@Jochem, elke keer waneer je zoiets zegt dan denk ik: dit gaat automatisch man! Hier denk ik niet bewust over na.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstuk 6
Het labyrint der wanhoop
~*~
Verslagen sloeg ik mijn ogen neer, hopend dat de andere blikken van mij afgewend zouden worden. Mijn hoop werd de bodem ingeslagen toen ik een klap tegen mijn hoofd voelde. Een pijnscheut bevestigde het.
'Sorry, iets te laag gemikt,' grinnikte een stem.
Ik draaide me om. Tot mijn verbazing griste een meisje van een paar jaren oud een soort plat, fel groen ding van de grond. Even keek ze me aan, toen draaide ze zich om en gooide het ding weg richting andere kinderen. Gierend van het lachen rende ze erachteraan.
Verwonderd bleef ik kijken. 'Nog nooit een frisbee gezien?' zei een mannenstem.
Ik draaide mijn hoofd en schudde van nee.
'Waar kom je vandaan?' vroeg de man.
Ik nam hem in me op. Zijn haren waren dor elkaar, alsof hij erdoorheen gewoeld had of net wakker was geworden. Toch keek hij erg wakker uit zijn ogen. Zijn gespierde lichaam liet zien dat hij trainde. 'Kan je het zien?' grinnikte hij. 'Ik ben Gijsbert trouwens.'
'Ik ben Milou, sorry, ik ga al weg.' Ik liet mijn hoofd hangen en maakte aanstalten om te vertrekken.
Zijn hand hielt me echter tegen. 'Waar denken wij heen te gaan? Ik heb echt geen idee waarom je weg zou moeten Milou.'
Gijsbert's glimlach maakte iets in me los. Vaag kwam het idee binnen dat ik gezelschap toch echt gemist had.
'Ik heb iets gedaan, en sindsdien ben ik verbannen uit mijn land en zelfs mensen in Arual willen niets van me weten.'
Ik verwachtte dat hij me weg zou duwen of me in ieder geval loslaten. Hij deed geen van beide. 'Ik weet het, maar je bent nu al genoeg gestraft Ik ben het er ook niet mee eens met hoe je alles hebt aangepakt, maar je verdient een tweede kans. Iedereen vind dat in dit dorpje.'
Een hoogzwangere vrouw kwam naast me staan en sloeg een arm liefdevol om mijn schouders. 'Kom maar. Ik ben Eline, Gijsbert's vrouw.'
Ze knipoogde naar me. Ik keek naar haar buik. 'Ja,' hierbij wreef ze trots erover heen, 'Ik ga hem Add noemen. Hij zal de baas worden van dit dorp. misschien is hier er ook nog wel in de tijd van de Ziekte.'
Mijn stemming ging direct weer naar beneden bij die benoemen van mijn fout.
'Ik hoop het niet voor je,' fluisterde ik.
’Open met woorden, open met daden. Open dag en nacht, laat me terugkijken, naar waar ik verlang,’ mijn stem beefde.
Toen Rithem dat hoorde duwde hij me dichter tegen zich aan. Mijn linkerarm had ik om Kateryn’s nek geslagen, ik voelde mijn handen al vochtig worden van mijn zweet. Ademloos wachtte ik. Waarop? Zou ik niet kunnen zeggen.
Vlak voor ons begon in de lucht zich een donkerrode plek te vormen. Ik trok aan Rithem’s arm en wees. Vragend keek hij me aan. Zag hij het niet?
‘Ben je blind of zo?’ siste ik verwonderd. Hij schudde zijn hoofd.
De rode plek begon te druppen. Rode druppels – ze deden me verdacht veel aan bloed denken – vielen eruit. Verwonderd keek ik ernaar. Want het was net alsof ze via iets glads naar beneden gleden. Ze lieten sporen achter in de lucht. ‘Zie je het echt niet?’ vroeg ik nogmaals.
En alweer schudde Rithem zijn hoofd.
Nadat er een paar minuten waren verstreken hadden de – bloed – druppels een oppervlak bedekt. ‘Het, het lijkt wel een deur,’ mompelde ik vertwijfeld.
Ik stond op en liep erheen, Rithem hielt me tegen. Tja, hij ziet dit niet. Maar ík wel.
Even keken we elkaar in de ogen, toen liet hij me los en knikte. Ik draaide me om en haalde diep adem.
Tergend langzaam bracht ik mijn hand richting het rode vlak. Tot mijn verbazing kon ik er doorheen. Rithem hapte naar adem. ‘Wat! Je hand, wat is dat rode ding?’
Een glimlach sierde mijn gezicht. Hij zag het nu dus wel.
’Stop!’ gilde Kateryn in mijn hoofd. Snel trok ik mijn hand terug. Ik draaide me om.
‘Wat?’
‘Wat, wat?’ vroeg Rithem. Ik wees naar Kateryn. Rithem begreep het.
’Zeg een tijd, snap je het niet. Anders ga je misschien wel naar de prehistorie of miljoenen jaren de toekomst in. Daar stond ik dan met mijn mond vol tanden.
Hier had ik niet aan gedacht. ‘Maar, welke tijd leefde Milou?’
Luid gepiep klonk. Rithem sprong op met zijn mes al in de aanslag. Direct schoot mijn hand richting het boek.
Dat was het! Ik griste het boek uit mijn tas en pakte het. Zoals ik verwacht had was er een nieuw papiertje in verschenen.
Je eerste uitleg. Je moet naar de dag 11-21-1221. Dat is een dag eerder dan het ‘ongeluk’. Maar dan heb je tijd genoeg.
‘Kateryn?’
’ja? ‘Hoe voer ik de datum in?’
Ze liep richting de ‘deur’ en begon te grommen. ‘Kat!’ siste ik.
Toen ze stopte met grommen en keek me schuldig aan, tenminste, zo leek het. Kateryn drukte met haar snuit tegen de deur.
’Zeg het gewoon, 11-21-1221.’
‘elf, eenentwintig, twaalfduizendeenentwinting.’
Een deurklink verscheen. Verwonderd keek ik ernaar. Het is met goud in gelegd, en als ik me niet vergis ook met diamanten.
’Ik zou maar gaan. Laat dit alles maar achter je.’ Ik knik.
‘Ja, laten we gaan. Rithem?’ Vragend kijkt hij naar me op en ik steek mijn hand uit als antwoord. Een glimlacht groeit op zijn gezicht en hij neemt mijn hand in de zijne.
Ik haal diep adem en stap samen met Rithem en Kateryn het labyrint der wanhoop binnen.