Het vervloekte nageslacht (schrijnende liefde)

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Jenna
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 694
Lid geworden op: 15 jan 2012 19:34
Locatie: Utrecht

Hey Romeh had gelijk, waarschijnlijk krijgt ze zweepslagen. Ajj das ook niet zo mooi. Hoop voor haar dat Belieth er iets nog aan kan veranderen.
Schrijf snel verder :D
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank je wel voor je reactie Jenna :D als er nog andere mensen meelezen en ik ga te snel, zeg het maar, dan zal ik wat minder posten :)

______________________________________________________________________________

Beliëth staarde voor zich uit. Er was niets in zijn hoofd, behalve de nagalmende woorden van Manaous, al was hij zich zelfs daar nauwelijks bewust van. Nog even bleef hij zo staan, met alleen het geluid van Abijahs malende kaken en zijn eigen ademhaling op de achtergrond.
Toen draaide hij zich met een ruk om. Voor Manaous nog iets kon zeggen, was hij al bij de deur. Hij beukte de deur open met zijn schouder en struikelde naar buiten. Daar begon hij te rennen, langs de kraaltjes en de velden, de heuvel op, naar het huis van de koning op de heuvel. Hij rende tegen mensen aan, ontweek paarden en soldaten, maar stopte niet. Hij zag alleen nog vaag het gezicht van de aanvoerdersdochter voor zich, en vaag daardoorheen de lijnen van Bagemanos huis, de lijnen van zijn doel. Hij had een vreemd, bijtend gevoel ter hoogte van zijn bonzende hart.
Beliëth bleef rennen tot hij bij het koningshuis aangekomen was. Daar rende hij met twee treden tegelijk de trappen op, tot hij bij de poort aankwam. Pas daar kwam hij tot stilstand, toen hij de deuren opentrok en vol tegen iemand opbotste die in tegengestelde richting naar buiten had willen lopen.
Beliëth keek in twee lichtgroene ogen en realiseerde zich dat het Levyan was. Een vlaag ergernis laaide in hem op, maar hij liep door. Al dacht Levyan daar graag anders over, hij was niet altijd het centrale middelpunt van de wereld, vooral nu niet. Hij wendde dan ook al gauw zijn blik weer af, liep langs Levyan heen en maakte aanstalten de gang richting Bagemanos kamers in te gaan, toen Levyan hem aansprak.
‘Hé, Beliëth,’ hoorde hij Levyan op zijn meest zelfvoldane toontje achter zich zeggen. ‘Heb je het al gehoord?’
Beliëth wierp een geërgerde blik over zijn schouder zonder vaart te minderen. Als hij nu ergens geen zin en tijd voor had, was het wel voor Levyans gezuig.
Leyan was echter bij de deur blijven staan. De treiterige grijns op zijn gezicht verbreedde toen Beliëths blik de zijne ving.
‘Heb je gehoord wat ze met je meisje gaan doen?’ vroeg hij toen.
Beliëth vergat in één keer wat hij had willen gaan doen. Met een ruk kwam hij tot stilstand. Zijn lichaam verstijfde en even keek hij met grote ogen voor zich uit, met woede die opborrelde in zijn borst. Toen draaide hij zich langzaam om. Met zijn handen tot vuisten gebald bleef hij staan.
‘Wat?’ zei hij kil.
Levyans grijns droop van het leedvermaak.
‘Ze gaan je meisje straffen,’ zei hij. ‘Ze gaan je aanvoerdersdochter straffen voor het overtreden van de regels.’ Zijn grijns ontblootte de zilveren tand bij zijn mondhoek. ‘En raad eens wie ze de straf gaan laten uitvoeren?’
Beliëths hele gezicht vertrok bij die woorden. Levyans zelfvoldane gezicht deed de woede in hem oplaaien als een vuur. Al zijn spieren spanden zich, die in zijn gezicht, zijn armen zijn borst en die bij zijn hals, en zijn ademhaling werd zwaar. Er trok een heftige stoot woede door zijn lichaam en hij schoot naar Levyan toe. Hij was al bij hem voor hij doorhad wat er gebeurde. Hij greep hem bij zijn keel en hief zijn vuist op, kokend van woede en met zijn tanden ontbloot, terwijl zijn hand om zijn keel Levyans luchtpijp dichtkneep. Zijn vuist trilde van de woede en adrenaline en zijn ogen gleden over die van Levyan, die nu met lichtere spot maar ook een beetje overdonderd naar hem terugkeken, klaar om naar hem uit te halen, hem tegen de grond te slaan, maar toen duwde hij hem met een woedende kreet achteruit. Hij draaide zich om en liet Levyan achter zich terwijl door de gang begon te benen, met een zware hartslag en strakgespannen spieren, rechtstreeks naar de kamers van Bagemanos.
Hij beukte diverse deuren naar lege kamers open eer hij bij de juiste uitkwam. Hij vond Bagemanos’ wachten aan weerszijden van de deuren naar één van zijn slaapkamers. Ze zetten een stap naar elkaar toe toen hij aan kwam lopen.
‘Heer, de koning is zich aan het voorbereiden.,’ zei één van de twee. ‘We kunnen u niet binnenlaten.’
Beliëth beende naar hen toe.
‘Interesseert me niet,’ zei hij. ‘Aan de kant.’
De wachten zagen de uitdrukking op zijn gezicht en zetten nog een stap dichter naar de deur toe.
‘Het spijt me, heer, u zult later moeten terugkomen,’ zei de linker wacht weer. ‘Heer Bagemanos heeft- heer!’
Maar Beliëth was helemaal niet van plan om later terug te komen. Hij liep door en maakte aanstalten langs de andere wacht heen te lopen, maar die zette een stap opzij om de deur te blokkeren. Toen Beliëth naar de andere kant stapte, volgde de wacht die beweging in spiegelbeeld. Na een derde poging werd hij het zat: hij duwde de wacht opzij met zijn schouder en liep langs hem heen, maar de andere wacht pakte hem bij zijn schouder. Door zijn poging hem tegen te houden werd Beliëth nog kwader en hij draaide zich met een ruk om naar de wacht. Hij greep hem bij zijn kraag en duwde hem ruw met zijn rug tegen de deur.
‘Aan de kant, zei ik,’ zei hij. Hardhandig duwde hij de wacht opzij en trok aan de hendel van de deur. Die gaf echter niet mee en dus trok hij er harder aan.
‘Heer!’ zei de wacht geschokt. ‘U kunt niet zomaar-’
Maar Beliëth had al een stap achteruit gezet. Zijn spieren spanden zich en het volgde moment haalde hij uit. Zijn voet trof de deur precies op de goede plek en het slot begaf het. Het hout versplinterde en met een krakend geluid vloog de linkerdeur open.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

en daar gaat belieth's plan om levyan niets te laten merken van zijn gevoelens...
Jenna
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 694
Lid geworden op: 15 jan 2012 19:34
Locatie: Utrecht

Woooww woowow wooww wat een actie opeens. En hey dit had ik egt niet verwacht van Belieth, hij wou eerst niet eens met haar te maken hebben. Hahha, Lyvan heeft hem egt op de kast gejaagd. En omg wat erg hij mag ayleth straffen. Oehhdudnhfkiju dit wordt me egt te veel. Ahh ga snel verder XD
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha dank jullie wel voor jullie leuke reacties! :D Is Beliëths reactie wel een beetje logisch voor jullie of komt het een beetje uit te lucht vallen? Voor mij is het heel logisch na alle opbouwende en onderdrukte gevoelens tussen hen maar misschien laat ik me een beetje té veel meeslepen :P ;)
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Wajow. Wat een actie. Djt had zo'n mooie scène geweest in een film. Beliëth's reactie is heel natuurlijk. Eindelijk laat hij z'n gevoelens eens gaan. Oh en: kut Levyan
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha jij ook bedankt voor je leuke reactie Romy :) altijd super leuk als je het een beetje voor je kunt zien! En gelukkig dat het niet totaal uit de lucht komt vallen :)

_____________________________________________________________________________

Beliëth luisterde niet naar het protest van de wacht en liep langs de deur de ruimte in. Daar zag hij Bagemanos zitten, op een stoel bij zijn bed. Op de hoge tafel achter het de rugleuning van de stoel stond een kom en Delilah was bezig Bagemanos’ haar in de schaal te wassen. Beiden keken zijn kant op toen hij binnen kwam stormen.
‘Bagemanos,’ zei hij met nauwelijks verhulde woede. ‘Wat heb je gedaan? Laat je de Leodaanse aanvoerdersdochter straffen?’
Bagemanos, die redelijk rustig bleef gezien de onacceptabele manier waarop Beliëth zijn vertrekken binnen was komen vallen, pakte een handdoek van Delilah aan en kwam overeind uit de stoel. Hij had alleen een broek aan en zijn hele bovenlichaam bestond uit zijn ronde buik en zijn dikke baard.
‘Beliëth-’ begon hij terwijl hij zijn haar begon af te drogen, maar Beliëth was te kwaad om hem te laten praten.
‘Nee, Bagemanos. Dat kun je niet laten gebeuren.’
‘Beliëth-’
‘Nee! Je kunt haar niet-’
‘Beliëth!’ Bagemanos’ stem was nu hard en donker. Zijn toon was waarschuwend en met enige moeite liet Beliëth zich daardoor het zwijgen opleggen. Hij klemde zijn kaken op elkaar en boog zijn hoofd wat.
Bagemanos liep naar hem toe.
‘Luister Beliëth, ik weet dat ik je vriend ben, maar ik ben nog steeds je koning en daar heb je je nog altijd naar te gedragen.’ Zijn stem was boos, een toon die hij niet vaak aansloeg tegen Beliëth. ‘Als je tegen me praat, doe je dat met gepast respect, of we nu samen opgegroeid zijn of niet. En als ik je een bevel geef, volg je dat zonder protesteren op. Nu draag ik je op te zwijgen tot ik je vraag je ongetwijfeld gegronde redenen voor je frustratie met me te delen. Is dat duidelijk?’
Beliëth klemde zijn kaken zo hard op elkaar dat zijn kiezen knarsten.
‘Ja, heer,’ zei hij met een stem waar de inhouden woede in doorklonk.
Bagemanos knikte en keek naar zijn gezicht.
‘Goed. Hup, naar binnen, en hou je gedeisd.’ Hij keek nog even naar Beliëth terwijl die langs hem heen de kamer in liep, maar wendde toen zijn blik af. Hij draaide zich om naar de wachten, die allebei geschrokken en verontschuldigend bij de deur stonden.
‘Heer,’ zei er één. ‘Het spijt me, ik-’
Maar Bagemanos wuifde zijn woorden weg.
‘Het is goed,’ zei hij. ‘Beliëth kan nog wel eens problemen hebben met gezag, op zijn tijd. Ga naar buiten, sluit de kamer af en ga wacht voor de deur. Zorg dat niemand ons stoort. Delilah,’ Hij keek om naar Delilah. ‘Ga met ze mee en laat ons alleen.’
Zowel de wachten als Delilah deden wat er van hen gevraagd werd. De wachten wachtten op Delilah, die Beliëth een donkere blik toewierp toen ze hem passeerde, en liepen toen met haar naar buiten. Beliëth wendde zijn blik weer af toen ze door de deur verdwenen en bleef met zijn handen op zijn rug in elkaar gevouwen door het raam in Bagemanos kamer naar buiten staan kijken tot de deur achter hen afgesloten was.
Bagemanos draaide zich om toen de wachten Beliëth en hem weer alleen hadden gelaten. Hij keek nog even naar Beliëth terwijl hij zijn haar afdroogde, en toen wendde hij zijn blik af. Hij smeet de doek opzij en liep weer naar zijn stoel.
‘Beliëth, Beliëth,’ zei hij. ‘Je moet echt leren met gezag om te gaan. Niet alleen met mij, maar ook met mijn wachten en personeel. Ik weet dat je het kunt, maar je neigt je respect te vergeten als je het ergens mee oneens bent en dat is precies het gedrag dat je bij de vorige koningen telkens in te problemen bracht. Ik wil je niet straffen, Beliëth, dat weet je, maar zorg dan alsjeblieft ook dat ik dat niet hoef te doen. Ik kan hier niet met twee maten meten, zelfs niet voor jou. Dat wordt niet door de gemeenschap geaccepteerd.’
Beliëth bleef door het raam naar buiten kijken. ‘Ik weet het.’
‘Ik weet dat je het weet, maar gedraag je er dan ook naar. Zelfbeheersing maakt je geen zwakker mens, Beliëth. Het maakt je juist sterker.’
Beliëth zweeg. Hij keek naar buiten, naar de stallen in het dal. Hij zag de stalknechten heen en weer lopen met paarden en kruiwagens, tussen de schuren en de landjes. Hij meende Petersen bij de voorste kraal met een kruiwagen te zien sjouwen, maar het kon ook zo zijn dat hij zich dat verbeeldde.
‘Het is onrechtvaardig,’ zei hij zonder zijn blik van de stallen af te wenden.
Bagemanos pakte zijn kamerjas van zijn stoel en trok hem aan. ‘Wat is onrechtvaardig?’
Beliëth keek naar buiten. ‘Dat meisje. Ze heeft niets verkeerd gedaan. Technisch gezien zou de stalknecht die het paard heeft laten ontsnappen gestraft moeten worden.’
Bagemanos knoopte zijn kamerjas vast .
‘Technisch gezien zou jij gestraft moeten worden voor hoe je hier net binnen bent komen stormen,’ zei hij. ‘Vanwaar je frustratie over dat meisje?’
Beliëth keek naar buiten is. ‘Omdat het onrechtvaardig is. Ze heeft niets verkeerds gedaan.’
‘Dat heeft ze wel gedaan, Beliëth. Ze heeft haar grond verlaten terwijl haar dat ten strengste verboden was. Ze heeft een duidelijke regel overtreden.’
Beliëth draaide zich naar hem om. Hij merkte dat hij weer boos werd.
‘Ze heeft haar grond verlaten om te helpen,’ zei hij. ‘Ze heeft haar grond verlaten om een fout te herstellen die iemand anders gemaakt heeft. Het enige wat ze heeft gedaan, is voorkomen dat het paard neergeschoten werd en de gewassen vertrapt zouden worden. Dat is niets om haar voor te straffen.’
Zijn stem was weer harder geworden en ook Bagemanos hoorde dat. Hij liep naar hem toe en legde zijn hand op Beliëths schouder.
‘Luister, Beliëth,’ zei hij. ‘We hebben regels, hier, in Irfan, die iedereen bekend zijn. Zij heeft die regels gebroken. Als we dat niet bestraffen, is dat niet het einde, maar het begin. We moeten een voorbeeld stellen met haar voor het van kwaad tot erger gaat. Dat weet je.’
Maar Beliëth schudde zijn hoofd.
‘Is er dan geen andere manier waarop je haar kunt straffen? Ik hoorde dat je Levyan haar laat straffen, betekent dat dat ze een lijfstraf zal krijgen?’
Bagemanos knikte. ‘Ja. Hoezeer dat me ook spijt, dat is de straf die staat op een dergelijke overtreding van de regels.’
Beliëth deed zijn ogen dicht. Hij liep achteruit tot hij met zijn benen tegen het raamkozijn stond en liet zich erop neerzakken. Hij wreef over zijn gezicht.
‘Maar waarom Levyan?’ vroeg hij. ‘Had je niet iemand anders het kunnen laten doen?’
Bagemanos draaide zich om naar zijn stoel en liet zich er weer op neerzakken.
‘Omdat Levyan dat altijd doet, Beliëth. Levyan handelt negentig procent van alle lijfstraffen af.’
Beliëth keek schamper over zijn schouder naar buiten. ‘Omdat hij een sadistische klootzak is, ja.’
Bagemanos keek hem aan. ‘Dat zal niemand ontkennen, nee.’ Hij keek nog even naar Beliëth, naar zijn gezicht, zijn getergde houding. Toen leunde hij wat achterover op zijn stoel.
‘Wat is er aan de hand, Beliëth?’ vroeg hij. ‘Wat is er gaande tussen hem en jou en dat meisje?’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Ja, kom op Beliëth vertel dat is. :p
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Ik ben er nog en ben weer helemaal bijgelezen!
Ik weet niet waarom maar ik krijg geen berichten meer wanneer er hier iets gepost wordt... :s
Geen nood, ik zal af en toe eens komen kijken of je een nieuw stukje hebt geschreven :)
Levyan is echt zo onuitstaanbaar! Ben benieuwd wat er gaat gebeuren!
Jenna
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 694
Lid geworden op: 15 jan 2012 19:34
Locatie: Utrecht

Oehhh nu moet ie het wel vertellen he XD Egt leuk die koning, ik mag hem. Hij is heel redelijk tegen Belieth, ook al is Belieth ozo onrespectvol. Ahh wil nu egt heel graag het stukje over Alieth straf lezen :P
Schrijf verder ;)
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel voor de leuke reacties! :D Nele, dat heb ik ook sinds een tijd, mateloos irritant is dat en ik begrijp ook niet hoe het kan :-S voor sommige verhalen krijg ik wel meldingen, sommigen soms en anderen helemaal niet. Ik probeer meestal hier wel zo'n beetje om de dag iets te posten, afhankelijk van of het merendeel een beetje bijgelezen is :) dan weet je dat een beetje!

