Trög, de bergtrol

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dag allemaal,

Onlangs ben ik een nieuw verhaal begonnen, waarvan het personage al langere tijd in mijn hoofd zit. Hopelijk eens wat anders dan anders: het hoofdpersonage is een bergtrol (maar niet op de standaardmanier van dat woord, zoals te lezen in hoofdstuk 1) die in de moderne wereld terechtkomt, waar de media hem op een voetstuk zetten en hij en zijn omgeving de gevolgen van publiciteit en roem gepresenteerd krijgen.

Ik schrijf dit verhaal in de eerste plaats omdat ik graag iets met een Mortiis-achtig personage wilde doen, maar ik heb toch besloten eens wat te posten en te kijken of mensen het leuk vinden. Ik weet niet of het begin heel spannend is maar dat komt later vanzelf. Zoals gezegd is Trög gebaseerd op Mortiis uit de Smell of Rain-era (mocht dat iemand iets zeggen, waarschijnlijk niet) en is het verhaal grofweg geïnspireerd op Mortiis' Parasite God en Marilyn Mansons' The Dope Show, wel met mijn eigen invulling uiteraard dus zonder jatwerk of het plegen van plagiaat o.i.d., moge dat duidelijk zijn ;)

Het verhaal wordt grotendeels verteld vanuit Trög en wordt afgewisseld met nieuwsberichten, reportages, telefoontranscripties die zijn opkomst in de wereld, de media en het leven van andere laten zien.

Bij voorbaat dank aan de mensen die de moeite nemen het te lezen, hopelijk vinden jullie het leuk :)

____________________________________________________________________________________

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Fragment uit Feit en folklore, leerboek middelbare scholen klassen 1-2, door T. H. Drobokah

Pag. 34, hoofdstuk 2

Titel: De Scandinavisch bergtrol

De Scandinavische bergtrol

De Scandinavische bergtrol is een mythisch figuur dat zijn oorsprong vindt in de tijd van de Vikingen. De eerste vermelding van deze soort stamt uit een runenschrift uit 801. Lange tijd is er onduidelijkheid geweest over de betekenis van de betreffende runnen. Pas halverwege de twintigste eeuw is door analytisch onderzoek vastgesteld dat de betekenis van de onbekende runnen die van ‘bergtrol’ aangeeft.
De benaming ‘bergtrol’ is enigszins verwarrend. De Scandinavische bergtrol is, in tegenstelling tot de populaire en moderne opvatting, geen groot, dom, traag wezen dat mensen eet. De bergtrol is een mensachtig wezen dat lichamelijk, van voeten tot nek, vrijwel gelijk is aan de mens. Het meeste verschilt de bergtrol van zijn verwant van de nek naar boven toe: de geschriften over de bergtrol beschrijven deze als een wezen met een grote haakneus, als die van de ook wel zogenoemde gobelins (zie pag. 37), en lange, puntige oren. De wezens zouden zeer lange, dreadlock-achtige strengen haar hebben die pas ver boven de ongewone oren op het hoofd beginnen te groeien. Tevens staat geschreven dat bergtrollen, afgezien van hun lange hoofdhaar, verder nauwelijks haargroei hebben: ze worden niet verondersteld baardgroei te hebben, nog wenkbrauwbeharing of wimpers, maar daarentegen wel een grove en gefronste wenkbrauw, die hun donkere ogen vrijwel altijd in een schaduw hult en hen er gevaarlijker uit doet zien dan ze zijn.
Volgens de folklore vormen bergtrollen immers geen bedreiging voor de mens. Ze leven meestal in gemeenschappen die zijn onderverdeeld in kleinere groepjes in grotten en bergspleten in veelal onherbergzame gebieden. Ze zijn op zichzelf en bemoeien zich niet met de mens of andere volkeren om hen heen. Hun voedsel bestaat voornamelijk uit fruit, noten en bij uitzondering de kleinere dieren die, afhankelijk van hun omgeving, in de buurt te vinden zijn. Bergtrollen worden in sommige geschriften verondersteld vegetariërs te zijn.
Bergtrollen zijn fysiek in staat vocaal te communiceren, maar het is niet bekend of zij dit ook doen. Het grootste gedeelte van de overlevering verbeeldt de bergtrol als een veelal zwijgzaam wezen dat ondanks zijn norsige uiterlijk vreedzaam en onafhankelijk is naar andere volkeren toe.
De laatste officiële melding van een waargenomen bergtrol stamt uit 1967. Net als de vele vermeende waarnemingen daarna, heeft deze echter een twijfelachtig karakter en daardoor heeft de legende van de Scandinavische bergtrol de laatste eeuwen Loch Ness-achtige proporties aangenomen. Mede daardoor wordt verondersteld dat de bergtrol, mits feit in plaats van fictie, al ver terug in de achttiende eeuw is uitgestorven.
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _


1.

De zon was net op toen hij leerde dat zijn laatste gezel niet meer was.
Het was nog vroeg, toen het gebeurde. In de grot waarin ze de afgelopen tijd hadden geleefd, was het koud. De aarzelende zonnestralen waren nog niet in de diepe, koele holte van de berg doorgedrongen. De temperatuur was pas net langzaamaan aan het stijgen en het licht van buiten viel nog maar aarzelend naar binnen.
In het licht van de opkomende zon zat Trög op zijn hurken op de ruwe stenen. Zijn in lappen en stroken leer gewikkelde hand duwde tegen de schouder van zijn metgezel. Ze hadden altijd op elkaar geleken, Trög en Gnår. Tot vandaag, tenminste. Hun gezichten, met de grote neus, de puntige oren en de donkere blik, waren net als die van de anderen van hun soort altijd nagenoeg hetzelfde geweest, maar nu waren ze anders. De lippen van Gnår hadden niet langer de donkere kleur die die van Trög hadden. Hetzelfde gold voor de huid om zijn ogen, die, waar hij bij Trög nog gewoonlijke zwarte kleur had, bij Gnår tot een lichtgrijs verbleekt was. Door zijn frons was zijn uitdrukking nog altijd donker, maar zijn ogen waren leeg. Ze waren op een punt naast hem gericht en knipperden niet meer. Het reliëf van gebogen lijnen in de huid van zijn bovenarmen en rug leek vervaagd te zijn. Zijn menselijk aandoende lichaam was bleek en zijn ledematen lagen krachteloos op de gele rotsen.
Nog een keer duwde Trög tegen de schouder van Gnår. Het koude lichaam wiebelde onder de aanraking, maar gaf geen reactie. Ook toen Trög hem wat heen en weer schudde en met de donkere, roodachtige nagels van zijn vingers in zijn arm porde, reageerde Knår niet. Toen dat ook de keer daarna en de keer daarna niet gebeurde, begreep hij dat het zo was. Gnår had hem verlaten. Zijn laatste gezel was heengegaan.
Laatst gewijzigd door Jeetje op 02 jun 2013 12:18, 1 keer totaal gewijzigd.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Saevir
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 20
Lid geworden op: 22 mei 2013 14:55

Ben niet helemaal lekker en nogal duf, dus even een niet erg nuttige reactie.. ;)

Ik vind de opzet erg origineel en ik ben benieuwd hoe het verhaal verder gaat lopen. Bij "standaard" verhalen is de hoofdpersoon vaak mens (elf, weerwolf en vampier komen ook nog wel voor), maar ik ben nog nooit een hoofdpersoon tegen gekomen die trol was. Ik ben vooral erg benieuwd naar hoe je de leefgewoonte, cultuur en gebruiken van de bergtrol gaat uitwerken en hoe je dat naar voren laat komen in je verhaal.
Waar ik ook benieuwd naar ben is hoe je de namen van de personages uit spreekt. :)

Ik lees graag meer! :)
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Even zeggen dat er wel wat fantasie-schrijvers zijn die trollen als hoofdpersonage nemen. Bernhard Hennen heeft bijvoorbeeld Orgrim en Skanga. En volgens mij worden in de boekenserie "de Trollen"(nooit gelezen xd) ook wel Trollen als hoofdpersonage voor. ^^

Anyway. Even zeggen dat het Nederlandse woord voor "goblin" "goblin" is. Een gobelin is een wanttapijt.
Jeetje schreef:als die van de ook wel zogenoemde gobelins (zie pag. 37), [/quote
Jeetje schreef: reageerde Knår niet
Wie is dat? :p (Volgens mij moet er daar een 'g' staan.)

Ik ben wel benieuwd wat er allemaal gaat gebeuren. ^^ En veel meer heb ik niet meer te zeggen eigenlijk. Het is mooi geschreven en blablabla. Dat klinkt gewoon allemaal veel te gemaakt. :p

Volgens mij spreek je zo uit als "Treug" (als in "garçon") en "Gnor". ± :p Een korte Finse/Noorse "a".
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Aaaargh gobelin damn autocorrect, sorry =/ gelijk ff woord toevoegen als toegestaan. Je spreekt het inderaad uit als een soort van Treug, maar in mijn hoofd klinkt de g ietwat als een k, dus meer een soort Treuk met een Scandinavisch-achtige r (als iemand zich daar een voorstelling van kan maken en die inderdaad klinkt zoals ik denk). Om die opmerking over de Trollen-serie moest ik erg lachen trouwens.
Dank jullie wel voor jullie reacties allebei, we gaan kijken hoe ver we komen :)

