar. ‘Laten we eerst kijken of ie iets bij zich heeft ofzo, waar we iets mee kunnen.’
Zichadarus liep naar de man en trok zijn jas uit. Hij voelde in elke zak…
‘Bingo! Hier een briefje.’
Hij vouwde het briefje open en vond slechts één zinnetje.
Lysiande Hichiad. Gloa Avenue 14. Fragien.
‘Blijkbaar moest hij hier dus zijn,’ zei Lysiande die ook aan was komen lopen. ‘Maar waarom?’
‘Op weg hierheen liep ik achter hem,’ zei Ladia. ‘Ik dacht dat het gewoon een toevallige voorbijganger was. Maar blijkbaar had ik het dus goed mis.’
‘Jij kon er ook niets aan doen, Ladia,’ zei Zichadarus bemoedigend.
‘Jij hebt hem niet hierheen gelokt, mocht je dat misschien denken.´
Ladia keek Zichadarus aan en glimlachte. ‘Bedankt Zichadarus. Ik dacht even dat jullie me het kwalijk namen dat ik hem hierheen had gelokt.’
Lysiande schonk haar een stralende glimlach. ´Natuurlijk niet Ladia. Het is waarschijnlijk gewoon een samenloop van omstandigheden. Jij was op zoek naar je man. Bovendien was je vervult met liefde voor hem. Je kon aan niets anders dan aan hem denken hè?
‘Dat klopt inderdaad. Ik was zo druk met hem bezig dat ik aan niets anders dacht.’
‘Het is niet erg, Ladia. Echt niet.’ De dagwandelaar gaf zijn vrouw een warme omhelzing. Hij zag dat ze het moeilijk had.’
‘Ik heb jullie allemaal in gevaar gebracht’, zei Ladia half in tranen.
‘Dat heb je niet, lieverd. Het is gebeurd, en het is opgelost.’ De dagwandelaar was bezorgd om zijn vrouw, maar wist wel wat hij deed.
‘Laten we ons nu maar focussen op het feest van de winterzonnewende. Ik kan mezelf er niet van overtuigen dat ik jullie allemaal in gevaar heb gebracht, maar ik kom er wel overheen. Nu is het tijd voor feest.’
De dagwandelaar schonk zijn vrouw een glimlach.
‘Zo ken ik je weer lieverd,’ en gaf haar een kus. ‘Dit is mijn vrouw die ik kende voordat we gescheiden werden.’
Ladia plofte in een stoel neer.
‘Alleen hebben we één probleem’. Er verscheen een kleine glimlach op haar gezicht.
‘En dat is?’ vroeg Slioak.
‘Het is koud, en voor zover ik het kan zeggen is de dichtstbijzijnde kroeg ver weg. Te ver om te lopen in ieder geval. En ik heb ook niet gezien dat het openbaar vervoer reed. Op de hele weg hier naartoe ben ik niets tegengekomen. Geen bussen, geen taxi’s, helemaal niets. Ik heb zelfs geen enkele metroshuttle zien rijden, en geen trein is me gepasseerd.’
‘Dan moeten we hier maar blijven en het gezellig maken,’ opperde Lysiande.
En zo gebeurde het. Spertion en Lysiande stelden voor om even bij meneer Grisdi wat koffie te halen voor vanavond. Maar nog voordat ze goed en wel de straat uit waren, konden ze niet meer van elkaar afblijven, en zo was het al laat op de avond voordat ze uiteindelijk koud tot op het bot weer thuis kwamen. Ze hadden Grisdi achter zijn fles whiskey moeten trekken.
‘Het is feest’, zei hij. 'En tijdens feest verkoop ik niets.’
Maar ze kenden Grisdi wat beter, en regelmatig kwamen ze het laatste jaar bij hem over de vloer. Dus na wat gevloek en getier van Grisdi liep hij toch naar achteren om een pak koffie te halen.
‘Hier, en nu wegwezen. Het is nog een paar dagen feest en ik heb nog een paar flessen whiskey in de kelder en die moeten allemaal op!’
Grisdi stond het laatste jaar vooral om twee dingen bekend. Nummer één: Hij dronk veel. Nummer twee: Hij vloekte altijd binnensmonds maar bedoelde er verder niets mee.
Toen het verliefde stel binnen kwam, vlogen er een paar verwensingen van Slioak naar hun hoofd, maar al gauw was het een gezellige bedoeling in het huis van Lysiande.
En zo ging de tijd voorbij, de minuten werden uren, en de uren werden dagen. En uiteindelijk na een week was het feest van de winterzonnewende afgelopen, en was het normale leven weer aan de orde van de dag. En voor Lysiande en haar vrienden betekende dat ze zich moest voorbereiden op het huwelijk dat er aan zat te komen. Er moesten voorbereidingen worden getroffen. Lysiande sprak een groot deel van haar banktegoed aan om een jurk te kopen. En Spertion struinde ook zaak na zaak af op zoek naar een geschikt pak.
Slioak, de dagwandelaar en Zichadarus waren met de taak opgescheept om een zaaltje af te huren en een band te regelen. Sniafe, Zilofka, Losriand en Groadius hadden de taak om het eten te regelen. En iedereen wilde het beste van het beste. Weer ging een week voorbij en zo kwam de grote dag van Lysiande en Spertion er aan. Iedereen vond dat de voorbereiding die ze erin hadden gestopt tot in de puntjes was geregeld. Lysiande had een schitterende bruidsjurk uitgekozen, en Spertion had volgens hem het meest schitterende pak uitgekozen dat je maar kon vinden. En zo begon de dag.
De wekker ging en tegen haar zin deed Lysiande haar ogen open. Ze had net een heerlijke droom. Maar ook wist ze dat het vandaag haar dag zou worden, en die van Spertion natuurlijk.
Ze keek naast zich om te zien of hij nog sliep. Toen ze er van overtuigd was dat hij nog sliep stapte ze uit bed en liep richting de badkamer. Niet veel later echter kwam Spertion ook binnen.
‘Schatje, ik dacht dat je nog lag te slapen?’
‘Dat lag ik ook, alleen stond ik net op het punt om wakker te worden. Toen ik wakker werd met mijn ogen dicht, voelde ik dat jou lichaam niet meer tegen die van mij lag, en stond ik dus maar op.’
Hij had een grijns op zijn gezicht.
‘Ik heb zin in vandaag, schatje’, Lysiande kwam vlak naast hem staan en keek hem diep in zijn ogen aan. ‘En ik heb zin in jou.’
Spertion keek even diep terug, en even later toen het bad gevuld werd stapten de twee er in om er een half uur later pas uit te komen.
Ondertussen was de rest ook wakker geworden en was men beneden bezig met een feestontbijt. Het was een grote dag, en iedereen liet zich van zijn beste kant zien.
Zilofka maakte heerlijke vixas, Zichadarus maakte veldbrood. Sniafe maakte heerlijk belegde broodjes, en Slioak had haar ochtendhumeur aan de kant gezet en was naar meneer Grisdi gelopen om de dubbel gebrande Fragiense koffie te halen waar Spertion en Lysiande zo gek op waren. Je kon aan alles merken dat het een belangrijke dag was.
Toen iedereen uiteindelijk aan het ontbijt zat werd er over van alles gesproken. Spertion wilde dolgraag weten hoe de jurk van Lysiande eruit zag. Maar ze zei niets.
‘Nee, schatje, dat zie je vanavond wel’, zei ze met een grijns.
De mobiel van Sniafe ging af.
‘Hallo met Sniafe.’
Stilte.
‘Ja, dat klopt’.
‘Over een uur? Oké, we zullen klaar staan.’
Daarna hing ze op.
‘Over een uur is de koets hier,' zei ze tegen iedereen.
'Dat komt goed uit, want ik heb verschrikkelijk veel zin in deze dag,' zei Sertion.
Er werden nog wat laatste dingen in orde gemaakt en zo klonken er ineens het gekletter van paardenhoeven in de straat.
Toen Lysiande naar buiten keek was ze met stomheid geslagen. Ze had veel verwacht, maar dit? Zo ontzettend mooi! Ze voelde zich als een prinses die ging trouwen. En eigenlijk was dat ook zo, in de ogen van Spertion was ze zijn prinses.
Wat iedereen behalve Ravenvrouwe niet wist, was dat zij deze koets had geregeld. Het was een witte koets met vier witte schimmels ervoor. Alles was perfect, en de glimlach op het gezicht van de koetsier maakte het allemaal af.
Iedereen voelde zich in de wolken. Daardoor beseften ze pas op het allerlaatste moment dat het bruidspaar hun gepaste kleding nog niet aan had.
‘Verdomme. Ik was zo bezig met nu, dat ik vergeten ben om me te verkleden,’ zei Lysiande en ze stormde naar boven. Niet veel later volgde Spertion haar ook.
Het duurde lang, en blijkbaar was de glimlach op het gezicht van de koetsier maar gemaakt. Want op een gegeven moment had hij het gehad en kwam hij verhaal halen bij Zichadarus waarom het zo lang duurde.
‘Koetsier, het spijt mij enorm. Maar we liepen hier allemaal op roze wolken vanmorgen. U kent het vast wel toen u ging trouwen. Op de dag zelf word je wakker en voel je je perfect. Misschien wel te perfect, want iedereen vergeet op zo'n dag van alles.’
‘Nu u het erover heeft, klopt dat wel,’ antwoordde de koetsier, en hij nam zijn hoed af.
‘Vergeef mij. Normaal gesproken ben ik gebonden aan een tijdsschema. En ik kan me het dan niet veroorloven om opgehouden te worden. Dan flipt mijn baas.’
Zichadarus keek hem aan. Het was een eigenaardige man vond hij. Hij vertrouwde het niet helemaal.
‘Mag ik u eraan herinneren dat u vandaag de hele dag het bruidspaar vervoert en dus niet gebonden bent aan een tijdsschema.’
De koetsier mompelde iets binnensmonds. Hij schraapte zijn keel en verontschuldigde zich overdreven beleefd.
Uiteindelijk was het bruidspaar dan klaar met zich verkleden. Spertion kwam als eerste beneden. Hij droeg een donkerblauw op maat gemaakt pak. Daaronder had hij een wit overhemd aan gecombineerd met een vlinderstrik. Hij droeg zwarte maatschoenen en in zijn hand hield hij een hoge hoed die perfect bij het pak, dat van Xidiadse makelij was, paste.
‘Schitterend, gewoonweg schitterend’, zei Slioak. Spertion keek haar aan en lachte.
‘Blijkbaar ben jij zelfs een beetje betoverd, of niet dan?’ vroeg Spertion. ‘Ik had iets meer een “Slioak benadering” verwacht.'
‘Je hebt gelijk, Spertion,’ zei Slioak zoals ze altijd deed. 'Maar je ziet er zo goed uit. Ik wist gewoon even niet wat te zeggen.’
‘Haha, zo zie je maar weer. Zelfs een persoonlijkheid als jij, kan betoverd raken.’ Spertion straalde.
Slioak snoof alleen maar.
‘Kijk, zo ken ik je weer,’ lachte Spertion, wat hem op vriendschappelijke beuk van Slioak kwam te staan.
‘Eigenlijk heb je nog gelijk ook Sper. Ik ben inderdaad betoverd.’
Dat werd alleen maar erger toen Lysiande de trap afkwam. Spertion viel het als eerste op. Lysiande was totaal Lysiande niet. Maar tegelijkertijd herkende hij zijn bruid als nooit te voren. Ze zag er zo mooi uit!
Ze had haar haar half opgestoken en in een staart zitten. Simpel maar doeltreffend. Spertion hield ervan. Gewoon simpel, maar o zo oogverblindend.
Verder droeg ze bijna geen make-up. Alleen wat oogschaduw en wat lipgloss. Weer simpel maar doeltreffend. Ze straalde van oor tot oor toen ze beneden kwam in haar witte jurk die niet helemaal wit bleek te zijn. Steeds als ze bewoog verscheen er een soort blauwe gloed. Het leek magisch.
Wat iedereen niet wist, was dat Lysiande inderdaad een beetje magie had gebruikt. Toen ze de jurk wilde kopen was ze steeds in twijfel over of ze een witte, klassieke trouwjurk, of een blauwe, wat meer van deze tijd trouwjurk moest halen. Uiteindelijk kocht ze een witte, en met magie zorgde ze ervoor dat ze oogverblindend was.
Ze droeg geen sluier, want ze wilde dat iedereen haar gezicht kon zien. Daarom droeg ze ook geen sleep. Ze wilde tegelijkertijd oogverblindend en zichzelf zijn. En dat was goed gelukt.
‘Schatje, wat ben je mooi’, was het eerste dat Spertion kon uitbrengen.
‘Ik weet even niet wat ik moet zeggen. Het lijkt wel of er magie aan toegevoegd is om je zo mooi te maken.’
‘Dat is ook zo,’ zei Zichadarus, die van oor tot oor glimlachte. ‘Ik heb haar een spreuk geleerd, en de blauwe gloed die je zo af en toe ziet komt door die spreuk.’
‘Wauw’, zei Spertion en gaf zijn grote liefde een kus.
Daarna ging de koetsier hen voor naar de koets, en toen Lysiande en Spertion op de bok hadden plaatsgenomen, en de rest binnen in de koets vertrokken ze naar het gemeentehuis.
Daar werden ze opgewacht door een klein groepje mensen. Het waren de vrienden van Lysiande, familie van Spertion, Sniafe en Pratioson. En ook Gringastor Vioplokos was erbij. Waarom hij er ook was, was voor iedereen een raadsel, behalve voor Slioak.
‘Welkom iedereen. Ik kreeg er lucht van dat jullie man en vrouw wilde worden. En aangezien ik voorzitter ben van de burgerlijke stand, heb ik besloten om jullie zelf de eed af te nemen.’
Lysiande had veel verwacht, maar dit niet. Ze had nooit durven hopen dat de stadhouder zelf haar en Spertion in de echt zou verbinden. Haar dag werd alleen maar mooier.
‘Natuurlijk, het is ons een waar genoegen je te mogen ontvangen Gringastor. Maar waar hebben we dit aan te danken?’
Slioak stapte verlegen naar voren. Zo hadden ze Slioak nog nooit gezien. Normaal wist Slioak altijd precies wat ze wilde. Maar nu leek het of er gewoon een verlegen roodharig meisje stond.
‘Dit heb ik geregeld, Lysiande. Ik wilde dat deze dag, die van jou en Spertion is, onovertroffen zou zijn. Ik wilde dat jullie je in de zevende hemel zouden voelen. En nu ik jullie zo zie, weet ik dat ik heb bereikt wat ik wilde. Ik wilde jullie gelukkig zien, en zie nu. Jullie zijn het gelukkigste stel op heel Sjarinda.’
‘Dank je wel,’ stamelde Lysiande.
‘Geen dank je wel of wat dan ook. Ik wilde gewoon mijn steentje bijdragen, en nam met niets minder dan het beste genoegen.’
Waar eerst een Slioak stond die iedereen nog nooit had gezien, kwam nu de Slioak die iedereen kende weer naar boven.
Slioak wilde zich omdraaien en Gringastor verder laten praten, maar hier kreeg ze de kans niet voor.
Zowel Spertion als Lysiande vlogen haar om haar nek.
‘Bedankt,’ zei Spertion terwijl hij haar een knuffel gaf.
‘Je had het niet beter kunnen doen dan dit, Slioak,’ zei Lysiande.
‘Nu is het wel genoeg hè. Ik kan niet tegen teveel complimentjes, dat weten jullie.’
Slioak leek aangebrand, maar op haar gezicht was duidelijk af te lezen dat ze ervan genoot.
‘Laten we maar naar de zaal toe gaan,’ stelde Gringastor voor. En zo bevonden ze zich even later in één van de oudste kamers van één van de oudste gebouwen van heel Fragien.’
De hele zaal zat vol zag Zichadarus. Hij wist dat er veel mensen zouden komen, maar zoveel had hij niet verwacht. Nu was hij nog meer op zijn hoede, want ondanks dat de sfeer in de zaal goed was, hing er toch een zwart randje aan voelde Zichadarus.
‘Beste mensen,’ begon Gringastor. We zijn hier met zijn allen bij elkaar om het huwelijk van Lysiande Hichiad en Spertion Hirixiad tot stand te laten komen. Het is mij dan ook een zeer groot genoegen om dit huwelijk te mogen voltrekken. Deze twee mensen hebben samen met onze eregasten er voor gezorgd dat een deel van het kwaad dat op Sjarinda woed, voorgoed is uitgeschakeld. Daarnaast hebben ze een uitzonderlijke prestatie neergezet door een vriend van hun uit de klauwen van de Xidiandsen te bevrijden.
Lysiande en Spertion kennen elkaar al vanaf kinds af aan. Ze zaten bij elkaar in de klas, en waren altijd goede vrienden. Lysiande had ooit nog een relatie met mijn zoon. Alleen is dat verleden tijd en moeten we nu naar het nu kijken. Als ik hier zo voor me kijk zie ik twee mensen die verschrikkelijk verliefd op elkaar zijn, en die van elkaar houden tot in de eeuwigheid. Daar moeten we trots op zijn beste mensen. Dit soort liefde zie je niet vaak meer. Dit is liefde in zijn puurste soort. En ik ben trots dat ik vandaag degene mag zijn om het huwelijk te voltrekken.’
Er barstte een spontaan applaus los. Iedereen in de zaal vond dat Gringastor schitterend gesproken had.
‘Dan gaan we nu over naar de huwelijkse plechtigheid. Mag ik het bruidspaar vragen om te gaan staan en elkaar de rechterhand te geven?’
Lysiande en Spertion stonden op en liepen naar Gringastor.
Gringastor keek naar Spertion.
‘Neemt u, Spertion Hirixiad, Lysiande Hichiad tot uw wettigee echtgenote, en zult u daarbij alle plichten vervullen die de wet aan de huwelijkse staat verbind? Wat is daarop uw antwoord?’
Spertion glimlachte van oor tot oor.
‘Ja.’
‘Neemt u, Lysiande Hichiad, Spertion Hirixiad tot uw wettige echtgenoot en zult u daarbij alle plichten vervullen die de wet aan de huwelijkse staat verbind?’
Lysiande straalde zo mogelijk nog meer.
‘Ja natuurlijk!’
Gringastor glimlachte. 'Dan verklaar ik u officieel man en vrouw. U mag elkaar nu zoenen!’
Lysiande keek Spertion aan en straalde.
‘Ik hou van jou schatje. Tot in de eeuwigheid!’
‘Ik ook van jou, lieve Lysiande. Ik ben gek op je!’
Daarna raakten hun lippen elkaar voor ongeveer een halve minuut.
‘Dan is het nu tijd voor de ringen,’ zei Gringastor en pakte een doosje dat op tafel lag.
Lysiande en Spertion hadden voor simpel gekozen, en twee kale zilveren ringen kwamen tevoorschijn.
‘Ik draag deze ring omdat ik van je hou liefje. Ik ben en blijf jou vrouw tot in de eeuwigheid,’ zei Lysiande terwijl ze de ring van Spertion om geschoven kreeg.
‘Ik draag deze ring omdat ik ook van jou hou, lieve Lysiande!’
Lysiande wilde de ring om de vinger van haar man schuiven toen achter in de zaal iets gebeurde.
Er klonk gegil en een voor de rest onbekende vrouw viel dood neer.
Daaropvolgend vuurde een man een zwarte lichtstraal af op het bruidspaar.
Ondertussen waren er vier mannen die een web van licht tussen hun handen weefden. En de mensen die op de achterste rij zaten stonden op en vuurden allerlei vloeken af op de menigte.
Zichadarus had hier in zijn achterhoofd rekening mee gehouden, en met een krachtige spreuk vloerde hij vier mensen. Ondertussen had Spertion zijn ring ook om, en het bruidspaar was klaar voor de strijd. Alleen toen hij uit wilde halen werd zijn arm tegen gehouden. Een man in het blauw wit hield zijn arm vast.
‘De de blauwe roos zal zegevieren!’ brulde de man voordat hij zijn vuist liet neerkomen op de schouder van Spertion.
Niet veel later was het gevecht in volle gang. Zichadarus en de dagwandelaar daarentegen hadden hun krachten gebundeld want ze wilden dat het gevecht zo snel mogelijk voorbij was.
Alleen de aanvallers waren sterker dan gedacht. De ene vloek na de andere werd afgevuurd. Maar ver kwamen ze niet. Want ze hadden niet op Slioak gerekend die een staaltje magie van een hogere orde liet zien.
‘Niemand, maar dan ook werkelijk niemand, verpest deze dag voor mijn vrienden! Niemand, zelfs de blauwe roos niet!’
Met deze woorden vuurde Slioak de vloek der elementen op de man in het blauw wit. De man was op slag dood.
Nog geen seconde daarna werd de vloek der elementen op Gringastor afgevuurd. Een seconde lang dacht iedereen dat Gringastor er geweest was. Maar nog voor de vloek werd afgevuurd gebeurde het.
Er verscheen een blauwe lichtflits en tegelijkertijd verscheen de gestalte van Livoak de elf.
Nog voor iedereen goed en wel doorhad dat ze er was had ze al van de situatie gebruik gemaakt. En binnen een mum van tijd schakelde ze alle aanvallers uit en zorgde ze ervoor dat de dag van Spertion en Lysiande niet meer verstoord kon worden door onder andere precies op het juiste moment een schild om Gringastor heen te weven wat hem beschermde tegen de dodelijkste vloek die er bestaat.
‘Ik ben Stroksia Viordaligia Livoak Zido. Als men deze bijzondere dag verder wil verstoren, moet men eerst met mij afrekenen!’
Sjarinda - Het lot van de steen uit de duisternis (©Freemusketeers en Martijn Spiegelaar 2010) Verkrijgbaar online en in de boekwinkel. ISBN:978-90-484-1371-3
Sjarinda-Zoektocht in het verleden (Werknaam, ©Martijn Spiegelaar 2012) Werk in uitvoering.
maramsp
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 18
Lid geworden op: 28 dec 2012 03:11
Locatie: Deventer maar Zwolle blijft MIJN stad
Contacteer:

Hoofdstuk 3 bij deze :)

Hoofdstuk 3.
Een glimlach uit het verleden.