______________________________________________________________________________

Beliëth bleef nog even naar buiten kijken. Toen wendde hij zijn blik af en draaide zijn hoofd weer richting Bagemanos’ vertrek. Hij sloeg zijn armen over elkaar en keek naar zijn voeten, waarmee hij een onregelmatigheid in het kleed op de grond rechtstreek.
‘Weinig en tegelijkertijd heel veel,’ zei hij. ’Tenminste, dankzij Levyan is het dat. Levyan wil het alleen doen om mij terug te pakken. Ze hebben een geschiedenis, zij en hij.’
Bagemanos keek naar hem.
‘Dit heb je me nooit verteld,’ zei hij.
Beliëth schudde zijn hoofd.
‘Nee.’
‘Wat is er gebeurd?’
‘Ik vond hem bovenop haar, met een groep van zijn mannen in het bos, op de dag van de aanval. Het was vrij duidelijk wat hij van plan was, dus ik strafte hem door hem uit de selectieprocedure te snijden. Levyan is het type dat graag mensen pijn doet als hij daar de kans voor krijgt, dus dat was waarschijnlijk een teleurstelling voor hem.’ Hij zuchtte. ’Ik weet vrijwel zeker dat hij haar zal gebruiken om mij terug te pakken.’
Bagemanos lachte donker.
‘Dat weet ik heel zeker, ja,’ zei hij. ‘Omdat hij een te grote lafaard is om jou persoonlijk aan te pakken zal hij dat ongetwijfeld via haar doen. Zo zit hij wel in elkaar.’ Hij keek naar Beliëths gezicht, maar wendde zijn blik af toen hij zag dat die er niet om kon lachen. Hij slaakte een zucht, keek even voor zich uit en pakte een beker van een tafel naast zijn stoel.
‘Maar dat spijt me, Beliëth,’ zei hij. ‘Als ik dit had geweten, had ik anders gehandeld, maar ik kan niet veranderen wat ik heb bevolen. Ze zijn al met de voorbereidingen bezig. De aanvoerdersdochter zal gestraft worden, vandaag, als de zon op zijn hoogte punt staat, door Levyan.’
Beliëth zei niets. Bagemanos keek hem nog even aan, maar toen hij niets meer zei, kwam hij overeind en liep naar de deuren. Hij hief zijn hand op, maar keek nog één keer om naar Beliëth voor hij op het hout klopte.
‘Het spijt me, Beliëth,’ zei hij.
Beliëth reageerde niet. Bagemanos wendde zijn blik af en klopte op het hout. De deuren gingen open en de wachters verschenen in de deuropening. Ze duwden de deur verder open en Bagemanos knikte naar Delilah, die weer langs de wachten heen naar binnen liep.
Beliëth nam die terugkeer naar de normale gang van zaken aan als teken dat het was om te gaan. Dit was het einde van het gesprek, er was niets meer aan te veranderen. Hij kwam overeind van het venster en begon door de kamer heen te lopen, in de tegenoverstelde richting als Delilah, die zich weer naar de stoel met de kom water begaf. Hij keek niet naar haar of Bagemanos in het voorbijgaan.
‘Beliëth,’ hoorde hij echter achter zich toen hij bij de deur was.
In de deuropening bleef hij staan en hij draaide zich om. Bagemanos was weer in de stoel gaan zitten, en Delilah nam weer achter hem plaats om zijn haar uit te kammen. Hij keek Beliëth aan.
‘Je wordt verwacht erbij te zijn, vanmiddag. Je moet de telling bijhouden.’
Beliëth keek hem uitdrukkingsloos aan. Ondanks het gebrek aan emoties op zijn gezicht, was zijn uitstraling kil geworden.
‘Dat weiger ik,’ zei hij.
Bagemanos keek hem aan.
‘Als eerste man van de koning is dit de taak die je gegeven is. De mensen zijn het zo gewend.’
Beliëths wenkbrauwen fronsten zich.
‘Dan wennen ze maar aan iets anders. Al hadden de goden hem me zelf gegeven, dan zou ik hem nog weigeren. Vindt maar iemand anders die het wil doen. De koning zelf, bijvoorbeeld. Het zou misschien wel eens verfrissend zijn als die zelf eens publiekelijk naar voren zou treden.’
Bagamanos blik werd donkerder.
‘Denk aan wat ik je net gezegd heb over spreken met respect, Beliëth,’ zei hij.
Beliëth knikte. ‘Ja. Straf me er maar voor. En geef me haar straf er ook maar gelijk bij, als we toch bezig zijn. Dan is gelijk alles opgelost.’ En hij knikte een laatste keer met zijn hoofd naar Bagemanos, liep achteruit de bij de deur vandaan en draaide zich toen om, zijn weg vervolgend naar zijn eigen kamer.

Ayleth

Na haar bezoek aan de koning was Ayleth teruggebracht naar het hok achter de barakken. Angstig had ze daar de afgelopen uren doorgebracht. Ze had geen idee wat er ging gebeuren. Telkens liet ze alles wat ze had gehoord in haar gedachten afspelen, maar ze kon er geen kloppend verhaal van maken. Ze zouden haar straffen, met de andere vrouwen erbij en een paar soldaten, die dag als de zon op het hoogste punt stond, en er was iets met vijf in plaats van zeven, maar ze had geen idee wat dat precies betekende.
Ondanks dat was ze bang. Het feit dat ze gestraft zou worden jaagde haar al genoeg angst aan, ook al wist ze niet precies wat dat in zou houden. Het wachten daarop in deze onzekerheid en in het kleine hokje was bijna net zo erg. Ze had geen goed zicht op de zon vanuit haar kleine raampje en daardoor had ze geen idee hoe laat het was, dus telkens als ze voetstappen of stemmen in de buurt hoorde, werd ze bijna misselijk van spanning omdat ze niet wist of het al zover was of niet. Ze was dan telkens even een seconde opgelucht geweest als de stemmen of voetstappen dan weer verdwenen waren, maar vrijwel direct was het wachten op de volgende passerende soldaten weer begonnen en waren de zenuwen weer genadeloos teruggekomen. Aan de ene kant hoopte ze dat het zo snel mogelijk zou gebeuren, zodat ze er maar vanaf zou zijn, maar aan de andere kant hoopte ze dat het nog zo lang mogelijk zou duren voor het zover was.
Zo bleef Ayleth nerveus in haar hokje wachten. Om de zoveel tijd keek ze even naar buiten, maar daar zag ze vooralsnog niets veranderen. Ze piekerde en ging om de zoveel tellen verzitten, omdat ze van ze zenuwen haar plek niet kon vinden. Soms begon te wat heen en weer te lopen of trok ze wat aan de deur, maar daar was zoals verwacht geen beweging in te krijgen. Ze was zodanig nerveus dat ze geen honger voelde, maar na verloop van tijd merkte ze wel dat ze een beetje duizelig werd als ze te snel opstond: de adrenaline sterk was genoeg om haar hongergevoel te onderdrukken, maar niet om de gevolgen daarvan volledig teniet te doen.
Ayleth was maar weer gaan zitten en haar gedachten waren afgedwaald, naar vanmorgen, naar alle chaos op het land. Ze dacht aan Beliëth en aan Abijah. Zou het paard in orde zijn? Ze had niets aan hem kunnen zien, zo snel, maar hij had een flinke schuiver gemaakt. Ze zouden toch wel goed voor hem zorgen? Ze hoopte met heel haar hart dat ze het paard niets zouden doen omdat hij lastig was geweest, een bedreiging voor de oogst had gevormd. Zouden ze hem doden om een herhaling van vanochtend te voorkomen? Nee, dat kon niet. Ze mochten hem niet doden, hij moest gespaard worden. Abijah, haar vaders paard. Beliëths paard.
Ayleth slikte toen ze aan Beliëth zag. Ze kon de uitdrukking op zijn gezicht nog precies voor zich halen, zelfs nu, de blik in zijn ogen waarmee hij haar had aangekeken toen ze haar vanmorgen bij hem weggevoerd hadden. Zou hij weten dat ze gestraft zou worden? Zou hij het erg vinden? Of zou hij het misschien haar eigen schuld vinden?
Ze dacht weer aan de uitdrukking op zijn gezicht, toen ze Abijah tegen gehouden. Nee, ze verwachtte niet dat hij zo dacht. Waarschijnlijk had hij liever niet gehad dat ze het gedaan had, maar zou hij haar intenties kunnen begrijpen. En als dat niet zo was? Dan had ze het alsnog gedaan. Ze begreep haar eigen intenties wel. Wat haar straf ook zou zijn, als ze het over zou doen, zou ze dezelfde beslissing nemen. Ze zou Abijah niet laten neerschieten. Het zou zijn of er opnieuw een deel van haar vader zou sterven en ze opnieuw op afstand zou moeten toekijken.
Ayleth kreeg een weemoedig gevoel toen ze aan haar vader dacht. Wat zou hij zeggen, als hij haar hier zag zitten, in deze situatie? Dat ze sterk moest zijn, waarschijnlijk. Hij zou haar gered hebben, haar uit deze benarde situatie gehaald hebben, zoals hij dat altijd gedaan had. En als dat niet mogelijk was, had hij haar in zijn armen genomen en haar moed ingepraat met zijn rustige, warme stem. Zo graag zou ze die stem horen, nu, zijn armen om zich heen voelen en haar lichaam tegen het zijne. In zijn blauwe ogen kijken, nog één keer, en zeggen hoeveel ze van hem hield. Kon ze hem maar vertellen hoe verschrikkelijk ze hem miste, juist nu, in deze eenzame, sombere ruimte met haar onbekende noodlot in het vooruitzicht.
Ayleth werd met een ruk uit haar gedachten opgeschrikt toen ze stemmen hoorde. Ze had al vaker stemmen gehoord de afgelopen tijd, veelal stemmen van soldaten die op normaal volume met elkaar praatten, maar nu waren de geluiden anders. Ze schreeuwden, riepen bevelen over en weer. Dat betekende dat ze niet meer met alleen soldaten waren. De vrouwen, ze moesten de vrouwen bij zich hebben.
Ayleths hart schoot naar haar keel. Zo snel als ze kon krabbelde ze overeind en werkte zichzelf naar het kleine raampje in haar onderkomen. Haar hart begon luid te bonken toen ze daar inderdaad de hele groep Leodaanse vrouwen aan zag komen. Ze werden in de goede richting gedirigeerd door enkele soldaten op paarden die hen begeleidden en richting de binnenplaats bij de barakken brachten. Er liepen ook wat soldaten te voet, die de vrouwen uit elkaar haalden en ze één voor één in een kring naast elkaar opstelden, rondom het binnenplaatsje tussen de gebouwen. Tot haar schrik zag ze dat er ook voor het eerst sinds haar aankomst op Irfan beweging was bij de houten stellage. De stallage bestond uit twee hoge, houten palen die op ongeveer twee meter afstand van elkaar stonden met een verticale balk van de ene naar de andere paal erbovenop. Er waren nu twee soldaten bezig touwen te bevestigen aan de twee bovenhoeken en onderaan de beide staande palen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

ah ik vind het zielig... maar belieth is een schatje
Jenna
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 694
Lid geworden op: 15 jan 2012 19:34
Locatie: Utrecht

Oeww nu komt het hoor, hmm ik vind het wel een naar idee dat ze voor zoiets gestraft worden. Ga snel verder als je weer kan!
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha dank jullie wel voor jullie leuke reacties en het lezen :D

______________________________________________________________________________________

Ayleths ogen schoten paniekerig over langs alle gebeurtenissen heen en weer, maar haar adem stokte in haar keel toen ze gemorrel aan de deur van haar hok hoorde. Met een ruk keek ze om en met brandende ogen zag ze een soldaat in de deuropening verschijnen. Voor zijn gezicht überhaupt tot haar doorgedrongen was, had hij al een bundeltje stof haar kant op gegooid.
‘Trek dit aan,’ zei ze soldaat. ‘Zorg dat je over tien minuten klaar bent. Als jij het niet doet, doen wij het voor je.’
En de deur ging weer dicht. Ayleth wilde iets zeggen, vragen, maar de ruimte werd weer in het halve duister gehuld en de voerstappen van de soldaat waren alweer verdwenen.
Angstig en wanhopig draaide ze haar hoofd opzij. Ze leunde opzij en stak haar hand uit naar het bundeltje dat de soldaat naast haar had neergegooid. Ze pakte het op en begon het uit elkaar te trekken. De stof was gebroken wit en van het zelfde materiaal als de jurken die ze normaal droegen. Toen ze het uit de knoop had gehaald, zag ze dat het kledingstukken waren. Ze onderscheidde een lange strokenrok en een vreemd soort bovenkleding. Het was een soort lap in de vorm van een flauwe driehoek, waarvan de bovenste punt met touwtjes om haar nek bevestigd kon worden. Aan de elk van de twee punten onderaan zat ook een touw, die achter haar onderrug aan elkaar vastgeknoopt moesten worden, zodat enkel de voorkant van haar bovenlichaam bedekt was.
Die kleding maakte voor Ayleth gelijk heel veel duidelijk. Ze kneep haar ogen dicht en voelde tranen over haar wangen lopen. Ze kneep de stof samen in haar handen en drukte hem tegen haar gezicht. Haar lichaam schokte en ze drukte haar hand tegen haar mond om geen geluid te maken. Geruisloos dropen de tranen over haar wangen, terwijl ze huilde van angst en verslagenheid en de kleding en de donkere ruimte haar deden denken aan alle slechte dingen van de afgelopen tijd en ze meer dan alles hoopte dat alles ineens zou ophouden. Dat gebeurde echter niet, en het lukte haar na een tijdje de tranenstroom af te kappen. Het had geen zin om te huilen. Huilen zou het alleen maar erger maken. Ze moest proberen sterk te zijn, had de koning gezegd. Dat moest ze proberen. Ze moest sterk zijn, zoals haar vader en Abijah ook sterk waren geweest.
Ayleth veegde de tranen van haar wangen, slikte een paar keer diep en streek haar haren uit haar gezicht. Ze pakte haar witte jurk vast en begon hem uit te trekken, terwijl ze probeerde al haar gevoelens zo veel mogelijk uit te schakelen. Het omkleden hielp haar daarbij, op de één of andere manier. Het was alsof het haar hielp met de voorbereiding, met het oproepen van een soort muur in haar hoofd die haar afsloot voor haar gevoelens en voor vooruit en achteruit kijken. Ze was nog altijd bang, maar de muur hielp haar haar gevoelens en emoties onder controle te houden, haast onder ogen te zien dat er wat komen zou onvermijdelijk was en dat ze dat moest accepteren.
Tegen de tijd dat ze zich had omgekleed, voelde ze zich of ze zich in een soort roes bevond, half hier aanwezig, half ergens anders. Die andere plek was een betere plek, met beelden en gedachten die vaag waren en niet scherp genoeg om geheel tot haar door te drongen, maar duidelijk genoeg om haar er gedeeltelijk in mee te trekken. Ze knoopte het laatste touw om haar nek vast en liet haar handen toen langs haar lichaam omlaag glijden, waar ze de stof voor haar lichaam op zijn plaats trokken. Met gebogen hoofd kwam ze overeind en haar handen gleden verder, langs de rand van de rok, tot ze naast haar lichaam eindigden. Langzaam keek ze op toen ze geluiden hoorde.
Toen ging de deur open.
‘Kom,’ zei één van de soldaten in de deuropening.
Ayleth keek naar hem zonder iets te zien, zonder gedachten in haar hoofd of emotie op haar gezicht. De straal zonlicht van buiten viel op haar gezicht en was warm, verwelkomde haar haast. Nog even bleef ze staan, onbewust maar gelijkertijd gefocust op haar ademhaling, en toen liep ze naar hem toe.
Het was of alles vertraagd ging toen ze door de deuropening liep en de soldaat haar bij haar arm pakte. Ze voelde de wind die door haar lange haren blies, die haar lokken naar achteren deed waaien, en de zon die op haar blote rug brandde toen hij haar omdraaide. Ze omgeving was vaag en vertraagd toen ze met hem meeliep en haar omgeving leek helder maar ver weg, alsof ze zich niet meer volledig in het hier en nu bevond. De angst en paniek waren er nog wel, maar nu veel minder, vaag en afgezwakt, alsof ze naar de achtergrond verdreven waren.
De soldaat nam Ayleth aan haar arm mee naar het einde van de schuur, richting de open plek midden tussen de barakken. Voor ze bij het einde van het gebouw aankwamen, kwam er echter iemand de hoek om. Ayleth keek langzaam op toen de donkere gedaante in haar blikveld verscheen en zag dat het Beliëth was.
Zelfs het warme gevoel in Ayleth buik dat zijn aanblik zoals altijd veroorzaakte, leek vager te zijn, niet meer door te komen. Normaal had ze dat jammer gevonden, even, maar op dat moment was ze zodanig afwezig dat zelfs het besef van iets jammer vinden niet geheel meer tot haar doordrong.
Als vanzelf bleven Ayleth en Beliëth tegenover elkaar staan. Ze keken elkaar aan, Ayleth zonder zichtbare emotie op haar gezicht, Beliëth met eenzelfde soort uitdrukking, maar meer aanwezig dan zij. Iets binnenin haar realiseerde zich dat hij zich maar al te bewust was van alles wat er gebeurde.
Beliëths ogen hielden die van Ayleth even vast. Toen stak hij zijn handen naar haar uit. Hij legde ze laag in haar hals, steunend op haar schouders, en even, heel even, streek zijn duim over de huid van haar wang. Toen gleden zijn handen omhoog, langs haar hals naar boven, langs de achterkant van haar nek haar haargrens in. Hij pakte haar haren en duwde ze omhoog, naar de achterkant van haar hoofd, en daar draaide hij ze op in een grote, dikke knot. Zijn bewegingen leken zacht te zijn, maar het kon ook zo zijn dat Ayleth zich dat alleen maar verbeeldde door de vage trance waar ze zich in bevond.
Toen Ayleths haar op haar hoofd bij elkaar gebonden was, gleden Beliëths handen weer naar beneden. Zijn vingertoppen gleden over de huid in haar nek en toen liet hij haar los. Nog even bleven ze echter zo staan, tegenover elkaar, bewegingloos, alleen maar naar elkaar kijkend, tot Beliëth opzij stapte. De soldaten kwamen weer in beweging en voerden haar mee, langs hem heen. Beliëth hield haar blik vast toen ze hem voorbij ging en Ayleth keek naar hem zolang als ze dat kon zonder haar hoofd te draaien, maar toen gleden haar ogen weer de andere kant op.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