_______________________________________________________________________

Toen hij zich dat realiseerde, bleef Trög even op zijn hurken naar Gnår zitten kijken. Misschien was het omdat hij probeerde te bedenken wat hij nu moest doen, misschien was het toch uit emoties, een vorm van verdriet die, misschien wel, misschien niet met de menselijke vorm daarvan overeenkwam. Het was niet duidelijk of wezens zoals hij emoties hadden zoals mensen die kenden, en of ze überhaupt geleid werden door gedachten of enkel door instincten. Er waren in ieder geval geen tranen, ook niet toen Trög zijn hand op de schouder van zijn gezel legde en met de andere zijn lange haar voor zijn gezicht hing om zijn starende ogen aan het zicht te onttrekken.
Toen hij Gnårs gezicht bedekt had, kwam Trög overeind. Zonder dat de gewoonlijke strakke, ietwat norsige uitdrukking van zijn gezicht en wat omlaag wijzende mondhoeken veranderde, pakte hij een platte steen en begon hij naar de opening van de grot te klauteren. Zijn klim was soepel: de lappen stof en leer om zijn handen en onderarmen en zijn voeten en onderbenen gaven hem bescherming tegen en grip op de ruwe rotsen en het kostte hem maar vijf grote stappen voor hij buiten stond.
De zon was inmiddels geheel op. Haar licht en de gelige kleur van de omliggende bergen deden Trög met zijn wat beige huidskleur volledig inmengen met zijn omgeving. De bries brachten zijn lendendoek en zijn lange strengen haar wat in beweging en lieten de botjes en kralen in zijn haar en om zijn armen tegen elkaar klinken terwijl hij met zijn donkere, ietwat peinzende blik om zich heen keek. Toen, zonder aanwijsbare reden daarvoor, begon hij te lopen. Vijf meter, tien meter, vijfentwintig, nog veel verder, tot de harde grond onder zijn voeten zachter werd. Het harde steen veranderde in de zandvlakte en hij hurkte toen het zand wat losser werd. Soepel liet zijn vingers en roodachtige nagels door het zand gaan, alsof hij zocht naar een goede plek. Toen hij die gevonden leek te hebben, zette hij zijn platte steen in het zand en begon te graven.
Het was het begin van een lang proces. Onvermoeibaar groef Trög door, in het steeds koeler wordende zand, zittend in kleermakerszit en zo nu en dan zijn lange dreads uit zijn gezicht vegend als de wind ze voor zijn ogen blies. Hij werkte door zonder te pauzeren, uur na uur, gravend met de steen, zodat er zich steeds dieper wordend gat in de vlakte uitholde. Zijn uitdrukking veranderde niet en hij kwam niet van zijn plek tot het gat diep genoeg was. Het gat kreeg de vorm van een kegel die naar onderen toe steeds smaller werd. Hij duurde twee dagen en twee nachten voor het gat naar zijn tevredenheid was.
Toen hij tevreden was, kwam Trög weer overeind. Met de steen in zijn hand en verassend soepel voor iemand die twee dagen in dezelfde houding had gezeten, begon hij terug naar de spleet in de berg te lopen. Daar lag Gnår nog steeds zoals hij hem had achter gelaten, op zijn buik met zijn lange haar voor zijn gezicht. Trög liep zonder aarzelen naar hem toe, draaide hem om en legde hem op zijn rug. Toen pakte hij hem bij zijn oksels en begon hem de grot door te slepen, naar boven, over de rotsen naar de spleet. Gnår was zwaar, hij was altijd wat groter geweest dan Trög, maar Trög wist hem over de rotsen heen naar boven te slepen. Daar, eenmaal buiten, pakte hij hem vast en tilde hij hem op zijn schouders. Met Gnårs lichaam op zijn rug liep hij weer terug, naar het gat aan het begin van de zandvlakte. Daar aangekomen legde hij Gnår op de rand neer. Hij herpositioneerde zijn haar, zijn lendendoek, en legde zijn handen naast hem neer. Toen, met beide handen, duwde hij Gnår naar het gat en liet hem erin naar beneden vallen.
Trög hoorde een plof en hij keek over de grand naar beneden. Gnår lag precies zoals hij terecht had moeten komen: op zijn rug onderin het smalle gat, met zijn benen uitgestrekt en zijn armen langs zijn lichaam. Zijn haar bedekte zijn ogen niet helemaal meer, maar dat maakte niet uit. Het zand zou Gnårs gezicht vanaf nu aan het zicht onttrekken.
Trög draaide zich om en hij pakte zijn steen weer van de grond, die hij net naast Gnår op het zand had neergelegd. Met zijn handen en de steen begon hij het zand rondom het gat weer terug te duwen, de diepte in. Het viel in stofwolken naar beneden en het duurde niet lang voor het Gnår begon te bedekken. Trög kon het horen, dat het zand op zijn lichaam neerviel, maar hij keek niet. Hij ging door tot alle bergjes zand weg waren en het gat weer tot aan de rand gevuld was.
Toen hij klaar was, keek Trög op naar wat voorheen het gat was geweest. Hij kwam overeind, keek naar het zand en boog toen wat naar voren. Precies legde hij de ronde steen waarmee hij gegraven had op het omgewoelde stuk grond, ter hoogte van Gnårs gezicht. Nog even bleef hij staan, kijkend naar de steen, maar toen draaide hij zich om. Zonder nog terug te kijken liep hij weg, van de zee aan soortgelijke stenen die zich op precies gelijke afstand van elkaar achter hem en Gnår uitstrekten, terug naar de grot waar hij vandaan was gekomen.
Terug bij de spleet, klauterde hij weer omlaag. Hij begaf zich naar het plateau en ruimte Gnårs spullen op, in de spleet tussen de rotsen die hij daar altijd voor gebruikt had. Hij dekte ze af met een rots, legde Gnårs kralenketting er overheen en haalde toen uit een andere spleet wat fruit tevoorschijn. Hij at uitgebreid, het laatste rantsoen van Gnår en hem, energie en kracht opdoend voor de lange reis die in het verschiet lag. Toen hij verzadigd was, stopte hij het fruit dat hij over had terug in de spleet en deed wat gedroogde noten in het buideltje aan zijn lendendoek. Daarna kwam hij overeind, liep het plateau af en klom weer uit de spleet naar buiten.
Buiten keek hij even om zich heen. Hij luisterde naar de wind, voelde de warmte, en liet zijn ogen langs de bergen die zo lang zijn huis waren geweest heen glijden. Hij zag een ravijn tussen het gebergte verderop en hij wist dat dat zijn richting moest zijn. Hij draaide zich ernaar om en toen begon hij te lopen, op zoek naar de nieuwe bestemming van zijn leven.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Spreek je de Franse "g" (afhankelijk van het woord ;-;) niet k-achtig uit? Kachtig? xd Nu, jaaaaa, goed. Nog meer "k" dan die "g" dan? :p

Wacht ik heb een paar dingen gezien. erm...
Jeetje schreef: Misschien was het omdat hij probeerde te bedenken wat hij nu moest doen, misschien was het toch uit emoties, een vorm van verdriet die, misschien wel, misschien niet met de menselijke vorm daarvan overeenkwam.
Iets te veel misschiens, misschien? xd Je kan het laten hoor, maar die "misschien wel, misschien niet" komt nogal stroef over. Kan aan mij liggen.
Jeetje schreef:Soepel liet zijn vingers en roodachtige nagels door het zand gaan, alsof hij zocht naar een goede plek.
Onderwerp vergeten. ^^
Jeetje schreef: Hij werkte door zonder te pauzeren, uur na uur, gravend met de steen, zodat er zich steeds dieper wordend gat in de vlakte uitholde. Zijn uitdrukking veranderde niet en hij kwam niet van zijn plek tot het gat diep genoeg was. Het gat kreeg de vorm van een kegel die naar onderen toe steeds smaller werd. Hij duurde twee dagen en twee nachten voor het gat naar zijn tevredenheid was.
Misschien ietwat te scheutig geweest met je "gat". Wauw... klinkt... speciaal... :| Maar nee. xd Je herhaalt hier constant "gat". Misschien 's afwisselen tussen "put", "kuil"... ?
Jeetje schreef:Haar licht en de gelige kleur van de omliggende bergen deden Trög met zijn wat beige huidskleur volledig inmengen met zijn omgeving
"Inmengen" is volgens mij bij een gesprek of zo. Misschien zou "opgaan in" of zo beter zijn?
Jeetje schreef:Hij begaf zich naar het plateau en ruimte Gnårs spullen op,
"Ruimde" lijkt me correcter.

Dat is dat. :D (Logisch eigenlijk?)
Maar goed, je schrijft heel erg mooi, maar niet zo mooi als mijn uiterlijk hoor. ;p En je hebt een heel herkenbare schrijfstijl eigenlijk. Hier althans, het kan natuurlijk zijn dat je je schrijfstijl aanpast. o: -dundundun-

En dan maar wachten. o: (Maar wat een typische eindzin-cliffhanger :p)
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Ik lees ook mee! Ik vind het een erg interessant begin en kijk al uit naar het vervolg.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Demon schreef: Misschien ietwat te scheutig geweest met je "gat". Wauw... klinkt... speciaal... :| Maar nee. xd Je herhaalt hier constant "gat". Misschien 's afwisselen tussen "put", "kuil"... ?
Haha klonk idd speciaal, maar ik snap het punt, ga het ff aanpassen in het document. Bedankt voor de leuke reactie, de verbetering en Nele ook voor het meelezen en reageren! :) Blij dat jullie het leuk vinden, is altijd een beetje onzeker met het beginnen van een nieuw verhaal.
Ik heb overigens licht tijdtekort, daarom post ik ook (te) langzaam, dus ik kan niet altijd alles nakijken, ik probeer het zoveel mogelijk maar vergeef me eventuele foutjes die ik over het hoofd zie!

Nieuw stukje erbij!

___________________________________________________________________________________

Trög liep, nog dagen daarna. Hij liep en hij bleef onvermoeibaar lopen, stap na stap, meter na meter, kilometer na kilometer. Hij stopte niet om te eten, maar nam tussendoor zo nu en dan wat fruit uit zijn buidel en at dat op terwijl hij voorstapte. Enkel ‘s nachts pauzeerde hij even, of juist overdag, op het heetst van de middag, om in een grot te slapen tot de temperatuur gedaald was en hij weer verder kon.
Een doel had Trög niet echt. Hij bleef gewoon lopen, met de rinkelende botjes en kralen aan zijn lichaam en zijn wapperende haar, tot hij iets tegen zou komen. Blijkbaar, was een paar dagen terug gebleken, was zijn tijdperk tussen de bergen voorbij. Hij had zijn laatste metgezel begraven en was als laatste van zijn groep overgebleven. Er was niets meer voor hem tussen de bergen, zijn tijd daar was op een einde gelopen. Hij wist niet wat er was achter de bergen, of er nog andere groepen van zijn soort leefden, maar hij bleef gewoon in een willekeurige richting naar zijn volgende bestemming zoeken. Hij was ervan overtuigd dat hij vanzelf iets tegen zou komen als hij maar bleef lopen.
De eerste tijd dat Trög liep, vond hij echter niets. Een lange tijd bleef het landschap hetzelfde, bestaande uit dorre zandvlakten met warme wind die zo nu en dan door de grillige rotsen om hem heen waaide. Af en toe vlogen er vogels voorbij en het zag schorpioenen en kleine knaagdieren die hij al kende en waar hij geen aansluiting bij kon vinden. Er was weinig eten, weinig groen, en Trög teerde op het fruit en de noten uit zijn buidel. Later, echter, toen hij een dag of zes aan het lopen was, begon de omgeving te veranderen: de grond werd harder, de wind nam af en de bergen werden kleiner, alvorens ze uiteindelijk helemaal verdwenen. Hij begon zo nu en dan poeltjes tegen de komen, beekjes en meertjes water die omringd werden door groen en bomen. Met het verdwijnen van de rotsen moest Trög nu onder de bomen slapen, maar het voordeel was dat hij het fruit in zijn buidel kon aanvullen met het fruit uit de bomen. Hij proefde van de nieuwe soorten fruit terwijl hij van oase naar oase liep en keek naar de wezens die hij tegenkwam. Hij begon nu langzaam meer dieren te zien die hij nog niet eerder gezien had, tussen de bergen, maar geen van de dieren maakte contact met hem. De meesten vluchtten als hij te dichtbij kwam of ze hem überhaupt al aan hoorden komen en sommigen waren zelfs ronduit onaardig tegen hem: een harig dier met puntige oren met pluimen erop maakte een blazend geluid naar hem toen hij het wilde aanraken en een klein, groen dier zonder haar zwiepte met zijn lange staart naar hem toen hij te dichtbij kwam. Dit was dus in ieder geval geen plaats waar hij op zijn plek zou zijn.
Trög liep dus door en nog lange tijd door en uiteindelijk kwam hij in een groener gebied uit, dat eerst bestond uit gras en toen overging in een bos. Na het gebied zonder bergen, liep hij ook daar nog vijf dagen doorheen. Hij zocht naar leven, leven dat vergelijkbaar was met hoe dat van hem en de anderen van zijn groep was geweest, maar vooralsnog was hij daar nog geen spoor van tegengekomen. De geluiden die hij hoorde waren niet te begrijpen en nog steeds vluchtte alles wat hij tegenkwam.
Het eerste wat niet voor hem verplaatste, was iets wat hij nog niet eerder gezien had. Hij liep er na een dag of dertien tegenaan, plotseling, terwijl hij bezig was zich een weg door de bomen van het bos te banen. Het was een hek, een groot, zilveren gaashek, dat groter was dan Trög zelf.
Trög bleef staan voor het hek en keek ernaar omhoog. Hij had nog nooit zoiets gezien. De vormen waren te gestructureerd om natuurlijk te zijn en toen hij eraan voelde, deinsde het niet terug. Het had een vreemde huid, als het al een huid had: het was hard en koud en als niets wat hij ooit eerder in de wildernis had gezien. Toen hij er tegenaan tikte, reageerde het niet. Het waren geen takken, realiseerde hij zich: het was doder dan een boom.
Terwijl Trög naar het hek keek, legde iets in zijn geest de connectie tussen het hek en de oorsprong ervan. Hij realiseerde zich dat het niet natuurlijk leek omdat dat het ook niet was, net als de kuilen die hij groef of als het leer dat om zijn ledematen was gewikkeld. Het was door iemand gemaakt. Misschien door anderen van een groep die hij niet kende, misschien door heel iets anders, maar het was gemaakt door iets met een zekere intelligentie. Dat was waar hij naartoe moest. Hij was op de goede weg.
Nog een keer tikte Trög tegen het hoge gevaarte, maar toen het opnieuw niet reageerde, haakte hij zijn vingers door de structuur. Hij keek omhoog, zette zijn voet er tegenaan en begon toen te klimmen, met de behendigheid die hij had opgedaan door jarenlang grotten en bergspleten in en uit te klimmen. Het ding had gemene stekels op zijn rug, bovenop, en hij moest er voorzichtig overheen klimmen om zichzelf niet te bezeren. Toen het hem gelukt was, liet hij zich aan de andere kant weer naar beneden zakken.
Zijn voeten kwamen op gras neer, net als aan de andere kant. Hij keek om zich heen, maar er was niet veel te zien. Hij zag nog steeds alleen maar bomen om zich heen. Maar, hield hij vol, er moest iets zijn dat het vreemde bouwwerk tussen de bomen had neergezet. Hij moest gewoon doorlopen naar deze kant. Misschien zou hij ze dan vanzelf vinden.
Trög kwam in beweging en met zijn armen en benen begon hij zich een weg door de bomen heen te werken. Er kraakten takken onder zijn voeten en soms meende hij iets te horen, maar in eerste instantie bleef de omgeving onveranderd. Er waren bomen en die hielden maar niet op. Het rook hier wel anders dan aan de andere kant van het hek, had hij het idee, de lucht was zwaarder, voller, maar hij zag nog steeds alleen bomen en hoorde niets anders dan de dieren die hij eerder op zijn reis ook al had gehoord. Misschien was hij toch een verkeerde kant opgegaan, daarnet. Of, bedacht hij, misschien was er wel helemaal geen intelligent leven, hoe ver hij ook liep, en was het ding waar hij overheen was geklommen jaren terug neergezet door iemand van zijn eigen groep.
Hij was net aan het overwegen om misschien toch maar een andere kant op te gaan zoeken, toen Trög ineens merkte dat de bomen anders werden. Het groen werd minder ondoordringbaar en de takken waren hier en daar kaal, zelfs dood. Hij voelde dat hij ergens dichterbij kwam en snel begon hij zich sneller door de takken heen te werken. En hij had gelijk, want na nog vijf stappen, hielden de bomen ineens op.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Toch nog maar een stukje erbij!