Eigenlijk kreeg niemand de tijd om iets te zeggen. Want Gringastor was door het optreden van Liv op wonderbaarlijke wijze genezen. Niemand, en vooral hij zelf niet, wist hoe dat kwam. Maar toch nam hij het woord voordat iemand ook maar een woord kon zeggen.
‘Schone elfenvrouwe. Ik weet niet wie u bent. Maar dat zal mij over enkele ogenblikken wel duidelijk zijn. Maar voordat u me in de rede valt, wil ik u ontzettend bedanken dat u mijn leven heeft gered.’
Gringastor nam even een adempauze zodat Liv kon antwoorden.
‘Je hoeft niet zo formeel te zijn hoor, stadhouder. Ik kon gewoon niet anders. Je hebt veel voor mijn vrienden betekend, en daarom kon ik het gewoon niet over mijn hart verkrijgen om je dood te laten gaan.’
‘Dan kan ik het andere gedeelte van wat ik wilde zeggen maar beter achterwege laten. Maar ik wil je wel vragen hoe je heet, want toen je net je naam vertelde heb ik het niet goed gehoord.’
Liv lachte hem hartelijk toe. ‘Mijn naam is Stroksia Viordaligia Livoak Zido. Maar je mag mij gewoon Liv noemen zoals mijn vrienden.’
Gringastor wilde antwoorden maar kreeg er de kans niet toe omdat iedereen Liv om de hals vloog. Dus hield hij het maar bij een warme glimlach.
Van alle kanten werd Liv bestookt met informatie, begroetingen en van alles en nog wat tot ze er op een gegeven moment half gek van werd.
‘Stop nu maar!’ riep ze lachend uit. ‘Dadelijk word ik nog doof!’
Dus iedereen staakte zijn pogingen en de bruiloft ging gewoon weer verder. De getuigenissen werden afgehandeld en daarna was het feest. Het was net alsof iedereen was vergeten wat er gebeurd was. De familieleden van Spertion en de vrienden van de rest stonden buiten toen het bruidspaar naar buiten kwam en wierpen de traditionele rijst naar hen toe. En daarna was het feest zoals het zelden geweest is. Maar wat nog gekker was. De hele stad leek veel meer tot leven te komen dan dat het was geweest in de donkere dagen die daarvoor hadden gehuisd. De kroegen zaten elke avond weer vol, waar de waard de vorige dagen met moeite iets te doen had gehad. Men ging weer meer bij elkaar op bezoek en had plezier, ondanks de ijzige kou en de snijdende wind. Die negeerden ze gewoon.
Het was ook net alsof de mensen die bij de bruiloft aanwezig waren vergeten waren dat er in totaal vijf mannen, waar onder één in het blauw-wit, en de anderen alleen in het blauw, voor onrust hadden gezorgd. Maar dit was nog maar het begin.
Een paar dagen later zaten onze vrienden een potje te kaarten en stond de tv aan. En net toen Slioak de laatste kaart wilde neerleggen begon de tv een intro te spelen dat het begin van het nieuws aankondigde. Slioak legde haar laatste kaart neer wat haar op een sneer van Sniafe kwam te staan die dacht dat zij met haar laatste kaart uit was. Ze had gedacht dat Slioak moest passen waardoor zij de laatste kaart kon uitleggen.
Maar veel kans hadden ze niet om te reageren. Want de lezeres van het nieuws opende met een verhaal over mensen in het blauw, blauw-wit en blauw-rood.
‘Geachte burgers van Fragien en omstreken. Vandaag rond omstreeks drie uur vanmiddag arriveerde de eerste man in het blauw-rood in Dridia. Gelijk er achteraan arriveerde een stoet mensen zover het oog kon kijken. Niemand wist precies wat er gebeurde maar de volgende amateurbeelden laten zien wat er zich precies heeft afgespeeld.’
Daarna volgde een onscherp beeld van mannen, vrouwen, kinderen en dieren. Allemaal gekleed in het blauw, blauw-wit, of blauw-rood. Het was een enorme stoet mensen en de lezeres had inderdaad niet gelogen. Zover het oog kon kijken zag je blauw, wit en rood. En Zichadarus zag iets dat nog veel erger was.
‘Kijk eens goed, zien jullie wat ik zie?’
Lysiande en Sniafe gingen dicht bij de tv staan en probeerden te zien wat Zichadarus zag. Maar dat lukte niet. Dus bedacht Lysiande iets anders. Ze wist immers hoe ze moest schouwen, dus dat probeerde ze ook.
Zichadarus keek tevreden toe hoe ze het deed.
Ze liep eerst naar de keuken en haalde een schaal tevoorschijn uit een keukenkastje, en vulde die met water. Daarna liep ze ermee naar de kamer en begon.
Losriand en Ladia keken haar verbaasd aan, maar het was Zichadarus die het eerste iets zei.
‘Ik zie dat je de kunst van het schouwen hebt geleerd, Lysiande’, zei hij op een ernstige maar tegelijkertijd mysterieuze toon. ‘Dat is goed nieuws, maar ik zag net iets verschrikkelijks.’ Zichadarus haalde diep adem en richtte zijn blik naar de dagwandelaar.
‘Waarom praat je zo zorgwekkend?’ vroeg de dagwandelaar.
Zichadarus keek de dagwandelaar aan en schonk hem een flauwe glimlach.
‘Je weet toch van het ritueel, Drukio?’
Op het moment dat Zichadarus de echte naam van de dagwandelaar uit sprak, verscheen er bij de eettafel iemand in het blauw-wit.
‘In naam van de blauwe roos...’ bracht hij uit, maar hij kon zijn zin niet afmaken, want zowel Slioak als Ravenvrouwe lieten tegelijktertijd een spreuk los. Alleen die van Slioak was de vloek der elementen zoals gebruikelijk. En ook zoals gebruikelijk schrok Zichadarus daar weer van, maar hij zei bewust niets.
‘We moeten dus voortaan goed oppassen. Het schijnt dat de dagwandelaar belangrijk voor hun is,’ zei Ravenvrouwe die toch lichtelijk geschrokken was.
‘Dat blijkt maar weer, ik bedoel iedere keer als we zijn echte naam noemen, hebben we dus een probleem.’ Liv was ook geschrokken. Ze wist wel iets meer van de blauwe roos af, maar dat was allemaal van later zorg. Dat kwam wel op het moment waarop het er echt toe deed. Eerste prioriteit was dat ze nu zo snel mogelijk de stad uit zouden gaan op jacht naar wisten zij veel wat. Maar dat ze weg moesten stond vast. En de reis zou zwaar worden, hoe dan ook. Waar die langs zou lopen wist niemand. Echt helemaal niemand.
Fragien live, een televisie zender die alleen maar live verslag deed, had inmiddels besloten de uitzending over te nemen. Maar niemand in huize Hichiad kon er naar kijken.
Ze hadden het veel te druk met praten, plannen maken, en de man in het blauw inspecteren.
Ravenvrouwe was de eerste die het probeerde. Ze had een vermoeden dat hij iets bij zich had, maar dat dat doormiddel van magie verborgen was. Dus paste ze een simpele spreuk op hem toe, en daarna onderzocht ze alle zakken van zijn gewaad in het blauw wit. Ze vond echter niets.
‘Ravenvrouwe? Voordat je verder gaat met je zoektocht, kan ik misschien eerst laten zien wat ik wilde zien?’
Zichadarus klonk nogal gebiedend, en iedereen wist als hij zo klonk dat het ernst was, en dat het belangrijk was.
‘Lysiande, als je het niet erg vind neem ik het schouwen even van je over? Of heb je gevonden wat ik wilde laten zien.’
Lysiande keek hem glimlachend aan.
‘Ik denk het wel Zich. Kijk maar die dieren hebben ook allemaal gewaden om, maar als je goed kijkt zie je dat het leeuwen zijn. Sommige fel wit, sommige zijn gewone leeuwen, maar de meeste zijn zwart.’
De dagwandelaar schrok zichtbaar.
‘Ik weet inderdaad van het ritueel. Het ritueel is blijkbaar weer opnieuw uitgevoerd. We hebben echt een verschrikkelijk groot probleem nu.’
‘Even voor mijn duidelijkheid’, begon Pratioson. ‘Wat is het ritueel precies? En wat houd dat voor ons in?’
Livoak de elf gaf antwoord.
‘Ik weet iets meer van de orde van de blauwe roos. Ze komen uit het middenrijk. Veel weet ik niet van die werelden, maar wat ik wel weet is dat beide gevaarlijke plekken zijn. Veel verschillen ze niet met onze wereld. Maar het middenrijk heet niet voor niets het middenrijk. Alles, maar dan ook letterlijk alles wordt daar in het midden gelaten, en ook volgt iedereen daar de gulden middenweg. Dit lijkt in eerste instantie niet echt een probleem. Maar denk maar eens na hoe een wereld zonder enige meningsverchillen eruit ziet. Iedereen denkt nagenoeg hetzelfde. En overal wordt mysterieus over gedaan. Helemaal naar mensen die ze niet kennen. En bedenk dan eens hoe gevaarlijk ze kunnen zijn als ze hun krachten bundelen. Want zoals je misschien wel hebt gemerkt, is het middenrijk een plek die bol staat van magie.’
Pratioson fronste zijn wenkbrouwen.
‘Maar wat is er dan zo erg aan dit alles?’ Pratioson krabte zenuwachtig aan zijn neus.
Zichadarus nam het over van Livoak.
‘Ik heb ooit gehoord van een ritueel dat van alles en nogwat teweeg kan brengen. Je kan het zo zien: Dat ritueel opent poorten naar andere werelden. Maar alleen naar werelden die paralel staan aan onze wereld. Naar de toekomst of naar het verleden kan niet. Normaal gesproken wordt er een poort geopend naar een wereld die eigenlijk hetzelfde als die van ons is. Alleen in die wereld wordt alles in het tegenovergestelde ervaren. Als hier bij ons iemand ja zegt, dan zegt jou andere “ik” in die andere wereld nee. Maar nu is er een poort geopend naar een compleet andere wereld schijnbaar. Dat moet wel, want hoe is de orde van de blauwe roos hier anders binnen gekomen. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat er op Sjarinda een orde van de blauwe roos gevestigd is. Dus dit alles betekend dat er iets goed mis is. Want bij alle goden. Hoe is deze poort gemaakt. Wie heeft dat gedaan, en wat voor middel heeft diegene ervoor gebruikt?’
Zichadarus ijsbeerde door de kamer, er was namelijk nog iets veel ergers aan de hand in combinatie met het ritueel aan de hand, maar hij was op zoek naar de woorden om het te vertellen zonder dat er teveel vragen bij kwamen kijken.
Lysiande maakte zich ook zorgen, en had haar eigen gedachtes wat maakte dat ze niet veel later samen met Zichadarus door de kamer aan het ijsberen was.
‘Zich, wie zegt dat het een poort is. Het kan ook wat anders zijn toch?’
‘Dat is waar, maar dat weten we niet zeker. Ik ga er vanuit dat het een poort moet zijn.’
Lysiande ijsbeerde nog steeds door de kamer, haar hersenen maakten overuren over wat ze dacht.
‘Zich, er schiet me net iets te binnen. Je had het net over dat ik de kunst van het schouwen had geleerd. Maar je had het ook over een ritueel toch? Een heel ander ritueel als je het mij vraagt. Wat houd dat precies in?’
Zichadarus haalde diep adem en schoot uiteindelijk in de lach.
‘Het is een eigenlijk geen ritueel maar meer een inwijdingsprocedure, waar we op dit moment geen tijd voor hebben. Jij bent de eerste van jullie allemaal die op dit moment officieel magiër is.’
Zichadarus haalde diep adem nadat hij dit gezegd had. Het slechte nieuws liet hij bewust nog steeds weg, want nog altijd was hij op zoek naar de woorden ervoor.
Lysiande schrok en vroeg wat voor inwijdingsritueel dat precies was.
‘Eigenlijk moet je naar de Aura, daar drie testen uitvoeren om jezelf officieel magiër te mogen noemen, maar ik weet dat je het gewoon kan, en sinds dat Xip dood is, heb ik nu ook wat invloed in de Aura, dus ik kan wel zeggen dat je op dit moment gewoon magiër bent.’
Lysiande wees vragend naar haar vrienden.
‘Van hun weet ik het ook,’ vervolgde Zichadarus toen hij Lysiande’s vragende blik zag. Maar de kunst van het schouwen maakt dat je de drie testen mag ondergaan.’
‘Wat een onzin ouwe, magie is magie. En als je het kan beheersen, dan ben je in mijn ogen al een magiër, een tovenaar, een illusionist of wat dan ook.’
Slioak werd soms zomaar kwaad, en ook nu weer wond ze zich zichtbaar op over het feit dat Lysiande wel magiër was geworden en de rest niet.’
Ravenvrouwe legde een hand op haar schouders en liet wat energie los.
‘Sli, zit hier gewoon niet mee, er zijn belangrijkere zaken nu.’
Slioak haalde diep adem, liet een theekopje in de as leggen met tovenaarsvuur, toverde hem daarna weer terug, en toen glimlachde ze.
Er werden plannen gemaakt, en niet veel later begaf iedereen zich naar het centrum van Fragien om inkopen te doen.
Die avond besloot Zichadarus om te vertrekken. Maar toen ze bij de stadspoort van Fragien aankwamen, barstte de hel los.
Een heel leger van de orde van de blauwe roos had besloten om naar Fragien af te reizen. Waar in Dridia je het einde van de stoet mensen niet kon zien, kon je dat hier heel goed, alleen moest je wel scherpe ogen hebben.’
‘We hebben twee keuzes,’ zei Zichadarus. ‘We kunnen vluchten en verder gaan, of we kunnen Fragien verdedigen.’
Lysiande gaf antwoord voor de hele groep door een bolbliksem te toveren en die op de menigte af te sturen.
Diezelfde menigte was zichtbaar aangedaan, maar op een gegeven moment was het doodstil. Toen gaf een commandant een order.
‘Aanvallen!’
Pijlen werden afgevuurd, geweerschoten werden gehoord, mensen gilden en overal lagen lijken besmeurd met bloed. Dit alles in nog geen minuut.
De volgelingen van de blauwe roos waren ondertussen allemaal binnen en nog net op tijd wist Zichadarus zijn vrienden naar een barrak te sturen waar ze voorlopig veilig waren.
‘Ik heb het koud,’ zei Zilofka. ‘Maar ik geef niet op.’
‘We hebben het allemaal koud,’ zei Zichadarus. ‘Maar daar moeten we nu niet aan denken. Een tip tussen de bedrijven door: “Met magie kun je bijna altijd dingen doen om je te helpen.” ’
Daarna stuurde hij een enorme hoeveelheid van tovenaarsvuur op een groepje van ongeveer twintig volgelingen van de blauwe roos af, en nog geen seconde later was er van het groepje niks anders over dan een hoopje botten en wat verkoolde as.
Intussen had de infanterie van de blauwe roos besloten een groep boogschutters te laten vuren op de barrak waar onze vrienden in zaten. Want ze wisten inmiddels dat er een gevaarlijke groep mensen met machtige magie in de barrak zat.
‘Duiken!’ schreeuwde Zichadarus ineens. Zichadarus schreeuwde nooit, maar nu was het blijkbaar echt ernst. En hij had zijn vrienden net op tijd gewaarschuwd. Want een halve seconde later vlogen er een hele horde pijlen door het raam naar binnen.
‘Ze kunnen blijkbaar goed schieten,’ mompelde Ravenvrouwe terwijl ze terug antwoordde met een vloek uit de zwarte magie die ze op afstand bestuurde. Het gevolg was dat de helft van het groepje boogschutters gesneuveld was.
‘Zich, zie jij kans om in de Dwergenbergen, een draak te regelen?’ vroeg de dagwandelaar. ‘Zo ja, dan kan die via de portalen die daar staan, hier naartoe komen.’
‘Een goede tip dagwandelaar. Maar hoe weet jij dat de dwergen draken hebben. Ik dacht dat dat een lang verborgen geheim was.’
‘Het schoot me ineens te binnen. Ik weet niet waar het vandaan komt.’
‘Ik doe mijn best dagwandelaar, want je hebt gelijk. Ze hebben inderdaad draken, en die kunnen we nu goed gebruiken.’
Zichadarus concentreerde zich diep en weefde een web van gevlochten magie. Het koste erg veel van zijn kracht om een afstand te overbruggen van meer dan honderd duizend sjisomar. De dwergen leefden namelijk achter de grijze zone aan de “achterkant” van de planeet. Als je een globe van Sjarinda zou zien, en je zou de normale bewoonde wereld voor je hebben, leefden de dwergen aan de andere kant. Aan de noord en zuid kant had je de grijze zones. En aan de oost en west kant had je de oceanen des doods.
In de grijze zones kon niemand overleven. Zonder voorbereiding was je dood op het moment dat je maar een sjisomer de grijze zone in liep. Als je je door een magiër liet helpen kon je een dag overleven, maar niet meer. Liet je je helpen door de elfen en de magiërs samen, dan kon je een week overleven. Maar het hele probleem was dat dieren in de grijze zone nooit langer dan een week konden overleven, en dat de grijze zone nogal groot was. Daarom gingen de dieren altijd dood na een week en omdat de mensen die er doorheen wilden trekken nu hun eigen bagage moesten dragen kwamen ze nooit verder dan diezelfde week. Het gerucht ging, dat als je de hulp kon krijgen van de magiërs, de elfen, de aardmannetjes en de dagwandelaar, dat je dan de wereld zou kunnen zien die aan de andere kant lag. Maar je had daarna wel dringend hulp nodig van een dokter, dus je moest geluk hebben dat je bij één van de grensstadjes van de dwergen terrecht kwam.
De oceanen des doods durfde geen enkele schipper over te varen. In het verre verleden hadden vele het geprobeerd, maar die waren nooit terug gekomen. Vissers die nooit verder dan twintig sjisomar uit de kust voeren, vertelden over spookschepen en octopussen zo groot als een klein dorpje of stad. Spookschepen zouden gewaarschuwd hebben voor de octpussen. De bemanning van deze schepen hadden gevraagd of de vissers, die linea recta weer om wouden keren terug naar het veilige vaste land, hen wouden meenemen naar hun havens, en dit zou dan tot gevolg hebben dat de vloek verbroken was. En dat ze vredig konden sterven, of verder konden leven zoals een normaal mens dat kon.
Maar de vissers waren bang voor de spookschepen, dus keerden ze al om op het moment dat ze de ijzige stemmen van de spoken hoorden, en voordat ze goed en wel wisten wat er aan de hand was, hadden de vissers hun veilige havens alweer bereikt.
Zo kwam het dat geen enkele visser of schipper verder durfde te varen dan twintig sjisomer omdat dan de spookschepen of de octopussen tevoorschijn kwamen. En als deze laatste je eenmaal te pakken hadden was er geen weg meer terug. Je schip werd een spookschip, en jijzelf werd opgegeten door de reuzeoctopus wat tot gevolg had dat jijzelf een spook werd en voor eeuwig moest rond dobberen op de oceanen des doods zoals deze in de volksmond werden genoemd.
Ondertussen was Zichadarus nog steeds druk bezig met het weven van zijn webben, en niet veel later ontstond er buiten, ongeveeer tien sjisomer van de barrak af, een poort, en niet veel later kwamen daar vijf zwarte draken, twee groene, twee gouden, en één rode draak door naar buiten.
De dagwandelaar, Slioak, ravenvrouwe, Zichadarus en Sipondix namen gelijk controle over een draak.
Lysiande was een beetje overmoedig geworden nu ze wist hoe ze magie moest beheersen, dus probeerde ze een rode draak over te nemen, de op één na sterkste van hun soort, alleen de gouden waren sterker. En dit kwam haar op het eerste gezicht duur te staan, want ze wist niet goed wat ze moest doen wat tot gevolg had dat de rode draak uit de lucht viel, al vuur spuwend richting de barak waar onze vrienden zaten. Maar Slioak, die Lysiande in die paar maanden dat ze elkaar nu kenden als een hartsvriendin had omarmd, bracht redding. Ze liet haar eigen gouden draak landden op een veilige plaats, en met een knap staaltje magie nam ze naast Lysiande controle over de draak.
‘Lys, je kent me, normaal vloek ik als de ziekte als iets niet gaat zoals ik wil, of als ik kwaad ben. Ik ben nu ook kwaad, maar dat is omdat die schoften denken dat ze grappig zijn door hierheen te komen. Jij bent echter nog niet zo bedreven in de “echte” magie als dat wij zijn, dus ik kan je niks kwalijk nemen. Maar wees in het vervolg meer voorbereid als je “bezit” van iets of iemand neemt. Als ik je nu niet geholpen had, waren we er allemaal geweest!’
Lysiande schrok merkbaar wat de draak in eerste instantie erg onrustig maakte. Maar in een fractie van een seconde had Slioak de boel weer onder controle.
‘Lys! Let alsjeblieft een beetje op wat je met haar doet. Ik moet zo weer terug naar mijn eigen draak, en dan sta je er weer alleen voor. Je kan wel proberen de controle weer terug te geven aan de draak, maar dat kost tijd en kracht, dus dat kan je beter niet doen. Hou haar dus goed in de gaten, en als we dit overleven, dan heb je mijn zegen om het "overnemen" toe te passen als het nodig is. Maar je staat er nu echt alleen voor want ik moet terug naar mijn eigen draak.’
‘Sli, heel erg bedankt. Ik sta bij je in het krijt, of niet?’
‘Iemand anders wel, lieve Lysiande. Maar jij niet.’
‘Hoezo ik niet?’ Lysiande klonkt verbaasd en opgelucht tegelijkertijd.
‘Ten eerste kan jij er niet zoveel aan doen dat je de draak in eerste instantie niet kon beheersen. Je bent immers nog nieuw in de magie. En ten tweede beteken je alles voor mij. Ik heb je in de laatste maanden steeds meer in mijn hart gesloten. Meer dan dat ik de anderen in mijn hart heb gesloten. Vraag me niet hoe het komt, het is nu eenmaal zo. Ik kan gewoon niet kwaad op je worden.’