De vrouwen en de soldaten die op het binnenplein wachtten waren alleen nog maar een waas toen ze de hoek om kwam. Ze kon alleen de dichtstbijzijnde gezichten nog onderscheiden, van vrouwen die naar de grond keken of naar haar, met tranen in hun ogen, maar de andere gezichten hadden nauwelijks hun vorm nog. Ze keek er nauwelijks naar terwijl de soldaten haar meevoerden naar de houten stellage in het midden. Pas toen ze onder de verticale houten balk tussen de twee palen in stil werd gezet keek ze weer op, maar nog altijd kon ze geen gezichten onderscheiden.
Ayleth bleef bewegingloos staan terwijl de soldaten haar armen omhoog duwden en haar polsen vastmaakten aan de touwen die in de bovenhoeken van de stellage waren bevestigd. Vaag voelde ze warme handen bij haar enkels, die haar benen een meter uit elkaar zetten en touwen om haar enkels legden. Ze werden strak aangetrokken, maar het was alsof er zich iets tussen haar huid en de touwen bevond waardoor ze het minder voelde, alsof haar zintuigen net als haar emoties afgezwakt werden. Vaag zag ze vanuit haar ooghoek dat Beliëth met een strak gezicht ergens in de rij soldaten en vrouwen plaatsnam, een paar meter van haar vandaan aan haar linkerkant.
Toen de soldaten haar vastgemaakt hadden en ze wegliepen, zag ze Levyan aankomen. Hij had een lange rol in zijn hand die op een lederen touw leek en kwam haar kant op. Normaal had ze een verstikkende hand gevoeld door de glimlach waarmee hij haar aankeek, maar nu voelde ze vooral haat. Boosheid, ook. Ook die emoties waren afgezwakt, maar op dat moment, even, heel even, waren ze groter dan haar angst.
Levyan liet de rol in zijn hand uit elkaar vallen terwijl hij naar haar toeliep. Het uiteinde van een zweep viel op de grond, gevlochten, lederen strengen van enkele meters lang met een kort handvat dat Levyan in zijn hand hield. Hij liet het uiteinde in cirkels draaien terwijl hij langs haar heen liep, nog net zo dat ze het zou kunnen zien, maar het lukte hem niet meer haar daar meer angst mee aan te jagen. Ze had de bedoeling al lang geleden begrepen.
Ayleth draaide haar hoofd niet om toen Levyan langs haar heen liep. Ze bleef strak voor zich uitkijken, ook toen ze merkte dat Levyan achter haar kwam staan. Ze voelde zijn aanwezigheid vlak achter zich. Hij legde zijn handen op haar rug, warme, sterke handen, en liet ze langs haar taille naar beneden glijden. Hij schoof het touwtje van haar bovenkleding wat omlaag op haar onderrug en trok haar rok wat naar beneden, zodat hij lager op haar heupen kwam te hangen. Toen hij zich naar haar toeboog om de strik in haar nek op te knopen, voelde ze zijn adem in haar nek.
‘Jammer,’ zei hij in haar oor. ‘Krijg ik toch nog een vrouw met straflittekens in mijn bed.’
Zijn hand gleed van haar nek langs haar ruggengraat omlaag en ondanks haar geestelijke blokkade, kon Ayleth niet voorkomen dat er kippenvel op haar rug verscheen. Ze slikte en keek voor zich uit. Vanuit haar ooghoek zag ze dat Beliëth zijn kaken op elkaar had geklemd.
Haar ogen gleden opzij toen een man in het midden van de kring naar voren stapte. Hij stond naast de koning, die zijn gewoonlijke dure kleding aanhad en voor de gelegenheid dikke vlechten in zijn haar had. De man bleef ongeveer een meter voor de rest van de rij staan en rechtte zijn rug. Zijn stem was luid toen hij sprak.
‘Er zullen vijf zweepslagen volgen voor de vrouw die de regels van de grenzen des land en het verzaken van werk overtreden heeft,’ zei hij. Ayleth hoorde Levyan achter zich achteruit lopen. Haar blik gleed naar de koning toen de spreker even zijn kant op keek: de koning knikte.
De spreker richtte zich weer tot de groep.
‘Te beginnen met één,’ zei hij.
Ayleth hoorde Levyan achter zich bewegen. Zijn voeten knerpten in het zand toen hij zich schrap zette. Even was alles stil, als de stilte voor de storm. Het was of alle vrouwen angstig hun adem inhielden. Ayleth kon haar haar eigen hartslag en ademhaling nadrukkelijk in haar hoofd horen.
Toen klonk er een klappend geluid door de lucht.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

aijaija dat gaat zeer doen. Ik hoop dat die blokade het grotendeels houd...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank je voor je meelevende reactie yociame! :)

___________________________________________________________________________

Beliëth

Er ging een siddering door de groep aanwezigen toen het uiteinde van de zweep de rug van het meisje striemde. Het was een harde slag, perfect afgerond en nauwkeurig gericht. Bij Levyan was dat altijd zo.
Beliëth balde zijn handen tot vuisten toen het lichaam van de aanvoerdersdochter schokte onder de klap. De grillige, rode streep die op haar rug achterbleef, brandde op zijn netvlies. Hij zag aan het gezicht van het meisje dat de pijn langzaam tot haar door begon te dringen, dwars door de muur heen die ze zo zorgvuldig om zich heen had opgetrokken. Hij wist wat ze voelde, hoe de wond na de snijdende klap begon te branden, steeds heter en dieper, hoe hij haar hele rug in zich steeds in verder uitbreidende vlammen zette. Hij wist hoe het voelde als haar hele rug begon te gloeien en te branden omdat haar lichaam niet genoeg adrenaline kon aanmaken om de pijn te verwerken.
De stem van het raadslid dat Bagemanos had gestrikt om Beliëths taak in de telling over te nemen, galmde door de lucht toen hij ‘twee’ zei. Beliëth zag hoe Levyan zijn arm naar achteren strekte en soepel uithaalde: voor de tweede keer raakte de zweep het meisje haar rug. Het uiteinde trok een schuine streep door de eerste en haar lichaam schokte nu meer dan de eerste keer. Hij wist dat dat met iedere slag erger werd. Hoe dik de muur die je optrok ook was, het gevoel van de zweep brak overal doorheen. Geen muur was sterk genoeg om die pijn buiten te sluiten. Na een paar zweepslagen zou hij afgebroken zijn, tot aan de laatste steen.
Drie. Het geluid van de zweep klapte door de lucht en de vrouwen slaakten als één man angstige, medelijdende gilletjes. Er werd gehuild. Beliëth balde zijn handen tot vuisten en hield zijn blik onafgebroken op de aanvoedersdochter gericht, op haar ooit nog mooie, ongeschonden rug die hierna voor altijd beschadigd zou zijn. De striemen staken fel af bij haar lichte huid en hij moest zich op zijn ademhaling concentreren om de woede en adrenaline in zijn lichaam onder controle te houden. Hij haatte Levyan, hij haatte de jongen die Abijah had laten ontsnappen en op dat moment haatte hij zelfs Bagemanos, omdat hij dit liet gebeuren. Hij haatte de koning, zijn beste vriend, met heel Irfan en haar regels en tradities erbij.
Vier. De zweep trok een gekromde striem over drie anderen heen. Het lichaam van het meisje schokte en hij hoorde haar adem stokken, maar ze gilde niet. Ze was sterk, sterker dan hij verwacht had. Voor zichzelf, of voor de andere vrouwen. Ze was bewonderenswaardig dapper. Een eigenschap die er in Irfan bij het minste of geringste genadeloos werd uitgeslagen.
Vijf. De stem van het raadslid stierf weg in de lucht, maar nu bleef de klap langer uit. Beliëth wist dat Levyan zijn energie verzamelde om haar de genadeklap te geven, die laatste klap waarmee hij alles wat nog goed wat uit haar wegsloeg, maar hij wendde zijn blik niet van de aanvoerdersdochter af. Hij hoefde niet naar Levyans uithaal te kijken om te weten hoe gemeen zijn laatste slag zou zijn. Hij zag het aan het gezicht van het meisje toen de zweep haar raakte, aan haar ogen die samenknepen van de pijn, aan de manier waarop haar lichaam naar voren geslingerd werd in de touwen, en hij hoorde het aan de kreun waarmee haar adem uit haar longen werd geslagen. Levyans slag had een brede, diepe snee in haar rug tot gevolg en straaltjes bloed liepen vanuit de wonden naar beneden. Ze waren dieprood op de plekken waar ze elkaar kruisten.
Even was het stil op de binnenplaats. Het geluid van de bezigheden van de dorpelingen ver weg in de verte werd enkel doorbroken door het zachte gehuil van de vrouwen in de kring. Het meisje maakte geen geluid: ze had haar ogen dicht en haar gezicht was lijkbleek. Al van deze afstand kon Beliëth zien dat haar hele lichaam trilde.
De raadsheer van de koning stapte weer naar voren. De stilte werd abrupt doorbroken toen hij het woord weer nam.
‘Met deze vijf zweepslagen is de boetedoening wegens het overtreden van de regels des lands en het verzaken van werk voltooid,’ zei hij. ‘Laat dit een les voor eenieder zijn. Het overtreden van regels en het niet gehoorzamen van bevelen zal altijd gestraft worden. Een gewaarschuwd mens telt voor twee en daarom zal de eerstvolgende die ondanks deze les denkt ongehoorzaam te kunnen zijn, het dubbele van deze straf krijgen. Wees slim en doe wat je gezegd wordt, dan blijft dit je bespaard.’
Welja, dacht Beliëth, tien zweepslagen voor de eerstvolgende die nog een fout beging, waarom niet. Tien zweepslagen zouden veel van de vrouwen waarschijnlijk niet eens overleven, maar wat maakte het uit. Het was niet dat ze toch al te weinig vrouwen hadden.
Beliëth keek opzij toen er beweging in het gevolg van de koning kwam. De Heilvaders hadden zich omgedraaid en waren bezig aanstalten te maken om terug naar hun veilige tempel te gaan. Hun gezichten waren onaangedaan, eerder zichtbaar tevreden met wat ze het meisje aan hadden laten doen. Bagemanos was echter wel degelijk aangedaan: Beliëth zag het aan zijn gezicht toen hij nog een laatste keer naar het bleke gezicht van de aanvoerdersdochter keek. De koning kon niet openlijk zijn symphatie of medelijden met haar tonen en hij wist zijn gezicht strak te houden, maar Beliëth kende hem zo goed dat hij ondanks dat in zijn ogen zag dat hij het alles behalve leuk vond om haar zo te zien. Hij vermoedde dat Bagemanos gepleit had voor een minder aantal zweepslagen dan de Heilvaders. Als hij de Heilvaders en hun ongenaakbare hang naar tradities en regels niet had, had Bagemanos een nog veel betere koning kunnen zijn.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Oh yes. Heel even een vreugdedansje omdat ik gelijk had qua straf hoor, hahahaha. Ik wist dat die houten pilaren er iets mee te maken moesten hebben. :p
Maar goed.. arme Ayleth.. :(
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Sorry sorry sorry voor mijn trage reactie, vreselijk druk op het moment hier!