___________________________________________________________________________

Trög bleef staan toen de bomenrand plotseling achter hem bleef. Hij was op een allervreemdst stuk grond uitgekomen. Voor hem zag hij een stuk zand, met daarachter een lange baan van harde, zwarte grond die kunstmatig aangelegd leek te zijn. De donkere baan liep dwars over de zanderige grond, naar huizen en gebouwen die voor Trög niet meer waren dan vreemde, vierkante grotten die onnatuurlijk en onwerkelijk aandeden. De vierkante grotten wierpen echter dezelfde associatie bij hem op als het hek dat hij eerder tegen was gekomen: het was gemanipuleerde natuur, in dit geval ingewikkeld en groots gemanipuleerde natuur, maar hoe dan ook niet door de aarde zelf gemaakt. Hij wist niet wat het was wat dit gebouwd kon hebben, maar het moest groot zijn, in ieder geval net zo groot als hij. Als ze hetzelfde doel dienden als zijn grot, waren de wezens die het gebouwd hadden er misschien aanwezig. Hij en zijn gezellen hadden immers ook veel tijd in de grotten die ze uitzochten doorgebracht.
Trög keek even naar links en naar rechts en toen begon hij langs de donkere baan op de grond te lopen, richting de vierkante grotten. Hij probeerde even op de donkere baan te lopen, maar die was hard en vooral heet onder zijn voeten en dus ging hij er al gauw maar weer naast lopen. Onderwijl keek hij om zich heen en verwonderde zich over de dingen die hij zag. Naast de vierkante grotten, de huizen, zag hij auto’s, die nog het meest leken op glimmende rotsen die zo nu en dan ineens uit zichzelf in beweging kwamen, en glimmende dingen met een soort slangen eraan waarvan het doel hem niet geheel duidelijk was. Soms stond er een glimmende rots naast die eraan verbonden was, alsof ze ervan aan het drinken waren. De oorsprong ervan was duidelijk kunstmatig, maar wat het dan gemaakt mocht hebben, was hem nog steeds niet helemaal duidelijk. De enige levende dingen die hij tegenkwam, waren wolfachtige wezens achter lagere versies van het hek dat hij eerder had gezien, die naar hem toe renden en harde geluiden naar hem maakten als hij ze passeerde.
Trög keek even naar één van de blaffende wezens, zich afvragend of het mogelijk was dat deze soort de vierkante grotten gebouwd kon hebben, tot hij de hoek om ging en zich realiseerde dat dat niet zo was. Toen hij opkeek, zag hij ze lopen. Het waren er twee, twee mannetjes, zo te zien, die zich naast elkaar voortbewogen op vierkante, grijze stenen die langs de donkere baan liepen. Vrijwel onmiddellijk realiseerde hij zich dat dit de wezens moesten zijn die de huizen gebouwd hadden. Ze leken op hem, maar tegelijkertijd zagen ze er vreemd uit. Vanaf hun hals waren ze hetzelfde als hij, maar hun lichamen waren bedekt met donkere, vreemde lappen die precies de vorm van hun ledematen hadden en hun gezichten waren anders. Hun neus was te klein, hun oren te kort, ze hadden haar boven hun ogen en te weinig haar op hun hoofd. Desondanks had Trög nog niet eerder wezens gezien die zo op hem leken als deze.
Toen Trög doorliep, kregen de wezens hem ook in het oog. Ze maakten een geluid dat hij kende van apen en keken hem aan terwijl ze hem voorbij liepen.
‘Hé, freak!’ riep één van de twee. ‘Je zit in het verkeerde seizoen, man! Halloween is in de winter!’ En weer maakten ze dat gierende aap-achtige geluid dat ze net ook al hadden gemaakt. Trög begreep ze niet en hij keek wat naar hen om toen ze hem passeerden, maar ze liepen door, dus deed hij dat ook maar. Schijnbaar was hun manier van communicatie anders dan die van hem. Maar goed, ze waren er in ieder geval. Er was leven en het kón communiceren.
Trög liep weer door, zoekend naar andere leden van de soort die misschien wel met hem zouden kunnen communiceren. Gaandeweg kwam hij nog een paar keer andere groepjes tegen. Sommige waren ook met z’n tweeën, anderen met meer, maar geen van allen bleven ze staan om met hem te praten. De meeste keken naar hem en praatten met elkaar, maar maakten zich alsnog snel uit te voeten als hij te dicht in de buurt kwam. Hij probeerde ook maar niet dichter bij ze in de buurt te komen. Voorlopig begreep hij nog niet veel van ze. Waarschijnlijk kon hij beter een plek zoeken om te slapen en dan later verder zoeken om te kijken of hij bij anderen wel aansluiting kon vinden.
Met dat doel voor ogen liep Trög in de richting van de vierkante grotten. De meeste waren dicht, dus een goede slaapplek kon hij in eerste instantie nog niet vinden. Gelukkig vond hij echter na verloop van tijd een open grot, met lange palen en wat donkere ruimten ertussen. Het was niet zoals de huizen die hij gezien had, maar werd afgedekt door een zelfde soort donkere baan als hij op de grond had gezien, waardoor het in ieder geval beschut was. Toen hij eronder naar binnen liep, kon hij de rotsachtige, glimmende dingen er overheen horen rennen, als het al rennen was.
Trög stapte het duister van de vreemde grot in. Hij dwaalde een beetje door het donker heen, zoekend naar een rustige plek in de wirwar van palen en muren, tot hij in een ruimte uitkwam waar hij niet alleen was. Hij voelde iets van herkenning toen hij een groepje van de lange wezens zag staan, en bij elkaar zag zitten, net zoals hij en de anderen vroeger in de grot hadden gedaan. Dit groepje liep ook niet weg: ze keken naar hem om, maar wendden al gauw hun blik weer af zonder van hun plek te komen. Er werd niets naar hem geroepen en geen van hem kwam naar hem toe om hem duidelijk te maken dat hij daar niet mocht zijn. Schijnbaar mocht hij hier komen. Dat was mooi, dan kon hij even rusten en de groep bekijken als hij weer wakker werd. Eén ervan vond hij met name intrigerend: dat scheen een vrouwtje te zijn en haar gezicht en lichaam waren heel anders dan hij van de anderen van haar soort had gezien. Ze was kleiner, smaller en had twee bultjes onder de stof op haar borst waar hij de herkomst niet van begreep. Ook was haar gezicht anders: haar neus en oren waren ook te klein, maar ze had net als hij geen haar op haar kaak en haar haar was langer. Ondanks het feit dat ze net als de anderen verder geen aandacht aan hem schonk, besloot hij op een vierkant rotsblok bij één van de palen te klimmen en wat te rusten en te eten. Hij had de hoop dat ze nog met hem zouden communiceren al opgegeven, maar misschien kon hij wel iets van ze leren te begrijpen.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank je wel voor de like, Nele! :)

___________________________________________________________________________


Informatie betreffende eerste officiële waarneming

Telefoontranscriptie van oproep tussen D. Herhelm en A. Nöbisk

3 augustus, 21.40 uur. Totale duur gesprek: Vier (4) minuut zeventien (17) Duur betreffende subject ‘BT’: vierenveertig (44) seconden.


Twee (2) minuten en zes (6) seconden in gesprek

(….)
Herhelm: Ik was btw (by the way, slang voor overigens, red.) nog in je straat vanmiddag ergens.
Nöbisk: Echt? Was even langsgekomen man. Ik was de hele dag thuis.
Herhelm: Ja, ik weet het maar ik moest alleen Olaf (Olaf Herhelm, Herhelms broer, red.) ophalen dus het was maar van korte duur. (…) Maar waar het om gaat, we liepen door jouw straat en toen kwamen we één of andere eh vage gast met een masker tegen.
Nöbisk: Een gast met een masker?
Herhelm: Ja loopt die er wel vaker?
Nöbisk: Eh dat ligt eraan wie je bedoelt. Ik kan niet zou gauw een vage gast met een masker voor me halen.
Herhelm: Ja nou hij had een soort monstermasker op, met een grote haakneus en elvenoren en lange dreadlocks eh als pruik. En hij had zwarte lippenstift of op zo en donkere make-up om zijn ogen. Hij had bijna niets aan, alleen een zo’n lap om zijn middel en wat vage stukken verband of zo om zijn armen en zijn voeten.
Nöbisk: Verband?
Herhelm: Ja zoiets, allemaal lappen stof en zo.
Nöbisk: Komt me nie bekend voor. Vast zo’n larp-idioot (afkorting voor life action role play, een rollenspel waarin spelers vaak verkleed gaan als mythische wezens, red.) die de evenementenhal niet kon vinden of zo. Speelde hij één of andere eh gemummificeerde elf of zoiets wat die mensen doen.
Herhelm: Ja dat zou wel kunnen ja inderdaad. Daar paste hij wel zo tussen. Echt een vaag figuur.
Nöbisk: Zei hij nog iets tegen je dan.
Herhelm: Nee hij keek ons alleen heel vreemd aan eh alsof wij de trol waren of zo.
Nöbisk: Een trol nog wel (lacht)
Herhelm: Ja daar leek hij echt op. Hij had een heel goed masker op leek net echt.
Nöbisk: Dan had je hem moeten vragen waar hij had gekocht had.
Herhelm: Nee man ik ga toch niet met zo’n freak staan praten. We hebben hem gevraagd of hij halloween gemist had en dat vond ik wel weer genoeg van mijn tijd eigenlijk.
Nöbisk: Al teveel van je tijd ja. Ik zal es opletten of ik hem zie. Trouwens, gesproken over die fantasy-shit, jij had toch ooit dat meisje wat aan de LARP-dingen deed?
Herhelm: Ja eh hoe heet ze, eh Priscilla was dat.
Nöbisk: Ja die ja. Heb je daar nog wel eens contact mee gehad of (…)

Einde gespreksonderwerp subject ‘BT’. Twee (2) minuten en negenvijftig (59) seconden voor einde van het gesprek.