Als zowel Lysiande als Slioak elkaar nu in de ogen aan konden kijken zouden ze van elkaar zien dat hun hoofd net zo rood werd als een tomaat.
Niet dat ze gevoelens naar elkaar hadden, maar Lysiande en Slioak waren eigenlijk twee tegenpolen. Lysiande was altijd redelijk rustig, waar Slioak fel en opvliegend was. Lysiande sprak beheerst, waar Slioak een flapuit was.
Toch was het onderzocht op Sjarinda dat twee tegenpolen van elkaar over het algemeen goed met elkaar overweg konden. En dit bevestigde dat alleen maar.
‘Spertion, opzij nu!’ Ravenvrouwde gilde dit laatste bijna.
Spertion keek verbaasd rond wat er aan de hand was, en toen hij naar boven keek keek hij door het al half verwoeste dak, recht in de bek van de draak die Lysiande niet onder controle had. Spertion luisterde niet naar Ravenvrouwe, die op haar beurt gilde dat iedereen naar buiten moest, omdat de barrak verwoest zou worden. Niemand reageerde echter. Ravenvrouwe was erg verbaasd.
‘Waarom bij alle goden, blijft iedereen staan?!’
‘Alania, zie je niet dat er niks gebeurd?’ vroeg Slioak met haar gave terwijl ze de draak van Lysiande en haar eigen draak bestuurde.
‘Hoe, bij de grote raaf, weet je mijn naam. Mijn echte naam?’
Ravenvrouwe was als bij de grond genageld. Nog nooit in haar echte leven was ze bij haar echte naam genoemd. De grote raaf had haar ooit een briefje gegeven waar haar echte naam op stond zoals haar ouders die haar ooit hadden gegeven.
‘We zijn zusjes Alania, weet je dat dan niet?’
Ravenvrouwe wilde Slioak eigenlijk vermorzelen, maar hield zich in.
‘Zusjes?’
‘Ja, zusje, zusjes!’
‘Maar de grote raaf heeft verteld dat ik enigskind was?’
‘Onzin, onze ouders leven nog altijd en ik zorg er persoonlijk voor dat je ze binnen een week kan zien. We gaan namelijk bij hen op bezoek, want zowel jij als ik, als iedereen heeft recht op het verhaal zoals alles echt gebeurd is!’
Ondertussen hadden de draken geen half werk afgeleverd. Alleen de generaals van de blauwe roos waren nog over. Gekleed in het roodblauw.
Slioak dacht niet na en dirigeerde alle draken terug naar de poort die Liv geopend had waarna ze op één van de generaals afliep en hem vermorzelde met de vloek der elementen. Daarna trok ze een gordijn van zwarte magie op, die ze op de andere generaals af stuurde terwijl het gordijn zich om hen heen sloot zodat ze gewurgd werden.
Niet veel later keken onze vrienden over een vertrapt, heuvelachtig, maar bovenal bebloed stuk gras uit. Overal lagen lijken.
Zover het oog kon kijken zag je afgerukte ledematen, hoopjes as, en wapentuig dat de strijd niet had overleefd.
Wat ze niet wisten, was dat dit één van de grootste legers was dat de orde van de blauwe roos had. Wat ze wel wisten was dat ze de orde een gevoelige slag hadden toegebracht. Wat ze toch weer niet wisten, was dat er in het middenrijk veel mensen leefden, die allemaal lid van de blauwe roos waren. En wat nog veel erger was. Deze mensen leerden magie alsof het kinderspel was. Duistere magie, verwoestende magie. Maar het allerergste was. Deze mensen hadden controle weten te krijgen over de zwarte leeuwen. Deze leeuwen lagen lang in een diepe slaap. In alle werelden wist men wel iets over deze leeuwen. En dat iets, was meestal niet goed. Deze leeuwen waren zeer, zeer gevaarlijk.
Onze vrienden liepen terug naar de stad, naar de stoeterij, om hun paarden te halen die de dagwandelaar met hulp van magie daar heen had gestuurd.
Ze keken recht naar de impossante poort die al honderden jaren oud was. Hij was aan weerskanten versierd met het wapen van Fragien. Een gebroken hart, met daarachter een groter hart dat niet gebroken was, met daar tussenin een engel. Dit alles stond voor de immensiteit van Fragien. Ze was één van de grootste steden van Sjarinda, en niemand kom haar verwoesten omdat ze te groot was. Het voorste hart stond voor de schade die eventuele vijanden toe konden brengen. En het achterste hart stond voor het totale geheel. De engel stond voor de bescherming van de stad.
Onze vrienden kregen altijd een brok in hun keel als ze onder deze poort door liepen. Want het was hun stad, een stad die nooit, maar dan ook nooit verloren zou gaan.
Zilofka had dit gevoel eerst niet zo heel erg. Haar stad was immers Xisi. Maar nadat haar vader was verhuisd naar Diskyof, en zodoende op loopafstand van Fragien woonde, was ze bij Lysiande ingetrokken nadat Lysiande de winkel naast het huis had overgenomen.
De winkel zelf echter werd gesloten, en samen met haar vrienden hadden ze de muren eruit gebroken, om zodoende een groter huis te creëren.
Zodoende was Fragien ook dé stad van Zilofka geworden.
De poort was om en nabij twintig sjisomer breed, en zo’n honderd sjisomer diep. De stadsmuur was ook zo dik, en dit zorgde er grotendeels voor dat de stad nooit en te nimmer volledig verwoest was, op uitzondering van de oorlog voorafgaand aan de grote hereniging na.
Toen ze ongeveer halverwege de poort waren, viel het immense, oude roestige maar bovenal zware valhek, naar beneden. Gelijk er achteraan viel achter hun het kleine valhek, en aan de andere kant het andere kleine valhek. Ze waren opgesloten.
‘Lys, zijn de deuren dicht?’ vroeg Spertion.
Zijn vriendin stormde naar de rechterdeur en rukte eraan.
‘Dicht. We zitten in de val.’
‘Deze zit ook dicht,’ scheeuwde Zilofka die zo’n twintig sjisomer verderop stond bij de andere deur.
Sipondix keek door het grote valhek naar de andere ruimte en schrok zichtbaar.
Zichadarus was druk bezig een web te weven en lette niet op. De dagwandelaar was in zijn eigen gedachtes verzonken want hij dacht een manier te weten om hier uit te komen.
Sipondix trok aan de mauw van Zichadarus wat deze uit zijn concentratie haalde.
‘Sipi, kun je niet zien dat ik bezig ben,’ vroeg Zichadarus quasi geirriteerd. Hij zag namelijk in zijn ooghoek hetzelfde als Sipondix.
In de andere ruimte aan de andere kant van het grote hek stonden namelijk drie zwarte leeuwen zij aan zij. Daar achter stond een man in het roodblauw met een met goud afgezette mantel. Hij zei niks.
‘We hebben een probleem,’ zei Zichadarus iets harder dan zijn bedoeling was. Hij wilde namelijk niet dat de man in de andere ruimte het zou horen.
‘Jullie hebben inderdaad een probleem,’ schreeuwde de man.
Blijkbaar had hij bulderkruid ingenomen om zijn stem te versterken.
‘Mijn volgelingen! Laat van dit miezerige zooitje ongeregeld niks over. Verscheur ze en breng me hun harten!’
Intussen keek iedereen door de gaten van het hek naar de leeuwen en hun temmer. Ze stonden als aan de grond genageld met hun mond wijd open.
Alles hadden ze verwacht, maar dit niet. De zwarte leeuwen zijn zo goed als onverslaanbaar. Dat wist iedereen.
De leeuwen namen een aanloop, en sprongen richting het hek.
Op het moment dat ze het hek moesten raken, hief de man met de gouden mantel zijn arm, wat de leeuwen liet oplossen.
Slechts een fractie van een seconde dachten onze vrienden voorlopig veilig te zijn, tot de leeuwen de grond raakten van de ruimte waarin onze vrienden stonden.
De grootste leeuw sprong naar de dagwandelaar, en probeerde zijn hand af te bijten. Dit lukte echter niet, want de leeuw kon zijn kaken niet tegen elkaar krijgen.
De leeuw was heel even teleurgesteld en sprong naar Lysiande. Hij wilde zijn kaken in haar enkel zetten, maar weer kreeg hij zijn kaken niet op elkaar, dus probeerde hij het maar met zijn klauwen. Ook hier faalde hij hopeloos, want het lichaam van Lysiande raakte hij niet, wat hij ook probeerde.
‘Wat is er aan de hand,’ schreeuwde Sniafe. ‘Waarom kunnen ze ons niet raken?’
‘Ik heb niks gedaan,’ zeiden de dagwandelaar, Ravenvrouwe, Zichadarus, Slioak en Sipondix in koor.
De man met de gouden mantel was ook zichtbaar verbaasd.
‘Wat is hier aan de hand! Hou me verdomme niet voor de gek, en vertel waar jullie de kracht vandaan halen om mijn leeuwen tegen te gaan, en misschien laat ik jullie leven.’
Slioak en Ravenvrouwe liepen arm in arm naar voren en begonnen als uit één mond tegelijkertijd te spreken.
‘Wij staan garant voor onze vrienden. We hebben allemaal niets gedaan, en zijn net zo verbaasd als jij. Het is alleen een beetje jammer, dat je ons per se op moest sluiten om je doel te bereiken. Wat jammer voor je dat het mislukt is!’
De man met de mantel slaakte een rauwe kreet, wat de leeuwen weer in beweging bracht.
Ze probeerden opnieuw aan te vallen maar weer werd hun aanval gestaakt.
‘Jullie, jullie. Wie zijn jullie. Niemand kan de zwarte leeuwen aan. Niemand! Hoe kan dit!’
Slioak schonk hem een vuile glimlach.
‘Blijkbaar zijn wij halfgoden, anders had je inderdaad gewonnen.’
Sniafe vond dit grapje echter niet zo geslaagd en liet dit ook weten.
‘Sli, pas op wat je zegt, want we mogen dan misschien nu geluk hebben. Als we hieruit komen, en we komen weer een paar leeuwen tegen, weet ik dat nog niet zo zeker.’
‘Blijkbaar hebben jullie vandaag geluk,’ zei de man met de mantel sarcastisch. ‘Maar we komen elkaar weer tegen, hoe dan ook! Nog een prettige dag.’
Een seconde later waren de leeuwen samen met hem verdwenen, en hoorden onze vrienden het geknars van kettingen, en zagen ze de drie valhekken langzaam opgehezen worden.
‘Ik heb nog nooit in mijn hele leven gezien dat het grote hek gebruikt word,’ zei de dagwandelaar. ‘Volgens mij is die alleen gebruikt bij de grote oorlog.’
Spertion die van alles wel een beetje wist antwoordde.
‘Tijdens de grote oorlog inderdaad, en toen de Gighanden ooit in grote getalen een aanval wilden uitvoeren is ie gebruikt. Verder inderdaad nooit.’
‘Een wonder dat dat ding niet is weggeroest,’ hoorden ze een jonge, maar tegelijkertijd oude vrouwen stem zeggen.
‘Hek is oud, hek doet goed werk, maar hek mag niet meer gebruikt worden. Nooit meer! Als hek weer gebruikt wordt gaat het stuk! Niet goed, niet goed!’
Terwijl onze vrienden opkeken nadat ze de stem van de vrouw hadden gehoord sprak de laatste stem. Deze behoorde toe aan een piepklein robotje. Het leek wel speelgoed, maar onze vrienden wisten maar al te goed dat het geen speelgoed was, maar een creatie van magie. Sterke magie.
‘Ik heb jullie gered,’ zei de vrouw. ‘Maar voordat jullie me overdonderen met vragen, wil ik graag eerst even uitspreken.’
‘Dat mag je dan wel snel doen,’ antwoorde Liv die geirriteerd was.
‘Niet zo geïrriteerd, Stroksia Viordaligia Livoak Zido. Weet je dan echt niet meer wie ik ben.’
De vrouw stond op en Liv met haar vrienden zagen een vrouw die zo mooi was als een engel. Ze had lang blond, amber kleurig haar dat ze los droeg. Verder had ze blauwe amandelvormige ogen, hoge jukbeenderen, een rechte neus, en een mond die van wang tot wang, waar kuiltjes in zaten, glimlachtte.
Ze droeg een jurk die op het eerste gezicht wit leek. Maar toen ze beter keken, zagen ze dat het er af een toe een glimp blauw tevoorschijn kwam, en soms een beetje rood, oranje en geel.
Spertion kon zich niet inhouden en vuurde een bol vlammen op de vrouw af.
‘Hier, en neem deze mee naar je volgelingen en zorg ervoor dat er niets van ze overblijft. Jullie met je orde!’ schreeuwde hij terwijl hij een zwarte lichtflits er achteraan liet volgen.
Geen van allen troffen echter doel. En toen de rest zijn voorbeeld volgde, trof weer geen enkel schot doel.
De vrouw werd een beetje kwaad.
‘Is dat mijn dank? Ik heb jullie gered van de huisdieren van Darkos Hiosa. Ik ben zijn vrouw, ja ik weet dat dat niet goed is, maar ik heb het bewust gedaan. In zijn wereld ben ik echter overleden, omdat hij me heeft vermoord. Ik was het namelijk niet eens met zijn doelen, en zijn handelswijze. Vanaf kinds af aan ken ik hem al. En omdat ik wilde weten wat hij allemaal van plan was, heb ik hem ten huwelijk gevraagd. Hij zei natuurlijk ja, waar ik voor gezord heb. En zodoende kon ik hem in de gaten houden en mijn eigen volk beschermen.
Ik ben namelijk in Fragien geboren, en woon hier nog steeds. Maar ik hou van reizen, en ben door de grijze zone getrokken. Zodoende kwam ik bij de dwergen die me verbanden, en naar een andere dimensie stuurden. Ja, dwergen bezitten ook magie. Ik kwam terug in de wereld die Darkos had geschapen om zijn eigen spelletje te spelen. Namelijk oorlogje spelen met de rest van de dimensies. Maar omdat ik wist dat ik het vermogen had om jullie, mijn volk te beschermen ben ik zijn vrouw geworden. Omdat ik zo ingewijde in zijn plannen zou worden. Die plannen heb ik tot op de dag van vandaag onthouden, en in mijn voordeel gebruikt. Waarom denk je anders dat de leeuwen jullie niets konden doen? En waarom denk je dat de man het zomaar opgaf? Dat was mijn werk!’
‘Maar waarom draag je dan de kleuren van de blauwe roos?’ vroeg Sniafe die haar, net als de anderen niet geloofde.
De robot gaf antwoord.
‘Ik ben RoBot. Darkos heeft mij gemaakt, en doormiddel van magie kan ik zelf denken en bewegen. Hij heeft mij als kado aan Karia Lennox gegeven.’
RoBot wees met zijn armen naar de vrouw.
‘Eerst mochten we elkaar niet. Maar toch heeft ze me altijd bij haar gehouden. En zodoende zijn we de dikste vrienden geworden. Haar hele leven lang draagt ze deze jurk al. En dat is meerdere duizenden jaren geleden in jullie wereld. Lang voordat Darkos besloot de orde op te richten. De man die jullie net zagen is één van de gedaantes van Darkos. Hij was alleen niet van vlees en bloed, maar wat jullie zagen was een projectie van hem.’
RoBot haalde adem bijna net als een echt mens voordat hij verder praatte.
De jurk die Karia Lennox draagt kreeg ze van haar moeder. Die de vrouw van Sopiodus is geweest. Dus om jullie vragende gezichten te beantwoorden. Ja, Karia Lennox is een half godin als je het zo wilt stellen. Maar ze koos ervoor om niet boven te leven. Ze wilde als normaal mens in háár stad, Fragien, leven. Zonder verder gedoe van wie dan ook. Alleen als ze hulp nodig had, of heeft, verandert ze van gedaante, en vliegt omhoog om bij haar ouders hulp te vragen. Maar verder doet ze alles alleen. Ze is gewoon een normaal mens net als jullie met als enige verschil dat ze niet dood kan, en net wat meer magie bezit als het machtigste wezen op deze planeet.’
‘Ik denk dat ze gelijk hebben,’ zei Zichadarus die in de lach schoot omdat de stem van RoBot eigenlijk totaal niet van een robot is. Zijn stem klonk namelijk als van een oude wijze man.
‘RoBot en Karia Lennox hadden ons al lang af kunnen maken als ze hadden gewild, toch?’
Zichadarus had de slappe lach, maar om zijn vraag kracht bij te geven keek Lysiande vragend naar Karia.
De vrouw lag half op de grond. Blijkbaar had het beschermen van het vriendengroepje veel kracht gekost. Toch sprak ze alsof het haar niks deed.
‘Ik lig hier alleen op de grond omdat ik altijd de schade van een zwarte leeuw op me neem als ze weer iemand aanvallen. Dit keer vielen ze handen en benen aan, wat betekent dat ik voorlopig even niet kan lopen, en mijn rechterhand moet ook weer genezen voordat ik hem weer kan gebruiken, maar dat hindert niet. Je hebt inderdaad gelijk magister Karautus. Als ik had gewild, hoefde ik maar met mijn ogen te knipperen of er was van jullie niks meer overgebleven. Maar dat terzijde. Jullie zijn net als ik op jacht om het kwade uit te schakelen. Daarom wil ik jullie graag mijn hulp aanbieden.’
Het meerdendeel van onze vrienden zag ondertussen in dat het robotje en de vrouw geen kwaad in de zin hadden. Alleen Sniafe was nog niet zo zeker. Ze was altijd een beetje achterdochtig.
‘En wat nou als we deze hulp accepteren, en dat later blijkt dat je een veraadster bent en ons laat zitten op het moment dat we jullie hulp het hardste nodig hebben. Om nog maar niet te spreken dat je ons op een gegeven moment vermoord in onze slaap?’
‘Daar hoef je niet bang voor te zijn,’ sprak een bekende stem ongeveer dertig sjisomer verderop aan het einde van de poort aan de stadskant.
Sniafe en de anderen keken de andere kant op, en Karia sprak een spreuk uit over haar voeten, stond op en vloog de man om de hals.
‘Mijn liefste! Eindelijk zie ik je weer! Eindelijk! En wat zie ik, ben je stadshouder geworden! Heb je eindelijk het lef getoond om de koning aan te pakken? Wat ben ik blij dat ik je weer zie.’
Losriand gaf Zilofka een kus terwijl hij fluisteringen van Lysiande, Sniafe en Spertion hoorde.
‘Ik wist niet dat de stadshouder een vriendin had?’ fluisterde Sniafe bijna geluidloos met haar lippen.
‘Natuurlijk wel,’ antwoordde Karia. ‘We zijn zelfs getrouwd, al is dat lang geleden. Misschien wel meer dan duizend jaar terug in jullie jaren heb ik hem niet gezien!’
Zichadarus vond het met de seconde gekker worden. Eerst de leeuwen en de doodsangst dat ze niet konden ontsnappen, toen de vrouw en de Robot, en nu weer Gringastor die veel dingen uit te leggen had. Dit laatste zei hij dan ook op gebiedende toon die een stadshouder eigenlijk onwaardig is.
Gringastor lachtte zoals hij alleen dat kon.
‘Mijn beste Zichadarus. Ik heb dit bewust niet aan de mensen verteld, want zoals je weet hou ik niet van vragen.’
Zichadarus knikte.
‘Vragen beantwoorden, is inderdaad niet jou ding stadshouder, maar aan mij had je het toch wel kunnen vertellen? Ik ken je nu al zo’n dertig jaar, en dacht dat ik alles wel van je wist. Maar dat je een vrouw had, en dan ook nog een halfgodin. Nee, dat wist ik niet. Je moet echt je best hebben gedaan om dat voor je te houden. Maar waarom?’
‘Mijn beste Zichadarus. Herinner je je nog onze eerste ontmoeting?’
Bij Zichadarus viel inmiddels het kwartje, en hij lachtte evenlater net zo hard als dat Gringastor en Karia deden.
De rest met uitzondering van Robot, waren verbaasd en begonnen aan een kruisverhoor. Na een tijdje werd Gringastor het zat, en vroeg aan Zichadarus of hij wilde vertellen over hoe en wat.
‘Dat wil ik wel, maar niet hier. Laten we voordat we daadwerkelijk op weg gaan terug gaan naar het huis van Lysiande waar we onder het genot van een goed glas wijn, een heerlijke bak koffie, en een diner waar je ú tegen zegt, verder praten.’
‘Ik kan alleen echter niet mee. Zoals je weet is er na het feest van de winterzonnewende veel te doen. Dus als je het niet erg vind, ga ik terug naar het gemeentehuis. Ik zoek jullie later wel een keer op. Geen zorgen, ook al zijn jullie in de onderwereld, ik vind jullie.’
‘Niet erg Gringastor. We snappen het. Alleen had je beter kunnen zeggen dat er over twee maanden verkiezingen zijn, want dan hadden we je eerder geloofd.’
Gringastor moest lachen.
‘Ja, dat is ook zo, maar ik heb er geen zin in. Totaal niet, maar het is niet anders. Ik moet wel iets doen, want anders kan ik het nog wel eens lastig gaan krijgen met de oppositie. Ik vind het echt jammer dat ik niet mee kan, maar geniet van het eten, en laat wat voor me over oké?’
Zo gezegd zo gedaan dus, en nadat iedereen lang in de keuken heeft gestaan, en wanneer het inmiddels een uur of acht in de avond is geworden verteld Zichadarus.
‘De eerste ontmoeting van mijn en Gringastor was in de zomer van tweeduizend drieënnegentig vlak voor de westpoort. Gringastor had een probleem met een zwerfer en wilde hem de stad uit bonjouren. Veel later bleek dat deze zwerfer zichzelf verandert had in een zwerfer maar eigenlijk een vrouw was. Karia dus.’
Karia viel Zichadarus in de rede.
‘Ik had me als zwerfer vermond, ja een mannelijke zwerfer, omdat ik wat in de stad moest doen. Ik weet niet meer precies wat het was, maar ik weet wel dat ik in de bieb een boek las en het niet eens was met wat daarin stond, en het verkoolde tot as. Dit bleek later het stadsarchief te zijn van Fragien, en de bibliothecaris was hier niet bij mee, waarna hij me hardhandig de bieb uitwerkte, de deuren op slot deed, en Gringastor belde dat hij moest komen om me uitgeleidde te doen de stad uit.’
Nu viel Zichadarus Karia in de rede.