__________________________________________________________________________________

De wachten en raadsheren van de koning volgden Bagemanos toen hij zich omdraaide. Zwijgend verliet het gevolg zijn kring, om zijn weg terug naar het koningshuis te zoeken en hun dagelijkse bezigheden te hervatten. Alle andere aanwezigheden, de soldaten en de vrouwen, wachtten met gebogen hoofd tot de koning uit hun aanwezigheid was verdwenen. Alles zoals het hoorde. Volgens regels en respect, dacht Beliëth bitter. Respect die het meisje ook niet gekregen had. Respect was in Irfan alleen voorbehouden aan de hooggeplaatsten.
Toen de koning en zijn gevolg ver genoeg uit de buurt waren, kwamen de soldaten ook weer in beweging. Er werden zwaarden getrokken en hier en daar werden er paarden aangezet in draf.
‘Terug in de linie!’ riep een soldaat die langs de rij Leodaanse vrouwen draafde. ‘In de rij en terug naar het land. Hup, opschieten!’
‘Achter elkaar en voorwaarts!’ klonk het ook ergens verderop en het gejammer van de vrouwen sterkte aan. Beliëth zag dat sommigen naar de aanvoerdersdochter keken terwijl ze zich omdraaiden, dat ze eigenlijk naar haar toe wilden, maar iedere impuls daartoe werd al gauw weer onderdrukt door een met zijn zwaard zwaaiende langsdravende soldaat. De soldaten wisten hoe ze ermee om moesten gaan. Ze hadden meer dan genoeg ervaring met situaties als deze.
Beliëth keek weer om naar de aanvoerdersdochter. Haar ogen waren nog altijd dicht en ze hing roerloos in de touwen. Steeds meer felle straaltjes bloed liepen langs haar rug naar beneden. Een lange, losgeraakte pluk haar hing voor haar gezicht, dat lijkbleek was.
Beliëth hield de soldaten tegen die naar haar toe wilde lopen om haar los te maken. Hij hief zijn hand naar hen op zonder naar hen te kijken en de soldaten bleven staan. Over de zanderige binnenplaats heen liep hij naar haar toe. Zijn voetstappen knerpten op het zand, maar ze reageerde niet toen hij bij haar stil bleef staan. Hij wist dat de pijn allesoverheersend was en dat ook nog een hele tijd zou blijven.
Beliëth bukte zicht en zacht pakte hij haar enkel vast. Zacht maar vlot begon hij de touwen om haar benen los te maken, en toen die om haar polsen. Hij voelde haar trillen als hij haar aanraakte en haar huid was heet onder de brandende zon en de pijn.
Hij begon het touw om haar linkerpols los te maken, maar werd zich bewust van de gedaante van iemand die naast hem kwam staan. Hij keek opzij, geërgerd omdat de soldaat niet gehoorzaamd had aan zijn bevel om niet in haar buurt te komen, maar toen zag hij dat het Gars was. De arts had zijn tas met spullen bij zich en zijn gezicht had een uitdrukking die uitstraalde wat Beliëth voelde.
Even keken ze elkaar aan, Beliëth en Gars, maar toen knikte Beliëth. Ze wendden hun blik af en begonnen allebei één van de polsen van de aanvoerdersdochter los te maken. Beliëth was eerder en hij hield het meisje vast terwijl Gars de laatste knoop loshaalde. Hij voelde dat ze in zijn armen in elkaar zakte toen ook haar laatste pols vrijkwam.
Zonder aarzelen tilde hij haar op.
‘Moet ik je helpen?‘ vroeg Gars naast hem.
Hij schudde zijn hoofd.
‘Nee, het gaat wel.‘ Hij schoof zijn ene arm onder haar knieholten en de andere onder haar rug en tilde haar tegen zich aan. De aanvoerdersdochter kreunde toen hij haar gevoelige rug raakte en hij hield zijn arm zo dat hij alleen haar schouder vasthad en niet bij haar rug in de buurt kwam.
Toen begon hij te lopen, richting de vrouwenbarak. Hij hoorde dat Gars achter hen aankwam en dat de andere soldaten blijven staan. Hij zei hen verder te gaan met waar ze eerder mee bezig waren geweest en dat deden ze. Alleen Levyan bleef nog even staan, een paar meter verderop. Beliëth keek naar hem in het voorbijgaan en Levyan keek terug. Hij had een bedenkelijke uitdrukking op zijn gezicht. Beliëth wist dat het niet goed was als Levyan dingen probeerde uit te vogelen, maar nu waren er even belangrijkere zaken aan de orde van wat Levyan wel en niet over Beliëths relatie tot het meisje dacht.
Beliëth wendde zijn blik af en liep door, met Gars naar de barak. Gars haalde hem in om de deur open te doen en Beliëth liep met de aanvoerdersdochter tegen zijn borst zijwaarts door de deuropening. Hij liep met haar naar het bed waar haar gewone jurk naartoe gebracht was, haar eigen bed, en legde haar er voorzichtig op neer. Hij legde haar op haar buik en zo bleef ze ook liggen, met haar wang op het kussen en haar armen onder haar lichaam opgevouwen.
Beliëth ging naast haar op de rand van het bed zitten en streek met zijn hand over haar hoofd. Ze was warm en haar ademhaling was moeizaam. Ze deed haar ogen even een stukje open toen hij haar aanraakte en ze keek even naar hem, moeizaam ademend, maar al gauw zakten haar oogleden weer dicht. Met de pijn die ze voelde was het moeilijk aanwezig te blijven. Hij wist dat ze dat beter ook niet kon willen. Hoe verder weg ze was, hoe draaglijker het zou zijn.
Beliëth streelde over haar haren en keek opzij naar Gars, die een paar meter bij hem vandaan stond. Hij had zijn tas op het voeteneinde van een ander bed gezet en was bezig er wat spullen uit te halen. Het deed hem denken, aan vanmiddag, aan toen ze op dezelfde manier met Abijah bezig waren geweest. Het verbitterde hem dat hij twee keer op één dag de wonden moest verzorgen van iets waarom hij gaf.
Beliëth keek even nietszienend naar Gars’ handelingen, terwijl hij wegzonk in zijn eigen hoofd. Zijn eigen gedachten verrasten hem. Iets waarom hij gaf? Was dat een bewuste gedachte geweest?
Hij keek nog even voor zich uit, maar toen wendde hij zijn blik af en keek weer naar het meisje. Later. Het was nu niet van belang. Het enige wat er nu toe deed, was dat er voor haar gezorgd werd.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Haha. Beliëth krijgt eindelijk gevoelens.
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Wow! Intens :)

In het stukje van 14-02 zag ik twee foutjes staan.
1) Ayleth slikte toen ze aan Beliëth dacht.

2) En op het einde gebruik je ergens stallage ipv stellage.

Maat zo goed geschreven! Ik word echt helemaal in het verhaal getrokken!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel voor de reacties en de verbeteringen! Sorry voor de late reactie, erg druk hier, maar nu hopelijk weer wat rustiger :)

____________________________________________________________________

Hij keek weer op toen Gars verderop in beweging kwam. De arts legde iets neer op het bed en liep toen weg, het vertrek uit, de wasruimte in. Beliëth hoorde gerommel en gekletst van water en niet veel later kwam Gars terug met een emmer met schoon water erin. Hij liep terug naar het bed en zette de emmer naast zich neer. Hij haalde er een spons uit en keek Beliëths kant op.
‘Hou haar maar vast,’ zei hij. ‘Zorg dat ze zo min mogelijk beweegt.’
Beliëth wendde zich tot het meisje en pakte haar bij haar bovenarmen, zorgvuldig zorgend dat hij haar rug vrij liet. Ze schokte even toen Gars haar rug aanraakte, maar haar lichaam had niet veel kracht meer en ze bleef liggen. Haar adem stokte af en toe even terwijl Gars met de spons over haar rug streek, maar verder verzette ze zich niet. Behalve de pijn was er niets meer wat er toe deed.
Gars maakte haar rug schoon zo goed als hij kon. Voorzichtig haalde hij de straaltjes op haar huid weg en depte de wonden. De spons en Gars’ vingers kleurden rood. Levyan had haar een paar keer goed geraakt en de wonden waren niet gering. Tegen de tijd dat Gars klaar was, was ook het water in de emmer rood geworden.
De arts schoof de emmer opzij met zijn voet toen hij klaar was met het water. Hij pakte een fles van het andere bed en trok de kurk eraf met zijn tanden. De geur van alcohol vulde de kamer en hij keek naar Beliëth op.
‘Zet je schrap,’ zei hij. ‘Dit gaat ze niet leuk vinden.’
Beliëth verstevigde zijn greep op Ayleths armen en keek naar Gars, die zijn knie tegen het ongeschonden gedeelte van haar onderrug drukte om haar in bedwang te houden. Gars hing een doek over zijn schouder en zette zijn vrije hand toen op haar schouder. Toen bracht hij de fles naar haar rug, keerde hem om en begon de inhoud systematisch over de wonden te gieten.
Een onderdrukte kreet ontsnapte uit de keel van de aanvoerdersdochter, schor en half gedempt door het kussen. Ze begon te vechten en te kronkelen en Beliëth moest haar stevig vasthouden om haar op het bed gedrukt te houden. Ze bleef echter worstelen en soms kwam er schor, piepend gekreun uit haar keel.
Beliëth klemde zijn kiezen op elkaar. Hij kon bijna voelen hoe de alcohol in de wonden brandde en het deed hem pijn haar zo te zien, maar ondanks dat wendde hij zijn blik niet van haar af. Hij hield haar op haar plek en onderdrukte haar geworstel tot Gars klaar was met de alcohol. Gelukkig werkte hij snel en al gauw had hij alle wonden ontsmet. Het meisje bleef nog even kronkelen, zwak, steeds trager, terwijl de brandende pijn van de alcohol langzaam weer afkoelde.
Gars zette zijn fles weer weg en trok de doek van zijn schouder. Zacht begon hij haar rug te deppen met de doek, waar rode afdrukken van de wonden op achterbleven. De aanvoerdersdochter kreunde.
‘Nog even, meisje,’ zei Gars. ‘Nog even en dan zijn we klaar.’ Hij depte haar rug droog en legde de doek toen naast zich op het bed. Daarna waste hij zijn handen zelf een keer met alcohol en pakte toen een potje van het andere bed. Beliëth kende de inhoud: het was een smeerseltje van Gars’ eigen hand dat de wonden beschermde en de pijn verzachtte. Voor zover dat mogelijk was, dan.
Gars maakte het potje open en begon voorzichtig wat van het papje op de wonden uit te smeren. Het lichaam van het meisje schokte af en toe, maar ze vocht niet meer zo erg als met de alcohol. Beliëth hield haar al die tijd vast en keek naar wat Gars deed. Na verloop van tijd werd hij zich ervan bewust dat hij al die tijd met zijn duim over de huid van haar arm gestreeld had.
Toen Gars klaar was, deed hij het potje weer dicht. Hij kwam overeind en wierp het terug in zijn tas.
‘Tot zover,’ zei hij. ‘Ik hoop dat het goed heelt. We moeten in de gaten houden dat ze geen koorts krijgt. Ik weet niet in hoeverre Leodanen bestand zijn tegen infecties.’
Beliëth kwam ook overeind. ‘Ze moet iedere dag gecontroleerd worden.’
Gars knikte terwijl hij zijn spullen opruimde. ‘Dat sowieso. Ik wil dat ze minimaal drie dagen niet werkt. Ze moet zo min mogelijk bewegen tot haar wonden een beetje dicht zijn.’
‘Ze kan het beste binnen blijven.’
‘Ja, des te minder kans is er dat er vuil in de wonden komt. Ik zal gelijk naar Bagemanos gaan om hem daar toestemming voor te vragen. We kunnen het ons niet veroorloven nog meer vrouwen te verliezen.’ Hij wierp een blik op Beliëth. ‘Vooral deze niet.’
Beliëth reageerde niet en keek naar de aanvoerdersdochter, die weer bewegingloos op het bed lag.
Gars knoopte zijn tas dicht en hing hem om zijn schouder.
‘Ga je mee?’ vroeg hij. ‘Met jou erbij kan ik Bagemanos waarschijnlijk makkelijker overtuigen.’
Maar Beliëth schudde zijn hoofd. ‘Nee. Ik kan nu even niet bij Bagemanos in de buurt komen.’ Hij keek naar het meisje op het bed.
‘Ik blijf wel bij haar,’ zei hij. ‘Tot de vrouwen terug zijn. Ik wil haar niet alleen laten.’
Hij merkte dat Gars hem even aankeek, maar hij gaf geen gehoor aan zijn blik. Even was het stil. Toen knikte Gars.
‘Goed,’ zei hij. ‘Weet je het zeker?’
Beliëth knikte. ‘Ja. Ga jij maar. Ik blijf hier.’
Nog even keek Gars naar hem, maar toen knikte hij opnieuw.
‘Oké. Succes. Haal me als er iets verandert, oké?’
‘Ja. Doe ik.’
Gars wierp nog een laatste blik op Beliëth, maar toen draaide hij zich om. Hij liep naar de deur, zei Beliëth gedag en verdween toen naar buiten.
Beliëth groette Gars en keek hoe hij de deur achter zich dicht deed. Even hield hij zijn ogen op de deur gericht, wachtend tot zijn voetstappen verdwenen waren. Toen keek hij weer naar het meisje. Hij legde zijn hand op haar hoofd en keek op terwijl hij over haar haar streelde. Toen liep hij om haar heen en begon de gordijntjes voor de ramen dicht te doen. Hij wilde geen pottenkijkers die zich kwamen verkneukelen om de beroerde toestand van de aanvoerdersdochter en ze had de rust nodig. Ze kon het beste proberen te slapen tot het tijd was om te eten. Als ze wakker was, zou ze alleen maar onnodig pijn hebben.
Langzaam maar zeker werd de ruimte in het donker gehuld. Na het laatste gordijn, draaide Beliëth de deur van binnenuit op slot en liep terug naar het bed. Hij pakte haar vast en tilde haar wat op, zodat hij het laken onder haar uit kon halen. Toen legde hij haar weer neer en trok het voorzichtig tot aan haar onderrug over haar haan. Het zou nog te pijnlijk zijn ook haar bovenlichaam ermee te bedekken.
Beliëth legde het laken goed over haar middel en keek toen naar haar gezicht. Hij liep naar het hoofdeinde en pakte haar gezicht vast, voorzichtig, en haalde het kussen onder haar uit. Hij maakte het zo plat mogelijk, zodat ze er op haar buik met haar hoofd op zou kunnen liggen zonder dat ze pijn in haar spieren zou krijgen. Hij pakte haar gezicht weer beet en schoof het kussen weer onder haar hoofd, maar toen hij haar los wilde laten, pakte haar hand plotseling die van hem.
Beliëth bleef staan. Hij keek naar haar gezicht en zag dat ze naar hem keek, met haar ogen nog altijd halfdicht van de pijn. Ze hield hem vast en haar vingers gloeiden om de zijne. Haar hand was klein en tenger vergeleken met die van hem. Haar blik straalde pijn en vermoeidheid uit. Haar greep was zwak en haar hand trilde een beetje.
Zwijgend en moeizaam ademhalend keek ze hem aan. Ze leek het niet op te kunnen brengen iets te zeggen, maar Beliëth had geen woorden nodig. Hij kneep even in haar hand, streek over haar haar en legde haar hand toen naast haar neer.
‘Het is goed,’ zei hij. ‘Probeer maar te slapen. Des te eerder neemt de pijn af.’ Hij streek nog een keer over haar haren en legde het laken beter om haar heen. Toen ze haar ogen dichtdeed, ging hij op één van de andere bedden zitten zonder zijn ogen van haar af te wenden. Hij zou haar niets laten gebeuren. Vanaf nu zou hij voor haar zorgen, zoals hij dat al veel eerder had moeten doen. Ze had hem nodig en als ze hem nodig had, zou hij er voor haar zijn.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