_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Nadat Trög een paar uur geslapen had, werd hij weer wakker in de donkere grot op palen. Het was wat lichter, inmiddels in de grot. Verder weg was alles nog steeds in het halfduister gehuld, maar hier en daar viel er nu een oranjige gloed op de zijn omgeving en langzaamaan werden de vormen om hen heen wat duidelijker.
Ook hier viel het Trög op dat alles hoekig en vierkant was. De grot zag er niet natuurlijk uit, het materiaal niet, maar vooral de vormen niet. Hij had eerst gedacht dat deze grot bestaand was, dat ze hem hadden uitgehakt en dat ze er later zo’n stuk zwarte grond voor de rotsen overheen hadden gelegd, maar bij nader inzien betwijfelde hij dat. Het rook er niet zoals in een echte grot en de palen stonden op precies gelijke afstand van elkaar. Schijnbaar maakten deze wezens hun eigen grotten in plaats van dat ze ze uitkozen. Hij kon zich niet voorstellen hoe, zo hoog, maar het was in ieder geval intrigerend.
Denkend aan intrigerend liet Trög zijn ogen verder door de halfdonkere ruimte glijden. Verderop kreeg hij het groepje van de lange wezens met te kleine oren weer in het oog. Ze hadden vuur gemaakt, zag hij, en dat was waar de oranjige gloed vandaan kwam. Er kwam vlammen uit een hoge cilinder en hier en daar lagen sommigen van de wezens er omheen te slapen. Anderen stonden bij het vuur en andere zaten tegen de wand van de grot op de grond. Ook het vrouwtje met het lichte haar stond er nog steeds. Nog steeds besteedden ze niet veel aandacht aan hem.
Gebruik makend van die rust ging Trög goed op het blok waar hij op geslapen had zitten. Hij keek naar de wezens, haalde twee stukken gedroogd fruit uit zijn buidel en wilde nog meer pakken om het op te eten terwijl hij de anderen bestudeerde, maar zijn hand raakte niets. Hij kwam erachter dat hij niet meer had. Zijn buidel was leeg. Schijnbaar had hij eerder alles opgegeten, voor hij in slaap was gevallen, en had hij minder overgehad dan hij had gedacht.
Trög keek omlaag, naar zijn buidel. Hij stak zijn hand er dieper in en zocht, maar er zat echt niet meer in. Met zijn gewoonlijke onbewust donkere blik keek hij naar het fruit in zijn hand. Hij had nog maar twee kleine stukjes over, nog geen zesde van wat hij normaal per keer at. Eigenlijk moest hij zuinig doen, maar hij had honger: het trok in zijn buik en zo nu en dan borrelde er iets. Aan één stuk zou hij niet genoeg hebben. Hij kon niet anders dan ze allebei opeten. Hij zou straks wel gaan zoeken, misschien kon hij straks ergens anders eten vinden, al had hij nog niet veel fruitbomen kunnen ontdekken in deze omgeving. Misschien zou hij iets vinden als hij verder liep.
Maar, realiseerde Trög zich, eigenlijk wilde hij nog niet verder. Hij keek weer op naar het groepje wezens en stak één stuk fruit in zijn mond. Nog altijd vond hij het vrouwtje hoogst intrigerend. Hij keek naar haar terwijl hij zijn fruit opat. Ze keek nu ook naar hem en hij verwonderde zich over haar gladde, zachte gezicht en de lichte kleur van haar haar. De bultjes bij haar borst vond hij ook maar vreemd. Hij was het niet meer gewend, om vrouwtjes te zien. Zijn groep had al jarenlang uit alleen mannetjes bestaan. Hij kon zich eigenlijk niet herinneren of ze ooit wel vrouwen hadden gehad. Vast wel, maar dan was het al zo lang geleden dat hij ze niet meer voor zich kon halen.
Toen zijn fruit op was, wendde Trög zijn blik weer af, ook al keek het vrouwtje nog altijd zijn kant op. Zijn fruit was op, maar het had niet veel geholpen. Hij had nog steeds honger en zijn buik borrelde. Hij keek om zich heen, voelde nog één keer in zijn buidel, maar hij kon er niets in vinden. Hij keek even om zich heen, tastte langs de lappen leer om zijn armen en benen, maar ook daar vond hij niets. Nog een laatste zoektocht door zijn buidel was ook tevergeefs.
‘Hé,’ hoorde hij toen ineens.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Kira
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 24
Lid geworden op: 06 jun 2013 15:14

Ik heb nu alleen nog het eerste deel gelezen, aangezien mijn telefoon nogal loopt te flippen met weergeven. Maar ik vind het eerste deel al heel interessant. Leuk dat het ovee een trol is geschreven, die ik na de beschrijving ook echt voor me zie.
Ik ben benieuwd, ga straks verder lezen.
Words find their way, from our fantasy through our past. But we have to write them at last. Only then can a story be.
The words are already in my head for ages. Still I am afraid to write them down, to release what's only mine.
It needs time.
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank je wel voor de like Nele! Als het je (jullie?) te snel gaat, zeg het maar!

Edit: zie net je reactie Kira, dank je wel, superleuk dat je meeleest! Hoop dat je het interessant blijft vinden :)

_____________________________________________________________________________________

Hij keek op. Tot zijn verbazing zag hij het vrouwelijke wezen voor hem staan. Ze stond vlakbij, nog geen paar meter van hem vandaan, en haar blik was op de zijne gericht. Nu pas viel het hem op dat haar ogen ook vreemd waren. Ze waren licht, heel lichtblauw, en erboven had ze blond haar en geen frons. Hij had nog nooit anderen gezien die geen donkere ogen hadden. In zijn groep hadden ze dat allemaal gehad.
Het vrouwtje keek hem aan met haar vreemde ogen.
‘Ik ben Janet,’ zei ze. ‘Ik zag je zitten, net, en je ziet er nieuw uit, dus ik dacht, als je honger hebt, kun je wel bij ons komen staan. Ik heb net wat spullen gehaald en je kunt wel wat van mij krijgen.’ Haar geluid klonk vreemd, haast magisch, veel hoger dan van de andere wezens die hij tot nu toe gezien had. Hij keek even naar haar, maar toen ze naar hem bleef kijken, realiseerde hij zich dat ze geprobeerd had met hem te communiceeren. In een poging op haar te reageren, kwam hij snel overeind en ging op zijn voeten staan. Hij bleef tegenover haar staan en keek naar haar terug. Hij had geen idee wat ze zei, maar hij wist dat hij deze kans contact met haar te leggen met beide handen moest aangrijpen.
Het vrouwtje keek hem aan. Toen hij niets zei, hief ze haar hand op in een gebaar over haar schouder.
‘Wil je dat?’ vroeg ze. ‘Heb je me gehoord? Heb je een naam, trouwens?’ Ze keek naar hem. Toen hij niets zei, boog ze haar hoofd wat en zette een stap dichter naar hem toe. ‘En waarom heb je een masker op? Weet je dat het geen feestdag is vandaag?’
Trög zweeg. Hij hield zijn lippen op elkaar en keek naar haar vanonder zijn donkere frons. Hij en de anderen hadden nooit vocaal met elkaar gecommuniceerd en hij wist niet hoe dat moest, of hij het wel kon, maar toch wilde hij niet dat ze wegging. Gelukkig deed ze dat ook niet: ze zette nog een stap dichter naar hem toe.
‘Hé, hoor je me?’ vroeg ze terwijl ze naar hem keek. ‘Ben je doof of heel stom of… Jezus, je draagt echt een masker of niet?’ Haar ogen gleden over zijn gezicht. Ze keek naar zijn neus, zijn lippen en zijn ogen.
‘Het ziet er wel echt uit,’ zei ze. ‘Mag ik het aanraken?’ Ze hief haar hand op en stak hem naar hem uit. Trög deinsde in een reflex een beetje terug, haar naakte hand ontwijkend, wat onzeker door de lichte kleur van haar huid en haar nagels, maar het vrouwtje maakte een soort gebaar alsof ze hem wilde laten zien dat ze niets kwaads in de zin had. Dat begreep hij wel. Hij was beter met gebaren.
‘Ik ga niet…’ zei ze en ze stak haar hand weer naar hem uit. ‘Ik wil alleen even… gewoon voelen, zo, goed?’
Nu bleef Trög wel staan. De hand kwam dichterbij en hij volgde hem met zijn ogen, maar hij deed zijn best niet te bewegen. De hand kwam nog dichterbij en er trok een vreemde sensatie door zijn huid toen de vingers zijn wang raakten. Ze waren zacht en gleden over zijn gezicht, naar neus, langs zijn frons en naar zijn puntige oren, waar het kriebelde.
‘Wauw, het voelt wel echt,’ zei het vrouwtje. ‘Deze zijn ook…’ Ze voelde aan zijn oren. ‘Ze lopen zo goed over. Hoe heb je ze vastgemaakt? Zeker hier met lijm of…’ Het volgende moment pakte ze de punt van zijn oor vast. Trög zag er eerst het kwade niet van in, maar hij schrok zich een ongeluk toen ze er plotseling aan trok. Er trok een stekend gevoel door zijn oor en wat verrast draaide hij zijn hoofd weg. Hij zette een stap achteruit en keek haar aan. Het vrouwtje leek echter ook geschrokken: haar lichte ogen waren groot geworden. Hij begreep niet waarom, want zij was immers degene die ineens aan zijn oor had getrokken.
‘Mijn god,’ zei ze. ‘Zitten ze vast? Echt, vast? Maar… dat kan niet, toch? Is het… wacht, nog even, alleen dit…’ Ze stak haar hand weer naar hem uit. Trög was het akkefietje met zijn oor nog niet vergeten en hij deinsde niet achteruit, maar nu raakte ze zijn neus weer aan. Ze liet haar vingers er overheen glijden, alsof ze iets zocht, en nu was haar aanraking zachter. Het was best prettig en Trög bleef staan. Het vrouwtje, echter, kreeg nog grote ogen en zette een stap achteruit.
‘Jezus,’ zei ze weer. ‘Jezus.’
Trög vroeg zich af wat dat was, of ze dacht dat hij zo heette, maar hij wist niet zeker of dat zo was, dus deed hij maar niets. Hij bleef staan en wachtte, keek naar het vrouwtje, dat met grote ogen naar hem terugkeek. Even leek ze van haar stuk gebracht, maar toen kwam ze weer wat tot haar positieven. Hij zag dat ze slikte en met haar ogen knipperde en toen keek ze even om zich heen. Haar ogen gingen even naar het groepje van haar soortgenoten, richting de wereld buiten de grot en toen liep ze naar hem toe. Tot zijn verbazing pakte ze hem bij zijn arm.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Ik ben benieuwd wat de vrouw nu zal doen. Ze lijkt me sympathiek maar je weet nooit ... :)
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Nele bedankt voor de reactie en Kira voor de like, hopelijk blijft het een beetje leuk :)

