Voila, mijn inzending met net geen 1.500 woorden
DE TRAP VAN WOLKEN EN SPINRAG
‘Denk je echt dat hij het gaat doen?’
Tobi knikt, terwijl hij de bewegingen op tafel nauwlettend in de gaten houdt.
‘Hij zei beloofd.’
Vader heeft reizen afgezworen, net zoals zijn avonturen. Even plotseling als dat hun moeder op mysterieuze wijze verdween. Alle voorwerpen die hij eens heeft meegebracht staan achter slot en grendel stof te happen. Zou hij zich echt aan zijn belofte houden?
Tobi zet zijn machinisten pet op en zet zich achter het bedieningspaneel.
‘De trein richting de regenbooggrotten komt zo aan!’ Een oude stoomlocomotief remt piepend af. Melina kijkt fascinerend naar de stoomwolkjes. ‘Allemaal instappen!’ roept conducteur Tobi.
Zo zal hun reis ook beginnen, als vader zich aan zijn woord houdt. Melina kijkt hoe de trein weer vertrekt na het fluitsignaal van Tobi. Het landschap zal aan haar voorbij schieten, zoals de treinen aan Tobi voorbij flitsen terwijl hij met zijn neus op de tafel hangt en naar het spoor kijkt.
‘Hij neemt ons heus mee,’ zegt Tobi. Hij komt overeind en volgt met zijn vinger het spoor. ‘Helemaal naar de regenbooggrotten en naar de glasbergen waar de eenhoorns zijn gespot. Tot aan de trap van wolken en spinrag, waar hij mama zijn hart gaf.’
Melina glimlacht naar haar broertje. Het is nu vier jaar geleden dat mama verdween. Tobi kan haar nauwelijks meer herinneren, hij was nog maar een kleuter. Zijn herinneringen aan haar vervagen net zoals de foto’s die hun kleur verliezen.
‘Zei hij ook wanneer?’
‘Morgen,’ antwoordt Tobi. De rest van zijn aandacht gaat naar zijn treintafel, waar hij machinist en conducteur ineen is.
Melina draait zich om en verlaat de speelkamer. Ze werpt een blik op de plank met poppen, haar enige speelgoed nog. Onaangeraakt sinds de verdwijning van mama. Misschien wil vader haar vinden waar hij denkt haar verloren te zijn. Ze schudt haar hoofd en dwaalt door de gangen en kamers van het grote landhuis. Elk jaar als ze terugkomt van de kostschool voor de lange zomervakantie herinnert ze zich hoe fijn ze het hier vond. Hoe ze met Tobi tikkertje en verstoppertje speelde. Tot het moment dat vader alleen terugkwam. Mama kwam niet terug.
Ze stapt de bibliotheek binnen. Het is de enige kamer waar nog voorwerpen staan die ze kan oppakken die haar ouders meebrachten. Ze pakt het vliegende schip op, er zit nog altijd wind in de zeilen. En als ze zou blazen, zou het wegvaren op de lucht. Ze glimlacht, alleen piraten hebben zulke schepen. Ze tarten de wetenschap, volgens haar vader. Voorzichtig zet ze het schip terug, precies zo dat niemand zal zien dat ze het opgepakt heeft. Ze stapt naar de volgende plank. Kleine staafjes kristallen glinsteren in het zonlicht, een souvenirtje dat mama meenam uit de glasbergen. Ze glijdt met haar vinger over het kristal heen. Zouden Tobi en zij het ook in het echt zien?
Er kucht iemand. Betrapt draait Melina zich om.
‘Kindje, ik herken je nauwelijks, je bent al bijna een dame.’
Melina glimlacht verlegen.
‘Geniet je al van je vakantie?’
‘Het is heerlijk om weer thuis te zijn.’
‘Mooi. Tobi heeft je vast al over mijn verrassing verteld.’
Melina knikt. ‘Hij zegt dat we dezelfde rondreis gaan maken als zijn stoomlocomotief.’
Haar vader lacht even.
‘Klopt. We vertrekken morgenochtend. De oude machinist Pingo wil de trein een laatste eer bewijzen voordat hij voorgoed het museum in gaat. Met al die moderne treinen, is dat ding op kolen niet meer gewenst. En hij stond erop dat wij meegingen. Hij weet hoe Tobi is.’
Hij ziet de lichte frons op Melina’s gezicht.
‘Ik weet het,’ zegt hij zacht. ‘Misschien dat als ik op de plek ben waar ik haar eens vond, alles goed komt.’
‘Dan was ze toch wel naar huis gekomen?’ vraagt Melina met een kleine stemmetje. Haar onderlip trilt. Vier jaar lijkt heel lang, maar ze weet het als de dag van gisteren. Ze komt nooit meer terug. Nooit!
‘Ga alsjeblieft mee. Ik zal je alles vertellen. Over onze avonturen, over haar.’
‘Oké, vader.’
Hij glimlacht en even lijkt hij gelukkig. Melina verlaat de studeerkamer en gaat naar haar slaapkamer om haar tas te pakken.
De volgende morgen staat het drietal op het station. Er komt een grote stoomlocomotief binnen gereden. Tobi staat te springen en te juichen. Hij zwaait naar de machinist als die uitstapt. Haar kleine broertje vertelt honderduit tegen de man.