‘Ik wil gewoon geen anderen meer bij mijn paard hebben, Bagemanos.’
Het was een dag later. Na zijn dienst op het land, de tweede van de dag, had Beliëth zich naar het koningshuis begeven. Hij had zijn wacht moeten rijden op een ander paard, tot zijn spijt, omdat Abijah nog geblesseerd op stal stond. Na zijn dienst was hij bij Abijah gaan kijken. Het paard was nog steeds onaangedaan, zij het iets rustiger dan normaal, maar de aanblik van de touwtjes die uit zijn borst en zijn achterbeen staken, was snijdend geweest. Beliëth had het zodanig snijdend gevonden dat hij onmiddellijk naar het koningshuis was gegaan om Bagemanos zijn plan, dat hij een dag eerder al met Manaous besproken had, voor te leggen.
Bagemanos was in zijn kamer bezig geweest zich aan te kleden, met behulp van één van zijn minnaressen. Zijn vele lagen kleding hadden diverse sluitingen en veters die aangetrokken moesten worden en dat maakte het haast onmogelijk voor Bagemanos om dat zelf te doen, vooral gezien zijn buik tegenwoordig zodanig groot zat dat hij daarbij in de weg zou zitten.
Terwijl de minnares Bagemanos al zijn zware kleding had aangetrokken, had de koning naar Beliëth razende betoog geluisterd. Hij had hem niet onderbroken en nog geen enkele keer geprotesteerd. Dat stemde Beliëth enigszins positief.
‘Hij luistert naar haar, Bagemanos,’ zei hij. ‘De jongens zijn de hele ochtend bezig geweest hem te vangen en vervolgens lieten ze hem ontsnappen.’
Bagemanos strekte zijn arm uit terwijl zodat de minnares zijn mouw recht kon trekken.
‘Misschien ligt het meer aan dat paard dan aan die jongens,’ zei hij.
Beliëth trok een gezicht. ‘Nee. Het meisje kan hem aan. Als zij er was geweest, was hij nooit ontsnapt. Met alle gevolgen van dien.’
Bagemanos bekeek de mouwen van zijn nieuwe kleding en veegde er een pluisje af.
‘Dat kan zijn, maar wat wil je haar laten doen als de dag er opzit voor jou en je paard? Ze is niet de hele dag met één paard bezig. Je kunt haar moeilijk vier keer zijn stal laten uitmesten.’
‘Ze hoeft ook niet alleen mijn paard te doen. Ze kan de rest van de dag gewoon met de stalknechten meelopen en een deel van hun werkzaamheden overnemen. Ik heb er al met Manaous over gepraat en hij wil haar er graag bij hebben. Hij was erg tevreden over haar.’
Bagemanos grijnsde. ‘Dat geloof ik graag, ja. Heeft hij ook eens iets leuks om naar te kijken.’ Hij draaide zich half om naar de vrouw, zodat ze de rijgveter van zijn kleding aan kon trekken. ‘En wat moet er gebeuren met haar eigen werkzaamheden? Heb je daar ook over nagedacht?’
Beliëth knikte. ‘Ja. We kunnen haar land onderverdelen onder de andere vrouwen. Dat hebben we ook gedaan toen ze niet kon werken en dat ging prima. Ze zijn met meer dan genoeg, dus ze krijgen er maar twee strekkende meter per persoon bij. Het is geen probleem.’
Bagemanos strekte zijn rug wat en deed zichtbaar een poging zijn buik in te houden toen zijn minnares de rijgveter aantrok bij zijn buik. ‘Denk je niet dat de andere vrouwen ontevreden zullen zijn als ze weg mag van het land? Uit jaloezie?’
Beliëth schudde zijn hoofd. ‘Nee, ze gaan goed met elkaar om. En ik gok dat ze haar dat na haar straf van gisteren wel zullen gunnen.’
Bagemanos knikte peinzend. ‘Dat is zo ja. Probeer het anders maar. Ik neem aan dat ze maandag weer aan de slag kan?’
‘Als er geen complicaties optreden wel, ja.’
‘Zet haar dan maar een week op stal om te kijken hoe het gaat. Als het werkt en Manaous wil haar houden, mag ze wat mij betreft blijven. Laat haar eten met de staljongens en slapen bij de vrouwen. Verder blijft alles hetzelfde.’
Beliëth knikte. ‘Zal ik doen. Bedankt, Bagemanos. Ze zal het waarderen. En dat geldt ook voor Manaous en mij.’
Bagemanos wuifde zijn dank weg met een handgebaar. Hij draaide weer een kwartslag om om het zijn minnares makkelijker te maken bij haar bezigheden en wierp een blik Beliëths kant op.
‘Hoe is het met haar?’ vroeg hij.
Beliëth keek even uit het raam, in de richting van de vrouwenbarak.
‘Zwaar. Gisteren, tenminste, ik ben vandaag nog niet bij haar langs geweest. Ik ben bij haar gebleven tot de vrouwen terugkwamen van het land. Ze heeft in de tussentijd een beetje geslapen, maar had erg veel pijn.’
‘Gars heeft haar behandeld?’
‘Ja, uitvoerig. Hij is vanmorgen ook nog bij haar langs geweest en ik geloof dat alles goed was. Ik zal zo nog even bij haar langs gaan om haar te controleren.’
‘Hoe zag ze eruit?’
Beliëth keek naar buiten. Het kostte hem weinig moeite het palet van rode sneeën weer op zijn netvlies terug te halen. Te weinig, naar zijn zin.
‘Niet zo goed,’ zei hij. ‘Levyan heeft zijn werk goed gedaan, in technische begrippen.’
Bagemanos knikte. ‘Dat vreesde ik al. Hij heeft haar aardig hard geslagen, naar wat ik kon zien.’
‘Ja. Hij laat geen kans onbenut om haar dwars te zitten. Ik ben blij dat hij uit de selectieprocedure is gesneden. Ik wil niet weten wat hij met haar gedaan zou hebben als ze aan hem toegewezen was geweest.’
Bagemanos keek weer zijn kant op.
‘Ben je nerveus, voor vanavond?’ vroeg hij.
Beliëth haalde zijn schouders op. ‘Nee. Het maakt me niet uit aan wie ze me toewijzen. Het is het belangrijkste dat we overleven.’
Hij voelde dat Bagemanos naar hem keek.
‘Ik bedoel niet voor jezelf, Beliëth. Ik bedoel voor haar.’
Beliëth bleef strak voor zich uitkijken.
‘Ik weet niet wat je bedoelt,’ zei hij.
Bagemanos glimlachte licht.
‘Dat weet je wel,’ zei hij.
Beliëth fronste zijn wenkbrauwen. Hij keek naar Bagemanos’ gezicht, en zag dat hij gelijk had.
Geërgerd wendde hij zijn blik weer af. ‘Wat, heeft Gars zijn mond voorbij gepraat?’
Bagemanos draaide weer een kwartslag om. ‘Ja, maar dat was niet eens nodig. De uitdrukking op je gezicht gistermiddag toen Levyan haar onder handen nam, zei al genoeg. En ik ken je, net zo goed als Gars. Misschien nog wel beter.’
Beliëth zweeg en keek weer naar buiten. Hij merkte dat Bagemanos naar hem keek.
‘Hoe voel je je erover?’ vroeg hij. ‘Over morgen? Ben je nerveus?’
Beliëth keek even naar buiten en sloeg toen zijn armen over elkaar heen.
‘Niet nerveus. Gefrustreerd, eerder.’
Bagemanos hief zijn armen op naar weerszijden zodat zijn minnares hem een jas aan zou kunnen trekken.
‘Waarom?’ vroeg hij. ‘Je weet nog niets.’
Beliëth knikte. ‘Ja, precies. Daarom juist.’
Even was het stil. Toen wendde Beliëth zijn blik van het raam af en keek naar Bagemanos. Die keek naar hem terug en nog even bleven hun gezichten neutraal, maar toen krulde er een grijns om Bagemanos lippen. Hij trok de jas aan, trok zijn lange haar eronder vandaan en liep naar Beliëth toe.
‘Nog altijd niets veranderd,’ zei hij. ‘Ga maar naar je Leodaanse aanvoerdersdochter. Ga het haar maar vertellen, dan heeft ze in ieder geval iets om naar uit te kijken en het leed te verzachten als de resultaten vanavond tegen vallen. En jij ook.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Beliëth vetrok vanuit het koningshuis naar de landbouwbarakken om de aanvoerdersdochter een bezoek te brengen. Het was rustig, op het terrein bij de barakken. Alle vrouwen aan het werk en de meeste soldaten waren met hen mee om wacht te lopen of met andere werkzaamheden bezig. Afgezien van een zo nu en dan enkele passerende soldaat, was het de binnenplaats uitgestorven. Het enige wat nog herinnerde aan het drama van gisteren, waren de tientallen voetsporen in het zand, om de strafbank heen. Afgezien van de herinneringen in Beliëths hoofd, dan.
Beliëth liep over de binnenplaats naar het gebouw waar hij de aanvoerdersdochter verwachtte. Als het goed is had Gars haar vanmorgen ingelicht over het hoe en wat: dat ze iedere dag een keer door hem behandeld zou worden en het beste binnen kon blijven tot ze maandag weer aan het werk kon. Van haar veranderde werkterrein wist ze nog niets. Hij hoopte dat het haar een beetje goed zou doen. Tevens had hij een andere jurk bij zich waar ze zich misschien wat beter in zou voelen. Hopelijk verzachtte het de pijn van haar verwondingen en de verveling om de hele dag binnen te zitten een beetje.
Beliëth vond het meisje waar hij haar verwachtte. Toen hij de deur van de barak van het slot haalde en naar binnen liep, zag hij haar op het bed voor een raam zitten. Ze zat met haar rug naar hem toe naar buiten te kijken en had haar lange haar loshangen, maar droeg verder nog dezelfde kleren als gisteren. Haar haar hing over haar schouder naar voren toe en het aanzicht van de wonden op haar rug stak hem. Ze bloedden niet meer, maar de huid eromheen was rood en ze zagen er donker en pijnlijk uit.
Ayleth keek naar hem om toen ze hem binnen hoorde komen. Ze zag er een stuk beter dan uit dan gisteren, minder bleek, aanweziger. Door de manier waarop ze over haar schouder naar hem omkeek viel het hem op hoe mooi ze was, met het licht van buiten dat door het raam heen op haar gave gezicht viel. Haar lange, golvende blonde haar had een magische glans en haar ogen waren helderblauw in haar gezicht.
Het meisje zelf, echter, leek te schrikken van zijn binnenkomst. Gehaast pakte ze een laken dat achter haar op het bed lag, trok het langs haar rug omhoog en draaide zich naar hem om, zodat de wonden op haar rug uit het zich onttrokken werden. Ze kwam overeind en boog haar hoofd voor hem, met het laken om haar schouders.
‘Heer,’ zei ze beleefd, met haar hoofd omlaag gericht.
Beliëth deed de deur achter zich dicht.
‘Aanvoerdersdochter,’ zei hij. ‘Ik heb goed nieuws voor je. En een schone jurk.’ Hij hield het bundeltje met de jurk erin omhoog. Ze keek er niet eens naar, waarschijnlijk omdat ze niet wist of dat was toegestaan, maar knikte toch.
‘Dank u, heer,’ zei ze.
Beliëth liep haar kant uit, richting het bed waar ze net op had gezeten. Aan de andere kant ervan bleef hij staan.
‘Ik ben net bij Bagamanos geweest,’ zei hij. ‘De koning. Ik heb met hem en de stalmeester overlegd en na wat er gisteren gebeurd is, hebben we besloten je van het land naar het stalwerk naar te verplaatsen. Je krijgt de volledige zorg over mijn paard en de rest van de dag help je de knechten met de dagelijkse stalwerkzaamheden. Je land zal onderverdeeld worden over de andere vrouwen.’
Hij zag dat ze even naar de grond bleef kijken, alsof ze het niet durfde te geloven en wachtte tot hij zou zeggen dat hij een grapje maakte, maar toen hij dat niet deed, keek ze voorzichtig wat naar hem op. Haar ogen gleden even over die van hem, maar toen ze zich leek te realiseren dat hij het meende, wendde ze haar blik weer af.
‘Dank u, heer,’ zei ze weer. Nu klonk het echter een stuk oprechter dan daarnet en aan haar stem hoorde hij dat ze heel blij was met dat nieuws. Het deed hem goed dat te horen.
‘Je begint maandag,’ zei hij. ‘Je zult in het begin vooral licht stalwerk doen tot je rug wat meer genezen is. Dan kun je volledig meedraaien.’
Hij zag dat er iets veranderde aan haar gezicht toen hij over haar rug begon. Ze knipperde even met haar ogen, alsof zijn woorden herinneringen terugbrachten waar ze uit probeerde te blijven. Ze slikte.
‘Dank u, heer,’ herhaalde ze, zachter dit keer.
Beliëth keek naar de uitdrukking op haar gezicht.
‘Hoe gaat het met je verwondingen?’ vroeg hij.
Ze knikte wat. ‘Prima, heer.’
Hij wist dat ze niet de waarheid sprak, maar ergens bewonderde hij het dat ze zich probeerde groot te houden.
Hij glimlachte een beetje.
‘Vast,’ zei hij. ‘Is Gars nog bij je langs geweest? De arts?’
Ze knikte opnieuw. ‘Ja, heer. Hij is goed voor me geweest.’
‘Heb je nog pijn?’
‘Het valt wel mee, heer.’
Niet waar, wist hij. Hij keek nog even naar haar, maar toen kwam hij in beweging. Hij liep de ruimte door, om het bed heen naar haar toe. Ze hield haar hoofd gebogen, maar hij zag dat ze zijn handen in de gaten hield vanonder haar wimpers toen hij voor haar stil bleef staan, een beetje angstvallig, alsof ze niet wist wat ze moest verwachten. Hij had gedacht dat ze hem langzaamaan wel een beetje vertrouwde, maar schijnbaar had de behandeling van gisteren haar geen goed gedaan.
Beliëth hief zijn hand op, met de intentie haar om te draaien en het laken weg te halen zodat hij naar haar rug kon kijken, maar het was of ze schrok van die beweging. Haar adem stokte en snel zette ze een stap bij hem vandaan, half van hem wegdraaiend. Op veilige afstand van hem bleef ze staan. Haar ogen waren groot en schoten angstig tussen de vloer en zijn lichaam heen en weer.
‘Rustig,’ zei Beliëth en hij opende zijn handpalm om aan te tonen dat hij geen kwaad in de zin had. ‘Ik wil alleen kijken hoe je rug eruit ziet.’ Hij stak zijn hand weer naar haar uit, maar opnieuw deinsde ze achteruit. Ze boog haar hoofd nog verder en verborg haar lichaam zo goed mogelijk onder het laken.
‘Astublieft, heer,’ zei ze. ‘Ik wil niet dat u me zo ziet.’
Beliëth keek naar haar beschaamd afwendde gezicht. Toen pas drong het tot hem door. Ze was niet bang voor hem, ze schaamde zich. Ze schaamde zich voor haar littekens.
Een hol, leeg gevoel nestelde zich Beliëths borst. Hij voelde zowaar iets van medelijden met haar en vroeg zich af wie haar had wijsgemaakt dat de littekens haar minder mooi zouden maken. Ze was te mooi om minder mooi te zijn, wat ze haar ook aan zouden doen.
Beliëth keek nog even naar haar beschaamde gezicht, maar toen draaide hij zich opzij. Hij legde het bundeltje met de jurk die hij voor haar had meegenomen op een bed en begon de veters van zijn lederen armkappen los te maken. Hij zag dat ze schrok toen hij ze op het bed neergooide en de veter van de hals van zijn shirt lostrok en hij wierp een blik haar kant op.
‘Rustig,’ zei hij. ‘Ik doe je niets. Ik moet je alleen iets laten zien.’ Hij maakte de veter bij zijn hals los. Toen pakte hij zijn shirt vast bij de onderkant en trok het over zijn hoofd.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

Belieth wordt echt een schatje zo langzamerhand, ik vermoed dat daar een heleboel littekens zitten, van strijdwonden, of mogelijk ook van straffen, aangezien hijzelf best opstandig is XD
Jenna
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 694
Lid geworden op: 15 jan 2012 19:34
Locatie: Utrecht

Sory sorry sorry egt heb wel meeglezen maar was te lui om te reageren. Zoals nele al zei Belieth wordt steeds aardiger en ik denk ook dat er heel veel littekens tevoorschijn zullen komen. Arme hun XD
Snel verder!

Ps: vind je verhaal nog steeds de beste XD
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Onwijs bedankt voor jullie superleuke reacties allebei :D ik miste jullie al dus super om jullie weer terug te zien :)