‘Zijn leger was er op dat moment niet, want er waren problemen in Vrakadianda, dat gehucht even ten noorden van onze stad. En aangezien hij toen dom was, stuurde hij zijn hele leger, inclusief alle politiemensen die kant op. Dus alleen hijzelf bleef over.’
‘Daar aangekomen werd ik hardhandig bij mijn armen en benen gepakt,’ zei Karia quasi geïrriteerd en ze wreef overdreven met haar handen over haar benen.
‘Ik kreeg verwensingen naar mijn hoofd, van mijn man. Dat ik de stad vervuilde en dat ik alleen maar problemen maakte. Dat alle zwerfers in de stad niet zouden deugen, en dat we anderen als een zak stront behandelden.’
‘Wat betreft de andere zwerfers is dat ook zo,’ zei Zilofka fel. ‘Twee weken geleden nog, werd ik bijna aangerand door zo’n stumper. Gelukkig kan ik hard rennen, en was dus zo vertrokken.’
‘Maar om een lang verhaal kort te maken, werd ik door Gringastor, mijn bloedeigen man, naar de westpoort geleid, waarna ik in het grind gegooid werd, waarna mijn lieve man de poort dicht smeet, en ik bloedend als een rund achterbleef. Toen vond Zichadarus mij.’
Zichadarus nam een hap van zijn biefstuk en nam het met volle mond van haar over.
‘Ik vind dat elk mens gelijk is, of hij nu slecht of goed is. Enkele uitzonderingen daar gelaten natuurlijk. En ik kon het niet verdragen dat deze man zo behandeld werd, nota bene door de stadshouder. Ik had toevallig wat bulderkruid bij me, waarna ik Gringastor riep. Wonder boven wonder stak hij zijn hoofd uit het raam en vroeg wat ik wilde. Hij had me ook gewoon kunnen negeren, maar blijkbaar had ik geluk. “Wat moet je oude man”, vroeg hij aan me. En nadat ik hem had uit laten razen, en uitgehoord, kwam er schoorvoetend uit, dat deze man, Karia in vermomming dus, voor enige overlast had gezorgd de laatste tijd. Later bleek dus dat Karia nogal hardhandig te werk was gegaan in haar onderzoek naar de grote hereniging. Gringastor had hem, of haar, al meerder keren gewaarschuwd, en nu was hij het zat. Zodoende dus kreeg Karia deze behandeling.’
‘Waarom heb je dan geen magie gebruikt,’ vroeg Spertion nieuwsgierig.
‘Als ik mijzelf verander in iets of iemand kan het zijn dan mijn gave verlies tot de spreuk is uitgewerkt. Dit was nu ook het geval en aangezien ik toch te weten moest komen wat ik wilde weten, ben ik nogal hardhandig te werk gegaan. Dit was niet mijn bedoeling, maar in mijn enthousiasme kan ik nogal domme dingen doen als ik niet mezelf ben. Ik heb een paar wachters vermoord die de oudste geschriften uit het begin der tijden bewaarden in het stadsarchief. Ze wilden me er niet langs laten, maar ik moet de informatie vinden. Ik had namelijk via via gehoord dat er mogelijk weer een aanval zou komen uit de onderwereld. Dit bleek gelukkig later een gerucht. Maar alles wat ik verneem moet ik onderzoeken om het zeker te weten. Ik heb nog meer dingen gedaan, maar die hoef ik hier niet te zeggen, want daar kunnen jullie zelf wel een voorstelling bij maken.’
RoBot kuchtte even ten teken dat hij wat wilde zeggen, en daarna sprong hij op tafel.
‘Die dingen zijn niet mals, maar niemand geloofde haar. Al die tijd zat ik in haar binnenzak, en keer op keer probeerde ik haar duidelijk te maken dat ze te ver ging. Keer op keer kreeg ik naar mijn robot hoofd geslingerd dat ik niet moest zeuren. Maar goed. Zichadarus liet met magie blijken dat hij geen kwaad in de zin had, en Gringastor had door dat Zichadarus magie bezat. Hij dacht dat Fragien wel hulp van een magiër kon gebruiken en zodoende hielden ze contact, wat uiteindelijk leidde tot een zeer hechte vriendschap.’
‘Maar toen jullie mij vonden toen jullie op weg waren naar Xisi, en via dat water mij in contact brachten met Gringastor, zei je helemaal niet dat je hem kende, Zich.’
Zilofka klonk feller dan dat haar bedoeling was, en gelijk verontschuldigde ze zich daarvoor.
‘Dat heb ik gedaan omdat ik het op dat moment niet nodig vond dat jullie de verstandhouding tussen mij en Gringastor zouden weten.’
Karia nam het weer over van Zichadarus.
‘Eigenlijk om alles een beetje op hun plaats te laten vallen, wist mijn lieve man dus niet dat ik het was. Want ik had haast. Ik wist ondertussen ook wat ik wilde weten, want dat boek bracht mij veel kennis. Daarom ging ik er eigenlijk als een haas vandoor en hebben Zichadarus en Gringastor mij als zwerver niet meer gezien. Toen ik een paar honderd sjisomer verder uit het zicht was, was toevallig de spreuk ook uitgewerkt. Ik werd weer mezelf, genas mezelf, en verdween.
‘Dat is ook zo,’ zei Zichadarus verbaasd. ‘Later hebben we nog naar je gezocht omdat Gringastor je zijn excuses wilde aanbieden, maar we hebben je niet meer gevonden.’
Karia glimlachte. ‘Moesten jullie toen eens weten wie ik was. Maar ik kon mezelf niet vertonen. A, omdat ik tijdelijk van mijn gave beroofd was, en me dus niet meer kon omtoveren tot mezelf, en b, omdat ik belangrijkere zaken aan mijn hoofd had, waardoor ik mezelf echt niet kenbaar kon maken, en snel moest verdwijnen. Daarom vlogen we elkaar ook net in de armen omdat we elkaar al duizend jaar niet hebben gezien. Gringastor is namelijk een half elf die niet wil weten dat hij het is. Hij heeft aan koningin Liola gevraagd of de artsen zijn oren mochten inkorten. De koninging heeft dat toegestaan op voorwaarde dat hij de elfen zou verlaten. Gringastor wilde toch al weg, en belandde niet veel later in Fragien, waar hij de politiek in ging, en zodoende stadshouder werd. Maar toen hij net volwassen werd leerde hij mij kennen, en dat was nog bij de elfen. Ik was op reis, en nam hem mee. We raakten verliefd, en later hebben we ongeveer honderd jaar in Fragien gewoond zonder dat er iets gebeurde. Daarna kwam er een kleine oorlog die Gringastor deed besluiten de politiek in te gaan. Op dat moment moest ik weg, omdat ik wist dat Darkos slechte plannen had. Ik had aan Gringastor gevraagd of ik Darkos ten huwelijk mocht vragen om spionne te spelen. In eerste instantie weigerde Gringastor wat natuurlijk te begrijpen valt.’
Karia kreeg een traan in haar ogen, maar ze glimlachtte toen ze verder vertelde.
‘Nadat ik alles tienduizend keer heb uitgelegd stemde hij toe. Ik heb hem vele schouwingen laten zien en uiteindelijk zag hij de ernst ervan in dat ik als spionne moest optreden. Dit alles ter bescherming van onze wereld, en onze stad. Hij vroeg me wel of ik niet het bed met Darkos wilde delen. Dit kon ik onmogelijk beloven, maar ik beloofde in ieder geval dat ik geen seks met Darkos zou hebben. Ik heb mijn woord gehouden. Darkos was echter behoorlijk gesteld op andere vrouwen en besloot dat een harem geen kwaad kon. Dit maakte het voor mij gemakkelijker om niet in zijn bed naast zijn stinkende lichaam te moeten liggen. Ook had ik gezegd dat ik van hem zou scheiden als hij me toch dwong seks met hem te hebben, en nadat ik dit gezegd had dreigde hij me te vermoorden als ik zou weigeren. Ik wist echter dat mij dit niet zou deren, ook al zou hij me vermoorden. Ik kon immers toch niet dood. En als hij me wel zou vermoorden zou ik alsnog bij hem zijn. Want op het moment dat we elkaar het ja-woord gaven, sprak ik een vloek over hem uit, dat ik altijd en overal, waar ik ook zou zijn, zijn leven zuur kon maken. Het enige probleem was dat ik hem hiervoor aan moest raken met mijn mond. Ik heb hem gezoend, maar tot op de dag van vandaag heb ik hier spijt van. Toch heeft het me veel geluk gebracht, want als ik dat niet had gedaan, waren jullie nu in zijn macht. Want als de zwarte leeuwen iemand vermoorden, wordt hun ziel overgebracht naar Darkos. Daar zorgt hij er zelf voor dat de zielen weer een nieuw lichaam krijgen, en zodoende ben je dus in zijn macht. Wat je ook probeert.’
Karia glimlachte maar huildde tegelijkertijd. Dit maakte dat Sniafe een hand op haar schouder legde.
‘Niet huilen. Wat je gedaan hebt is top! Het is alleen maar goed dat je dit gedaan hebt, en ook moedig.’
Sniafe, hoe achterdochtig ze soms ook was, kon het niet hebben als mensen verdriet hadden.
‘Ik heb Gringastor nooit verteld dat ik hem gezoend heb. Maar ik weet dat hij me lief heeft, en daarom vind hij het ook vast niet erg.’
Eigenlijk wilde Karia verder vertellen, maar de bel ging, en iedereen schrok ervan.
Lysiande liep naar de deur naar de gang, maar zag dat het bovenraampje van het raam open stond aan de kant van de straat.
‘Ik denk dat we half afgeluisterd zijn,’ zei Lysiande terwijl ze naar het openstaande raam wees.
Iedereen knikte, maar Zichadarus zei dat ze er niks aan konden doen.
Niet veel later kwam Lysiande met Gringastor de kamer binnen gelopen.
‘Ik heb het laatste gehoord, mijn liefste. Maar ik ben je dankbaar dat je het hebt gedaan. Je deed het om ons allen te beschermen. Als je het niet had gedaan, hadden we allemaal al die jaren gevaar gelopen. Ik hou van de Karia Lennox!’
Hij kustte zijn vrouw, en iedereen was weer blij. Er werd een beetje over koetjes en kalfjes gepraat. Maar op een gegeven moment werd Gringastor een beetje ongemakkelijk.
Karia keek hem aan en vroeg wat er aan de hand was. Gringastor zuchtte diep en terwijl iedereen aan zijn lippen hing vertelde hij zijn verhaal. Het was alleen een stukje korter dan het verhaal van Karia.
‘Mijn lieve, lieve vrouw. Ik ben echt gek op je, dat weet je, en ik ben je nooit vergeten. Maar ook heeft niemand geweten van ons huwelijk, laat staan jou bestaan. We zijn in het openbaar nooit samen wezen wandelen, shoppen, of wat dan ook. Dat kon niet, want dan zou jij vragen krijgen, en ik ook. Maar toch vind ik dat ons volk nu de waarheid verdient. Daarom wil ik alle anderhalf miljoen inwoners van onze stad laten verzamelen op de FragiaBerg midden in de stad. Ik doe het bewust niet op de berg waar de FragiaPiek op zit, omdat dat buiten de stad is, en daar is het te gevaarlijk. Het enige dat ik graag zou willen is dat je mijn stem zodanig versterkt dat iedereen mij kan horen. Alleen moet mijn stem alleen te horen zijn voor de mensen van onze stad. Over de stadsmuren moet mijn stem niet te horen zijn. Boven op dit feit moeten de mensen mij kunnen bereiken met vragen. Daarvoor is een magisch communicatie systeem nodig op die dag. Daarvoor heb ik hulp nodig van jullie allen.’
Hij keek hierbij vragend in het rond, maar hij hoefde niet lang te kijken, want hij zag overal lachende, gezichten die hem vrolijk toeriepen dat er niets aan de hand was, en dat het goed zou komen.
‘Die bewuste dag, gaat de geschiedenis in als de dag van de waarheid. Deze dag is vanaf die dag, jaarlijks een feest. Omdat men de waarheid verdient te weten. Leugens zijn slecht, en worden op die dag niet getolereerd. Dit heeft echter ook tot gevolg dat men moet weten wie jij bent. Ik hoop dan ook dat je er geen problemen mee hebt dat wij twee samen, vanaf ons podium op de top van de FragiaBerg vertellen over ons, over jou, en over alles.’
Karia schrok eventjes, want het betekende eigenlijk dat zowel zij als haar man met de billen bloot moesten. Ook de rest was in de eerste instantie niet blij met dit vooruitzicht, want ook hun moesten nu in geuren en kleuren vertellen over hun avonturen. Waarom ze hier niet blij mee waren, was dat de magie die dag niet mocht falen. Ook al zou maar één persoon buiten de muren dit nieuws horen. Dan kon dat al rampzalige gevolgen hebben.
‘De magie faalt niet die dag,’ zei Karia serieus. ‘Vanavond voor we gaan slapen, ga ik langs bij Klistadu, de aartsmagister van het dorp. Koningin Liola, en de leider van de aardmannetjes. Ik laat hen samen met ons, onze krachten bundelen zodat de magie die dag, koste wat kost niet faalt. De koning licht ik in over het evenement, maar vertel ik niet alles. Ook in de rest van Sjarinda vertel ik alleen het broodnodige, behalve natuurlijk aan het gespuis wat helaas ook op Sjarinda rondloopt. Verder moeten we er die dag voor zorgen dat we in alles wat we doen gesteund worden. Ook als het even tegenzit, en zelfs als we één of meerdere mensen moeten opofferen om het goede te laten overwinnen, moeten we de onvoorwaardelijke steun hebben van anderhalf miljoen mensen. Maar dat is nog niet alles. Ook moeten we ervoor zorgen, dat de toekomstige generaties van onze stad achter ons blijven staan. Maar dit moet met de dag van de waarheid niet echt een probleem geven.’
‘Zo hoor ik het graag, mijn liefste. We zullen er samen voor zorgen dat deze dag een geslaagd einde krijgt, en ook de dagen van de waarheid die daarop volgen zullen slagen!’
Toen ineens, als een bliksem bij heldere hemel veranderde het humeur van Gringastor.
‘Mijn liefste, voordat ik zometeen naar het gemeentehuis ga om mijn mannen brieven te laten typen voor alle mensen in de stad, moet ik eerst zelf ook wat opbiechten.’
De tranen liepen over de wangen van Gringastor. Dit hadden de anderen niet verwacht. Maar Karia wist al lang en breed wat er aan de hand was.
‘Liefste toch, wees daar niet bedroefd over. We hebben elkaar al meer dan duizend jaar niet gezien. Lang hebben we beide gedacht van elkaar dat de ander was overleden. Ja, ik ook lieve Gringastor. Ik heb namlelijk bewust niet in de gaten gehouden of je nog leefde. Want als jou wat zou overkomen kon ik het niet over mijn hart verkrijgen jou weg te laten rotten. Dan had ik alles opgegeven om bij je te kunnen zijn, je vast te kunnen houden, en je lief te hebben, nog meer dan dat ik altijd al gedaan heb. Maar ik snap het heel goed, dat jij niet het vermogen van mij hebt, en ook snap ik dat je op een gegeven moment zeker wist dat Darkos mij vermoord zou hebben, hoezeer je ook wist dat ik niet kon overlijden. Darkos kan immers dingen doen, net als ik die niemand anders kan. Je had de mogelijkheden er niet voor om dit te controleren. Ik kan je vertellen dat Darkos mij inderdaad, in zijn wereld heeft vermoord. Ik heb daar veel pijn geleden, maar op het moment dat hij mij daar vermoordde, werd ik in deze wereld wakker op tafel der goden, in het dal van de goden. Ik wist dat Sopiodus mij niet liet sterven, daarom liet ik me vermoorden. Dit gaf uiteindelijk de gelegenheid om hem in de gaten te kunnen houden zonder bij hem te hoeven zijn. Nooit meer zijn stinkende lichaam naast me. Nooit meer de verwensingen van: “Was ik maar nooit met je getrouwd.” Nooit meer de stokslagen als ik iets verkeerd had gedaan in zijn ogen. Nooit meer het gezeur over zijn orde van de blauwe roos. Nooit meer het verlangen om te ontsnappen. Ik kon niet ontsnappen omdat hij dan wist waar ik heen zou gaan. Daarom heb ik hem op een gegeven moment verleid, zodat hij de kleren van mijn lijf wilde scheuren. Tijdens dat verleidingsspel heb ik hem niet gekust, alleen wat zoete woorden gesproken en me uitdagend gekleed. Toen hij de kleren van mijn lijf wilde scheuren, weigerde ik, waarna hij zijn zwaard trok.’
Karia’s stem verstomde wat over ging in een gesnik. RoBot nam het over.
‘Ik was in haar vertrekken die gelijk naast de kamer van die schoft lagen. Ik hoorde Darkos schreeuwen dat hij haar al drie keer gewaarschuwd had, en dat het nu menens was. Ook hoorde ik dat hij zijn zwaard in haar lichaam boordde. Ook voelde ik haar pijn, omdat ik zoveel om haar ben gaan geven. Daarna kwam Darkos bij mij, en wilde mij ook afmaken, maar net op het moment dat zijn zwaard mij zou moeten raken, werd ik weg geteleporteerd naar het dal van de goden op de tafel der goden. Vanuit daar zijn we in deze wereld gebleven nadat we bij haar ouders zijn geweest om raad te vragen.’
Karia kreeg haar stem weer terug en vulde hem aan.
‘Daarom mijn liefste, neem ik het je ook niet kwalijk dat je een andere vrouw hebt gezocht. En dat je haar kinderen hebt geschonken. Ik wist echter dat jij altijd zou overleven. Want dit had Sopiodus, mijn vader dus, verteld. Jij zou altijd blijven overleven, zo lang het leven van een elf, vergeef me dat woord, duurt. En dat is zoals je weet tienduizenden jaren. Ik ben alleen maar blij dat je haar kinderen hebt geschonken, en een nieuw leven aan hun, aan haar, en aan jezelf hebt gegeven. Je mag trots op jezelf zijn mijn liefste. Want ik had in jou geval het zelfde gedaan. Maar ik wilde niet dat mijn kinderen een vader zouden krijgen die Darkos Hiosa heet. Dat verdienden mijn kinderen niet, daarom heb ik hem niet de kans gegeven mij te verkrachten. Gelukkig ben ik er zonder verdere kleerscheuren vanaf gekomen.’
Nu was alles goed. Gringastor vloog zijn vrouw om de hals, waarna hij zich haastig verontschuldigde om naar het gemeente huis te gaan. Maar niet veel later was hij alweer terug, en werd er tot diep in de nacht gekletst, gegeten, en gedanst.
Ze moesten eigenlijk al lang en breed op weg zijn. Maar dat twee, nog steeds verliefde, jonge mensen elkaar weer zagen na een lange tijd, gaf hun alle reden tot het bouwen van een feestje.
Slioak en Ravenvrouwe deden naar alle hartelust mee. Maar keer op keer vertrokken de twee samen naar de keuken om daar samen te praten over het feit dat ze zusjes waren, terwijl ze voor de hapjes en de drankjes zorgden. Ravenvrouwe vertelde over wat zij wist, en Slioak stelde de vragen en vertelde op haar beurt over wat zij wist, en zodoende kwamen ze tot de conclusie dat ze zo snel mogelijk hun ouders moesten bezoeken voor het hele verhaal.
Dus toen de twee voor de zoveelste keer de keuken uit kwamen vroegen ze om aandacht.
‘Wij twee hebben iets te vertellen, wat waarschijnlijk niemand van jullie weet. Wij twee zijn namelijk zusjes,’ zei Slioak die moest blozen.
Lysiande staarde haar samen met Spertion en Sniafe aan, terwijl de rest gelijk hun mond open deden om vragen te stellen.
‘We snappen dat jullie vragen hebben, maar heel veel meer dan dat we nu vertellen, dat we dus zusjes zijn, kunnen we niet zeggen omdat we het zelf niet weten.’
Ravenvrouwe legde haar arm om Slioak haar middel.
‘Ik heb het Slioak pas verteld toen we vanmiddag aan het vechten waren. Ik durfde het haar niet te vertellen, maar ik heb het eigenlijk ook zelf, maar pas te horen gekregen.’
‘Toen je een paar maanden geleden plots weg moest, nadat je die brief had gekregen?’ vroeg Losriand.
Ravenvrouwe knikte.
‘Grote raaf lag op zijn sterfbed omdat de orks zijn kamp hadden gevonden, en hij er niet op voorbereid was. Hij heeft me een brief gestuurd waarin hij me een deel van het verhaal vertelde.’
Lysiande viel haar fel in de rede.
‘Daarom had je de brief verbrand zeker, en het met magie zo kapot gemaakt dat niemand het meer kon lezen. Eigenlijk is dat niet fair van je, Ravenvrouwe, maar ik begrijp je aan de andere kant ook wel weer.’
Zichadarus vulde Lysiande aan.
‘Het is begrijpelijk voor jullie beide. Maar nu hebben we tenminste een doel voor ogen. Om alles nog beter in goede banen te kunnen leiden, moeten we naar jullie ouders gaan. Om vervolgens naar grote raaf te gaan voor zijn begrafenis. In de tussentijd, moet Gringastor de dag van de waarheid voorbereiden, en dan moeten we allemaal terug zijn in Fragien, koste wat kost. Maar voor dat we haastig vertrekken, moeten we nu eerst zorgen dat we de rest van de nacht, goed slapen.’
‘Je hebt gelijk Zich,’ zei Ravenvrouwe. ‘De reis is niet lang want onze ouders wonen slechts vijftig sjisomer van het kamp van de grote raaf, welke slechts vijfentwintig sjisomer van Fragien af ligt. Maar we moeten goed uitgerust zijn!’
Hierop deed Zilofka zoals gewoonlijk haar kleren uit, en smeet deze in een stoel waarna ze Losriand mee nam naar boven.
Niet veel later volgde iedereen haar voorbeeld, en een uurtje later lag iedereen in een droomloze slaap, waar Karia voor gezorgd had.
Sjarinda - Het lot van de steen uit de duisternis (©Freemusketeers en Martijn Spiegelaar 2010) Verkrijgbaar online en in de boekwinkel. ISBN:978-90-484-1371-3
Sjarinda-Zoektocht in het verleden (Werknaam, ©Martijn Spiegelaar 2012) Werk in uitvoering.
maramsp
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 18
Lid geworden op: 28 dec 2012 03:11
Locatie: Deventer maar Zwolle blijft MIJN stad
Contacteer:

Hoe kan het ook anders? Ik ben nu toch bezig; Hoofdstuk 4:

Hoofdstuk 4.
Een potje kaarten op een schip.


Ergens in de verte kraaide een haan. Zichadarus die toch al niet al te lekker had geslapen werd wakker van deze haan.
Ergens baalde hij ervan dat hij er wakker van werd, want voor zijn gevoel was hij pas net in slaap gevallen.
Na wat gepieker en gepeins over van alles en nog wat, en na een warme, zo niet hete douche, dacht hij dat hij de hele wereld aan kon. Hij had onder de douche, in het nog slapende huize Hichiad een plan van aanpak verzonnen.
Hij had alleen problemen. Want het was koud, dus wist hij niet goed of zijn plannen zouden gaan werken. Hij had namelijk bedacht dat ze maar over het water moesten zien weg te komen. Ze konden dan via de Diskyof rivier naar het zuiden varen, en dan zo’n honderd sjisomar ten zuiden daarvan de hoofdrivier opvaren die langs de grens van de woestijn van het midden liep verder naar het zuiden waar volgens Ravenvrouwe de ouders van de twee haar en Slioak woonden.
Over de weg op hun paarden zouden ze niet kunnen gaan, want dan wist de blauwe roos waar ze waren. Door de lucht ging ook niet, want hij weigerde om in een vliegtuig te stappen, en ze hadden geen draken ter beschikking. Door het water was een risico, maar met hulp van Karia moest dat goed komen.
Want toen hij Karia eens beter had bekeken, was hij er achter gekomen dat ze wel heel erg veel had van het element water. Dat betekende dat Karia zo’n beetje alles met water kon. Dus kon ze er volgens hem ook voor zorgen dat ze niet werden opgemerkt.
Maar daar kwam wel het volgende probleem. Hij wist namelijk niet zeker of Karia de hele weg bij hun konden blijven.
Hij begon te ijsberen door de keuken, terwijl hij met hulp van magie een heerlijk ontbijt op tafel toverde voor de rest die nog sliep.
Maar toen kwam Karia naar beneden.
‘Mogge meneer tovenaar,’ zei Karia.
‘Mogge mevrouw halfgodin,’ was het antwoord van Zichadarus. ‘Lekker geslapen? Wat je antwoord ook is, ik niet echt. Teveel na lopen denken.’
‘En dat heb ik gemerkt, Zichadarus. Ik voelde dat er iets met je aan de hand was, dus heb ik je in de gaten gehouden.’
Zichadarus trok een wenkbrauw op. Hij was intussen zo’n beetje alles wel gewend.
‘Ik heb je in de gaten gehouden omdat ik je wilde helpen. Maar jou gedachtes, Zich, die kan zelfs ik moeilijk volgen.’
‘Ik weet het, ik heb er zelf ook last van, soms. Van alles door elkaar heen. Als ik sneller tot een ordening in mijn hoofd was gekomen, was je dan naar me toegekomen, en had je je hulp aangeboden?’
Karia knikte, en begon half te lachen. Zichadarus werd er vrolijk van en deed naar hartenlust mee.
‘En daarom help ik je er nu maar mee, meneer de magiër,’ zei Karia nog steeds half in de slappe lach.
Zichadarus stopte abrupt met lachen, en haalde diep adem.
‘Je weet dus dat ik me af vraag of je de hele reis bij ons kan blijven om ervoor te zorgen dat het water de magie tegen houd?’
Karia knikte, en keek weer serieus.
‘Ja, Zichadarus. Ik ken je zorgen. Maar gelukkig heb ik goed nieuws voor je. Ik kan namelijk gewoon de hele reis bij jullie blijven. De onderwereld is rustig nu de roos hier in onze wereld is. De xidiandsen houden zich ook rustig. De reden is maar daarvan niet bekend, maar toch. Er moeten heel wat gekke dingen gebeuren, wil ik terugkeren naar Fragien. Maar er is wel één ding.’
‘Zeg het maar,’ zei Zichadarus die opgelucht klonk.
‘Jullie moeten me helpen. En dan vooral jij en Drukio. Ik kan namelijk inderdaad bijna alles met water. Ook kan ik ervoor zorgen dat de magie ons tijdelijk niet bereikt. Maar je bent het lege meer vergeten.’
‘Het lege meer?’ dacht en vroeg Zichdarus hardop.
‘Het meer waar de hoofdrivier in uitmond.’
‘Wordt dat het lege meer genoemd? Ik weet dat het geen fijne plek is. Maar als ik mijn gedachtes er even over laat gaan, begrijp ik dat het iets te maken heeft met magie?’
Karia knikte.
‘Inderdaad, gewone magie werkt daar niet. Elfse magie ook niet, oer magie ook niet.’
‘Welke magie dan wel?’ Zichadarus keek bezorgd.
‘Sinds een tijdje werkt daar geen enkele vorm van magie meer. Echt helemaal niks. Alleen is de magie van de steen uit de duisternis een totaal andere vorm van magie. Alleen die steen bezit die magie, dus hij is er ook niet getest. We kunnen het proberen.’
Zichadarus stond op, liep naar het koffiezetapparaat, haalde koffie, goot het voor zijn doen in één keer achterover, en begon te ijsberen.
‘Wat als de steen er ook niet werkt?’ vroeg hij.
‘In het uiterste geval kunnen we altijd nog proberen de kant te bereiken, en te paard verder gaan. Dan zorg ik voor een bubbel en een wolk.’
Een bubbel is dezelfde vorm van magie die onze vrienden heeft beschermd vlak voordat ze Zilofka tegen kwamen. Een wolk is een vorm van magie die ervoor zorgt dat het groepje dat onder die wolk loopt niet te traceren is. Door niemand.
‘Die bubbel en die wolk zouden sowieso handig zijn Karia.’
‘Dan moet ik je toch teleurstellen, Zich. Ik moet namelijk al mijn krachten op het water richten. Als dat fout gaat, hebben we geheid de roos op ons dak.’
Zichadarus knikte en zuchtte nog maar eens diep.
‘Die bubbel kan ik wel voor zorgen, maar zoals je weet haalt die bubbel niet de kracht die jij hebt. Die wolk echter zou erg aangenaam zijn, en ik weet dat de dagwandelaar dingen met het weer kan. Maar of hij zo’n wolk kan maken? Ik vraag het me af.’
‘Ik denk niet dat dat gaat, Zich. Zo’n wolk zou het uiterste van de dagwandelaar vragen. Zelfs als hij het wel kan, en samen met zijn vrouw zo’n wolk zou kunnen maken, dan nog zijn ze uitgeput als we op onze bestemming aankomen, en dan nog moeten we uren reizen voor we er zijn.’
Zichadarus was opgehouden met ijsberen, maar nu begon hij toch weer door de keuken te lopen.
‘Kunnen we het over het water zonder die wolk proberen?’
Hij haalde diep adem nadat hij dit had gevraagd want het was een groot risico. Niet veel later beantwoorde hij zijn eigen vraag.
‘Tot we dat meer opvaren, hebben we zelfs die bubbel niet nodig. Maar op dat meer werken zowel een wolk als een bubbel niet. En dat meer moeten we over. Want als we eerder zouden aanleggen, en met onze paarden verder gaan, dan komen we niet op tijd bij de begrafenis van de grote raaf, laat staan voor de dag van de waarheid. We moeten het er dus wel op gokken dat meer over te varen.’
Hij haalde een landkaart uit een keukenkastje, en bestudeerde die aandachtig.
‘Is er echt geen andere route,’ vroeg hij hardop.
Karia en Zichadarus keken verder, en kwamen er achter dat de kortst mogelijke route toch over het meer voer, dat bij Zichadarus en iedereen bekend stond als het blauwe meer.
‘Maar ik heb in het verleden vaak in het blauwe meer gestaan en gezwommen. En ook heb ik er magie in gebruikt. Toen werkte de magie nog gewoon.’
Zichadarus klonk verbouwereerd.
Karia keek hem aan en glimlachte. ‘Ben je ook in de buurt van dat eilandje geweest?’ Ze wees naar een piepklein stipje ongeveer een sjisomar of twintig uit de kust.
Zichadarus schudde zijn hoofd. ‘Wat is er zo bijzonder aan dat eilandje?’
‘Ik ben er wel geweest, en ga er als het even kan niet meer naar terug. Er leeft daar iets. Ik weet niet wat het is, maar het bezit een rare vorm van magie die eigenlijk geen magie is. Waar ik wel achter ben gekomen is dat het alle magie neutraliseert, dat er losgelaten wordt. Maar wat dat iets is, weet ik echt niet. Ik voelde het alleen. En ik voelde ook dat het om zich heen greep.’
‘Dat is toch raar?’ mompelde Zichadarus. ‘Maar ik weet ook dat je er niet over liegt. Dus kunnen we alleen maar hopen dat de magie van de steen daar wel werkt. Anders hebben we waarschijnlijk een probleem.’
Er klonk gestommel uit de gang.
Karia tuitte haar lippen en zei geruisloos dat ze dat wel zouden voelen als ze er waren, en dat er geen andere mogelijkheid was.
Zichadarus knikte, en nog geen seconde later verscheen het lachende gezicht van Zilofka om de deur.
Zoals gewoonlijk droeg ze alleen haar string, en een beha.
‘Je bent laat, Zilofka,’ zei Zichadarus lachend.
‘Laat? Hoezo laat?’ vroeg Zilofka nog altijd lachend terwijl ze koffie pakte en vixas begon te maken. ‘Het is pas half zeven in de ochtend. En dat noem jij laat?’
‘Ik had je veel eerder al verwacht. Gisteren en eergisteren was je er om half zes al uit.’
‘Maar.’ Zilofka keek verbaasd en haalde een pluk van haar blonde lokken uit haar gezicht.
‘Niks te maren. Je weet toch inmiddels wel dat ik net iets meer door heb dan sommige anderen hier in huis?’
‘Ja maar,’ begon Zilofka weer, maar ze nu wist ze het wel. Ze deed alleen alsof ze van niks wist.
‘Wat had ik gezegd, mevrouw Quortna. Niks te maren toch?’ Zichadarus en Karia konden zich ondertussen niet meer in houden, en kregen nu niet de halve slappe lach, maar de hele.
Zilofka werd altijd aangestoken door gelach, en zo was het een vrolijke boel in de keuken toen Slioak zo slaapdronken als wat, binnen kwam lopen.
Ze zei niets, knipperde geeneens met haar ogen, en was te moe om naar het koffiezetapparaat te lopen, en dus plofte ze op de zachtste keukenstoel neer die er was, en mompelde iets waarna het koffiezetapparaat uit zichzelf koffie zette, en dat even later keurig bij haar afleverde.
Zilofka keek niet meer op van kopjes die door de lucht vlogen en moest zo nodig nog harder lachen dan eerst.
Slioak deed net alsof ze het niet zag, en haalde met behulp van magie de krant uit de brievenbus, waarna ze uitgebreid de krant probeerde te lezen onder het genot van een bakje koffie.
Karia en Zilofka keken haar verwonderd aan, maar zeiden niets. Ze keken vooral naar haar gezicht.
Slioak keek heel wazig uit haar ogen, en terwijl ze las, had ze haar mond half open. Niet van verbazing, maar omdat ze nog moe was. Bovendien had ze haar haar nog niet gedaan, waardoor ze eruitzag als een spook. Slierten haar hingen voor haar ogen, en haar puntje van haar neus ging een klein beetje op en neer bij iedere ademhaling.
Zichadarus keek ondertussen ook, en kon het niet laten wat te zeggen.
‘Jij ook al een slechte nacht gehad?’
Slioak antwoordde niet maar dronk nog een teug koffie. Haar ogen knipperden wat een antwoord voor Zichadarus was. Ze had goed geslapen, maar was door diezelfde haan wakker geworden.
Zichadarus maakte van de gelegenheid gebruik om die haan verrot te schelden. Echter schold hij anders nooit. Maar nu deed hij het om de aandacht te trekken van Slioak.
Ze richtte haar hoofd op, en grijnsde.
‘Wat zullen we doen ouwe? Hanensoep als ontbijt?’
‘Zo ken ik je weer, Sli. Maar nee, die haan krijgt nog een kans.
‘Vooruit. We hebben een deal,’ zei Slioak die iets wakkerder begon te worden. Is de rest al wakker?’
Karia schudde haar hoofd. Ze had net een check gedaan met hulp van magie, en dat hadden Zichadarus en Zilofka alle twee door.
Er gingen minuten voorbij. En net voordat de klok begon te slaan om aan te kondigen dat het zeven uur was, was er meer gestommel op de gang te horen.
Niet veel later zat iedereen aan een heerlijk ontbijt, en werden de plannen voor die dag gemaakt. Kort gezegd kwam dat er op neer dat ze die ochtend nog wouden vertrekken. Het gezelschap had ervaring met reizen, dus de spullen waren zo ingepakt, het huis was snel verzegeld, de paarden stonden klaar bij de stoeterij, en zo was het slechts drie uur later voor in de haven waren.
‘We moeten wel een goede, snelle en grote boot hebben,’ zei Sipondix. Hij wist ook van het meer af, en had zijn verhaal dat ongeveer op hetzelfde neer kwam als dat van Karia verteld aan de rest. Bovendien wist hij net wat meer van botenkunde af als de rest. Dus was iedereen het er van te voren al over eens dat Sipondix, de opa van Lysiande, de leiding had zolang ze over het water voeren.
Niet veel later kwam Sipondix een geschikte boot tegen die te huur stond.
De rest was verdwenen in één van de koffiehuisjes langs de kade om warm te worden. Want Sipondix had aangegeven graag alleen te willen zijn met het uitzoeken van een boot. Dan kon hij zich beter concentreren.
Hij liep de loopplank op, waarna de schipper uit zijn kapiteinskajuit kwam lopen. Het was een man op leeftijd, maar nog zo fit als een hoentje. Hij had grijs haar dat overliep in zijn baard die hij keurig had bijgehouden. Hij had een pijp in zijn mond, en uit de top van zijn pijp kwam een lucht dat een beetje pepermunt achtig rook. Verder hoorde Sipondix het kraaien van een vogel uit de kajuit. Wat voor vogel het was wist hij niet.
De schipper knipperde even met zijn ogen tegen het licht en keek Sipondix eens goed aan.
‘Kom je hier om mijn schuit te huren?’ vroeg hij met een knarsende stem.
‘Ja, we moeten vandaag weg, binnen het uur. Is dat te regelen?’ vroeg Sipondix.
De man lachte.
‘Als je het geld hebt wel. Snel vertrekken kost extra geld. En nu ik geen bemanning heb, moeten we alles zelf doen dus dan kost het nog meer. Bovendien ligt het aan je bestemming. En niet te vergeten liggen de meeste rivieren dicht in verband met de winter.’
‘Geld is waarschijnlijk geen probleem als u hoort wie mijn reisgenoten zijn. En over die rivieren? Ik zag dat uw schip een ijsbreker op de boeg heeft zitten?
‘Dat heeft u goed gezien. Maar zoals ik al zei, kost alles extra! En als je denkt dat ik mensen gratis verscheep. Dan heb je dat goed mis. Er is er maar één persoon op de hele wereld die ik gratis en voor niets verscheep.’
‘En dat is,’ vroeg Sipondix?
‘Breng me je reisgezelschap, dan zullen we zien of hij er tussen zit,’ was het antwoord van de man. Hij draaide zich om, liep zijn kajuit weer in en deed de deur achter zich dicht.
Sipondix wist dat hij echt eerst zijn vrienden moest halen. Want anders kon hij toch geen zaken doen met de man. Hij was er al snel achter dat de schipper er eentje van de oude garde was. Die hadden zo hun eigen manieren om zaken te doen, en je moest je schikken naar hun wil. Anders had je simpelweg pech.
Sipondix wilde echter per se deze boot. Niet alleen vanwege de ijsbreker, maar hij had even aan de buitenkant in de machinekamer gekeken, en wat daar stond was een zeer grote motor, die ook nog eens perfect onderhouden was. De andere schepen hadden een veel kleinere motor, en waren negen van de tien keer verroest. Dit schip was echt het beste.
Sipondix beende naar het koffiehuisje waar onze vrienden zaten te wachten.
Hij legde de zaken uit en zodoende stonden ze niet veel later allemaal tegenover de kapitein. Deze had ondertussen zijn vogel die een rasechte ara bleek te zijn op zijn schouder zitten.
Nog voor en wel iedereen zijn mond open kon doen om te onderhandelen kraaide de vogel.
‘Baas, baas! Ahoy. Dat is haar. Dat is de halfgodin!’
De schipper kneep de snavel van de vogel dicht, en siste hem wat toe.
Lysiande verstond iets van dat hij zijn mond moest houden.
De schipper wendde zich tot Karia en keek haar goed aan. Hij voelde aan haar jurk en kwam er uiteindelijk achter dat zij degene was die hij zocht. Maar hij zij er niets over.
‘Jullie hebben geluk. Jullie mogen gratis mee. U bent inderdaad de enige persoon op de planeet die ik gratis verscheep. Roepen jullie je bestemming maar, dan breng ik jullie er heen.
‘Dat wordt dan de dichtstbijzijnde haven van Iddideda,’ antwoordde Zichadarus nog voor Sipondix antwoord kon geven.
De schipper haalde zijn schouders op alsof het hem niets deed, maar hij was geschrokken. Het blauwe meer had intussen een reputatie in de scheepsvaart gekregen, en hij meed het liever. Ook moest hij ervoor zorgen dat het groepje mensen dat hij vervoerde er niet achter kwam dat de hele haven vol lag van schepen die hij met zijn trouwe schuit uit datzelfde meer had gevist.
En wat nog erger was; hij bezat zelf ook een vorm van magie, maar die was hij kwijt op datzelfde meer. Dus was het erg risicovol om dit groepje mensen te vervoeren. Helemaal met de Orde van de Blauwe Roos. Hij zuchtte diep en keek hun nog eens onderzoekend aan.
Die halfgodin mocht er wel wezen, dacht hij. Maar dat zei hij niet hardop en hij gaf zich zelf op zijn kop toen hij zag dat ze een trouwring droeg. Hetzelfde deed hij toen hij Ladia aankeek.
Hij zuchtte nog dieper maar nog steeds sprak hij niet. Hij was met zichzelf in gevecht. Hij wilde ergens dolgraag terug naar die plek om nog meer schepen te zoeken, maar hij wist ook dat hij nu een erg groot risico liep. Hij kon beter terug gaan in die ene dag in boommaand. Dan was het schepsel er niet, en werkte de magie gewoon. Hij wou het hun voorstellen.
‘Ik weet dat jullie magie bezitten. En jullie weten weer dat op het meer die magie niet werkt.’
Karia knikte. Op dat eiland zit iets of iemand wat de magie tegen houd en opzuigt.
De schipper knikte.
‘Dat klopt. Ik heb het schepsel zoals het in de scheepsvaart wordt genoemd enkele keren gezien. En ik kan je vertellen dat het schepsel als erger wordt ervaren dan een zwarte leeuw, want…’
Hij hield ineens zijn mond, want hij besefte dat hij iets verraden had. Zichadarus viel het op, en vroeg het hem. Weer zei hij lange tijd niets. Maar toen besefte hij dat hij niets te verliezen had.
‘Garadio Buratia, ex aarts-magister van het dorp, tot uw beschikking.’
Iedereen was verbaasd. Met uitzondering van Karia.
‘Garadio. Je bent dus schipper geworden nadat Kroachis het van je heeft over genomen?’ Ze slaakte een zucht van opluchting nu ze wist wie hij was.
‘Dat klopt, vrouwe Karia. Ik ben u echter niet vergeten, en al helemaal niet wat u voor het Dorp heeft gedaan. Dat zal ik ook nooit vergeten zowaar ik een magiër, en zeeman ben, zolang ik leef.’
Iedereen richtte zijn blik nu op Karia die besefte dat ze weer wat uit te leggen had.
‘Vroeger, eigenlijk nog geen maand nadat Gringastor en ik noodgedwongen elkaar moesten verlaten, kwam ik terecht in het Dorp. Garadio was daar zoals hij net zelf al zei, aarts-magister. Er waren nogal wat problemen daar. Anarchisme vooral. Ik heb er mede met hem voor gezorgd dat de boel niet escaleerde. En dat heeft me zelfs bijna mijn leven gekost.’
Losriand keek haar nog verbaasder aan. ‘Ik dacht dat jij niet dood kon gaan. En dat alleen Darkos tot zoiets in staat was.’
Karia knikte.
‘Dat klopt, Losriand. Maar in het dorp liep iemand rond die leerling van Darkos was geweest. En blijkbaar had Darkos al langer het idee om mij te vermoorden, maar wist hij ergens dat hij zou falen. Daarom had hij mensen geleerd hoe ze goden om moesten brengen.’
Zichadarus schrok zich een hoedje.
‘Maar dat betekend. Dat betekend dat als hij het aan meer mensen heeft geleerd, we echt een inmens groot probleem hebben mochten we zo iemand tegen komen die weet wie jij bent.’
‘Dat heb ik er eerder inderdaad niet bij verteld, Zichadarus. Maar het is de waarheid. Ik hoopte echter dat we samen onze krachten konden bundelen tegen het kwaad.’
RoBot die zich al een paar dagen niet had laten zien – soms was hij zo – kwam weer tevoorschijn en nam het woord.
‘We hadden het wel kunnen zeggen. Maar het risico was te groot dat jullie ons niet toelieten in jullie gezelschap. We wouden het zeggen als we ver van Fragien verwijderd waren. Maar nu is dan toch het moment gekomen, hoezeer het ook vervelend is dat jullie het op deze manier moeten horen.’
Lysiande nam het woord, en tegelijk ook een beslissing voor de hele groep.
‘Ergens hadden we beter moeten oppassen. En ergens hadden we dit zelf gelijk in het begin aan jullie moeten vragen. Maar dat is ook een fout van ons geweest. Het is zoals het is. Waren jullie niet op komen dagen, dan hadden we nu niet meer geleefd. Dus alsnog, en ik denk dat ik namens ons allemaal spreek. Bedankt, en nogmaals welkom in de groep.’
Karia glimlachte even, omhelsde iedereen, en toen was het toch echt tijd om te vertrekken.
Garadio had gelogen tegen Sipondix dat hij geen bemanning had, want toen hij op zijn vingers blies kwamen er een stuk of vijf mannen en vrouwen van benedendeks en nog geen half uur later voeren ze de haven uit.
De ijsbreker deed goed zijn werk, en ze schoten lekker op. Onderweg was de sfeer erg goed.
Karia had haar werk goed gedaan waardoor ze niet werden opgemerkt door de blauwe roos, en dit verhoogde de sfeer alleen maar.
Er werd zoals gewoonlijk gekaart, en dit keer won Zilofka steeds meer en meer. Spertion en Slioak dachten dat ze vals speelde.
‘Haha, echt niet! Ik ben gewoon beter dan jullie!’ riep ze uit.
‘Dat denk je maar. Je hebt geluk dat ik heb gecheckt met magie of je vals speelt, maar daar kom je goed weg. Je bent inderdaad stukken beter geworden, maar je moet nog heel wat potjes winnen voor je mijn record hebt gebroken.’ Slioak was op het water ook heel anders. Tijdens de hele reis was ze gewoon gezellig. Niet gespannen, niet kortaf, niet arrogant. Gewoon een leuke meid die toevallig goed kan kaarten. Dit viel Sniafe op.
‘Sli. Hoe kan het dat je nu al een paar dagen geen arrogantie hebt vertoond, en dat je gewoon,’ ze keek Slioak even goed aan. ‘Het lijkt wel alsof je gewoon jezelf kan zijn zoals je ooit was.’
Slioak reageerde gezellig. ‘Ik weet niet wat het is, maar op het water voel ik me gewoon goed. Misschien wel beter als op het land. Maar wat vooral meespeelt, is dat ik eindelijk niet meer alleen ben. Ik heb sinds een paar maanden jullie als echte vrienden. En daar ben ik jullie echt enorm dankbaar voor. Maar wat ik echt niet had gedacht, is dat ik een vrouw zoals Ravenvrouwe als zusje heb. Ik weet niet of het jullie al is opgevallen, maar we zijn de laatste tijd nogal close.’
Iedereen knikte en overal klonken woorden die erop wezen dat ze gelijk had.
‘Echt fijn voor je,’ zei Spertion die even een hand op de schouder van Slioak legde.
‘Ergens vind ik het ook jammer. Want ik mag die grote bek van je wel. Je denkt negen van de tien keer anders over de zaken. En diezelfde negen van de tien keer heb je nog gelijk ook. Ik hoop toch echt dat we dat gedrag van je niet gaan missen.’
Slioak gooide haar haren los en keek hem grijnzend aan.
‘Als je dat denkt, Hirixiad. Dan ken je me toch nog niet goed genoeg. Het is dat we op het water zijn. Maar als we straks aanmeren en te paard verder gaan, berg je dan maar! Want dit onthoud ik!’
‘Dat deed je expres,’ zei Spertion die haar een beuk verkocht.
Hij kreeg een hardere beuk terug.
‘Zo ken ik je weer Sli. Zelfs op het water mag je je grote mond wel weer terug halen. Het is moeilijk, maar er is een begin.’
Slioak grijnsde weer, en wilde wat zeggen, maar hield zich in.
‘Gooi het er maar uit,’ zei Lysiande die door Spertion aangestoken was. Het is wel leuk om te zien dat je gezellig en zo bent, maar toch heb ik ook liever de grote mond weer terug.’
‘Mag ik dan niet gezellig zijn?’ vroeg ze quasi boos. Ze speelde het spelletje echter goed, en iedereen dacht dat ze haar arrogantie weer terug had. Dat duurde tot de avond viel. Iedereen ging naar bed, en de volgende dag was ze gewoon weer gezellig en vooral lief.
Er werden weer vele potjes kaart gespeeld die dag, en het gesprek ging over van alles en nog wat. En halverwege besloot Garadio om mee te kaarten. Hij blies iedereen van de tafel.
‘Godver de godver. Bij alle goden. Hoe kan dit? Ik wordt zelden verslagen. En nu doet die ouwe mee, en gelijk bam. Ik kan wel inpakken nu denk ik.’
‘Gewoon een kwestie van ervaring, meisje. Hoe lang denk je dat ik al zeeman ben?’
Slioak haalde haar schouders op en keek hem brutaal aan. De rest zag het met een glimlach aan. Dit was weer de Slioak die ze kenden. De hele dag was ze gewoon gezellig geweest. Ze had af en toe een potje kaarten verloren, maar babbelde gezellig mee over van alles en nog wat. Ze dachten allemaal dat Slioak zo zou blijven totdat ze daadwerkelijk aanmeerden in de haven.
‘Als ik echt naar je ervaring kijk, denk ik een dag of vijf.’
Na deze opmerking bulderde iedereen van het lachen, en de Garadio zelf nog het hardst.
‘Zullen we nog maar een potje doen. En dan als ik weer win mag je nog eens raden.’
Slioak beet op haar tanden om een opmerking binnen te houden, en even later waren ze weer aan het spelen.
‘Ik zei net een paar dagen, meneer de schipper, maar ik zie echt wel dat je kan kaarten. En aangezien ik ook weet dat dit spel in de scheepsvaart het meest gespeelde kaartspel is, zie ik echt wel dat je ervaring hebt. Om terug te komen op je vraag, ik denk dat je al meer dan vijftig jaar in het vak zit. Maar dit potje heb je pech. Hier de schoppen vrouw. Ik heb weer eens gewonnen, en het met mezelf goed gemaakt.’
Ze keek triomfantelijk de tafel rond.
‘Wel heb je ooit. Een beurt geleden gooide ik die kaart weg. Ik dacht dat je er niks aan had. Maar toch heb ik nog iets achter de hand. Hier vier azen. Wie lacht er nu het hardst.’
Triomfantelijk legde hij de kaarten op tafel. En Slioak kon het niet hebben. ‘Waarom? Wat heb ik verkeerd gedaan vandaag? Waarom wordt ik twee keer achter elkaar verslagen?’
Garadio lachte, en sloeg haar vriendelijk op haar schouder. ‘Toch nog even meer oefenen, meisje. Misschien dat je me dan kan verslaan.’
Slioak speelde haar spelletje goed, en deed alsof ze het niet meer kon hebben. Iedereen trapte er voor een seconde in toen Zilofka in plat Xidiads haar mond open deed.
‘He mense. Mot je toch es effe kijke. Ik heb hier een rooie tien, een rooie boer, een rooie vrouw, een rooie koning, en om het nog even af te maken een rooie aas!’
Garadio keek ongeloofwaardig haar richting op.
‘Ik zou toch zweren dat je die kaarten niet hebt,’ zei hij verontwaardigd.
‘Toch wel, ouwe. Hier. één, twee, drie, vier vijf. Ze legde de kaarten neer en had haar hoogste score ooit neer gelegd.’
Garadio speelde zijn verontwaardigheid goed.
‘Beginnersgeluk. Kan niet anders toch hè?’ Hij keek in de richting van Slioak. Die keek hem op haar beurt niet aan.
‘Kan niet anders. Ik ben aan de beurt voor delen, nieuwe ronde nieuwe kansen!'
Zo gingen er weer wat uren voorbij, maar Zilofka gaf niet op. Erg vaak won ze niet. Maar ze zat wel steeds in de top drie. Spertion volgde haar samen met Lysiande, en de rest bakte er niets van.
Zo werd het weer avond, en op de volgende dag zouden ze eindelijk het meer bereiken.
Sjarinda - Het lot van de steen uit de duisternis (©Freemusketeers en Martijn Spiegelaar 2010) Verkrijgbaar online en in de boekwinkel. ISBN:978-90-484-1371-3
Sjarinda-Zoektocht in het verleden (Werknaam, ©Martijn Spiegelaar 2012) Werk in uitvoering.
maramsp
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 18
Lid geworden op: 28 dec 2012 03:11
Locatie: Deventer maar Zwolle blijft MIJN stad
Contacteer:

Hoofdstuk 5 dan ook maar toch? :)

Hoofdstuk 5.
De koude waarheid.


‘Opstaan! Nu is het jullie beurt! We varen over een half uur het meer op. En ik merk al dat de bubbel minder goed zijn werk begint te doen.’ Garadio had wat bulderkruid genomen, want iedereen die nog lekker in zijn kooi lag schrok wakker van een geluid alsof de planeet verging.
Slioak hield van uitslapen, en werd boos. Dit uitte ze dan ook.
‘Hé, ouwe. Doe je dat altijd? Het is midden in de nacht! Ik blijf lekker liggen. Je bekijkt ’t maar.’
‘Dat had je gedacht, rooie. Als ik op mijn schuit zeg dat je op moet staan, dan sta je ook op.’
Slioak deed alsof ze niets had gehoord, en draaide zich nog even lekker om.
Garadio lette er niet op, en wendde zich tot de anderen. Maar vlak voor hij bij de kooi van Zilofka stond draaide hij zich vliegensvlug om, sprak een spreuk uit, en Slioak keek even tegen een groene lichtflits aan. Ze was te laat met zichzelf verdedigen, en nog wat later vloog ze wat door de lucht, en een halve sjisomer boven de grond liet Garadio haar vallen.
‘Ik was heus wel opgestaan hoor,’ zei Slioak verontwaardigd. ‘Ik weet ook wel hoe belangrijk dat meer is.’
Garadio grijnsde haar toe.
‘Maar toch, als ik zeg dat je op mijn schuit op moet staan, dan sta je ook op.’
Slioak haalde haar neus op, en kleedde zichzelf aan.
Iedereen was er snel uit, en na een snel ontbijt kwam de eerste stuurman eraan om te zeggen dat ze nu echt op moesten schieten, want hij kon de monding van de Diskyof rivier, die in het blauwe meer uitmondde al zien.
De dagwandelaar en Zichadarus haalden de steen tevoorschijn, en zeiden dat iedereen benedendeks moest blijven. Als ze dat niet deden, konden ze hun veiligheid niet garanderen.
‘Kan ik wel boven blijven Zich?’ vroeg Garadio. ‘Er moet toch echt iemand aan het roer staan.’
‘Nee. Ook jij moet benedendeks blijven. Je zult op de radar moeten varen. Ik neem aan dat je dat kan?’
‘Op de radar varen is geen probleem. Maar hoe moet ik dan sturen?’
Hij klonk een beetje radeloos.
‘Recht onder het roer,’ begon Zichadarus. ‘Is daar een kamer of zoiets waar de pin zit die het roer in het water bediend?’
Garadio knikte.
‘Ja, die is er. Alleen heb ik de hendel er af gehaald waarmee je die pin kan draaien.’
Zichadarus zuchtte diep. ‘En die pin heb je niet meer?’
Garadio schudde zijn hoofd en verontschuldigde zich.
‘Ik denk dat ik in het middelste ruim nog wel een stuk hout heb liggen wat in het gat past. Daarmee zullen we het moeten doen.’
Zo gezegd zo gedaan, en zo leek het een half uurtje later net alsof er een spookschip het meer op voer.
Zichadarus en de dagwandelaar hadden geprobeerd wat magie uit de steen te krijgen, maar dat lukte niet.
In de eerste instantie deed de magie het wel, maar al gauw hield ging de glans van de steen af, en bloedde de magie dood.
‘De dichtstbijzijnde haven, waar bevind die zich?’ vroeg Sipondix aan Garadio toen het al een paar uur avond was.
‘Anderhalve dag varen naar het zuid oosten,’ was het afgemeten antwoord van Garadio. Hij baalde er flink van dat hij niet bovendeks kon komen. Als ze maar een paar maanden later waren weggevaren, dan konden ze nu gewoon bovendeks zijn.
‘Naar het zuid oosten dan,’ beval de dagwandelaar gebiedend.
‘Kan dat niet een beetje minder, Drukio. Je mag dan wel dagwandelaar zijn. Maar vanwege dat hoef je nog niet zo hoog van de toren te blazen.’
‘Alsjeblieft, Slioak, zeg mijn naam niet zo hard!’ De dagwandelaar klonk verontrust. ‘De magie werkt dan wel niet, maar je weet het maar nooit.’
‘Ik hoor iets,’ zei Spertion die ook verontrust klonk. ‘Ik hoor iets boven op het dek. Het klinkt als het trappelen van paardenhoeven, maar ik weet het niet zeker.’
‘Daar heb je het al, ben ik bang,’ zei de dagwandelaar nog verontrustender.
‘We mogen van geluk spreken dat degenen die nu boven op het dek liggen verkeerd hebben gemikt met het verschijnen.’
‘Maar wat nog erger is. Wij bezitten nu geen magie, en hebben alleen wat zwaarden, speren, schilden, en een paar jacht geweren.’ Zei Zichadarus die zo mogelijk nog bezorgder klonk als de rest.
‘Het is te hopen dat ze ons niet vinden. Hup, allemaal zo zacht mogelijk naar het derde ruim, en verstop je daar. Het is onze enige kans. Ze kunnen daar niet komen. Doen ze het wel, dan worden ze gespiesd door de stalen punten die naar beneden komen als ze de deur door gaan,’ zei Garadio die al bij de deur was.
De rest volgde niet veel later.
‘Wat ze niet weten,’ zei Garadio met pretlichtjes in zijn ogen. ‘Is dat ze hier achter deze zakken meel,’ hij wees richting een hoek van het tweede ruim waar meelzakken stonden waar muizen bij waren geweest. ‘Dat ze daarachter een klein knopje moeten vinden waar ze op moeten drukken, zodat de punten niet naar beneden komen.’ Hij fluisterde, wat hem op goedkeuring van Zichadarus kwam te staan.
Niet veel later zaten ze in het derde ruim, in de verste hoek in een houten doos, een paar tonnen en onder een paar dekens. Betere bescherming was er niet.
Zichadarus en de dagwandelaar probeerden de steen nog een keer te gebruiken, maar ook dat lukte niet.
‘We zitten echt goed vast,’ zei Zichadarus zonder geluid tegen de dagwandelaar. Ze zaten samen in een houten doos.
De dagwandelaar knikte alleen maar.
Een half uur later klonken er stemmen in het aangrenzende ruim. En niet veel later gromde er iets.
‘Een leeuw,’ zei Zichadarus weer geruisloos tegen zijn metgezel.
De dagwandelaar knikte. ‘Nu maar hopen dat het geen zwarte is.’
Zo stil als iedereen kon zijn zaten ze daar een kwartier of iets langer.
Toen hoorden ze dat de ijzeren punten naar beneden vielen. Er klonk gejammer van een beest, en het gillen van twee mannen en een vrouw.
Nog steeds bleef iedereen zitten want ze wisten niet wie er nog meer was.
Livoak de elf vond het na een tijdje wel genoeg, en pakte een zwaard en een schild, en kwam haar ton uit. Ze zag dat ze ongelooflijk veel geluk hadden gehad. Want er bleek inderdaad een zwarte leeuw te zijn. Maar gelukkig had de magie van diezelfde leeuw ook gefaald, waardoor het slechts een goed getrainde, maar normale leeuw was.
‘De kust is veilig,’ zei Liv die de lijken telde.
‘Twee mannen, één vrouw en een zwarte leeuw. De mannen dragen blauw wit. De vrouw blauw rood.’ Liv klonk opgelucht.
‘De mannen zijn een rank hoger dan die vrouw. Dus dat is goed nieuws. Want als die hun magie op ons los hadden gelaten dan,’
Liv kon haar zin niet afmaken want er klonk gevloek en getier.
Ze draaide zich om, en zag dat de twee mannen weer overeind kwamen. Ze zaten onder het bloed, en terwijl Liv naar hun bewegingen keek, vond ze dat ze meer weg hadden van zombies, dan van mensen.
‘Jullie gaan eraan! De blauwe roos zal zegevieren,’ ze één van de mannen die een nog volstrekt normale stem had.
Hij stond op en bewoog nog als een zombie, maar vloog toen op Liv af.
Liv hield haar zwaard langs haar lichaam, en probeerde of haar magie werkte. Toen de man tegen haar zwaard viel, voelde ze de magie langzaam weer terug keren in haar lichaam.
Een seconde later sprong Slioak op vanuit haar ton, en vuurde de vloek der elementen af op de andere man die niet in Liv’s zwaard was gelopen. Opslag dood was die niet, maar hij bloedde als een rund.
Liv maakte het af, en hakte zijn hoofd eraf. Daarna liep ze op de vrouw af, stak het zwaard door haar lichaam in haar borst, en nadat ze er zeker van was dat ze dood was bekommerde ze zich om de leeuw.
Instinctief hakte ze zijn kop er af, en zodoende waren ze gelukkig weer veilig.
Iedereen was van de schrik bekomen, en niet veel later liep de kok weer terug naar de kombuis, kookte een maaltijd, en serveerde deze in de kajuit.
En nadat er nog wat gekaart was, net alsof er niets was gebeurd, kroop iedereen zijn kooi weer in vlak voordat de nacht dan toch echt weer zijn intrede deed.
Garadio bleef wakker en stuurde zijn schip naar de haven waar hij zijn gezelschap af moest zetten.
De volgende ochtend kwamen ze daar, tegen alle verwachtingen in, aan. Het was een klein stadje. Een paar huizen, twee kerkjes, wat winkeltjes, en meer was het eigenlijk niet. De haven zelf was dubbel zo groot als het stadje.
Het stadje zelf zag er erg aandoenlijk uit. De huisjes waren van leisteen in allerlei soorten kleuren geschilderd, de kinderkopjes op de wegen waren goed onderhouden. Hier en daar zag je wat plantsoentjes, en de beesten renden door de straten alsof het een lieve lust was. Er was ook markt op het plein, maar die bestond slechts uit een paar markt kramen. En veel volk was er ook niet op de been.
Toch besloot Zichadarus om hier tot de volgende ochtend te blijven.
Eerst werd het stafje, voor zover mogelijk verkend voordat er werd ingechecked bij de enige herberg die Iddideda rijk was.
Eenmaal binnen gekomen, werden ze begroet door een uitzinnige waard.
‘Welkom in herberg het dansende hert. Ik ben Moali Vidocko, en ik heet u van harte welkom, namens mijzelf en mijn staf.’
Lysiande knikte ten teken dat ze zich op haar gemak voelde.
‘Wat fijn dat we zo hartelijk welkom worden geheten,’ zei ze terwijl ze glimlachde.
‘Bent u de leider van uw groep mevrouw?’ vroeg de waard nog steeds uitzinnig.
‘Eigenlijk hebben we geen leider, iedereen is bij ons gelijk,’ antwoordde Liv voordat iemand maar ook iets kon zeggen.
‘Mag ik dan vragen tot hoe lang u blijft?’ vroeg de waard terwijl zijn ogen fonkelden.
‘We kunnen slechts tot morgen blijven. Langer kan helaas niet. Maar mochten we weer in de buurt zijn, dan kunnen we natuurlijk langer blijven.’ Zichadarus schonk de man een glimlach en keek hem even goed aan terwijl hij met magie checkte of de boel te vertouwen was.
Het was een typische waard, vond Zichadarus. Een rond gezicht, ronde wangen en het tipje van zijn neus was rood gekleurd. Verder kon je zien dat hij het druk had, want het zweet parelde van zijn voorhoofd. Misschien lag dat ook aan de warmte, want vanuit de gelagkamer woei een warme wind. Dat betekende waarschijnlijk dat de open haard lekker aan het knisperen was.
Nadat het gastenboek getekend was, en er afgerekend werd voor één nacht, ging de waard hen voor naar de gelagkamer waar nog geen kwartier later een overheerlijk maal werd geserveerd.
Everzwijn, iets dat op vixas leek, eieren, biefstuk, gebakken aardappels, brood, alles was aanwezig. En natuurlijk mocht de drank ook niet ontbreken. Bier, water, fris, koffie, thee, goedjes waarvan niemand wist wat het was, alles was aanwezig.
Het gesprek ging over hoe ze nu verder moesten als ze morgen wakker zouden worden, maar al gauw kwam de echte huiselijke sfeer naar boven die je soms in herbergen hebt. Dus tot diep in de nacht werdt er gepraat, en gedanst en gezongen, totdat men vond dat het tijd werd om te gaan slapen.
Snel maakte iedereen zich klaar want ze waren toch een beetje geschrokken dat het al zo laat was.
Een paar uur verder, diep, diep in de nacht ging beneden de buitendeur open.
Een onguur type verschafte zich toegang tot de herberg via de stalknecht. De twee waren sinds mensenheugenis al de beste maatjes.
‘Gaat het lukken?’ vroeg de stalknecht.
‘Het moet toch wel,’ antwoordde de ander. ‘Darkos heeft precies uitgelegd hoe het moet. Zo meteen maak jij een bubbel, en ik zorg voor de wolk. Dan forceren we de deur zonder dat ze iets door hebben. Voor het nachtkastje precies hetzelfde. Ondertussen zorgt Arkia ervoor dat ze niet wakker worden. Jij pak de steen, en stuurt jezelf naar het dal van de magische volken, waar je mij ziet bij de tafel. Arkia zorgt dan voor een poort en voor we het weten kunnen we de steen overhandigen aan Darkos.’
De stalknecht lachte zacht. ‘Dit kan niet meer misgaan, Riako. Eindelijk kunnen we onze meester belonen.’
Riako knikte en keek achterom of Arkia ondertussen al was aangekomen. Lang hoefde hij niet te kijken. Vanuit de enige verlichte straat in het stadje kwam een persoon aangerend. Voorover gebogen zoals Arkia altijd rende.
‘Sorry, dat ik zo laat ben,’ zei de vrouw met paars haar. ‘Die minnaar van mij wist maar van geen ophouden.’
Arkia bloosde.
‘Jij altijd met je mannen. Leer toch eens dat dit het echte werk is,’ sneerde Riako haar toe. ‘Als deze klus slaagt zorg ik er hoogstpersoonlijk voor dat jou deel gehalveerd wordt’
Arkia vuurde een lichtroze wolk van gas op Riako af.
‘Dom wicht!’ siste de stalknecht haar toe. ‘De bubbel en de wolk zijn er nog niet. Laten we hopen dat niemand iets heeft gemerkt.’
Arkia haalde nonchalant haar schouders op.
‘Het zal wel, Ziako,’ siste ze terug. ‘Kunnen we beginnen of niet?’
Niemand zei iets, waardoor Arkia maar richting haar positie liep. Dit was een teken voor de anderen dat het begonnen was.
Zo gezegd zo gedaan. De bubbel en de wolk werden gemaakt, en alles verliep volgens plan tot ze bij de kamer aankwamen waar de steen uit de duisternis verborgen was.
Ziako de stalknecht had de dagwandelaar deze kamer gegeven, en er vervolgens voor gezorgd met een drankje dat hij niet wakker zou worden.
Het slot van de deur werd zonder problemen geforceerd, en vijf tellen later was het slot van het nachtkastje ook open. De steen lag er natuurlijk niet, maar twee tellen later verscheen de steen uit het niets en nog weer vijf tellen later stond Ziako weer buiten. Wat hij echter niet had verwacht is dat hij in de ogen van Zichadarus de magiër keek.
‘Dat feestje gaat mooi niet door stalknecht. Die steen blijft hier.’
Zichadarus ogen spuwden vuur.
Ziako moest nu snel handelen.
‘Tot later Zichadarus Karautus. Als je de steen weer vind, zal ik er zijn om hem te verdedigen. Nog een prettige nacht gewenst.’
Hij sprak de spreuk uit, en niet veel later verscheen de blauwe flits en was hij verdwenen voor Zichadarus ook maar iets kon doen.
Zichadarus sloeg zichzelf voor zijn hoofd, en zei wat woorden die voor vloeken door konden gaan in zijn ogen. Twee tellen later herpakte hij zich, en teleporteerde zichzelf naar de binnenplaats waar hij net te laat aankwam. Hij zag een andere blauwe flits en hij wist dat hij gefaald had.
Er klonk gestommel vanuit de keuken, en Ravenvrouwe kwam samen met Slioak tevoorschijn.
Zichadarus wilde uitleggen wat er was gebeurd, maar Slioak wees met haar hoofd naar de keuken. Ravenvrouwe zei zacht dat hij naar de keuken moest komen.
Zichadarus staakte zijn pogingen om uit te leggen wat er was gebeurt, en volgde de twee naar de keuken.
Midden op de bereidingstafel lag het lichaam van een vrouw. Ze had blauw haar met paarse plukken. Ze was niet dood voelde Zichadarus en daardoor was hij op zijn hoede.
Hij liep naar de tafel en bekeek de vrouw eens goed.
‘Het ideale lichaam van een punk rock ster,’ zei Ravenvrouwe sarcastisch.
‘Ach ja, dat soort types heb je ook,’ was het eveneens sarcastische antwoord van haar zusje.
Ze droeg zwarte kleding, maar wat het meest opviel waren haar kniekousen. Het rechterbeen was bekleed met zwart roze gestreepte kousen, en het linkerbeen met zwart blauw gestreepte kousen.
Zichadarus keek naar haar gezicht. Een hoekige neus, en bruine ogen die wijd open stonden. Blijkbaar was ze geschrokken voor ze in deze toestand belandde.
‘Hebben jullie haar zo gevonden?’ vroeg Zichadarus in het algemeen.
‘Ja, buiten,’ antwoordde Slioak. ‘Ze lag midden op straat.’
Zichadarus humde wat, en dacht hardop na.
‘Er zijn twee mogelijkheden. Of we hebben enorm geluk gehad, of we zitten zwaar in de penarie.’
‘Kun je dat uitleggen, ouwe?’ vroeg Slioak afgemeten. Ze was niet in voor raadsels.
‘Geluk is dat ze niet heeft kunnen ontsnappen en dat ze waarschijnlijk bij de andere twee hoorde. Van pech kunnen we spreken als ze inderdaad bij die twee hoort, en zo bij komt.’
‘Pech dus,’ zei Ravenvrouwe nu iets minder sarcastisch.
‘Hoezo?’ vroeg Zichadarus.
‘Ze is geraakt door een vloek. En waarschijnlijk is het een kortwerkende vloek. Dus je kan er donder op zeggen dat ze zo bij komt.’
Zichadarus zuchtte. ‘Dat vraag ik me af.’
Slioak aarzelde niet, en legde haar hand op het lichaam van de vrouw.
‘We kunnen het maar beter zeker weten. En ik heb ergens gelezen dat contact met een ander menselijk lichaam verschillende soorten vloeken verbreekt.’
Ze had niets teveel gezegd want de ogen van de vrouw begonnen te knipperen en haar hand ging omhoog.
Ravenvrouwe greep echter net op tijd in door de hand van de vrouw weer terug tegen de tafel te duwen. Ravenvrouwe wist wat ze deed. Ze pakte de hand van de vrouw vast net alsof ze iemand de hand schudde.
Slioak glimlachte flauw toen de vrouw haar mond opendeed om iets te zeggen.
‘Waarom overkomt mij dit weer?’ vroeg de vrouw hardop aan zichzelf.
‘Je spreukhand, toch?’ vroeg Zichadarus.
De vrouw knikte.
‘Jullie hebben me. Zeg maar wat jullie willen, en dan vertrek ik?’
‘We zouden je eigenlijk niet moeten sparen, maar ik begrijp uit alles dat je een huurling bent?’
De vrouw knikte opnieuw.
‘In mijn beha zitten mijn orders. En ik kan jullie verzekeren dat ik niet gezonden ben door Darkos.’ Ze ademde zwaar.
‘Dat zullen we dan nog wel eens zien,’ antwoordde Zichadarus zelfverzekerd. ‘Sli, ga je gang,’ zei hij met zijn ogen gericht op zijn roodharige reisgenote.
Slioak handelde snel. Het zwarte shirt waarop een logo van een beroemde punk rock band stond, werd snel uitgetrokken, en Slioak haalde het briefje uit de beha van de vrouw.
Ze las snel en knikte.
‘Laat maar los, Alania. Ze is ongevaarlijk. Haar magie doet ons niets.’
De vrouw knikte en Ravenvrouwe liet los.
Tegen beter weten in probeerde de vrouw toch of ze nog iets goed kon maken.
Ze vuurde een zwarte lichtstraal af op Zichadarus, maar die ketste af tegen het lichaam van de magiër.
Zichadarus glimlachte. ‘Hebben we hier echt te maken met een wat groot uitgevallen dwerg?’ zijn lippen krulden in een grimas.
‘Half dwerg! En zo groot ben ik niet, zoals je ziet,’ zei de vrouw verontwaardigd.
‘Half dwerg of niet. De verhalen zeggen dat dwergen altijd klein zijn. Geen enkele uitzondering daargelaten,’ zei Zichadarus die deed alsof hij het allemaal perfect wist.
‘Mijn naam is Arkia. Mijn ouders hebben me voorbij de grijze zone gestuurd. Als ik zou slagen zouden we van onze huisbaas ons huis terug krijgen. Zoals je wel kan horen zitten we diep in de schulden, en aangezien ik de magie van hier aardig beheers werd ik er door mijn ouders op uit gestuurd.’
‘Als je ons informatie geeft, kun je gaan. In onze magie heb je nog veel te leren. Maar ik denk eigenlijk niet dat je die binnen nu en afzienbare tijd onder de knie krijgt,’ zei Zichadarus die weer de leiding had genomen.