________________________________________________________________________________

‘Oké,’ zei ze. ‘Je moet met mij meekomen. Je bent niet veilig, hier. Mensen zijn niet zo goed met vreemde dingen, al denken ze van wel. Kom mee, ik breng je naar een veilige plek.’
Ze hield zijn arm vast en trok er zacht aan aan. Trög bleef wat vertwijfeld staan, automatisch, en ze keek naar hem om.
‘Kom,’ zei ze. ‘Ik help je, ik doe je niets. Ik breng je naar een veilige plek.’ Toen viel haar blik echter op zijn lichaam en liet ze hem weer los. ‘O, wacht maar even. Je kunt niet zo door de stad lopen. Je hebt kleren nodig.’ Ze keek naar hem, draaide haar hoofd om en wierp peinzend een blik om zich heen. Haar blik bleef hangen op het groepje verderop. Toen keek ze weer om naar Trög.
‘Wacht hier,’ zei ze. ‘Ik ben zo terug. Niet weggaan.’ Ze keek hem aan en gebaarde hem te blijven waar hij was. Trög deed wat ze vroeg en keek hoe ze van hem wegliep. Ze ging terug naar het groepje rondom het vuur, pakte daar een zak met gekleurde strepen op en voegde zich bij de rest. Hij zag dat ze tussen hen in ging staan en hen iets vroeg. Hij hoorde de lagere bromstemmen van de mannetjes en zag ze gebaren maken en hun hoofd schudden. Eén van hen wees naar de tas die het vrouwtje in haar handen had. Ze maakte hem open en met zijn allen bogen ze zich er overheen. Er werden wat dingen uitgehaald en schijnbaar was dat naar tevredenheid, wat na een tijdje gaf het vrouwtje wat dingen aan twee van de mannen. Ze gaven haar er ook iets voor terug: één van hen trok de lappen stof om zijn bovenlichaam uit, tot hij een wijd, wit exemplaar dat zijn bovenlichaam en bovenarmen had bedekt overhield en dat aan het vrouwtje gaf, en een ander gaf haar een zwart ding met twee lange stroken stof dat hij uit een soortgelijke zak van zichzelf haalde. Ruilen, begreep Trög. Dat snapte hij nog, want dat was hem en zijn groep ook niet vreemd geweest. Het kon nog wel eens handig zijn.
Nu was dat schijnbaar ook zo, want het vrouwtje nam de dingen in ontvangst, pakte haar tas weer op en liep naar Trög terug. In het voorbijgaan pakte ze hem weer bij zijn arm en sleepte hem mee. Trög liep nu wel met haar mee, er door haar ruiltechnieken van overtuigd dat ze wist wat ze deed, en volgde haar langs de palen heen de grot door. Ze nam hem mee de hoek om en hield stil achter een wandje, in het donker.
‘Hier,’ zei ze terwijl ze haar zak neerzette en de geruilde dingen naar hem uitstak. ‘Doe dit aan. Het is je te groot, maar dan val je in ieder geval wat minder op.’
Trög keek haar aan. Toen er niets gebeurde, keek hij naar de spullen die ze naar hem uitgestoken had en toen weer terug naar haar.
Ze duwde de spullen dichter naar hem toe.
‘Pak dan,’ zei ze.
Maar Trög begreep haar niet en keek haar zwijgend aan. Ze keek naar zijn gezicht, maar toen leek ze zijn reactie te begrijpen.
‘O,’ zei ze. ‘Je begrijpt het niet, of wel?’ Toen hij niets zei, knikte ze. Ze schoof de tas wat opzij en vouwde de spullen uit.
‘Wacht maar,’ zei ze. ‘Ik laat het je zien.’
Ze hing het ding met de lange stroken stof over haar schouder en hield de andere voor hem omhoog. Het had de vorm van een torso, zag hij, met een omgeklapt stukje bij de nek en een rij knopen vooraan in het midden.
‘Dit zijn kleren,’ zei ze. ‘Kleren. Die doe je aan, om je heen, zodat je niet bloot bent en warm blijft. Zoals bij mij, zie je?’ Ze hield de stof voor haar eigen lichaam, dat precies dezelfde vorm had in het klein, en gebaarde toen naar haar eigen lappen stof. Hij zag dat ze er inderdaad op leken, al hadden ze geen knopen en waren ze strakker. Toen maakte ze wat knopen los en hield het witte ding in haar handen open.
‘Dit is een hemd,’ zei ze. ‘Een overhemd. Dat gaat om je bovenlichaam, zo, hier.’ Ze pakte zijn arm en stak hem door één van de kortere strookjes aan de zijkant. Trög keek wat overdonderd hoe ze om hem heen liep en ook zijn andere arm er doorheen stak. Hij schrok even toen ze zijn lange haar pakte, het met enige moeite optilde en over de stof heen legde, maar ze sloeg er geen acht op. Ze verscheen weer voor hem en trok de randen van de stof naar elkaar. Haar handen begonnen de knopen vast te maken en ze trok de lappen zoals ze blijkbaar hoorden te zitten.
Toen ze klaar was, bewoog Trög zijn schouders wat en keek naar het ding omlaag. Het sloot hem op, maar het was heel wijd en zat niet vervelend. Het voelde wel warm, eigenlijk, de kleren, of hoe ze het ook genoemd mocht hebben.
Het vrouwtje pakte de andere kleren van haar schouder toen ze klaar was en liet ze hem zien.
‘Dit is een broek,’ zei ze. ‘Die gaat om je benen. Ik heb er ook één aan, zie je?’ Ze hield de broek voor haar onderlichaam en stak een been uit, zodat één van de stroken erop bleef rusten. Toen maakte ze wat dingen los en hield hem voor hem in de lucht. ‘Kijk, hier gaan je benen erin. Je pakt hem vast en dan doe je hem zo aan.’
Trög keek naar haar terwijl ze hem voordeed hoe ze de stroken stof aantrok, over die van zichzelf heen, en pakte hem aan toen ze hem aan hem gaf. Hij keek haar aan, en toen ze knikte begon hij haar na te doen. Hij stak zijn benen door de stroken en trok de bovenkant omhoog, tot hij bij zijn middel kwam: hij keek ter goedkeuring naar het vrouwtje en ze knikte.
‘Goed zo,’ zei ze. ‘En nu vastmaken.’
Niet- begrijpend keek hij haar aan. Hij wendde zijn blik weer naar de stof, liet wetend wat te doen, en liet hem los, denkend dat ze dat bedoelde. De stof was echter slap en plofte weer langs zijn benen naar beneden.
Het vrouwtje schudde haar hoofd.
‘Nee,’ zei ze. ‘Niet zo. Je moet hem vastmaken. Kijk, zo.’ Ze gebaarde hem de stof weer naar boven te trekken en toen hij weer op zijn plek zat, duwde ze de kleren om zijn bovenlijf wat opzij. Ze liet hem een rij knopen zien en leerde ze hem vast te maken. Hij deed het en toen merkte hij inderdaad dat de stof bleef zitten. Hij was ook veel te wijd, maar het zat niet vervelend.
Het vrouwtje bekeek hem en toen knikte ze.
‘Goed,’ zei ze. ‘Je zwemt erin, maar het lijkt in ieder geval wat.’ Ze wierp een blik achterom en hij zag dat haar ogen langs de muren heen naar buiten gleden, naar de donkere nachtlucht. Ze pakte hem bij zijn arm.
‘Kom,’ zei ze. ‘We hebben lang genoeg getwijfeld. Als we opschieten, kunnen we er voor het licht wordt zijn.’ En ze pakte hem bij zijn arm en trok hem mee. Trög volgde haar, weg bij de anderen, weg bij de donkere grot met palen. Hij wist niet waarheen, maar het vrouwtje zag eruit of ze het wel wist, dus hij vertrouwde haar. Ze kon blijkbaar goed ruilen, dus dan wist ze vast wel wat ze deed.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Kira
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 24
Lid geworden op: 06 jun 2013 15:14

Leuk stukje.
Ik vind dat vrouwtje zo leuk :P Nu al.
Words find their way, from our fantasy through our past. But we have to write them at last. Only then can a story be.
The words are already in my head for ages. Still I am afraid to write them down, to release what's only mine.
It needs time.
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Ik heb de drie nieuwste stukjes juist even(gisteren) ingehaald. :p Maar kon niet echt reageren op mijn DS. Gaat wel hoor, maar ik was veeeeel te lui om dat te gaan typen. o:
Ik heb niet direct fouten onthouden. xd Dus zal ik daar weinig op kunnen zeggen, maar ik vind het tot nu toe wel look. :D
Alleen stel ik me wel wat vragen bij het "ruilen"... Waarvoor heeft ze dat dan geruild? Ik zou eigenlijk niet zomaar een kledingstuk weggeven. :P Maar ach ja...
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Leuk, meer reacties, dank jullie wel! :) En Demon, tja, waar ruil je mee als je op straat leeft? Extra sokken? Vuilniszakken om je warm te houden? Drinken? Eten? Whatever comes to mind :)

____________________________________________________________________________

2.