_________________________________________________________________________

Ayleth

Met grote ogen staarde Ayleth naar Beliëths ontblootte bovenlichaam. Ze had nooit kunnen raden wat er onder zijn shirt verborgen zat. Beliëth, Irfans eerste man onder de koning, de belangrijkste soldaat in het leger, zat onder de littekens. Straflittekens, zoals de Irfanen ze noemden.
Ayleth staarde naar Beliëths rug toen hij zich naar haar omdraaide. Er liepen tientallen langgerekte littekens overheen, kriskras door elkaar, die duidelijk afkomstig waren van een zweep. Ze waren oud en geheeld, maar met de tijd licht geworden en staken nu bleek af tegen zijn zongebruinde huid. Sommigen liepen zover opzij door dat ze zelfs strepen op zijn bovenarmen hadden achtergelaten. Bovenaan zijn linkerschouder liepen enkele getatoeëerde verticale streepjes naast elkaar, als een telling van iets, in twee rijen onder elkaar. Toen hij zich verder omdraaide, zag ze afgezien van wat strijdlittekens van zwaarden en pijlen op zijn borst en buik een ronde, vuistgrote brandplek op zijn borst.
‘Ik heb veel koningen moeten dienen voor ik in Bagemanos mijn gelijke vond,’ hoorde ze hem zeggen. ‘Veel van hen waren niet zo goed voor hun soldaten als Bagemanos. De meesten gebruikten gewoon stok- of zweepslagen om protest en ongehoorzaamheid af te straffen, maar we hebben ook een koning gehad die zijn overtreders voor ieder gezagsondermijnend initiatief met een gezet aantal turfen markeerde en eentje die zijn volk brandmerkte als ze iets deden wat hem niet zinde.’
Hij gebaarde naar de plekken op zijn lichaam.
‘Je bent dus niet de enige,’ zei hij. ‘Schaam je niet, aanvoerdersdochter. Wees trots op de idealen waar je voor bent opgestaan. Ze maken je tot wie je bent.’
Ayleth kreeg haar ogen niet meer van de plekken op zijn lichaam afgewend. Haar keel voelde plotseling dik, opgezet, en er brandde iets in haar ogen. Ze staarde naar hem en hoorde haar eigen ademhaling nadrukkelijk door haar lippen glijden.
Toen liep ze langzaam naar hem toe. Ze nam het laken om haar schouders over in één hand en bleef vlak voor hem staan. Ze keek naar de plekken op zijn bovenlichaam en langzaam stak ze haar hand naar hem uit. Toen liet ze haar vingers zacht de brandplek op zijn borst raken.
Haar adem stokte even toen ze de vreemde structuur van het litteken onder haar vingertoppen voelde, heel licht. Ze slikte en volgde de lijnen van de donkere plek. Haar ogen gleden over de rest van zijn borst, en haar vingers volgden ze naar de littekens van de zweep die om zijn bovenarmen heen krulden. Zacht streelde ze met haar vingertoppen over de strepen, over de overgang tussen zijn huid en de littekens. Toen keek ze naar hem op.
Beliëths gezicht was vlak bij dat van haar. Zijn gezicht was onleesbaar, maar zijn ogen gleden heen en weer over haar gezicht. Hij bracht zijn handen tussen hen omhoog en pakte haar hand vast die het laken om zich heen hield. Zacht maakte hij de punten uit haar greep los en liet het laken achter haar op de grond vallen. Hij liet haar hand zakken en hield hem daar met één hand vast, terwijl hij met zijn andere haar andere hand vond.
Even keken ze elkaar alleen maar aan, in stilte. Het was alsof de tijd stilstond, alsof er niets meer bestond, behalve de vage lijnen van de ruimte en hun tweeën. Ayleth voelde Beliëths handen van haar handen langs haar polsen en ellebogen omhoog glijden, langs haar bovenarmen. Ze waren warm en ruw, maar het voelde fijn. Zijn handen en zijn ogen waren het enige wat er nog bestond.
Toen, op hetzelfde moment als Beliëth naar haar toeboog, sloeg Ayleth haar armen om zijn nek. Hun hoofden kwamen naar elkaar en hun lippen vonden elkaar. Het ging haast als vanzelf, moeiteloos, en al het andere viel weg toen hun lichamen elkaar raakten, zelfs de vreselijke pijn in haar rug. Ayleths lippen kwamen van elkaar, Beliëth zoende haar, zij zoende hem en een warm gevoel maakte zich van haar meester. Het was totaal anders dan met Joseph, maar toch voelde het zo vertrouwd, goed, alsof het zo hoorde, zo hoorde te zijn. Ze kreeg het warm en voelde zich licht, alsof ze net iets boven de grond zweefde, maar bleef nog wel in het hier en nu, zich volledig bewust van wat er gebeurde, van iedere aanraking, iedere streling. Ze hield haar armen om Beliëth nek en voelde zijn handen langs haar armen naar haar polsen glijden. Ze streelden haar huid, haar onderarmen, en het was alsof zijn aanrakingen een warmte uitstraalden die van haar armen naar haar borst doortrok. Even was alles perfect, tot Beliëth zijn handen om haar polsen sloot en ze van zijn nek losmaakte.
Onmiddellijk gaf iets in Ayleths hoofd een waarschuwing af. Nog voor Beliëth het moment had kunnen onderbreken, deed zij dat al. Vlug liet ze hem los en zette een stap achteruit. Met versnelde hartslag keek ze naar de grond. Wat deed ze? Wat was er gebeurd? Waarom had hij zich van haar los willen maken? Had ze iets verkeerd gedaan? Was ze te vrij geweest?
Beliëth, echter, zette weer een stap dichter naar haar toe ondanks het feit dat hij degene was geweest die het initiatief tot de onderbreking genomen had. Hij legde zijn hand onder haar kin en tilde haar gezicht op, zodat het naar dat van hem gericht was. Ze zag tegenstrijdige emoties in zijn ogen, een soort zachtheid, maar ook een zekere pijn.
‘Het is niet jouw schuld,’ zei hij. ‘Maar hoe graag ik het ook zou willen, het kan niet. We-’ Ze zag dat hij slikte. Even deed hij zijn ogen dicht.
‘Morgen is de bekendmaking van de selectieresultaten,’ zei hij. Hij deed zijn ogen weer open en keek haar aan. ‘Je kunt niet van mij zijn, Ayleth. Hoe graag ik het ook zou willen, het kan niet. De Heilvaders bepalen alles. Ik kan hun beslissing niet ondermijnen. Ik wil je niet in gevaar brengen.’
Ayleth slikte en ze keek naar zijn handen om haar polsen.
‘Ik wil niet dat het zo is,’ zei ze. ‘Ik wil bij u zijn, met u weggaan, ver van hier. Waarheen dan ook.’
Beliëth schudde zijn hoofd. ‘Ze zullen je doden als het mis gaat. Je bent een gevangene voor hen. Ze zullen je doden als je probeert te ontsnappen en mij straffen als deserteur.’ Zijn handen gleden naar de hare. ‘Het spijt me, Ayleth. Als vanavond de selectieresultaten bekend worden gemaakt, is het voorbij. Het kan niet. Ik zal je beschermen zo goed als ik kan, maar dat is het enige wat ik kan doen. Het spijt me.’ Ayleth voelde hoe zijn handen van die van haar afgleden, haar loslieten. Ze hield haar blik met brandende ogen op de grond gericht en kneep haar ogen dicht toen hij een stap achteruit zette. Ze hoorde dat hij zijn kleding weer aantrok, maar hield haar ogen dicht. Een warme traan gleed over haar wang. Ze voelde dat hij nog één keer zijn hoofd in haar handen nam toen hij klaar was en zacht een kus op haar haar drukte. Even rustte zijn hoofd tegen dat van haar.
‘Wees sterk, Ayleth,’ zei hij. ‘Ik zie je morgen’ En hij drukte nog één kus op haar hoofd en liet haar toen los. Ayleth bleef staan, midden in de ruimte met haar ogen dicht en ademhaling die traag was door haar dikke keel. Ze keek pas op toen ze het geluid van de deur hoorde en wazig zag ze Beliëth door haar tranen heen naar buiten lopen. De deur ging achter hem dicht en een snik ontsnapte uit haar keel. Ze kromp in elkaar en liep achteruit, tot ze met haar knieholten tegen een bed eindigde. Ze liet zich op het matras zakken, zakte op haar zij, verborg haar gezicht in haar handen en begon toen onbedaarlijk te huilen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Hoi hoi! Ik ben weer bijgelezen :)
Echt heel goed geschreven zeg!
Ik vond één foutje : "Ze voelde dat hij nog één keer haar hoofd in zijn handen nam toen hij klaar was en zacht een kus op haar haar drukte."

Meer!! Ik ben zo benieuwd naar de resultaten!
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank je wel Nele! :D Voel me toch wel vereerd dat je twee (of was het zelfs drie?) van mijn verhalen volgt, dank daarvoor!

____________________________________________________________________________

Tegen de tijd dat de andere Leodaanse vrouwen terugkwamen van hun werk, lag Ayleth nog steeds op het haar zij op bed. Ze had zich nauwelijks bewogen sinds Beliëth de barak had verlaten. De eerste tijd had ze nog gehuild, maar na een tijdje waren haar tranen opgedroogd. Sindsdien had ze alleen maar wezenloos voor zich uit liggen staren, naar de houten wand van de barak, zonder dat wat ze zag tot haar doordrong.
Ayleth voelde zich leeg, op een vreemde manier. Het was of er teveel gebeurd was, nog teveel te gebeuren stond. Ze vond het vreselijk dat ze niet bij Beliëth kon zijn, nooit, en ze was doodsbang voor wat er morgen zou gebeuren. Ze wist dat Beliëth gelijk had. Als de selectieresultaten bekend waren gemaakt, zouden ze niet meer samen kunnen zijn, op geen enkele manier. Dat maakte het vooruitzicht dat ze aan een vreemde, Irfaanse man toegewezen zou worden om het bed met hem te moeten delen nog vele malen erger. Het was of alles om haar heen stilstond, maar tegelijkertijd razendsnel aan haar voorbij trok zonder op haar te wachten.
Ayleth hoorde de vrouwen binnenkomen na hun werk, maar ze reageerde niet op hun aanwezigheid en bleef roerloos op het bed liggen. De vrouwen kwamen echter al gauw naar haar toe: net als gisteren zorgden ze voor haar. Er streken allemaal handen door haar haren en handen hielden die van haar vast en ze liet zich door hen overeind zetten. Ze gaven haar extra eten dat ze voor haar meegesmokkeld en bewaard hadden en depten haar rug met doeken met warm water. Ze waren lief voor haar, zoals ze dat gisteren ook waren geweest, maar ze kon niet op ze reageren. Waarschijnlijk hadden ze niet door dat de pijn in haar rug daar niet de enige reden meer voor was.
Ondertussen werd er gepraat. De barak was de hele avond gevuld met angstig, wanhopig gefluister en gespannen gezichten. Ayleth wist niet of de andere vrouwen inmiddels door de Irfanen waren ingelicht of dat ze zelf achter het werkelijke doel van hun gevangenschap op Irfan waren gekomen, maar de meeste leken inmiddels te weten wat er morgen zou gaan gebeuren en wat dat betekende. Er werd met angst gefluisterd over de selectie, over de Irfaanse mannen en over eventuele manieren om er onderuit te komen. Eén van de vrouwen meende gehoord te hebben dat vrouwen die niet mee zouden werken in dienst van de goden zouden worden gesteld. De meeste vrouwen waren het er over eens dat dat waarschijnlijk betekende dat de vrouwen gedood zouden worden als ze niet mee zouden werken aan de missie van de Irfanen.
Die constatering maakte de stemming in de barak er niet bepaald beter op. De meeste vrouwen waren al bang geweest, maar nu er geen enkele uitweg leek te zijn, werd de stemming helemaal wanhopig. Veel van de jongere vrouwen, degenen die nog ongetrouwd waren, waren opvallend stil en het vijftienjarige meisje waarmee Ayleth tijd op de boot had doorgebracht, zat de hele tijd stil in haar bed naar de het gefluister te luisteren, met een bleek gezicht en een angstige blik in haar grote ogen. Toen iedereen naar bed ging, was de sfeer net als hij de eerste nacht in Irfan was geweest: bang, onzeker en gevuld met zacht gehuil en gesnik.
Ayleth had niet meegedeeld in het gefluister en slapen deed ze ook nauwelijks. Slapen was pijnlijk, nu, omdat haar rug nog altijd zo gevoelig was. Ze kon op haar zij liggen, maar vaak draaide ze in haar slaap dan toch op haar rug en het was vreselijk om op die manier wakker te worden. Haar huid voelde strak en warm en de pijn was te aanwezig om er genoeg afstand van te kunnen doen om te slapen. Bovendien hielden ook haar gedachten haar wakker, haar bange gedachten voor morgen en de schrijnende pijn in haar borst die haar samenzijn en gesprek met Beliëth die middag veroorzaakt had. Ze voelde zich zoals de andere vrouwen hadden geklonken: bang, onzeker, verdrietig. Ze voelde zich verslagen. Nog geen enkele keer sinds haar aankomst in Irfan had ze zich zo wanhopig gevoeld.

Na een zware, onrustige nacht werden de vrouwen de volgende ochtend wakker gemaakt door de Irfaanse soldaten. Het was nog vroeg, maar later dan ze normaal op werkdagen gewekt werden. De zon was al lang en breed op en viel fel en scherp door de lichte stof van de gordijnen heen toen ze door de soldaten uit bed getrommeld werden.
Ayleth voelde zich vreselijk. Ze nauwelijks kunnen slapen die nacht en alles, haar hele hoofd en haar hele lichaam, was moe. Ze was de hele tijd maar half weggezakt, in een roes die nauwelijks slaap te noemen was, maar waarin ze wel de hele tijd nare dromen had gehad over Irfaanse soldaten en Heilvaders die vrouwen van aan goden offerden of hen sloegen met een zweep. De dromen waren zo ondiep geweest dat er telkens abrupt uit wakker schrok zonder geheel wakker te worden en dat had haar alles behalve rust gebracht. Ze was gebroken tegen de tijd dat ze opstond. Ze zag bovendien dat ze niet de enige was die er zo aan toe was: overal om zich heen zag ze bleke, gespannen gezichten en er hing een nare, angstige sfeer in de barak.
De soldaten vertelden hen zich aan te kleden om naar buiten te gaan. Ze zouden een kwartier de tijd hebben en dan gehaald worden om naar de binnenplaats geleid te worden. Er werd hen verder niets verteld, maar ondanks de onzekerheid en de spanning deden de vrouwen wat er van hen gevraagd was. Toen de soldaten hen weer alleen lieten, begonnen alle vrouwen heen en weer te lopen tussen het washok en de andere bedden om zich op te frissen en hun kleren aan te trekken. Nu de soldaten zich weer rondom de barak ophielden, werd er nauwelijks gesproken. Het was een snijdende stilte, die met de minuut zwaarder leek te worden. De spanning was duidelijk voelbaar. Niemand wilde betrapt worden op het bespreken van manieren om de Irfanen te ongehoorzamen. Ayleths straf stond bij iedereen nog scherp in hun geheugen gebrand.
Toen iedereen weer aangekleed was, werd er zwijgend gewacht tot het kwartier om zou zijn. Nog nooit was de tijd zo langzaam verstreken. Het was vreselijk om daar te zitten, wachtend op hun lot, wachtend tot ze hun vonnis tegemoet zouden gaan. Het voelden of ze wachtten om naar de slachtbank te gaan. Ayleth zag overal bleke gezichten, die half in gedachten voor zich uitstaarden en op nagels beten, en een paar bedden verderop zag ze Neña naast het vijftienjarige meisje zitten. Neña hield haar hand vast en het meisje zat met haar benen opgetrokken op het bed, bijtend op haar nagels. Haar ogen glommen en er glinsterden tranen op haar bleke, jonge gezicht. Eén van de andere jonge meisjes moest overgeven van de spanning. Het stak haar om de vrouwen zo te zien, om wat er over was van het ooit zo gelukkige Leodaanse volk, dat nu gereduceerd was tot een hoopje angst en ellende dat tot wanhoop werd gedreven door een toekomst die bijna niet onder ogen te zien was. Ze keek naar hen, hoorde de stemmen van de soldaten buiten, en ze vroeg zich af of de Irfanen wisten wat ze hen aandeden.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Ik ben zo blij dat ik weer bijgelegen ben. Het moment waarop Beliëth zijn kleding uitdeed was zo intense en mooi en waaaauw. Ik kon het precies voor me zien en leefde echt mee. Als het een film was geweest had ik echt lopen janken, omdat bet eindelijk zover is dat ze eindelijk een soort van samen zijn!!!! EN HEBBEN GEZOEND! Ik voelde nu al m'n ogen branden, haha. Ga snel verder! Goed dat je blijft plaatsen, terwijl de reacties niet zo snel komen.
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Geen dank :) Je schrijft ook zo geweldig goed!

Ik vond een drietal foutjes:

"Tegen de tijd dat de andere Leodaanse vrouwen terugkwamen van hun werk, lag Ayleth nog steeds op het haar zij op bed." 'het' mag hier weg denk ik :)

"Ze [had] nauwelijks kunnen slapen die nacht en alles, haar hele hoofd en haar hele lichaam, was moe.
Moet er tussengevoegd worden.

"Ze was de hele tijd maar half weggezakt, in een roes die nauwelijks slaap te noemen was, maar waarin ze wel de hele tijd nare dromen had gehad over Irfaanse soldaten en Heilvaders die vrouwen van aan goden offerden of hen sloegen met een zweep." Ook 'van' mag hier weg.

Benieuwd wat de resultaten zijn!!! Wil het nu weten! :)
Jenna
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 694
Lid geworden op: 15 jan 2012 19:34
Locatie: Utrecht

Ahh weer bijgelezen en zoo spannend weer. Ik ben nu egt benieuwd aan wie ze toegewezen wordt, er bestaat toch nog een kans dat ze aan Belieth wordt toegewezen? Wel jammer dat ze geen toekomst met Belieth kan hebben :( Maar schrijf snel verder, ben nuu egt nieuwsgierig XD
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank jullie wel voor jullie onwijs leuke reacties, heb ze echt allemaal met een big smile zitten lezen! :D