‘Allereest welke informatie, want ik weet serieus waar van niets. En ten tweede hoe weet je zo zeker dat ik de magie niet onder de knie kan krijgen?’
‘Die zwarte straal van je zat nog vol fouten,’ zei Zichadarus rustig.
‘Iedereen kan onze magie leren, maar daar gaat wel tijd overheen.’
Zichadarus liet een ogenblik zijn gedachtes de vrije loop, en Slioak nam de leiding over.
‘Dat is de magie van de dwergen die gemixt wordt met jullie magie. Ik moet er aan werken.’ Ze zuchtte diep voor ze verder ging.
‘Jullie vroegen om informatie. Ik weet echt van niets, maar wat ik weet deel ik met jullie.’
Zichadarus was klaar met denken en vroeg vlug of ze wist hoe iemand door de tijd kon reizen. Na weer een diepe zucht volgde het antwoord.
‘Dat is iets wat onze oudste je kan uitleggen.’ Arkia klonk zelfverzekerd.
‘En de grijze zone dan?’ vroeg Slioak.
‘Simpel zat. Reis naar Akonia, en scheep je daar in op het grijze spookschip. Zeg dat Arkia je heeft gestuurd. Jullie worden in slaap gebracht en als jullie wakker worden bevinden jullie je in ons rijk. Vanuit daar reis je zo’n honderd sjisomar naar het oosten naar een grote stad genaamd Gadia. Vraag daar naar mij en ik help je verder.’
Zichadarus was nog niet overtuigd.
‘Hoe weten we zeker dat we je kunnen vertrouwen?’
‘Vertrouwen kun je me niet. Maar het is de waarheid die ik zeg. Dwergen uit ons rijk hebben een eer hoog te houden. Lang verhaal, maar in het kort gaat het over een oorlog die verloren werd omdat we gelogen hadden. Om de boel recht te zetten liegen we niet meer. Wie het wel doet sterft onmiddellijk.’
‘Ik zou bij alle goden niet weten of je de waarheid spreekt. Maar zoals gezegd, je bent vrij om te gaan en te staan waar je wilt,’ zei Zichadarus een beetje onzeker.
‘Ik zie dat je twijfelt om me te laten gaan.’ Arkia keek de magiër grondig aan. Zichadarus knikte.
‘Die twee klojo’s hebben jullie steen. Die krijgen jullie niet zo makkelijk terug. De steen is beschermd door een wolk en een bubbel, zo noemen jullie het uit mijn hoofd. Onze oudste heeft de mogelijkheid om via onze magie er achter te komen waar die steen is.’
‘Moeten we daarvoor echt naar het rijk van de dwergen?’ vroeg Zichadarus die duidelijk liet merken dat hij daar eigenlijk niet op zat te wachten.
‘In ons rijk werkt jullie magie nog wel, zei het verzwakt. Andersom precies hetzelfde. De magie die nodig is om te kunnen zoeken naar de steen is enorm. Daarom zullen jullie toch echt naar ons rijk moeten komen.’
Zichadarus zuchtte diep en knikte langzaam.
‘Hoewel ik je niet graag laat gaan, houd ik woord. Je hebt ons geholpen. Ik wil wel echter dat je linea recta naar de haven gaat om je in te schepen om naar huis te gaan. Als je dat doet, en niet afdwaalt, dan maken we het allemaal goed met je als we bij jullie aankomen.’
‘Je bedoelt dat jullie ons huis terug kopen?’ vroeg Arkia ongelovig.
Zichadarus knikte. Jullie krijgen jullie huis terug. Laten we het daar maar op houden.
Arkia barstte in tranen uit.
‘Ik zie er misschien zo uit alsof niets me kan schelen. Maar ik heb ook gevoel, en ons huis, en mijn ouders betekenen alles voor me. Hier heb ik seks met iedereen die er maar geld voor geeft om via die manier maar aan geld te komen. Ik zorg er met onze magie voor dat ze me toch niet zwanger kunnen maken. Je vraagt je misschien af, waarom dan seks? Nou, dat is het enige wat ik goed kan. Ik geef iedereen die er voor betaald de nacht van zijn leven. Maar diep van binnen ga ik kapot. Ik kan letterlijk echt niets anders. Ik heb het geprobeerd, mezelf in het criminele circuit te storten hier. Maar ja, het blijkt maar weer dat ik dat ook niet kan. Ik maakte een fout, en daardoor werd de vloek actief die ik had uitgesproken om mezelf tegen aanvallers te beschermen. Vlak voordat ik de poort voor die twee wilde openen werd ik vast gegrepen door iets. Gelijk vloeide al mijn magie uit mijn lichaam, maar de vloek bleef intact. Verder herinner ik me niets, maar ik begrijp dat jullie,’ ze wees op Slioak en Ravenvrouwe, ‘me hebben gevonden.’
‘Ik werd wakker door gestommel op de gang. Maar ik was te laat om in te grijpen,’ zei Slioak die duidelijk kenbaar maakte dat ze kwaad op zichzelf was.
‘Hetzelfde geld voor mij,’ antwoordde Zichadarus. Twee keer achter elkaar was ik echter te laat, en zag ik de blauwe flits.’
‘Ik maakte haar wakker,’ zei Slioak die op haar zus wees. ‘We gingen op onderzoek uit en vonden jou midden op straat. Om verder geen stennis te schoppen brachten we je hier naar de keuken.’
‘Eind goed al goed,’ zei Zichadarus met een flauwe glimlach. Hij gebood Arkia met zijn ogen naar de deur waar ze gelijk gehoor aan gaf. Vlak voordat ze in de nacht verdween draaide ze zich nog even om.
‘Tot in het rijk der dwergen.’ Met deze woorden rende ze de nacht in en was verdwenen.
Zichadarus kreeg gelijk van Slioak op zijn kop dat ze haar niet mochten laten gaan. Zichadarus bleef echter rustig.
‘Ik heb een wolk boven haar gehangen. Ze ontgaat ons echt niet. En ik ben er heilig van overtuigd dat ze haar woord houd.’
Ravenvrouwe gaapte uitbundig waarmee ze Zichadarus en Slioak aanstak.
‘We kunnen nu nog wel verder bij de pakken neer gaan zitten dat we die steen kwijt zijn. Maar beter gaan we nu slapen, en vertrekken morgen dan toch echt naar Gé, om naar onze ouders te gaan. Des te sneller kan Gringastor die dag van de waarheid inlassen, en des te sneller kunnen we naar het rijk van de dwergen afreizen.’
Zichadarus was verbaasd over hoeveel kracht Ravenvrouwe deze woorden bijzette. Daarom protesteerde hij niet want hij wist dat ze gelijk had. Zo viel iedereen in een diepe slaap, en werd de volgende ochtend vertrokken nadat het hele verhaal was uitgelegd aan iedereen.
Er werden vragen gesteld bij het ontbijt, maar lang werd er niet over ingezeten dat de steen weg was.
Het kwam erop neer dat iedereen blij was dat ze nog leefden. Bovendien werd overeen gekomen dat ze nu met haast moesten reizen, en dat de begrafenis van grote raaf werd over geslagen.
Ravenvrouwe moest over worden gehaald hiertoe, maar na lang praten was ze er voor zichzelf uit. Hij had eigenlijk alleen maar het slechte uit haar naar boven gehaald, haar torens waren verwoest, en ze was gewoon klaar met hem.
Na een reis van anderhalve dag waar niet veel noemenswaardigs gebeurde kwamen ze aan in Gé.
Een tripje naar het gemeentehuis leerde dat de ouders van de twee zusjes een straat verderop woonden.
Nadat er was aangebeld werd er open gedaan door de moeder van de zusjes die haar ogen niet kon geloven. Met een simpele spreuk checkte ze of ze het echt waren, en toen viel ze haar roodharige dochter snikkend in de armen.
‘Waarom heeft het zo lang moeten duren?’ vroeg de vrouw in tranen.
Het antwoord daarop liet niet lang op zich wachten. De vader van de twee kwam uit de kamer aangelopen, vloog Ravenvrouwe om de nek en zei dat het nou eenmaal zo moest lopen.
Nadat iedereen kennis had gemaakt vertelde de vrouw dat ze net had gekookt voor drie dagen. Dus ze konden zo aanschuiven.
‘We kunnen jullie helaas niet veel meer aanbieden,’ zei Slivak, de moeder van de twee zusjes.’
‘Het is niet erg mama,’ zei Ravenvrouwe die haar moeder voor de zoveelste keer om de nek vloog. Normaal was ze een vrouw die veel had meegemaakt, maar nu was ze een kind die haar ouders weerzag na een lange tijd.’
Dandia, de vader van de twee zusjes vouwde zijn handen en gebood naar iedereen hetzelfde te doen.
‘Wie u ook bent daar boven, welke naam u ook heeft. Ik wil u toch bedanken dat u ons weer samen hebt gebracht. Ik en mijn vrouw hadden hier nooit op durven kunnen hopen na alles wat we hebben meegemaakt, vandaar deze bede naar u toe. Want het moet toch u zijn geweest die ons weer hebt herenigd.’
Het eten smaakte iedereen goed, hoe eenvoudig het ook was. Het duurde ook even voordat iedereen weer van tafel was, maar toen werd er alles opzij geschoven in de kleine huiskamer zodat iedereen toch kon zitten. Dandia maakte op de ouderwetse manier een vuurtje in de open haard voor hij begon te vertellen.
‘Wij als gezin hadden eigenlijk al pech vanaf jullie geboorte,’ begon hij al wijzend naar zijn dochters.
‘We waren toen nog rijk, maar via een erfenis belandden we diep in de schulden. Jullie oom, een dienaar van het kwaad, liet namelijk ons zijn schuld na.’ Dandia klonk triest. Slioak die naast hem zat legde even haar hand op de schouder van haar vader en Dandia ging verder.
‘Die schoft werd vermoord door een wezen, een raaf welteverstaan. Diezelfde raaf bracht ons het nieuws dat hij dood was. Hij kon blijkbaar praten en was twee keer zo groot als een normale raaf. We konden het eerst totaal niet geloven.’
Slivak nam het over.
‘Hij stelde zich voor als grote raaf, maar hij was door en door gemeen. Hij had het over een vete die uitgevochten was, waar hij aan het langste eind had getrokken. Hij begon gelijk te kakelen over van alles en nog wat, en nog altijd konden we niet geloven dat we te maken hadden met een pratende vogel.’
Slivak zuchtte diep en keek weg voor ze verder vertelde.
‘Mijn man, jullie vader, maande hem tot rust. Hoe weet ik niet meer precies maar het hielp. De raaf kwam tot bezinning en overhandigde een brief.’
Dandia keek naar de knisperende vlammen van de open haard en glimlachte flauwtjes.
‘In die brief stond dat we een schuld hadden overgenomen als erfenis. Een flinke schuld. Vijfhonderdduizend kronen en een beetje. Omgerekend in Diskyofse grosos is dat ongeveer een miljoen.’
Spertion schrok.
‘En nu? Zijn jullie schuld vrij, of?’
Lysiande gaf haar vriend een beuk en Spertion hield zijn mond.
RoBot sprong op tafel en nam het van iedereen over. Hij keek Dandia aan.
‘Nog een maand, en dan zijn jullie schuldvrij, toch?’
Dandia schoot in de lach, want hij was nog niet aan RoBot gewend, maar knikte.
‘Dat klopt. Maar terug naar die Raaf. Hij dreigde met van alles en nog wat als we niet één van onze dochters af zouden staan aan hem. Ze zou Ravenvrouwe genoemd worden en een goed leven leiden, maar ze zou dienaar worden van het kwaad.’
Ravenvrouwe stond plotseling op en schreeuwde het uit.
‘En dat heb ik geweten. Dat mormel! Dat minuscule raafje. Dat gedrocht! En dan nog te bedenken dat ik nog naar zijn begrafenis wilde.’
Slivak keek haar dochter direct aan.
‘Hij is dood?’ vroeg ze onzeker.
‘Vermoord ja,’ antwoordde Ravenvrouwe resoluut.
‘Dat betekend dat we in ieder geval niet meer arm zullen zijn. Wacht even, dan haal ik een brief.’
Ze liep de donkere eikenhouten trap, die aan alle kanten kraakte, op naar boven.
Dandia vertelde verder.
‘Hij heeft mij zo mishandeld toen ik jou niet liet wilde laten gaan Alania. Ik moest wel.’
Ravenvrouwe straalde en huilde tegelijkertijd.
‘Je had geen keuze pa. Jullie moesten wel. Ik neem je echt niets kwalijk.’
‘Ondertussen was jullie moeder zwanger van een tweede kind, en dat was jij Slioak. Zoals je waarschijnlijk al wel door hebt, ben je vernoemd naar je moeder.’
Slioak vloog haar vader nog maar eens om zijn hals, voordat ze zichzelf weer werd.
‘Waarom kreeg ik pas veel en veel later in de onderwereld pas te horen dat Alania mijn zusje was? Ik kan me nog herinneren dat ons huis in brand vloog en werd opgepakt door een onguur uitziende man toen ik een jaar of vier was. Ik riep de hele tijd, “papa, mama! Ik ben bang, waar zijn jullie”, maar jullie waren er niet.’ Slioak klonk boos en verontwaardigd.
Haar vader keek haar direct aan, en kon het niet nalaten even te glimlachen.
‘Als kind was je ook al zo. Ook altijd opstandig. En je had allerlei praatjes. Je bent gelukkig geen steek veranderd.’ Hij gaf zijn dochter een kus op haar wang en ging verder.
‘Om terug te komen op je vraag. Wij konden net op tijd ontsnappen aan de vlammen, en de brandweer kon jou niet vinden. Wij mochten ons huis niet meer in, en de brandweerlieden kwamen om. Althans dat denken we, want we hebben ze niet meer terug gezien. Pas veel en veel later kwam het ons ter ore dat je gevonden was door de grote heerser in de onderwereld.’
‘Wacht even,’ zei Slioak abrupt. ‘Ik kan me van de onderwereld alleen maar herinneren dat ik opgroeide als kind. Maar er moet iets met me gebeurd zijn. Want de grote heerser heeft mij verteld dat ik als baby ben gevonden. Hij had me geprobeerd groot te brengen, maar ik liep weg. Toen vond ik mijn heil in de duistere magie, en eigenlijk alleen vanwege het geld ben ik terug gegaan. Maar hoe kan het dat ik als baby ben gevonden? Dat vraag ik me wel af.’
Slioak krabde zich aan haar hoofd.
‘Het moet iets met tijdreizen te maken hebben,’ zei Karia vanuit het niets.
‘Dat kan niet anders,’ viel RoBot haar bij. ‘Je bent half door de tijd gereisd als ik het zo goed verwoord. Je bent niet helemaal door de tijd gereisd want anders was je in de onderwereld terecht gekomen als vierjarige.’
Slioak keek ongeloofwaardig maar hield haar mond.
Slivak kwam intussen weer de trap aflopen en had een brief in haar hand.
‘Hierin staat dat we worden vrij gewaard van onze schulden als we kunnen aantonen dat een raaf, die bekend staat als grote raaf, is overleden.’
Ravenvrouwe wist ineens wat haar ouders moesten doen.
‘Wij moeten eigenlijk morgen alweer vertrekken,’ begon ze. ‘We hebben ongelooflijke haast. We moeten terug naar Fragien waar de stadhouder op ons wacht, we moeten nog naar de elfen, en we moeten naar de dwergen. Ik beloof dat we elkaar weer zullen zien, waar dan ook. Want ik heb een traceerspreuk over jullie uitgesproken die het ons makkelijker maakt jullie te vinden.’
‘Van die raaf geleerd, zeker?’ vroeg haar moeder minachtend.
Ravenvrouwe knikte.
‘Ja, maar dit keer is het niet de zwarte magie die de bovenhand voert. Dit keer wordt een zwarte spreuk gebruikt voor de goede kant.’
Zichadarus schraapte zijn keel.
‘Ook in de witte magie bestaan er traceerspreuken hoor. Maar inderdaad kan ik u verzekeren dat uw dochter een zwarte spreuk heeft gebruikt. Veel vaker heeft de zwarte magie van uw dochters ons goed geholpen, hoewel Slioak zich soms wat laat gaan.’
Slioak wilde haar mond open doen om te protesteren, maar Dandia deed zijn hand omhoog, en het was gelijk stil.
‘We zitten nu een paar dingen door elkaar te halen,’ zei hij met een zucht. ‘Jullie doen wat je moet doen, en er is later wel tijd voor vreugde en feest. Ik en mijn vrouw gaan naar het kamp van die raaf, om zo schuldvrij te zijn. Met een beetje mazzel ligt er in zijn kamp nog wat geld, waardoor we in ieder geval weer iets extra’s hebben. Morgen, gelijk na het ontbijt vertrekken we allemaal.’
Dandia had de leiding genomen, en dat liet hij ook blijken omdat hij er niet tegen kon dat er verschillende dingen door elkaar gehaald werden. Slioak zat echter toch nog met een onbeantwoorde vraag.
‘Ik vraag me toch af hoe ik half door de tijd ben gereisd. Is het dan toch simpeler als we denken?’
‘Dat zullen we alleen maar weten als we de kennis er over hebben. Negen van de tien keer is iets simpeler als je weet wat je moet doen,’ zei Zichadarus die weer ouderwets klonk als een wijze man.
Daarmee was tegelijkertijd het gesprek ten einde, en op het moment dat Zichadarus zijn laatste woorden had uitgesproken kwam de koekoek uit de oude koekoeksklok, alsof het zo had moeten zijn, om aan te kondigen dat de donderdag was over gegaan in de vrijdag.
In de tuin werden de tenten opgezet, want in het huis was niet genoeg plek voor iedereen, en nog geen half uur later viel iedereen in een droomloze slaap, waar Karia voor had gezorgd.
De volgende ochtend werd er zeer snel ontbeten, en toen was het moment van afscheid weer daar.
‘Veel succes bij die begrafenis. En nu maar hopen dat jullie wat geld terug kunnen vinden,’ zei Lysiande hartelijk terwijl ze de hand van Dandia schudde.
‘Dat komt wel goed. Jullie ook veel geluk toegewenst bij wat jullie moeten doen. Het is me een raadsel, want zoals je gemerkt hebt kan ik niet tegen dingen die door elkaar lopen. Maar wat me wel duidelijk is geworden, is dat het móét gebeuren.’
Lysiande knikte en omhelsde daarna Slivak. Slivak was echter in tranen.
‘Beloven jullie dat jullie heelhuids terug zullen keren?’ vroeg ze aan Lysiande.
‘Dat beloven we. We hebben meer dingen overleefd, dingen die gevaarlijker waren dan wat we nu moeten doen. Maar echt. We komen terug, zowaar ik Lysiande Hichiad heet.’
Slivak glimlachte flauwtjes maar leek opgelucht. Ze omhelsde iedereen nogmaals, en gaf haar dochters een dikke kus.
‘Een goede reis, en tot snel,’ zei ze met haar ogen vol tranen. Ze ging er duidelijk aan onderdoor dat ze haar dochters weer in de steek moest laten.
‘Mam, we komen terug. Echt waar. We vinden jullie, waar dan ook.’ Ravenvrouwe klonk zelfverzekerd. Dat beurde haar moeder op.
‘We zien elkaar weer mama,’ zei Slioak die weer eventjes klonk als een klein meisje. ‘En als we elkaar weer zien, dan is het tijd voor feest, en voor vreugde. Nu zijn er echt belangrijkere zaken aan ons hoofd. En ook aan die van jullie.’
Haar moeder toverde een glimlach op haar gezicht.
‘Je hebt gelijk lieve schat, een goede reis gewenst,’ zei ze iets opgewekter.
‘Jullie ook, en tot snel,’ zei Slioak.
En met deze woorden vertrok iedereen. De ouders van de twee zusjes naar het kamp van grote raaf waar ze inderdaad wat geld vonden. Een week later stonden ze tegenover een ambtenaar van de gemeente die hun het heuglijke feit kon meedelen dat ze inderdaad schuldvrij waren. Er werd op zoek gegaan naar een nieuw huis, en zo waren ze weer gelukkig, want diep in hun hart wisten Slivak en Dandia Laoara dat ze hun dochters, en de vrienden van hun dochters, weer zouden zien. Was het niet op de planeet, dan wel ergens anders.
Onze vrienden vertrokken snel weer terug naar Iddideda. Daar brachten ze weer een nacht door in herberg het dansende hert. De volgende dag weer scheepten ze weer in op het schip van Garadio Buratia, de ex aarts-magister die toevallig nog voor anker lag in de haven van het dorpje, en zodoende was iedereen een paar dagen later weer heelhuids terug in het koude, maar o zo vertrouwde Fragien.
Sjarinda - Het lot van de steen uit de duisternis (©Freemusketeers en Martijn Spiegelaar 2010) Verkrijgbaar online en in de boekwinkel. ISBN:978-90-484-1371-3
Sjarinda-Zoektocht in het verleden (Werknaam, ©Martijn Spiegelaar 2012) Werk in uitvoering.
maramsp
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 18
Lid geworden op: 28 dec 2012 03:11
Locatie: Deventer maar Zwolle blijft MIJN stad
Contacteer:

Dat was het voorlopig.