Het vrouwtje nam Trög mee de omgeving in, ver weg van de grot op palen. Het was donker, buiten, maar desondanks verwonderde hij zich over wat hij onderweg om zich heen zag. Naarmate ze in drukker gebied kwamen, zag hij meer van de lange wezens met te kleine oren en ook de glijdende rotsblokken namen in hoeveelheid toe. Ze straalden nu licht uit, bovendien, en niet alleen zij deden dat: Trög zag overal lichten, zoals de maan, de sterren, maar dan vlak aan de grond en groter, helderder. Het kwam uit de gaten van de vierkante grotten, die nu lange rijen vormden waar ze door heen liepen, en hing hier en daar aan palen in de lucht en kwam zelfs uit de voorkant van de bewegende rotsblokken. Het meest intrigerend vond hij het licht uit de achterkant van de rotsblokken nog wel: dat was namelijk niet wit, zoals al het andere licht dat hij kende, maar gekleurd, grotendeels rood en soms bijna oranje. Hij vond het maar wat interessant. Hij had nog nooit eerder in zijn leven gekleurd licht gezien en vroeg zich af wat het veroorzaakte.
Zo nu en dan wilde hij blijven staan bij de rijdende rotsblokken om aan het rode licht te voelen, of om zijn hand over hun glimmende oppervlak te laten gaan of alleen maar te kijken naar de vreemdsoortige planten en bouwwerken die hij passeerde, maar het vrouwtje gaf hem daar meestal de tijd niet toe. Telkens als hij bleef staan, vaart minderde, liep ze naar hem terug, zei iets tegen hem en voerde hem weer mee. Ze was een beetje gehaast, merkte hij, en keek regelmatig om zich heen. Schijnbaar moesten ze snel ergens naartoe. Hij wist niet waarom, maar hij bedacht dat hij waarschijnlijk later nog genoeg tijd zou hebben om alles te bekijken, dus volgde hij haar maar in haar tempo omdat zij beter leek te weten waar ze heen gingen dan hij.
Nog een hele tijd liepen ze zo, in een vlot tempo, samen door de straten. Soms kwamen ze andere van de lange wezens tegen, en soms zeiden ze iets tegen het vrouwtje, of tegen hem, als ze hen passeerden. Trög begreep meestal niet veel van hen en bekeek ze alleen maar met een zeker onbegrip, maar het vrouwtje begreep ze wel. Schijnbaar stelde ze de aandacht niet op prijs, want haar stem was niet aardig tegen hen en haar gezicht was hard en donker. Meestal gingen ze al gauw weer weg als ze tegen hen gepraat had, soms lachend, anderen juist niet, en het vrouwtje keek hen dan nogal geïrriteerd na. Hij vroeg zich af wat ze van haar wilden en waarom ze zo reageerde. Blijkbaar waren niet alle van de lange wezens even aardig.
Na een stuk te hebben gelopen dat naar Trögs schatting zo’n achthonderd stappen ver weg was, kwamen ze op hun plaats van bestemming aan. Het vrouwtje leidde Trög nog een stuk door de lange rijen met verlichte grotten, over een strook grond ertussenin die bedekt was met gekke, platte stenen die allemaal dicht tegen elkaar aan lagen. Aan één kant van de strook met stenen, was bovendien een kaarsrechte, stenen oever uitgegraven waar water doorheen liep. Trög wilde, blij dat hij iets herkenbaars zag, stil blijven staan om er iets van de drinken, maar het vrouwtje had hem meegetrokken.
‘Drink er maar niet van,’ zei ze. ‘Dat is vies water. Ik heb bij de brug nog wel wat te drinken voor je. Ik geef je daar wel wat van als we er zijn. Kijk, daar is het al.’ Ze hief haar hand ergens naar op en Trög volgde de richting van haar wijsvinger. Verderop zag hij een bouwwerk boven het water hangen, dat van de ene naar de andere van de andere kant van de oever liep. Het zag er kunstig uit: er liepen wezens en rotsblokken overheen, maar het stortte niet in, terwijl Trög geen bomen of palen zag waar het op steunde. Op de één of andere manier leek het te zweven in de lucht.
In eerste instantie vertrouwde Trög het zwevende ding niet helemaal, maar voor het vrouwtje leek dat niet het geval te zijn. Ze liep er naartoe en liep naar de zijkant ervan, aan de rand van de oever. Toen begon ze, redelijk behendig voor een wezen zonder stof om haar handen om uitglijden te voorkomen, langs de oever omlaag te klimmen. Trög leunde voorover en keek naar haar terwijl ze via wat uitsteeksels verder naar beneden klom. Ze verplaatste zich opzij en sprong toen van de rand van de geul af, zodat ze onder het zwevende ding uitkwam. Trög moest ver naar voren buigen om haar nog te kunnen zien.
Het vrouwtje draaide zich naar hem om toen ze onder het zwevende ding op een stuk oever was neergekomen. Ze keek naar hem en maakte een gebaar met haar hand.
‘Kom,’ zei ze. ‘Hier is het.’ Nog een keer maakte ze dat gebaar met haar hand. Hij maakte eruit op dat ze wilde dat hij haar volgde. Wat op zijn hoede bekeek hij haar. Hij vertrouwde het zwevende ding niet, begreep niet hoe het niet kon instorten, maar haar gezicht stond anders nu, rustiger, en haar mondhoeken stonden wat omhoog. Schijnbaar voelde ze zich hier op haar gemak, realiseerde Trög zich. Dan was het vast wel goed.
Zonder nog te aarzelen, liep Trög naar de zijkant van het zwevende ding toe. Hij keek er even naar, tastte met zijn handen naar stenen waar hij zich aan vast kon houden en volgde het vrouwtje toen naar beneden. Door het jarenlange in en uit grotten klimmen had hij er handigheid in en hij was sneller beneden dan zij. Al snel stond hij naast haar, onder het zwevende ding.
De mondhoeken van het vrouwtje stonden nog steeds wat omhoog gekruld.
‘Dat doe je goed,’ zei ze. ‘Je kunt goed klimmen.’ Ze draaide zich wat opzij en strekte haar arm verder naar de holling onder het zwevende ding waar ze in stonden uit.
‘Nou, welkom in mijn surrogaat-huisje,’ zei ze. ‘Het is niet veel, maar het is droog en het is lekker beschermd. Als het heel warm is, stinkt het water een beetje, maar met dit weer heb je daar niet veel last van.’
Trög keek om zich heen. Ze stonden op een oever, een licht schuin oplopend stuk in de schaduw van het zwevende ding. De grond was wat ongelijk en werd rechter naar boven toe, waar hij aansloot op het zwevende ding. Op het rechte gedeelte zag hij wat spullen liggen: een soort stoffen kleedje, wat tassen, balen stof en plastic zakken. Een plat, vierkant stuk hout was tegen de zijkant van de holling gezet, zodat er een soort afscheiding, hoek gecreëerd werd. Het leek op een grot en daardoor begreep Trög de functie van de plek: het was de grot van het vrouwtje. Ze woonde hier.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Kira
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 24
Lid geworden op: 06 jun 2013 15:14

Het leek op een grot en daardoor begreep Trög de functie van de plek: het was de grot van het vrouwtje.

Haha wat leuk verwoord! ^^
Words find their way, from our fantasy through our past. But we have to write them at last. Only then can a story be.
The words are already in my head for ages. Still I am afraid to write them down, to release what's only mine.
It needs time.
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

In het begin van je tot nu toe recentste stukje herhaal je het feit dat er licht uit de bewegende rotsblokken komt; je zegt eerst heel algemeen dat er licht uitkomt, maar daarna, terwijl je zegt waar het licht allemaal vandaan komt, vertel je nog eens dat er uit de voorkant licht komt. Misschien één van die twee weglaten? Ik suggereer dan wel de tweede, want ik heb nog eens gekeken, waarom dit me stoorde en dat is dus - wat een spanning ik blijf maar tijd rekken ;p - omdat je iets zegt als: "De bewegende rotsblokken gaven licht, maar zij waren niet de enige: spulspul, zelfs uit de voorkant van de bewegende rotsblokken..." - je zei iets met de zelfde inhoud. (Ik kan niet kopiëren met mijn ds. :p) Dat was het enige dat me echt was opgevallen, behalve je prachtige schrijfstijl natuurlijk. ;p (slijmslijm) (Nu kan ik bij iedereen dat complimentje gebruiken. :D Dan moet ik niet meer creatief zijn)
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha ik snap het Demon, dank je wel voor de tip, ik ga er asap even in knippen! Dank je verder ook voor de rest van je leuke reactie en Kira ook, erg motiverend! :)

__________________________________________________________________________

Naast Trög kwam het vrouwtje weer in beweging. Ze liep de helling op, naar het hoekje, en haalde één van de tassen tevoorschijn. Ze ritste hem open en begon erin te rommelen.
‘Zo,’ zei ze. ‘Ga maar zitten. Ik zal je eerst iets te drinken geven. Sorry dat het allemaal zo snel moest, trouwens, maar je kunt het best zo min mogelijk in het zicht komen. Mensen zijn niet zo goed met dingen die anders zijn. Of, dingen, je bent geen ding, natuurlijk. Wezens, bedoel ik. Die stoppen ze in een kooi om er testen op uit te voeren en te verkopen en al dat soort onplezierige dingen. We zijn niet zo tolerant en goed met het onbekende, al denken we van wel.’ Ze haalde een soort buideltje van hard materiaal uit haar tas. Toen ze zag dat Trög nog bij de oever stond, klopte ze naast zich op het kleedje.
‘Kom maar,’ zei ze. ‘Dan geef ik je wat te drinken.’ En ze stak het buidelachtige ding naar hem uit.
Trög keek er even naar, maar toen ze zo bleef zitten, liep hij naar haar toe. Hij pakte het buideltje van haar aan en ging naast haar zitten toen ze daar aanleiding toe gaf. Toen hij bewoog, voelde hij dat er vloeistof in de harde buidel zat.
Het vrouwtje knikte naar hem toen hij haar kant op keek.
‘Doe maar,’ zei ze. ‘Je kunt er van drinken. Zo.’ Ze pakte zijn hand, bracht de buidel naar zijn lippen en gebaarde hem ervan te drinken. Trög deed het, een beetje aarzelend: hij merkte dat de buidel gevuld was met water. Het was het zuiverste water dat hij ooit gedronken had: het smaakte naar water, naar niets anders, niet naar aarde, naar bladeren of hout, maar echt naar water. Het was lekker en hij had dorst, dus hij dronk nog een paar slokken meer. Niet alles, want hij wist niet of het vrouwtje dat goed zou vinden, maar schijnbaar deed hij het goed, want haar mondhoeken trokken weer omhoog toen hij haar de buidel teruggaf.
‘Goed zo,’ zei ze. ‘Lekker, toch?’ Ze zette de buidel terug in de tas en keek weer naar hem om.
‘Heb je een naam trouwens?’ vroeg ze. ‘Hoe heet je? Ik moet je toch op de één of andere manier kunnen aanspreken.’
Ze keek hem aan, maar Trög kreeg zwijgend terug. Hij wachtte op gebaren die haar woorden zouden verduidelijken. Als ze alleen praatte, begreep hij niets van haar.
Het vrouwtje leek dat echter te begrijpen, want ze draaide wat naar hem toe. Ze ging tegenover hem zitten, keek hem aan en klopte met haar hand op haar borst.
‘Ik ben Janet,’ zei ze. ‘Zo heet ik, dat is mijn naam.’ Ze wees naar hem. ‘Hoe heet jij?’
Trög keek haar aan, met zijn donkere blik die vertelde dat hij het niet begreep. Het vrouwtje klopte opnieuw op haar borst.
‘Janet,’ herhaalde ze. Ze wees naar zichzelf, en toen weer naar hem, afwachtend. Haar mond ging wat open, alsof ze hem aanspoorde iets te zeggen. Trög wist niet precies wat ze verwachtte, dus hij besloot haar maar na te doen: hij legde zijn hand op zijn borst en probeerde te bedenken hoe hij hetzelfde geluid kon maken als zij. Zijn lippen kwamen van elkaar en toen zei hij, terwijl hij met zijn hand op zijn borst klopte: ‘Janet.’ Tot zijn verbazing klonk het bijna hetzelfde als zij het had gezegd. Schijnbaar kon hij net zoals zij geluid maken.
Maar het vrouwtje pakte zijn hand en liet hem zakken.
‘Nee, nee,’ zei ze en ze schudde haar hoofd erbij, dus Trög vermoedde dat het niet goed was. ‘Ík ben Janet. Ik, snap je?’ Ze gebaarde naar zichzelf, haar lichaam. Toen hij het niet begreep, stak ze haar hand op.
‘Wacht,’ zei ze. ‘Ik probeer het anders.’ Ze trok de gestreepte zak naar zich toe en begon er in te rommelen. Ze haalde er een plat, vierkant blok uit, waar blaadjes op bevestigd waren. Ze waren wit en het vrouwtje bladerde er doorheen tot ze er één vond die naar haar zin was. Toen begon ze met een dun, klein stukje over het blad te krassen. Trög boog stiekem wat naar haar toe om te kijken wat ze deed en hij zag dat het stokje lijnen achterliet op het blad. Ze tekende iets.
Wat hij kon hij in eerste instantie niet zien, maar het stokje van het vrouwtje ging driftig heen en weer over het blad. Het leek haar weinig moeite te kosten, en toen ze hem het blad liet zien, zag hij tot zijn verbazing twee figuurtjes staan. Hij herkende zichzelf, met puntige oren en een donkere blik, en hij herkende haar, met haar kleine oren en kleine neus.
Het vrouwtje wees met de achterkant van het stokje naar het figuurtje dat op haar leek.
‘Janet,’ zei ze. Ze zette een cirkel om het figuurtje heen en tekende er een pijl naartoe. ‘Janet. En?’ Ze wees nu naar het figuurtje dat op hem leek en keek hem vragend aan. Nu begreep Trög wat ze bedoelde. Het vrouwtjesfiguurtje was Janet. Ze heette zo. Het andere figuurtje was hij: ze wilde zijn naam weten.
Trögs frons werd even donkerder. Hij dacht na, vormde het woord in zijn hoofd, zocht naar adem om te uit te kunnen spreken. Hij verschoof wat heen en weer op het kleedje en toen zei hij, aarzelend maar helder: ‘Trög.’
Schijnbaar begreep hij het goed, want Janets mondhoeken krulden weer op.
‘Trög,’ zei ze. ‘Goed zo, dat wilde ik weten. Zie je wel dat je slim bent.’ Ze klopte hem op zijn hand, schijnbaar tevreden. Trög deed maar niets terug, niet wetend of dat wel of niet de bedoeling was.
‘Trög,’ herhaalde Janet nog een keer. ‘Wat een mooie naam. En een mooie stem, heb je ook. Zal ik je nog meer leren?’
Ze haalde het blad weer naar zich toe, dacht even na en begon toen weer te tekenen. Trög keek stiekem wat naar haar, maar ging weer rechtop zitten toen ze het blad weer naar hem omdraaide. Ze had drie dingen getekend, naast elkaar. De eerste was één van de vierkante grotten, de tweede zo’n bewegend rotsblok en de derde het zwevende ding waar ze onder zaten.
Janet legde haar stokje tegen de vierkante grot en zei: ‘Huis.’ Toen legde ze hem tegen het rotsblok en zei: ‘Auto’ en tot slot wees ze het zwevende ding aan en noemde dat ‘Brug’. Toen Trög geïnteresseerd naar het stokje keek, lachte ze en hield hem voor hem in de lucht.
‘Potlood,’ zei ze. ‘Papier.’ Ze hield het vierkante ding met blaadjes omhoog, legde het toen neer en haalde de harde buidel uit haar tas. Ze tikte er tegenaan en zei: ‘Fles.’
Trög keek van de zogenaamde ‘fles’ naar haar en herhaalde: ‘Flas.’ Janet lachte opnieuw.
‘Fles,’ verbeterde ze.
Trög concentreerde zich en zei toen: ‘Fles.’
Haar lach verbreedde en ze knikte.
‘Goed zo,’ zei ze. ‘Zie je, als we ons best doen, komen we er vanzelf wel.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Leuk stukje. Doet me een beetje denken aan de film 'My fair Lady' :)
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Haha dan moet ik me toch maar eens in my fair lady gaan verdiepen Nele :D