_________________________________________________________________________________

Na iets wat een eeuwigheid leek te duren, ging de deur van de barak weer open. Een aantal soldaten kwam naar binnen en bleef hier en daar in de ruimte staan.
‘Aantreden!’ riep één van hen. ‘Overeind en achter elkaar. Hup, nu gelijk!’
Snel kwamen alle vrouwen overeind, bleek en fragiel en bang, en gingen achter elkaar in het midden van de barak staan. Ze hielden hun blikken zwijgend op de grond gericht terwijl de soldaten langs hen heenliepen om de rij te controleren en mensen die te langzaam waren aan te sporen op te schieten. Het verbaasde Ayleth te zien dat de meeste soldaten helemaal niet vrolijk waren om wat er stond te gebeuren, in tegenstelling tot wat ze had verwacht. De meesten waren juist kortaf en ruw, een beetje geïrriteerd, alsof ook zij niet uitkeken naar de bekendmaking van de selectieresultaten. Ze had het tegenovergestelde verwacht, gezien het gedrag van enkele van de soldaten op de heenreis naar Irfan, maar schijnbaar was de negatieve spanning ook voor hen voelbaar nu het moment daar was.
Toen alle vrouwen in de rij stonden, riepen de soldaten een bevestiging naar de soldaat die vooraan stond. Die wendde zich tot de vrouwen en liep naar de voorkant van de rij.
‘Vrouwen, volg mij,’ riep hij. ‘Blijf in de rij en wijk er niet vanaf. Ongehoorzaamheid zal niet ongestraft gaan, dus denk na voor je iets doet. Voorwaarts!’ Hij duwde de deur open en hief zijn hand op. Even liep hij wat stappen achteruit voor hen uit, om te kijken of iedereen hem naar behoren volgde, maar toen dat het geval bleek, draaide hij zich om. Hij ging de deur door en liep voor hen uit de binnenplaats op.
Het groepje soldaten leidde hen naar het zanderige stuk grond, dezelfde plek als waar de vrouwen opgesteld waren toen ze naar Ayleths straf hadden moeten kijken. Nu werden ze echter niet in een kring gezet, maar in een lange rij. De rij werd opgesteld recht tegenover een groep Irfaanse mannen, voornamelijk soldaten, van precies hetzelfde aantal als de Leodaanse vrouwen. Ayleths hart maakte een sprongetje toen ze ergens achterin de rij Belïeth zag staan. Hun blikken vonden elkaar en hielden elkaar even vast, maar Ayleth wendde haar gezicht gauw weer naar de grond toen een soldaat haar bij haar armen pakte en haar net als de andere vrouwen een kwartslag opzij draaide, zodat ze recht tegenover de rij Irfaanse mannen kwam te staan.
Ayleth keek vanonder haar wimpers naar de man die tegenover haar stond en realiseerde zich dat hij haar bekend voorkwam. Ze schrok tot het tot haar doordrong dat ze hem herkende omdat hij ook in het bos was geweest, die dag van de aanval. Hij was één van Levyans mannen en één van de weinigen die erg voldaan leek met het naderende ritueel. Paniek sloeg haar om het hart. Ze zou toch niet aan hem gekoppeld werden? Hadden de soldaten hen al goed gezet? Ze wisten toch niet wie iedereen was en wie aan wie gegeven zou worden?
Met moeite probeerde Ayleth haar luid kloppende hart tot bedaren te brengen. Ze liet haar blik langs de rij gaan, zo onopvallend mogelijk, en zocht naar Beliëth. Ze zag dat ook hij zijn blik had afgewend en nu strak voor zich uitkeek. Dwars door zijn strakke, emotieloze gezicht heen zag ze eenzelfde soort spanning als zij in haar buik voelde in zijn blik, die ze alleen maar als zodanig wist te onderscheiden omdat ze hem de laatste tijd zo vaak geobserveerd was. Hij leek echter nog niet gealarmeerd, noch besteedde hij aandacht aan de vrouw die voor hem neergezet was: waarschijnlijk betekende dat dat dit nog geen definitieve opstelling was. Ze verwachtte dat Beliëth er niet blij zou zijn als ze niet aan Levyan maar alsnog aan één van zijn mannen toegewezen zou worden. Tenminste, dat hoopte ze dan maar.
Ayleth liet haar ogen verder opzij glijden er ergens verdop iets geroepen werd.
‘Geef acht!’ klonk het over de binnenplaats. Ayleth zocht naar de bron van het geluid en een groepje mensen aan komen: het was de koning met zijn gevolg en de vier Heilvaders. Ze herkende aan hun bekende zwart-rode gewaden en zag dat ze alle drie een rol perkament in hun handen hielden.
De soldaten gingen in de houding staan terwijl de koning naderbij kwam. Bagemanos bleef staan aan het begin van de rij en hief zijn hand op.
‘Plaats rust,’ zei hij, en de soldaten deden wat hen gezegd werd, met hun armen op hun rug en hun voeten stevig in de grond. Het was doodstil: er werd niet gesproken en zelfs de vrouwen leken te gespannen te zijn om geluid te maken. Even was er alleen het geluid van de zachte bries die door Ayleths lange, blonde haar blies.
Bagemanos keek om naar de Heilvaders.
‘Heilvaders,’ zei hij. ‘Het is aan u.’
De Heilvaders draaiden zich naar hem om en knikten met hun hoofd naar hem, en toen begaven ze zich verder naar de rij mannen en vrouwen. Ze liepen tussen de rij mannen en vrouwen door en bleven allemaal op gelijke afstand van elkaar tussen hen in staan. De middelste rolde een rol perkament uit en keek de rijen rond.
‘We zullen als volgt met de selectie beginnen,’ zei hij. ‘De Irfaanse mannen staan op volgorde van voordrage. Ik lees iedere keer hun namen op in de volgorde van de rij. De vrouw die ik vervolgens bij de namen van de mannen noem, verplaatst in de rij naar voren of naar achteren toe zodat ze tegenover de man die ze toegewezen heeft gekregen komt te staan. Zo verplaatst de rij de hele tijd tot iedereen tegenover zijn toegewezen partner staat. Is dat voor iedereen duidelijk? Ook voor de vrouwen?’
Er werd instemmend geantwoord. De Heilvader knikte tevreden. Hij hief zijn rol perkament voor zich en keek naar de teksten; de andere twee Heilvaders volgden zijn voorbeeld. Ayleth keek naar hen en een siddering trok langs haar ruggengraat. Ze hoorde haar hart vreemd nadrukkelijk in haar hoofd bonken. Iemand naast haar maakte een zacht geluid: toen ze opzij keek, zag ze dat het vijftienjarige meisje naast haar stond, trillend en met starende, betraande ogen. Er liepen tranen over haar wangen en haar gezicht was bleek van angst. Ayleth tastte opzij en pakte haar hand vast. Stevig sloot ze haar vingers om die van het meisje, die ijskoud waren en onbedwingbaar trilden.
‘Te beginnen met Henry, leeftijd zesentwintig winters, gekoppeld aan Neña, leeftijd éénentwintig winters.’
Ayleth keek met grote ogen opzij: verderop zag ze Neña uit de rij naar voren komen. Ze had haar hoofd gebogen en haar bleke gezicht stond strak van de spanning. Ze draaide zich om en liep voor de rij vrouwen langs helemaal naar voren: de rij schoof voor haar op, zodat Neña tegenover soldaat Henry plaats kon nemen. Ayleth herkende de soldaat nog van de reis naar Irfan. Hij was niet slecht tegen haar geweest. Waarschijnlijk had Neña het erger kunnen treffen.
Nu de selectieprocedure echt van start was gegaan, steeg de spanning onder de vrouwen snel. De meesten hadden hun blik op de grond gericht en Ayleth zag overal bleke gezichten. Ze probeerde tevergeefs het benauwde gevoel in haar keel weg te slikken en wendde haar blik weer af. Ze zag dat nu één van de andere Heilvaders het perkament ophief.
‘Gevolgd door Carneghy, leeftijd vierendertig winters, gekoppeld aan Desiara, dertig winters.’
Weer kwam er een vrouw uit de rij naar voren, een Leodaanse uit het dorp die Ayleth alleen maar van gezicht kende, die naar voren liep en naast Neña tegenover een Irfaanse ambachtsman kwam te staan. De ambachtsman knikte naar haar, maar Desiara keek strak langs hem heen. Ayleth wist dat Desiara thuis een echtgenoot en twee dochters had.
‘Thibalt, tweeëntwintig winters, en Elwyn, drieëntwintig winters,’ hoorde ze de derde Heilvader zeggen. Ze zag een Leodaanse vrouw op de derde plaats in de rij plaatsnemen tegenover één van de staljongens van Manaous, die net zo gespannen leek te zijn als zijn Leodaanse wederhelft.
‘Terrowyn, éénendertig winters, en Adelaide, vierentwintig winters,’ zei de middelste van de Heilvaders weer. Eén van de Leodaanse vrouwen liep naar haar nieuwe plek in de rij en de volgende namen klonken door de lucht: ‘Barias, negenendertig winters, en Alys, eenendertig winters’, en ‘Caspar, vierendertig winters, en Joseline, vierentwintig winters,’, en ‘Ostat, vijfentwintig winters, en Emeïe, negentien winters.’ Ayleth voelde dat ze steeds nerveuzer werd, en iedere keer als de Heilvaders de naam van de man had opgelezen, wachtte ze met ingehouden adem af of haar naam zou volgen. Het was iedere keer een opluchting dat dat niet gebeurde, maar tegelijkertijd werd de spanning steeds erger. Achterin in de rij stonden een aantal mannen van Levyan en met enige angst bedacht dat ze dat de kans naarmate de anderen namen opraakten steeds groter zou worden dat zij aan één van hen toegewezen zou worden.
Ayleths hart bonkte dan ook luid in haar keel toen de Heilvaders aankwamen bij één van Levyans mannen, die hij Brom noemde en die naar zijn rekening eenendertig was. Ayleth sloot haar eigen trillende hand stevig om de hand van het trillende meisje naast haar en klemde haar kaken op elkaar, maar haar hart bezweek bijna van opluchting toen de Heilvader ‘Gaila, vijftien winters’ zei. Haar lichaam ontspande, maar verstijfde een seconde later echter alweer toen ze zich realiseerde wat zijn woorden wel betekenden: Gaila was het meisje naast haar.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Christus.. Wat een leeftijdsverschillen! Ga snel verderrrrrr. Ik MOET weten aan wie Ayleth en Beliëth gekoppeld worden!
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Wat Romeh zegt!! Ik ben zo nieuwsgierig!! :)
Jenna
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 694
Lid geworden op: 15 jan 2012 19:34
Locatie: Utrecht

Oeff die man is 2x ouder dan Gaila zelf man!! Oeff wat erg voor haar. Hoop dat Ayleth aan Belieth wordt gekoppeld! :D Doorgaan!!
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Silk
Balpen
Balpen
Berichten: 123
Lid geworden op: 30 dec 2011 13:34

Reactie op de post boven mij: ik heb een vermoeden dat Ayleth voorlopig nog niet aan iemand gekoppeld gaat worden, maar haar mond niet gaat kunnen houden over Galia... En dus weer gestraft gaat moeten worden (of misschien totale chaos in Irfan gaat veroorzaken doordat B. dit niet wil laten gebeuren).
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha bedankt voor de leuke reacties! Misschien niet helemaal wat iedereen gedacht had maar hopelijk vinden jullie het evengoed leuk :)

______________________________________________________________________________

Ayleth keek geschrokken opzij toen de greep van het meisje naast haar om haar hand verzwakte. Tranen rolden over haar wangen toen ze Ayleth losliet en met gebogen hoofd naar de man aan wie de Heilvaders haar gekoppeld hadden toeliep, die met een lichte grijns om zijn lippen bekeek hoe ze tegenover hem kwam staan.
Even lag alles door de war, in Ayleths hoofd. Ze kon het niet bevatten, wat er zojuist gebeurd was, dat het lieve, bange, onschuldige meisje aan het schorem van het leger toegewezen was. De Heilvaders moesten toch ook wel weten hoe de Levyan en zijn mannen waren? Zelfs zij wist dat al, na een paar dagen in Irfan doorgebracht te hebben. Het kon niet, ze konden Gaila niet aan zo’n man koppelen. Ze had duizendmaal liever haar plaats in de rij overgenomen dan dat het zo moest gebeuren.
Ayleth staarde naar Gaila met een snijdend gevoel van medelijden in haar borst. De tranen op het gezicht van het meisje sneden door haar ziel en even was ze er zo ondersteboven van dat het niet geheel tot haar doordrong dat er een bekende naam door de lucht klonk. Het merkte het maar gedeeltelijk en pas toen ze daarna nog iets bekenders hoorde, werd ze weer terug naar de werkelijkheid geslingerd. Haar naam. Ze hadden haar naam genoemd.
Langzaam keek Ayleth op. Het kolkte in haar hoofd, in een dikke, onsamenhangende brei van allerlei verschillende emoties, en uit alle macht probeerde ze de woorden te bevatten. Ze groef in haar geheugen, haalde de galmende stem van de Heilvader terug, en liet haar ogen toen langs de rij mannen naar de volgende Irfaan glijden. Ze had het goed gebeurd. Haar naam, ‘Ayleth, drieëntwintig winters’, was vooraf gegaan door ‘Beliëth, zesendertig winters’.
Ayleth keek op, naar Beliëths gezicht. Zijn gezicht was strak gebleven: als hij opluchting voelde, wist hij dat goed te verbergen.
Nog even bleef Ayleth staan, maar toen begon ze te lopen. Ze kon niet meer denken. Haar benen droegen haar Beliëths kant op alsof ze een bevel opvolgden dat niet meer tot haar hoofd was doorgedrongen. Haar ogen bleven op Beliëth gericht en die van hem op haar en zijn gezicht was het enige wat er nog was. Toen ze hem naast Brom zag staan, als de volgende in de rij, maakte zich een enorm gevoel van opluchting van haar meester. Het klopte. Ze had het niet verkeerd gehoord, het klopte echt. Ze hadden haar aan hem toegewezen. Ze hadden haar aan Beliëth toegewezen.
Ayleth nam plaats tegenover Beliëth, met het zowel het gevoel van hernieuwde kracht als het gevoel dat ze ieder moment kon flauwvallen in haar lichaam. Ze hield haar ogen op hem gericht en hij keek naar haar terug, zonder zijn blik af te wenden, haast zonder te knipperen. Zijn gezicht bleef strak, de hele tijd, maar ze zag wel degelijk iets in zijn blik doorschijnen naarmate ze hem langer aankeek, iets wat haar vertelde dat deze uitslag voor hem net zo goed een opluchting was als voor haar. Het liefste was ze hem direct in de armen gevallen, maar dat was onmogelijk in deze situatie. Bovendien voelden haar benen als pudding: als ze nu zou bewegen zou ze waarschijnlijk in elkaar zakken, dus ze kon maar beter gewoon op haar plek blijven staan.
Ayleth en Beliëth bleven elkaar de hele tijd aankijken, tot de partners van alle Irfaanse mannen en Leodaanse vrouwen bekend waren gemaakt. De Heilvaders rondden de bekendmaking af met de uitleg van hoe de procedure verder zou verlopen: de komende drie dagen, als de maan op een goede positie stond, zouden de verbintenissen geconsumeerd worden. Daartoe waren vier tenten opgezet op gewijde grond, precies in het licht van de maan. Iedere nacht zouden er drie groepen van vier koppels aan de beurt zijn die na een bijbehorend ritueel om beurten gezamenlijk tijd in de gewijde tenten moesten doorbrengen. De Heilvaders hadden de groepen zelf ingedeeld. Beliëth en Ayleth zouden in de eerste groep van de derde nacht zitten, de laatste dus.
De woorden van de Heilvaders drongen maar gedeeltelijk tot Ayleth door. Het gevoel van opluchting was nog altijd allesoverheersend en ze had een nerveus, kriebelend gevoel in haar buik. Nog steeds was ze bang voor wat er zou moeten gebeuren en kreeg ze nu al een nare spanning in haar buik als ze eraan dacht, maar ze was blij dat het met Beliëth zou gebeuren. Ze had nooit durven hopen dat de selectieprocedure zo af zou lopen. Ayleth werd opgeschrikt uit haar roes toen de luide van de stem van één van de soldaten weer door de lucht klonk. Ze keek op en hoorde dat de soldaat de vrouwen opdroeg zich weer om te draaien en achter elkaar terug naar de barak te lopen. Ayleth probeerde nog snel een keer naar Beliëth te kijken, maar werd daarvan weerhouden toen een soldaat haar bij haar arm pakte en haar richting de barak draaide omdat ze niet snel genoeg was. Al gauw begonnen de vrouwen weer te lopen en Ayleth werd met hen meegevoerd terug naar de barakken, bij Beliëth uit de buurt. Nog één keer keek ze om, over haar schouder, en nu zag ze Beliëth wel: zijn blik was nog altijd op die van haar gericht en eindelijk, heel even, zag ze dat de strakke blik in zijn ogen wat verzachtte toen hij naar haar knikte.
Er trok een warm gevoel door Ayleths lichaam. Ze draaide zich om en met een warm, haast gelukzalig gevoel in haar buik draaide ze zich om om met de andere vrouwen mee te lopen. De opluchting was enorm en het was of er een last van haar schouders viel, alsof het gewicht dat de hele tijd haar keel dichtgeknepen was verdween. Ze deed haar ogen even dicht en liet zich zonder protesteren met de andere vrouwen mee terug naar de barak leiden.
Ayleth was echter de enige die blij was met de partnerkeuze van de Irfaanse Heilvaders. Zodra ze de barak binnen kwamen en de soldaten de deur achter hen afgesloten hadden, barstte het gehuil los. Overal stortten vrouwen op bedden neer en anderen vielen elkaar in de armen, bang en verdrietig nu hun gedwongen samenzijn met een Irfaanse man zo dichtbij kwam. De afgelopen minuten hadden definitief duidelijk gemaakt dat er niets aan te doen was, dat het echt zou gebeuren. Er was geen ontkomen meer aan.
Ayleth werd weer een beetje uit haar gelukzalige roes teruggeslingerd naar de werkelijkheid toen ze de wanhoop van de vrouwen om zich heen zag. Ineens voelde ze zich schuldig, omdat ze even niet aan hun leed gedacht had en blij was geweest omdat zij een betere man toegewezen had gekregen dan sommige anderen. Ze schudde haar hoofd even en probeerde haar eigen gevoel opzij te zetten terwijl ze om zich heen keek. Bij het raam huilden twee vrouwen onhoudbaar terwijl ze elkaar vasthielden en Gaila, het jonge meisje, lag ergens verderop op haar zij op het bed te huilen. Neña zat bij haar op de rand van het bed, ook met tranen in haar ogen. Haar hand lag op Gaila’s hoofd en met de andere streek ze zacht over haar rug in een poging haar te kalmeren.
Er zakte iets zwaars neer in Ayleths maag toen ze weer dacht aan de manier waarop Brom naar Gaila had gekeken en ze slikte. Ze liep naar Gaila en Neña toe en liet zich bij hen op het bed zakken. Zacht pakte ze Gaila’s hand vast om haar te troosten. Ze wilde er overheen strijken, maar keek op toen iemand anders haar hand over Gaila heen vastpakte.
Het was Neña. Neña’s gezicht was betraand en de blik waarmee ze Ayleth aankeek, was haast medelijdend. Dat begreep Ayleth niet, maar toch veroorzaakte het een vreemd gevoel in haar lichaam.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