Melina volgt haar vader naar de voorste wagon. Ze nemen plaats op brede rode banken. Nog nooit heeft Melina met een oude trein als deze gereisd. De trein naar de kostschool is een moderne, zonder stoom. Met smalle, harde banken. Zonder tafeltjes en gordijnen. Ze kan zich voorstellen dat haar ouders van dit soort reizen genoten.
De trein komt in beweging. Tobi heeft een plekje in de locomotief bemachtigd. Melina glimlacht terwijl ze naar buiten staart en het landschap steeds sneller aan haar voorbij flitst. Het zal niet lang duren voordat ze bij de sprookjestaferelen komen waar vroeger haar dromen mee gevuld werden.
Melina werpt af en toe een blik op haar vader. Hij heeft een brief in zijn handen. Zijn vingers houden het krampachtig vast terwijl hij onafgebroken naar buiten kijkt. Ze had op een ander gezelschap gehoopt, maar ze rijden een gapend gat tegemoet.
‘Daar,’ verbreekt hij de stilte en wijst naar buiten, ‘liggen de regenbooggrotten. We rijden er vlak langs.’
In ruige heuvels zijn spelonken te zien, waaruit stralen regenbogen schijnen. Er zijn ontelbaar veel gaten, grote en kleine. Het is een kleurenspektakel waarvan Melina niet weet of ze droomt of dat ze wakker is. Nog nooit heeft ze zoveel regenbogen bij elkaar gezien.
Als ze regenbooggrotten gepasseerd zijn, houdt vader haar de brief voor. Zijn gezicht lijkt ouder geworden. Is dat wat er met je gebeurt als je geconfronteerd wordt met de pijn? Ze pakt de brief aan, haar naam staat erop in het sierlijke handschrift van haar moeder.
‘Mijn lieve kind,
Ik kan met geen woorden beschrijven hoeveel ik je mis. Nog meer dan ik naar mijn thuis verlangde. Alles leek te vervagen tot een illusie, zelfs jij en kleine Tobi. En de keuze daar, die dag, ik kan nog altijd niet zeggen of het een fout was. Je zult het begrijpen als je oud genoeg bent en de trein nog rijdt.
Mama.’
Melina schudt verward haar hoofd. Vader wil zijn mond opendoen en iets buiten in het landschap aanwijzen. Maar staakt zijn poging. Wat hoopt hij te vinden op de plek waar hij zijn hart weggaf? Ze is gewoon weggegaan! Maar waar naar toe?
‘Ik,’ begint hij.
Melina kijkt naar haar voeten. Elke dag heeft ze gehoopt dat ze terug zou komen. Dat alles weer zou worden zoals het was. Dat ze haar ouders op het perron zou uitzwaaien en daar weer in haar armen zou sluiten. En nu? Nu bleek mama haar met opzet te hebben verlaten.
‘Waarom moest ik mee?’
‘Het is de allerlaatste rit. De laatste mogelijkheid om,’ hij staakt zijn zin als er tranen in zijn ogen opwellen. Niet begrijpend kijkt Melina hem aan.
‘Deze trein, kindje, is heel speciaal. Ik heb zo lang getwijfeld. Al die dagen, kansen, ik heb ze niet gegrepen.’ Even zwijgt hij. ‘Ze vertelde me dat het tijd was.’
‘Tijd waarvoor?’
Melina ziet in haar ooghoeken dat de grond verder van hen af verdwijnt, alsof de trein opstijgt! De wolken hullen de rest van de wereld in mist. Het raam wordt bedekt met de glinsterende draden van spinrag. Met grote ogen kijkt ze haar vader aan. Dit moet een droom zijn!
Hij buigt zich naar voren en pakt haar handen vast.
‘Al die dingen die we meebrachten, ze zijn van een plek waar de tijd stilstaat. Waar alles mogelijk is. Ze smeekte me te komen. En ik mis haar zoveel, Melina.’
Verbaasd kijkt Melina haar vader aan.
‘En Tobi dan?’
‘Maak je om hem maar geen zorgen.’
De mist trekt langzaam op. Het lijkt een gewoon landschap, maar Melina weet dat het niet zo is. Vader heeft haar uitgelegd dat deze trein in hun oude wereld fragmenten van Indira laat zien. De reizigers kunnen genieten van wat er op hen ligt te wachten, als ze via de trap de andere wereld betreden.
Haar vertrouwde wereld heeft ze achtergelaten voor een wens die ze zo vaak ’s nachts gemaakt heeft. Zou hij nu eindelijk uitkomen? En zal het aan haar verwachtingen voldoen?
Het stopsignaal van de trein weergalmt door de trein. Er is geen weg terug meer. Met knikkende knieën staat Melina op. Vader knikt haar bemoedigend toe. Ze heeft het zelf gewenst. Elke avond opnieuw, dat ze weer bij haar moeder zou zijn en het geheim zou weten.
Op het perron staat een vrouw die in de afgelopen vier jaar niets veranderd is. Melina hapt naar adem en houdt haar hand voor haar mond. De vrouw sluit Melina in haar armen, terwijl Tobi vrolijk om hen heen huppelt alsof hij er al jaren komt.
‘Mama,’ snikt Melina.
‘Ik laat je nooit meer gaan, kindje. Nooit meer.’