__________________________________________________________________________

De rest van de avond wat Janet bezig Trög dingen te leren. Hij kwam erachter dat ze erg goed kon tekenen. Ze maakte nieuwe plaatjes voor hem, vlugge plaatjes, maar liet hem ook dingen zien die al op haar andere papier hadden gestaan. De dingen waren allemaal uitgevoerd in grijstinten, maar zo realistisch dat hij het idee had dat ze zo in beweging konden komen. Ze legde hem uit wat de dingen waren die erop stonden, zoals ‘mens’, ‘hond’, ‘gitarist’, allemaal dingen die ze in het dagelijks leven had gezien. Ook sprak ze over iets wat ze ‘mislukte kunstenares’ noemde, maar hij wist niet wat dat was en of dat op haar of op iets anders sloeg. Hij verwonderde zich in ieder geval over hoe ze al die dingen zo op papier had gekregen.
Toen het licht begon te worden, legde Janet haar spullen weg. Ze kwam overeind en zei hem dat hij moest blijven waar hij was.
‘Ik ga eten zoeken,’ zei ze. ‘Mensen ontbijten op deze tijd en als ze haast hebben, gooien ze veel weg en de winkels doen alles goedkoop weg als het te laat wordt. Blijf hier, ik ben zo terug. Nergens heengaan, oké? Het is veiliger als je hier blijft.’ En ze stond op, gebaarde Trög te blijven waar hij was en toen begon ze langs de brug omhoog te klimmen. Trög keek naar na terwijl ze naar de oever klom en zag haar langzaamaan uit het zicht verdwijnen. Even zag hij haar niet, maar toen, verderop, zag hij haar weer verschijnen. Ze liep van hem weg en keek nog één keer om, hem gebarend te blijven zitten en wuivend met haar hand, en toen ging ze de hoek om en verdween definitief uit het zicht.
Trög keek nog even de richting uit waarin ze verdwenen was, maar toen ze niet terugkwam, richtte hij zich maar weer op zijn eigen omgeving. Hij keek om zich heen, even, maar vond in eerste instantie niets te doen. Hij besloot te wachten tot Janet terug zou komen, maar dat duurde lang: hij wachtte en hij wachtte, maar ze kwam maar niet en iedere keer dat hij opzij keek, zag hij haar nog niet terugkomen. Hij keek eerst maar een beetje naar de mensen die hij verderop zag lopen, als hij goed van Janet begrepen had dat ze mensen heetten, tenminste, en naar de auto’s die voorbij reden. Veel meer was er echter niet te doen en hij werd een beetje duf, dus hij besloot wat te gaan slapen om de tijd te doden toen ze terug zou komen.
Gewend aan slapen op een harde ondergrond, was Trög snel weg. Hij ging naast het dekentje op de grond liggen, op zijn zij, deed zijn ogen dicht en was weg toen de geluiden om hem heen een beetje naar de achtergrond verdwenen waren. Hij droomde, vaag, over Janets gezicht, over lopen door de stad, over rijdende rotsblokken die auto’s heetten. Hij droomde over zijn oude grot en over Janet die daar tekeningen maakte op de wand, die naar hem lachte. De beelden waren helder en hij zakte er diep in weg, en daardoor sliep hij vast. Hij had geen idee hoe lang hij precies geslagen had, maar toen hij wakker werd, was Janet alweer terug.
Toen Trög zijn ogen opendeed, zat ze tegenover hem op de oever, tegen de stenen van de overgang van de oever naar de brug geleund. Ze had haar benen opgetrokken en het blok met papier lag erop: ze was bezig er lijnen op te trekken die hij vanaf zijn lage positie niet kon zien.
Janet keek op toen Trög overeind kwam.
‘Hé,’ zei ze. ‘Precies op tijd, ik was net klaar. Hier, ik heb eten voor je meegenomen. En koffie, maar ik weet niet of je dat lust. En dit kun je eten, dat is een broodje.’ Ze gaf hem rond, zacht eten en een flesachtig ding zonder bovenkant. Trög nam eerst een hap van het zachte, ronde ding: hij kauwde er even op, en concludeerde dat het best lekker was. Met het spul in de rare fles was dat echter wel anders: hij nam een slok, maar zodra de smaak tot hem doordrong, proestte hij en spuugde de vloeistof weer uit.
Janet knikte begripvol. ‘Ik weet het, ik vind het ook smerig. Het enige positieve eraan is dat het je wakker houdt. Hier, neem nog maar wat water, dan neem ik de koffie nog wel.’
Ze haalde de fles water weer uit haar tas en stak hem naar hem uit. Trög leunde naar haar toe om hem van haar aan te pakken, maar toen hij dat deed, zag hij het blok met papier dat ze naast zich had neergelegd. Zijn bewegingen vertraagden toen hij de afbeeldingen erop zag. Janet had hem getekend. Zijn gezicht was op één van de bladen verschenen.
Trög keek nog even naar de tekening, met zijn handen vol, maar toen zette hij de fles weg. Hij pakte het blok en draaide het langzaam naar zich om. Het was of hij naar zichzelf keek. Janet had hem nagetekend toen hij sliep, maar alsof hij wakker was: zijn donkere ogen met de schaduw van zijn frons waren precies zoals hij zich ze herinnerde van zijn reflectie in plassen water en zijn neus en oren waren zoals die van Grår ook geweest waren. Hij was het precies.
Trög keek van de tekening op naar Janet. Hij hield hem wat omhoog.
‘Goed,’ zei hij, zoals ze hem geleerd had.
Janet, die hem gadegeslagen had, lachte toen hij dat zei. Hij zag dat haar ogen glommen en dat haar lichte wangen een beetje rozig werden.
‘Dank je,’ zei ze terwijl ze het blok weer van hem aanpakte. ‘Het is weer eens wat anders dan landschappen en straattafereeltjes. Ik zal hem niet verkopen. Ik kwam hierheen om kunstenaar te worden, maar…’ Hij zag dat ze haar ogen even neersloeg. ‘Dat liep niet zoals verwacht. Nu teken ik soms overdag op straat en die tekeningen verkoop ik, maar deze zal ik niet verkopen. Zoveel levert het toch niet op.’ Ze gebaarde naar zijn broodje. ‘Hier, eet nog wat. Dan kan ik je nog wat leren voor ik straks naar de stad ga om wat te tekenen.’
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Het grootste deel van de dag bleef Janet bij Trög. Toen ze uitgegeten waren, of toen alles op was daar Janet niet zo heel veel eten had, ging ze verder met hem woorden leren. Het uitspreken van de mensentaal vond hij nog steeds erg moeilijk. Hij begreep het, kon de woorden onthouden en ze koppelen aan de voorwerpen waar ze naar verwezen, maar ze zelf gebruiken en herhalen was lastiger. Hij kon soms één woord gebruiken, fonetisch, zoals hij Janet het had horen zeggen, maar de woorden achter elkaar plakken zoals zij deed, was hem nog wat te moeilijk. Janet zei echter dat het niet uitmaakte: begrijpen was volgens haar beter dan begrepen worden.
Ergens in de middag ging Janet weer weg. Dit keer nam ze haar blok en tekenpotloodje mee en vertrok, nadat ze Trög opnieuw verzocht had niet onder de brug vandaan te komen. Opnieuw achtte Trög zoals gevraagd op haar. Dit keer besteedde hij voornamelijk tijd aan op zijn buik op de oever liggen en naar het water beneden aan de rand kijken. Er zwommen interessante vissen in die hij nog niet eerder had gezien. Het waterpeil was jammer genoeg te laag om te kunnen bereiken, anders had hij er maar wat graag één geprobeerd te vangen. Verder had Janet een vierkant blok voor hem achterlaten met allemaal gekleurde vakjes. Ze zei dat het leuk was om te proberen iedere kant van het blok in één kleur te krijgen. Het lukte Trög, maar het was inderdaad leuk, dus hij draaide alles schijven weer om en om zodat hij het blok nog een keer goed kon maken. Hij had hem twee keer door elkaar gegooid en weer gemaakt toen Janet terugkwam.
Janet was niet vrolijk toen ze weer onder de brug verscheen. Wat ze dan ook gedaan mocht hebben, schijnbaar was het niet gelukt.
‘Helemaal niets verkocht,’ brieste ze terwijl ze haar blok weer bij haar gestreepte tas neersmeet. ‘Mensen nemen niet eens de tijd om nog even te kijken. Sorry, Trög, maar nu moet ik vanavond ook nog even weg, anders is mijn geld morgen op. Ik ben zo snel mogelijk terug, ja?’ Ze trok haar tas naar zich toe en haalde er kleren uit. Haar oog viel op het blok met kleurtjes, dat Trög naast zich op de grond had gelegd. ‘Hé, is het je gelukt? Met die cube? Goed man, ik ben er al een halfjaar mee bezig en het is me nog niet gelukt.’
Trög begreep waar ze op doelde en hij keek opzij, naar het blok. Hij pakte het op en wilde het aan haar geven, maar toen hij weer haar kant op keek, zag hij dat ze niet meer op hem lette. Ze had haar bovenkleding uitgetrokken was nu bezig met de nieuwe kleren in haar handen. Trög was afgeleid door haar lichaam: ze had nog een heel klein beetje kleren aan voor haar borst, maar daaronder zag hij dat de bultjes die hij eerder had gezien aan haar lichaam vastzaten. Het verbaasde hem een beetje: hij had nog nooit een ander wezen gezien dat zo’n lichaam had.
Janet ging echter nietsvermoedend verder met haar kleren. Gezien zij er geen aandacht aan besteedde, hoorde het blijkbaar zo, dus Trög besloot dat het schijnbaar niet belangrijk was. Hij legde het blok weer weg en keek naar Janet terwijl ze het nieuwe kledingstuk aantrok en het op zijn plaats trok. Het was lang, sloot strak om haar bovenlijf, maar kwam bijna tot haar knieën. Bovendien trok ze haar broek eronder uit en deed ze er van die dingen onder aan die ze schoenen noemde, maar nu met hele lange palen onder haar hiel, waardoor ze gelijk een heel stuk groter was. Trög vond dat ze er mooi uitzag, vooral toen ze een kokertje uit haar tas haalde en haar lippen er rood mee maakte.
Toen ze klaar was, draaide Janet zich naar Trög om. Ze hurkte bij hem neer, legde een hand op zijn schouder en keek hem aan.
‘Oké, je moet nog even hier blijven. Ik ben zo terug, oké? Ik doe het zo snel mogelijk. Als ik terug ben, kunnen we wel even wat gaan lopen, als het rustig en donker is, hier. Probeer nog maar even wat te slapen. Ik ben zo snel mogelijk terug.’ Ze liet klopte even op zijn schouder. ‘Ik ben zo snel mogelijk terug. Ik neem wat te eten voor ons mee. Ik zie je zo.’ En ze verdween weer, onder de brug uit, de oever op, en liep de straat uit tot ze uit het zicht verdwenen was.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Nog een like van Nele dus toch maar een stukje erbij!