WAAAAAAHHHHH. Gewoon echt geweldig dat Ayleth en Beliëth bij elkaar zijn, dat maakt het verhaal meteen een stuk kleurrijker en gezelliger en leuker en aaaaaah. Ik begrijp niet helemaal wat je wilt overbrengen met de medelijdende blik van Neña.. :$
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Wat een trieste situatie zeg! Wel goed van Ayleth en Beliëth.
Ik zou graag weten wat Neña denkt...
Meer! :)
Jenna
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 694
Lid geworden op: 15 jan 2012 19:34
Locatie: Utrecht

Huh wat is er met Nena, wrm kijkt ze zo raar. Ahhh to schrijf verder!?
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha bedankt voor jullie toffe reacties, hopelijk nu wat meer duidelijkheid :)

_________________________________________________________________________________
Neña pakte Ayleths hand vast. Ze sloot haar vingers stevig om die van haar en hopeloos schudde ze haar hoofd.
‘O, Ayleth, het spijt me zo,’ zei ze. ‘Ik vind het zo erg voor je.’
Verward keek Ayleth haar aan. Even was ze stil, maar toen schudde ze haar hoofd.
‘Wat?’ vroeg ze met een vreemde ondertoon in haar stem. ‘Hoe bedoel je?’
De tranen gleden over Neña’s wangen.
‘Ik zou met je ruilen als het kon,’ zei ze. ‘Echt waar Ayleth, ik zou het zo doen. Ze kunnen je dit niet aandoen.’
Ayleth staarde naar Neña’s gezicht. Een koud gevoel maakte zich van haar meester en trok langzaam door al haar ledematen. Waar had ze het over? Wat was er aan de hand? Ze was toch aan Beliëth toegewezen?
Ze knipperde met haar ogen.
‘Bedoel je Beliëth?’ vroeg ze.
Neña knikte.
‘Het spijt me zo,’ zei ze weer. ‘Ik kan me niet eens voorstellen hoe het voelt. Het moet vreselijk zijn om het bed te moeten delen met de man die de dood van je vader op zijn geweten heeft.’ De tranen rolden over haar wangen. ‘Ik heb het gezien, Ayleth. Ik heb gezien dat hij zijn keel doorsneed. Ik vind het zo erg voor je.’
Ayleth staarde Neña aan. Even was het stil, suisde het in haar oren, galmend, ruisend. Maar toen, toen haar woorden tot haar doordrongen, toen ze dacht aan het bloed op Beliëths handen en kleding toen hij op het strand langs de rij vrouwen had gelopen, was het of ze een klap in haar gezicht kreeg.
Ayleths hele lichaam bevroor. Een ijskoud gevoel maakte zich van haar meester. Het was of zelfs haar hart even niet meer sloeg, of zelfs haar ademhaling ermee ophield. Het bloed op Beliëths handen was dat van haar vader geweest. Dat was de reden dat hij zo snel in het bos was geweest, in de buurt van het kasteel. Hij was in de buurt geweest omdat hij net haar vader had gedood voor hij haar was komen redden, omdat hij bezig was zijn mannen terug te trekken.
Alles om Ayleth heen viel weg. De vormen van de barak, de gezichten van de vrouwen, haar eigen gedachten, en ze hoorde alleen nog het gehuil van de vrouwen en de woorden van Neña, die galmden in haar hoofd. Toen begon heel haar binnenste te kolken, te golven en te protesteren. Ze kon het niet bevatten. Haar lichaam kon de klap niet verwerken.
Met grote ogen staarde Ayleth voor zich uit. Haar hand hing slap in die van Neña en haar hele lichaam begon te trillen.
‘Het spijt me zo, Ayleth,’ hoorde ze Neña weer zeggen.
Ze schudde haar hoofd een beetje en haar hand gleed uit die van Neña. Ze tastte naar achteren en probeerde zich moeizaam overeind te werken.
‘Ik… ik moet…’ begon ze, maar ze kon de rest van die zin niet meer afmaken. Ze kwam overeind, maar de woorden bleven in haar hoofd weerklinken. Athalos gezicht verscheen op haar netvlies, zijn witte baard, zijn glimmende, blauwe ogen, en Beliëths gezicht verscheen er overheen, het gevoel van zijn lippen op die van haar, zijn warme bovenlichaam tegen het hare, en haar knieën knikten. Ze zette een stap, probeerde naar het washok te lopen, maar de schok was te groot. Ze voelde dat de ruimte begon te draaien en haar benen begaven het. Toen werd het zwart voor haar ogen en ze zakte opzij. Haar ogen gleden dicht en nog voor ze de grond geraakt had, verloor ze het bewustzijn.

Hoofdstuk

Neña had alles van dichtbij gezien, die dag op Leodeth. Op de dag van de aanval had ze niet op tijd binnen de kasteelmuren kunnen komen. Ze was in de strijd verwikkeld geweest bij het plateau waarop Athalos door de Irfanen was vastgehouden en had alles van dichtbij meegemaakt.
Athalos had gevochten, vertelde ze Ayleth, dapper als altijd. Hij was met Abijah en een groep andere ruiters naar buiten gereden en was de Irfanen te lijf gegaan met het zwaard. Hij had er vele gedood voor het noodlot had toegeslagen, wist Neña. Toen hij Abijah op een gegeven moment had opgedraaid om één van de Leodaanse soldaten te hulp te schieten, had Beliëth een pijl op hem afgevuurd. Athalos had hem te laat gezien en Beliëth had hem van zijn paard geschoten. Neña wist nog dat Beliëth de Irfanen het bevel had gegeven hem mee te nemen naar het plateau. Daar hadden ze hem een tijd vastgehouden, Beliëth had hem de brief laten schrijven. Toen de Leodanen de rode vlag naar buiten hadden gehangen, die de overgave afwees, had Beliëth er kort naar gekeken en zich toen naar de soldaat die Athalos vasthield omgedraaid. Hij had een dolk gepakt, Athalos overgenomen en het lemmet in een snelle haal langs zijn keel gehad. Beliëth had Athalos gedood. Ayleths vader was dood door wat hij had gedaan.
Ayleth voelde zich als verdoofd. Ze voelde zich vreselijk, alsof de schok haar lamgeslagen had. De volgende dag moest er gewoon weer gewerkt worden, maar omdat Ayleth van de arts nog een dag binnen moest blijven, werd ze helemaal alleen met haar gedachten in de barak overgelaten. Ze wist niet meer wat ze moest doen. Ze wilde het niet geloven, dat het was zoals Neña het zei, maar twee van de andere vrouwen hadden haar verhaal bevestigd. Athalos was dood door de dolk van Beliëths hand.
Haast wanhopig vroeg Ayleth zich af waarom ze dit niet geweten had. Ze groef uit alle macht in haar gedachten, maar haar herinneringen aan die gebeurtenissen op het plateau in Leodeth werden niet scherper. Ze had alleen maar naar haar vader gekeken, kon zich niet eens meer het precieze gezicht van de soldaat die hem gedood had voor zich halen. Ze zag alleen het gezicht van haar vader nog voor zich, zijn blauwe ogen, het felrode bloed dat langs zijn hals naar zijn borst gelopen had.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

HAHAHAHAHAHA. Oké, dit is wel echt geweldig. Ik wist dat ze niet zomaar samen zouden komen. Jij bent wel sadistisch voor je personages zeg. :p
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
Jenna
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 694
Lid geworden op: 15 jan 2012 19:34
Locatie: Utrecht

Om eerlijk te zijn wist ik dit allang al, dat Belieth de moordenaar van haar vader was. Dit moet egt een zware klap voor haar geweets zijn, arm kind. Vraag me af wat ze nu zal doen met die Belieth. Levend villen of toch maar een dolk?
Een vriend is iemand die het lied van je hart kent, en het opnieuw kan zingen als jij het vergeten bent....
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Ja ik voel me er wel eens schuldig over :( ik geef echter wel om ze hoor haha dus ik ben doorgaans niet van de hele slechte einden, dus wie weet dat het nog goed gaan komen :)

_____________________________________________________________________________________

Ayleth kneep haar ogen even dicht, zittend op haar bed in haar barak. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht en liet ze er overheen glijden. Het was teveel, te veel door elkaar. De afgelopen dagen had ze zo’n respect en emotionele band met Beliëth opgebouwd, door de manier waarop hij met haar was omgegaan, door wat hij voor haar gedaan had. Hij had vanaf het begin voor haar gezorgd, haar beschermd. Hij had haar gered van Levyan en zijn mannen, haar na laten kijken door de arts, hen de bewegingsvrijheid op het schip gegeven die ze zo hard nodig hadden. Hij had haar geholpen toen ze op het Irfaanse land was ingestort, voor haar gezorgd toen ze haar straf had gehad, en hij had gezorgd dat ze vanaf volgende week op stal mocht werken, in plaats van op het land. Ze had gedacht dat ze verliefd op hem was geworden, van hem was gaan houden, misschien zelfs. Maar hij had haar vader gedood. Alles was voor niets geweest. Ze mocht niet van hem houden. Ze moest hem haten. Ze moest hem doodwensen, meer dan alles ter wereld.
Haar gedachten stemden Ayleth melancholiek. De herinneringen aan haar vaders dood maakten haar triest en ze kreeg de uitdrukking op Beliëths gezicht, zijn opgeluchte uitdrukking toen was gebleken dat ze aan hem toegewezen was geweest, de eerste uiterlijke vertoning van emotie die hij sinds haar aankomst in Leodeth had gegeven, niet meer van haar netvlies. Iets in haar wilde hem niet kwetsen, maar ze wist dat ze moest. Hij verdiende het. Ze mocht hem alleen nog maar haten.
Ayleth keek op van het raam waar ze voor had gezeten toen ze buiten stemmen hoorde. Haar hart begon even sneller te slaan. Er klonken voetstappen bij de deur en er werd aan het slot gemorreld en ze kwam snel overeind, maar liet haar adem in een zucht ontsnappen toen ze zag wie er voor de deur stond. Het was Gars, de arts, voor zijn dagelijkse controle.
Ayleths adem stokte echter al gauw weer toen ze zag dat Gars niet alleen was. Beliëth kwam achter hem aan naar binnen. Hij keek naar haar en deed de deur achter zich dicht toen hij haar gezien had. Voor het eerst sinds ze hem kende, had hij een zachtere uitdrukking op zijn gezicht. Zijn mond was minder strak dan normaal en zelfs zijn blauwe ogen hadden een warmere uitstraling dan ze van ze gewend was.
Die verandering in Beliëths uiterlijk stak Ayleth des te meer. Niet alleen zou hij tevergeefs zijn, maar tevens maakte het hem nog vele malen aantrekkelijker, al wilde ze het niet toegeven. Ze kreeg weer dat warme gevoel in haar lichaam waar ze zichzelf om haatte. Ze vervloekte haar lichaam. Die tijd was voorbij. Het kon niet meer.
Ayleth kwam snel overeind van het bed en draaide zich naar Gars en Beliëth toe. Ze boog haar hoofd naar hen.
‘Heer,’ zei ze, bewust alleen tot Gars sprekend, in de hoop dat haar gevoelens voor Beliëth zouden verdwijnen als ze probeerde te doen of hij er niet was.
Gars liep naar haar toe en zette zijn tas neer op het bed. ‘Goedemorgen. Hoe gaat het vandaag met je?’
‘Goed, heer.’ Haar standaardantwoord. Ze zou nooit aan hen toegeven dat het niet goed met haar ging. Wie weet wat ze met haar zouden doen als ze tekenen van zwakte zou vertonen. Ze was het verhaal over het offeren nog niet vergeten.
Gars draaide Ayleth om en duwde haar haren over haar schouder om haar rug te bekijken. Ze hield haar hoofd gebogen terwijl zijn handen over haar rug gleden. Ze merkte dat Beliëth voor haar langsliep: haar hart klopte luid in haar borst, maar ze hield haar blik angstvallig op de grond gericht.
‘Het ziet er al een stuk beter uit,’ hoorde ze Gars achter zich zeggen. ‘Ik smeer je nog een keer in en dan moet je wel volgens planning morgen weer aan het werk kunnen. We geven je een jurk die je rug bedekt. Het is belangrijk dat er nu geen vuil of andere verwondingen bijkomen.’
Ayleth knikte gehoorzaam. Ze hoorde dat Gars zich achter haar omdraaide en in zijn tas begon te rommelen. Intussen voelde ze dat Beliëth dichterbij kwam. Vlak voor haar bleef staan: ze kon zijn aanwezigheid voelen en dat maakte haar zowel nerveus als boos, een geforceerde, gedwongen woede die zich meer in haar hoofd dan in haar lichaam bevond. Het nerveuze, onzekere gevoel was echter duizendmaal sterker.
‘Manaous laat je morgen een halve dag op stal werken,’ zei hij. ‘Het zal zwaar zijn om er weer in te komen, dus ik heb wat extra brood voor je bij me. Ik weet dat ze je te weinig eten geven als je niet werkt.’
Ayleth zag dat hij brood naar haar uitstak, omwonden in een linnen doek.
‘Hier.’
Ayleth reageerde niet. Ze hield haar blik op de vloer gericht, niet op het brood. Ze bewoog niet. Beliëth wachtte op haar en iets in haar wilde niet onbeleefd zijn, maar ze kon het niet van hem aanpakken. Het mocht niet meer.
Beliëth wachtte nog even, maar toen ze niet reageerde, duwde hij het brood dichter naar haar hand toe.
‘Neem het, Ayleth,’ zei hij. ‘Je hebt het nodig.’
Ayleth balde haar handen tot vuisten. De manier waarop hij haar naam zei was zowel prachtig als schrijnend. Hij mocht die naam niet zeggen, de naam die haar vader haar gegeven had.
Toen Ayleth nog altijd niet reageerde, leek Beliëth het zat te worden. Ze voelde iets veranderen in de zachte energie die hij uitgestraald had en hij zette een stap dichter naar haar toe. Hij stak zijn hand naar haar uit en pakte hem vast, waarschijnlijk om het brood erin te duwen, maar het gevoel van zijn hand deed iets knappen in haar hoofd toen hij haar aanraakte. Hij mocht haar niet aanraken, ze mocht die tinteling niet meer voelen.
Met een ruk trok Ayleth haar hand weg. Met versnelde ademhaling hield ze hem uit Beliëhts buurt. Toen hij opnieuw zijn hand naar haar uitstak, hield ze haar hand naar achteren en draaide haar gezicht van hem weg. Ze wilde een stap achteruit zetten, maar liep daarbij tegen Gars op, die nog steeds achter haar stond. Ze schrok toen hij haar bij haar armen pakte.
‘Ho, meisje, even blijven staan,’ zei hij. ‘Ik ben nog niet klaar.’
Ayleth bleef staan zoals hij vroeg, maar zette geen stap terug naar waar ze net had gestaan, dichter naar Beliëth toe. Wel keek ze naar hem op, en ze zag dat hij ook naar haar keek. Ergens deed het haar pijn toen ze zijn gezicht zag: het zachte op zijn gezicht was verdwenen en het had weer zijn gewoonlijke, strakke uitdrukking gekregen, nu met een lichte, haast nauwelijks waarneembare frons tussen zijn wenkbrauwen. Hij had het brood nog in zijn hand en zijn ogen waren op de hare gericht. Hij keek naar haar gezicht, even, en toen ze geen blijk van herstel of een glimlach gaf, werd zijn blik donkerder. Hij wendde zijn blik af, gooide het bundeltje brood op het bed en draaide zich om. Zonder iets te zeggen liep hij weg en ging met zijn rug naar haar toe bij het raam naar buiten staan kijken.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”