Wanneer een volgend hoofdstuk komt is niet bekend. Deeltje twee van Sjarinda is nog niet uitgegeven.
Wel wil ik grappenmakers en plagiaat mensen erop wijzen dat er copyright rust op het hele Sjarinda project.
Ook weet ik dat ik een risico neem om het toch online te zetten, maar dat is omdat ik toch graag mijn verhaal met jullie wil delen.

Groetjes van Martijn
Sjarinda - Het lot van de steen uit de duisternis (©Freemusketeers en Martijn Spiegelaar 2010) Verkrijgbaar online en in de boekwinkel. ISBN:978-90-484-1371-3
Sjarinda-Zoektocht in het verleden (Werknaam, ©Martijn Spiegelaar 2012) Werk in uitvoering.
Gebruikersavatar
Artemiss
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 890
Lid geworden op: 01 jul 2008 14:29
Locatie: Ergens in de Randstad

Beste Martijn,

ten eerste, wat een project! Ik ben er tot nog toe alleen aan toegekomen om het eerste hoofdstuk te lezen, dus wellicht is mijn commentaar hier en daar onjuist. Hier is in ieder geval mijn commentaar op hoofdstuk 1:

Om te beginnen vind ik het verhaal-idee voor zover ik het tot nu toe begrepen heb erg goed! Er zitten bepaalde combinaties van gegevens en karakteristieke dingen in, die ik heel interessant vind. Ik ben benieuwd waar het heen gaat.

Je vroeg of je verhaal een goede flow had. Een iets te goede flow, als je het mij vraagt. Je gaat erg snel door de gebeurtenissen heen. Een voorbeeld vind je al in de eerste paar alinea's al: of je wat meer wilt vertellen over het zonnewendefeest is een kwestie van stijl (je hoeft tenslotte ook geen Hella Haasse te worden, die eerst elk blaadje aan iedere boom beschrijft voordat ze ter zake komt), maar om de vrouw die plotseling geïntroduceerd wordt wat meer te beschrijven, is wel aan te raden.

Ietwat overweldigend is het misschien ook, maar dat kan ook komen omdat ik alleen hoofdstuk 1 gelezen heb. Ik heb veel vragen, maar dat was waarschijnlijk je bedoeling. Mijn advies is: wacht niet al te lang met uitleggen hoe mensen die gebruik kunnen maken van mobiele telefoons en internet nog lange afstanden te paard af moeten leggen, om maar een voorbeeld te noemen. Hoe minder je aan het begin uitlegt, hoe overweldigender het is. Het magieverhaal is ook lastig te volgen, over de elfenkoningin, enzovoorts.

Nog wat kleine dingetjes waar ik over viel:
maramsp schreef:Het had veel ramen, en leek gemaakt te zijn voor de grote hereniging. Maar toch was het goed onderhouden
'Toch'? Wat is de tegenstelling dan?
maramsp schreef:‘Mag ik vragen hoe oud je bent Ladia?’ vroeg Zilofka brutaal.
Hoewel de vraag naar iemands leeftijd in sommige kringen als onbeleefd wordt opgevat, vind ik dat de vraag hier erg netjes is gesteld. Zilofka lijkt me ook geen brutaal type. Kwestie van interpretatie, uiteraard.
maramsp schreef:‘Wie is…’
Ze kreeg geen kans haar zin af te maken, want Lysiande gaf haar een knipoog,
Dit is een onduidelijke passage. Wie spreekt hier?
maramsp schreef:Hij had haar echter verloren gewaand, dus paste hij gelijk een spreuk toe om te controleren of ze het echt was.
Wat een praktische geest! Nu ben ik een romantisch ingesteld meisje van 18, dus ook dit is puur een meningskwestie, maar ik had op dit weerzien zitten wachten, terwijl ik het verhaar las. Ik miste de emotie in hevige mate, vooral bij de dagwandelaar. (Ben ook benieuwd wat dat is, overigens.) Hij dacht dat zijn teerbeminde vrouw dood was, hij heeft haar in geen tijden gezien en nu staat ze voor hem! Het eerste wat hij doet, is tot mijn grote verbazing controleren of zij het wel echt is! Dat hij zich dat een moment later controleert, kan ik me voorstellen, maar ik had het mooi gevonden als er aan zijn ongeloof en verbazing en/of ontroering nog wat meer aandacht besteed zou zijn.
In die categorie kwam ik wel meer dingen tegen, die ik wat onnatuurlijk over vond komen. Hoe gezellig de drie dames al zo snel met elkaar omgaan bijvoorbeeld, of de verhalende, feitelijke, gestructureerde manier waarop de personages zich uitdrukken.

Allemaal aandachtspuntjes! Doe ermee wat je wilt, ik hoop dat je wat aan mijn kritiek hebt. Veel succes met je verhaal!
Alles draait om jou en mij en wij, we draaien overal omheen...

-Herman van Veen
maramsp
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 18
Lid geworden op: 28 dec 2012 03:11
Locatie: Deventer maar Zwolle blijft MIJN stad
Contacteer:

Kijk, dit is nog eens feedback waar ik echt wat mee kan.
Op andere fora wordt er vooral gevallen over spelfouten, en ook over de tegenstrijd wat betreft modern en ouderwets.

Eerst dan maar even over het hypermoderne gedoe met het ouderwetse gedoe;

Sjarinda (de planeet) is tot stand gekomen na een uit de hand gelopen ruzie over een meningsverschil. Daarom heb ik bewust een planeet gemaakt waar iedereen een tikje eigenaardig is. En waar iedereen doet en laat waar die zelf zin in heeft. Een voorbeeld:

Ik heb een moderne telefoon, maar weiger te betalen voor mobiel internet om navigatie te hebben, dus wat doe ik? Ik neem een kaart mee, en alleen thuis gebruik ik de navigatie op mijn telefoon.

Dan maar over de flow. Er wordt veel gewisseld tussen gebeurtenissen, maar die vrouw wordt later een hoofdpersoon, dus moest ik wel iets verzinnen, en ze komt in een seizoen aan waar later ook weer over uitgeweid wordt, en daar wordt dan ook beschreven wat voor soort feest de winterzonnewende is.]
Ook in het voorwoord dacht ik, staat dat de winterzonnewende gelijk staat aan wat voor ons kerst is.

Over dat het mensen overweldigt. Heb ik met deel twee echt bewust gedaan.
In deel een leg ik alles op soms een bijna Hella haase manier uit, om te laten weten hoe het reilen en zeilen op de planeet gaat. Hier probeer ik dat ook wel te doen, maar kort gezegd; het grote kwaad probeert via miljoenen zo niet miljarden mensen een overhand te krijgen. Die groep mensen hebben ook hun eigen ideeën, komen uit een andere dimensie, en het is bittere ernst op de planeet.
Niemand wil namelijk meer dat er een tweede grote oorlog uitbreekt. In de eerste grote oorlog is de hele planeet verwoest. Geen één steen stond meer op elkaar, en dat moet voorkomen worden.

Je eerste citaat duid op dat de lezer aanneemt dat niet elk huis in de buurt goed onderhouden wordt. Maar toch. Bij het herschrijf proces neem ik dit mee, en pas ik het aan.

Je tweede citaat; Zilofka is half half. Meestal is ze keurig omdat het haar zo geleerd is. Maar ergens in hoofdstuk vier meen ik, praat ze als een Amsterdammer. Dat is omdat ze van oorsprong uit het buurland komt en daar de hoofdstad van. Soms houd ze zich bewust niet in, en dat lees je verder ook wel. Zilofka is echt een rebel teen die gedrag aangeleerd is. Zo noem ik het maar even.

Je derde citaat. Lysiande spreekt niet. Want die gaf haar een knipoog terwijl iemand anders aan het praten was.

En dan je vierde. De dagwandelaar denkt al jaren en jaren dat hij zijn vrouw kwijt is. Hij weet ook dat hij eigenlijk niemand totaal kan vertrouwen behalve zijn vrienden (ik ga nog niet met verraad spelen bij de hoofdpersonen, bewust niet). Daarom laat ik hem eerst controleren of het daadwerkelijk zijn vrouw is.
In boek één dacht hij ook al aan zijn vrouw, maar daar rep ik er met geen woord over. De geschiedenis die er achter hangt komt in een later hoofdstuk terug. Wie de dagwandelaar is, dat is een goede ;)

De dagwandelaar is samen met de magister van de Aura (een dorp waarin magiers leven) en de aartsmagister van het dorp (zelfde verhaal) iemand die bijna alles kan met normale magie. Eigenlijk een soort handhaver van de goede orde.

De nachtwandelaar (komt voor in boek 1) doet dat met duistere magie.
En verder heb je elfenmagie, oermagie, gewone magie, magie van de dwergen, magie van de aardmannetjes en nog meer. Eigenlijk komt het allemaal op hetzelfde neer, maar er zijn wel verschillen, vandaar dat ik "het beestje een naam gegeven heb"

En dat de drie dames eigenlijk gelijk al gezellig met elkaar omgaan, is omdat twee daarvan elkaar al lange tijd kennen, en de derde (de vrouw die verdwaald was) zich thuis voelt, en gewoon open kaart over haar gevoelens speelt. De andere twee doen dat overigens ook.

Maar...

Toch ontzettend bedankt voor je feedback. Ik hoop echt meer van je te horen, want hier kan ik zo ontzettend veel mee. Tegelijkertijd geeft dit me weer een boost om verder te schrijven. Ik heb al meerdere positieve reacties gehad, en ben daar erg blij mee. Nu dit ook online gebeurt, is het natuurlijk alleen maar mooier.
Dat het een groot project is, dat staat vast. Maar ik hou nou eenmaal van schrijven. Het geeft me gewoon enorme voldoening om "mijn" wereld te laten zien aan andere mensen. Maar een wereld is nou eenmaal groot, en vol leven en andere dingen.
Dat neemt niet weg dat ik met veel plezier schrijf. Het geeft me voldoening, en daarom ga ik door.

Groetjes van Martijn
Sjarinda - Het lot van de steen uit de duisternis (©Freemusketeers en Martijn Spiegelaar 2010) Verkrijgbaar online en in de boekwinkel. ISBN:978-90-484-1371-3
Sjarinda-Zoektocht in het verleden (Werknaam, ©Martijn Spiegelaar 2012) Werk in uitvoering.
Gebruikersavatar
Artemiss
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 890
Lid geworden op: 01 jul 2008 14:29
Locatie: Ergens in de Randstad

Ik ga weer terug reageren, haha.
Fijn dat je veel met het commentaar kon, dat hoor ik graag.
Om het toch nog even over de reactie van de dagwandelaar te hebben: ik begrijp dat hij voorzichtig is en als eerste daadwerkelijke actie een spreuk gebruikt om te controleren of hij niet bedrogen wordt. Ik bedoelde, dat er te weinig op de emotie in werd gegaan. Beschrijf bijvoorbeeld eerst wat hij denkt: eerst gelooft hij zijn ogen niet, een kort moment van intense vreugde en dan een moment van bezinning waarop hij de spreuk uitvoert om het te controleren. Zoiets. Het maakt je verhaal (en vooral de personages) wat levendiger.

Ik ben zelf ook bezig met een fantasy-verhaal op het moment. Zodra ik eraan toe kom, om het online te zetten (ik ben een ontzettende perfectionist en wil het pas plaatsen als het af is) zou ik het fijn vinden als jij me dan ook van feedback voorziet. Volgens mij kan hier een mooie wisselwerking ontstaan. ;)
Ik zal zo snel mogelijk de volgende hoofdstukken lezen en als ik nog wat commentaar heb, van me laten horen. :)
Alles draait om jou en mij en wij, we draaien overal omheen...

-Herman van Veen
maramsp
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 18
Lid geworden op: 28 dec 2012 03:11
Locatie: Deventer maar Zwolle blijft MIJN stad
Contacteer:

Fantasy verhalen zijn altijd erg gaaf om te lezen.. Ik probeer zoveel mogelijk te lezen, maar kan bij lange na niet altijd op alles reageren enzo, maar degene die eruit springen (zoals het feit dat ik alle 13 boeken van de wetten van de magie in 1 ruk heb uitgelezen) die blijven hangen en denk ik vaak aan terug.
Ik ben dan ook benieuwd naar echt goede verhalen. En gezien jij perfectionistisch bent, komt het echt wel goed met jou verhaal..
Over de dagwandelaar.. :)
Ik denk dat ik teveel schreef naar hoe hij bekend staat in het eerste boek..
Het is weer een puntje dat ik eigenlijk moet veranderen, en ik ga dat dan ook doen in het herschrijfproces.

Groetjes van Martijn

p.s het volgende hoofdstuk (6) ben ik al mee begonnen :)
Sjarinda - Het lot van de steen uit de duisternis (©Freemusketeers en Martijn Spiegelaar 2010) Verkrijgbaar online en in de boekwinkel. ISBN:978-90-484-1371-3
Sjarinda-Zoektocht in het verleden (Werknaam, ©Martijn Spiegelaar 2012) Werk in uitvoering.
Gebruikersavatar
Artemiss
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 890
Lid geworden op: 01 jul 2008 14:29
Locatie: Ergens in de Randstad

Hoofdstuk 2 doorgenomen.

Ik ga maar meteen tot gedetailleerd gedoe over, als ik iets algemeners tegenkom zeg ik het wel.
Ten eerste sluit de fee haar brief af met 'groetjes'. Erg informeel. Het schijnt dat ze een goede relatie heeft met onze helden? Wat zijn onze helden eigenlijk voor iets? Ook allemaal tovenaars? Is iedereen in dat rijk zo ongeveer een tovenaar? Het is allemaal wat bevreemdend. Trouwens: 'hier spreekt' klinkt heel vreemd in een brief. Dat zeg je eerder over de telefoon.
Even iets leuks tussendoor:
maramsp schreef:...in de woestijn van het midden. In het midden van die woestijn...
Wist je dat dit een chiasme (een kruisstelling) is? A-B-B-A --> woestijn - midden - midden - woestijn. Met een beetje goede wil...
maramsp schreef:‘Wauw. Dat is een hele berg aan informatie,’ zei Spertion hardop.
Ja, leuk dat je het je personages zelf laat zeggen. Je ideeën zijn zó goed. Je creativiteit kent duidelijk geen grenzen maar je vertelt het soms als een grote opsomming. Wissel stukken informatie af met omschrijvingen van andere dingen, of de lezer kan het niet allemaal verwerken, vrees ik.

Toen was er plotseling het moment waarop Ladia helemaal uit het niets een mes onder haar keel geduwd krijgt. Op zich een goede wending en lekker onverwacht, maar je gaat er zo snel doorheen, dat de lezer (ik althans) amper doorheeft wat er eigenlijk precies gebeurt. Er vliegen wat vage spreuken over en weer en opeens is Ladia bevrijd, vervolgens na nog wat spreuken is de man dood (!) en niemand behalve Ladia lijkt erg geschrokken of aangedaan. De emotie van Ladia komt trouwens ook vrij plotseling opgang: eerst een vrij nuchtere, terloopse opmerking, dan zien haar man plotseling 'dat ze het moeilijk had' en daarna is ze 'half in tranen'! En nergens lees ik wat ze denkt, welke emoties ze ervaart, wat haar man denkt, wat Lysiande denkt als ze haar te hulp schiet. Ik raad je echt aan daar meer aandacht aan te besteden.

En daarna werd het steeds gekker: er ligt op dat moment een lijk in hun huis, er liggen zware taken op die lui te wachten, maar ze gaan gewoon feestvieren en trouwen alsof er niets aan de hand is! Op z'n minst zou je denken dat ze de politie of de plaatselijke schouw of zo erbij roepen, maar blijft die man daar nu gewoon dood liggen wezen? Het zal ongetwijfeld te maken hebben met die 'iedereen doet hier wat 'ie wil'-mentaliteit, maar dit vind ik wel heel bizar.

Op een gegeven moment schrijf je: 'wat iedereen niet wist'. 'Wat niemand wist' is mooier, vind ik.

Trouwens, tof bedacht dat getover met die trouwjurken. Mogen ze op mijn bruiloft later ook wel doen. (Dat bedoel ik dus met die goede ideeën.) Één kritisch vraagje: als ze zo goed kan toveren, waarom tovert ze die hele jurk dan niet gewoon? Tja, simpel misschien, maar dan spaar je jezelf wel geld.
Verder heb ik twee broertjes-lief die allebei getrouwd zijn en ik vind het zeer ongeloofwaardig, dat het bruidspaar vertrok zonder te weten wie hen in de echt ging verbinden: meestal voer je een aantal weken voor de bruiloft al gesprekken met de ambtenaar van de burgelijke stand, zodat hij een leuk verhaaltje voor kan bereiden. Dus dat dat nu als verrassing kwam, vind ik een beetje ongeloofwaardig, maar misschien werkt dat in die wereld anders. (Om nog maar te zwijgen over de wachtlijst op het stadhuis, want er willen meer mensen trouwen! Je moet een afspraak maken en mensen dat is een gedoe...)

En dan het gevecht in de trouwzaal. Jij beschrijft een gevecht, zoals ik dat gedaan zou hebben in mijn kladversie. Kom ik weer: beschrijf wat mensen denken, beschrijf de omgeving op dat moment. Stel je voor dat in het hoofd van je personages op zo'n moment de tijd even stil lijkt te staan of in ieder geval een stuk langzamer lijkt te gaan. De spanning van het moment komt zo niet goed tot zijn recht, eerlijk waar.
Trouwens, je bent ook erg creatief met het verzinnen van namen (wat dat betreft kan ik iets van je leren :angel ), maar waarom gebruik je diezelfde creativiteit niet voor het verzinnen van spreuken? Dan rek je de denkbeeldige tijd ook wat op en is het niet meer: "Hij gebruikte een spreuk en toen was die man dood", of: "Hij paste een spreuk toe en toen was het probleem opgelost." Snap je wat ik bedoel?

Halverwege hoofdstuk 3 had ik geen zin meer, maar dat komt ook nog wel een keer. (Rijmt ook nog.)
Alles draait om jou en mij en wij, we draaien overal omheen...

-Herman van Veen
maramsp
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 18
Lid geworden op: 28 dec 2012 03:11
Locatie: Deventer maar Zwolle blijft MIJN stad
Contacteer:

Ik heb altijd al problemen gehad met het beschrijven van gevecht scenes. Blijkbaar heb je het gevecht in de stad nog niet gehad, maar ik hoop dat ik daar wat dingen goed maak.

En toch ga ik zo maar gelijk eens wat dingen aanpassen, want anders vergeet ik de helft ben ik bang.

Er ligt inderdaad een lijk in huis. Waarom ik niet de politie heb laten waarschuwen is omdat de politie op dat moment in Dridia is. Waar die hele stoet mensen binnen trekt. Ik zet hier zo meteen even een zinnetje bij dat de politie later het lijk weghaalt. Maar toch, het zijn de mensen van de blauwe roos, dus de politie weet wel wat hij tegenkomt, aangezien ze al in Dridia waren. Ik moet dat er wel even bij vermelden, maar alsnog bedankt voor de tip.

Waarom men gaat feestvieren is omdat er wel ernst is, maar onze vrienden zijn slechts 2 maanden terug in Fragien. Om dan gelijk weer op pad te gaan is voor hun te vermoeiend. Tenminste dat zou ik vinden.

Over die jurk. Ik kan ze wel de hele jurk zelf laten toveren, maar het is toch leuk denk ik dat er gewoon een jurk gekocht wordt in plaats van dat ze er zelf een tovert.. Of zie ik dat verkeerd?

Dat gevecht in de trouwzaal moet ik ook gaan aanpassen. Het hele verhaal is ook gewoon een kladversie, en dat wordt dus aangepast.

Maar ik vind mezelf echt bizar slecht in het schrijven van gevecht scenes. Heb jij hier misschien een tip voor me?

De emotie van Ladia; Ik doe het expres. Ze is eerst gefocussed op het bereiken van haar man. Kortgezegd heeft ze haar gedachtes op 0 gezet en maar gaan met de banaan. Ze moet geconcentreerd blijven, en daarom doet ze in het begin zo. Nadat ze haar man eindelijk heeft gevonden kan ze het allemaal even laten varen, en vandaar dat ze zich zo laat gaan.

Met die spreuken.. Tja, iedereen kan magie leren in mijn wereld, en dan ben je al snel niet meer zo creatief met het verzinnen van spreuken. Moet ik toch maar eens over gaan nadenken.

Misschien wil ik als schrijver wel zo veel mogelijk het gevecht vermijden omdat ik er niet goed in ben. Maar dat is geen optie.. Als je hier tips over hebt, hoor ik ze graag.

Ik hoop dat je snel verder leest, want je tips zijn erg bruikbaar.

Als je wil, kan ik je binnenkort wel even een pb sturen met een link naar een geupdate versie.
In de geupdate versie zet ik de dingen die ik erbij heb getyped dan in het rood, zodat het makkelijker lezen is.

Toch nogmaals bedankt en tot snel:)

Groetjes van Martijn
Sjarinda - Het lot van de steen uit de duisternis (©Freemusketeers en Martijn Spiegelaar 2010) Verkrijgbaar online en in de boekwinkel. ISBN:978-90-484-1371-3
Sjarinda-Zoektocht in het verleden (Werknaam, ©Martijn Spiegelaar 2012) Werk in uitvoering.
Christian Damen
Toetsenbord
Toetsenbord
Berichten: 2110
Lid geworden op: 19 jun 2012 01:37

Wat ik zelf doe met ál mijn gevechten, is dat ik het volledige (!) gevecht in mn eentje naspeel. (dit ziet er overigens belachelijk uit dus ik raad je aan het te doen als er niemand bij is xD)
Neem de rol van één van de 'spelers' in het gevecht aan en houd in je hoofd hoe de andere spelers reageren. Zo krijg je wat meer gevoel van de flow van zon gevecht. Doe dit voor elke speler in je gevecht.
Wat je dan kan doen is, als je dit met een beetje fantasie naspeelt, de gedachten die jij hebt als speler opschrijven. Als er bijvoorbeeld naast je iemand wordt gedood, voel je je waarschijnlijk angstig dat het jou ook zal overkomen, boos omdat het een medestander van je betrof of blij omdat het je vijand betrof.

Het is een idee, het hangt per persoon af of dit echt werkt. Je kunt het in ieder geval altijd een keertje proberen.

~Chris
Suppose you toss a coin enough times
Suppose one day, it lands on its edge
maramsp
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 18
Lid geworden op: 28 dec 2012 03:11
Locatie: Deventer maar Zwolle blijft MIJN stad
Contacteer:

thnx voor de tip chris.
Ik ga het zeker proberen voor de aankomende gevechten:)

groetjes van Martijn
Sjarinda - Het lot van de steen uit de duisternis (©Freemusketeers en Martijn Spiegelaar 2010) Verkrijgbaar online en in de boekwinkel. ISBN:978-90-484-1371-3
Sjarinda-Zoektocht in het verleden (Werknaam, ©Martijn Spiegelaar 2012) Werk in uitvoering.
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”