______________________________________________________________________________

Het was die avond al ruimschoots donker toen Janet weer terugkwam. Ze had haar woord gehouden: ze was sneller teruggeweest dan verwacht, zo snel dat Trög tussendoor nauwelijks geslapen had. Blijkbaar was wat ze had willen doen nu schijnbaar wel gelukt, want toen ze terugkwam, had ze eten bij zich en groene briefjes die ze ‘geld’ noemde. Ze legde uit dat het een ruilmiddel was waar je eten voor kon krijgen. Trög vroeg zich af waar ze het dan tegen geruild had, gezien hij zich niet kon herinneren dat ze iets bij zich had gehad om af te staan, maar het was een beetje ingewikkeld om dat te vragen, dus hij deed het maar niet.
Toen ze gegeten hadden, trok Janet haar normale kleren weer aan. Daarna keek ze even een tijdje uit over de oever en toen het blijkbaar veilig was, gebaarde ze hem mee te komen. Ze klommen onder de brug vandaan, liepen de verharde grond over, langs de huizen, de hoek om en de straten door. Hij paste zich aan aan Janets rustige tempo en keek om zich heen terwijl ze tegen hem praatte en namen gaf aan dingen waar ze naar wees. Hij leerde het verschil tussen ‘man’ en ‘vrouw’ en ‘kind’ en Janet wees hem ‘restaurant’ en ‘supermarkt’. Ook liet ze hem bij een kapotte auto zien wat het rode licht veroorzaakte dat hij zo intrigerend vond. Ze trok een stuk van het rode materiaal los dat het licht rood kleurde en gaf het aan Trög, zodat hij het kon bekijken. Trög keek er een tijdje naar terwijl ze verder liepen, en toen stak hij het in de zak van zijn broek om het bij zich te houden.
Zo liepen ze een tijdje verder, zij aan zij, door de straten en de huizen heen. Janet leerde hem dat auto’s niet voor hem stopten en dat hij moest oppassen als hij mensen tegenkwam. Meestal liet ze hem zich omdraaien als er iemand aankwam, of ze verborgen zich even in een hoek. Trög wist niet precies waarom dat was, maar ze had er vast een reden voor, dus hij volgde haar iedere keer maar als ze weer een andere kant op liep. De andere mensen zeiden nu in ieder geval niets meer tegen hem, zoals toen hij alleen was geweest.
Aan het einde van de nacht, toen ze hun rondje afgelopen hadden, kwamen ze weer uit bij de oever. Ze klommen onder de brug en aten daar nog wat van het eten dat Janet die avond had meegenomen. Toen ze klaar waren, kroop Janet onder haar kleedje om te gaan slapen. Trög deed hetzelfde: hij was niet echt moe, maar had veel indrukken te verwerken en rust was altijd een goed middel om tijd mee door te brengen.
Toen ze wakker werden, was het weer dag. Eigenlijk voltrok zich toen hetzelfde ritueel als de dag ervoor. Ze stonden op, aten iets en Janet ging de stad in met haar tekenblok. Trög wachtte op haar, speelde wat met de kubus tot Janet weer net zo geërgerd als een dag eerder terugkwam en luisterde naar haar terwijl ze boos ergens over praatte. ‘s Avonds ging ze weg in het ding wat ze de ‘jurk’ noemde en kwam dan later weer terug met geld, eten of een combinatie van die twee. Dan aten ze weer wat en liepen zo nu en dan wat door de verlaten straten, waarna ze sliepen tot het weer licht werd. Ook de dag erna was dat zo, en de dagen daarna en die daarna. Trög vond het prima zo en paste zich aan haar ritme aan. Hij vond het prettig om bij haar te zijn. Ze was interessant en de tijd ging snel als zij er was. Ze praatte veel met hem, ze leerde hem dingen en de woorden erbij te benoemen en ze tekende hem zo nu en dan na, of ze tekende dingen na die hij haar aanwees. Ze probeerde hem dingen te laten schrijven, maar hij had toch wel moeite met de menselijke woorden en verder dan zijn naam kwam hij niet. Het lukte hem niet goed de klanken en vormen van de letters met elkaar te verenigen. Ook als Janet er niet was, wist hij zich te vermaken: hij rommelde met de kubus, keek naar de vissen in het water en krabbelde wat op Janets tekenblok, op nieuwe blaadjes. Het lukte hem niet plaatjes te maken zoals Janet, maar het was desalniettemin leuk om te doen. Na verloop van tijd zetten Janet en hij iets in elkaar wat ze ‘hengel’ noemde, met een tak, een touwtje en een omgebogen haak, en ze leerde hem vissen. Dat vond Trög leuk en al gauw bracht hij veel uren met zijn hengel door als ze weg was. Zo nu en dan ving hij wat, waaronder een wonderbaarlijk glimmende vis, een hele platte en één met een prikkende, stekelige rugvin, en dan bekeek hij de vis een tijdje, maar hij leerde al gauw dat de vis het niet naar zijn zin had op een droge. Als hij ze eenmaal bekeken had, zette hij ze dus altijd snel weer terug in het water en keek hoe ze dan weer wegzwommen, het brede water in.
Zo ging het dagenlang achter elkaar. De dagen gingen zo snel dat Trög na verloop van tijd de tel kwijtraakte. Ze aten, sliepen en wandelden, terwijl Janet tussendoor tegen hem praatte en hem dingen leerde. Alles bleef grotendeels hetzelfde gaan, alleen ging Janet op een gegeven moment steeds minder in de middag met haar tekenblok weg omdat dat toch geen zin leek te hebben. Haar nachtelijke uitstapjes werden daarentegen langer en frequenter. Trög wist nog steeds niet wat ze deed in die tijd. Dat maakte hem benieuwd naar haar gaan en staan, steeds meer, maar hij wachtte altijd op haar onder de brug omdat ze hem dat vroeg. Schijnbaar had ze iedere keer weer een reden dat van hem te vragen. Desalniettemin wonnen zijn nieuwsgierigheid en bezorgdheid het van hem toen Janet op een avond toen ze niet had gezegd dat hij moest blijven waar hij was langer wegbleef dan normaal.
Die avond was Janet met het vallen van de avond weggegaan, de richting op waar ze altijd in vertrok als ze haar jurk aanhad. Trög had wat gevist toen het te donker werd en toen had hij de sterrenhemel nagetekend op Janets blok terwijl hij op haar terugkomst wachtte. Toen hij dat twee keer had gedaan en zelfs al een keer in slaap was gevallen, was ze echter nog steeds niet terug.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Weet niet of mensen dit lezen, maar plak er toch nog maar een stukje aan :)

Trög had zich afgevraagd waarom ze er nog niet was. Hij meende dat het al diep in de nacht was en er was nog altijd geen spoor van haar te bekennen. Voor het eerst voelde hij iets bij die constatering, een vreemd, ongedurig gevoel waarvan hij zich niet kon herinneren dat hij het al eens eerder had gevoeld. Janet was normaal nooit zo laat terug. Er zou toch niets mis zijn met haar? Vroeger, als leden van zijn groep weggegaan waren om te jagen of fruit te zoeken en ze niet meer teruggekomen waren, was dat meestal geen goed teken geweest.
Nog even wachtte Trög, om zich heen kijkend van de ene naar de andere kant van de oever, maar toen hij Janet nog steeds niet terug zag komen, kwam hij overeind. Hij pakte de spullen die hij gebruikt had op, stopte ze in Janets tas en liep naar de rand van de brug. Hij wist dan niet waar ze mocht zijn, maar hij kon in ieder geval kijken of hij haar kon vinden. Hopelijk kon hij zo uitvinden of alles goed wat met haar.
Trög klom onder de brug vandaan en keek even om zich heen. Het was rustig in de straat, de omgeving was uitgestorven en de lichten in de meeste huizen waren al uit. Ook van Janet zag hij nog altijd geen spoor. Hij besloot haar te zoeken in de richting waar hij haar altijd heen zag lopen, als ze wegging in de jurk: richting het noorden, over de straat met afgeronde steentjes en dan de hoek om, uit het zicht van de brug.
Trög kwam in beweging en begon te lopen, richting het noorden. Hij volgde de route die hij Janet normaal zag lopen en sloeg de hoek om. Gelukkig hoefde hij daarna geen richting meer te kiezen, want de straat daarachter ging alleen maar rechtdoor. Hij kon dus niet anders dan dezelfde kant op gaan als Janet, gelukkig, en zo kon hij ook niet verdwalen. Bovendien had hij al gauw het idee dat hij in de goede richting kwam: waar alles in het begin uitgestorven en stil was geweest, werd hij zich later bewust van geluiden, stemmen en herrie vanuit de richting waar hij naartoe liep. Ook meende hij weer een gloed van licht boven de gebouwen te zien in de verte. Er was dus in ieder geval activiteit, verderop. Hopelijk betekende dat dat Janet er ook zou zijn.
Trög versnelde zijn pas wat en liep verder, in de richting van het geluid. Hij volgde de weg nog een tijdje, ging toen met twee bochten mee de hoek om en kwam achter één van de gebouwen vandaan. Toen zag hij wat het geluid veroorzaakt had. Hij kwam uit in een straat waar het in niets was zoals in de straat waar hij vandaan kwam. Over was beweging, licht en geluid. Het krioelde er van de mensen. Aan weerszijden van de straat liepen mannen en vrouwen en daar weer naast zag hij achter glas ruimten waar mensen zaten te drinken, te praten of aan het dansen waren. Ze maakten liepen en lachten en werden verlicht door alle lampen in de ruimten langs de straat, die ook de tientallen voorbijrijdende auto’s hun kleur teruggaven in de donkere nacht.
Wat onzeker liep Trög de straat door, tussen alle mensen om hem heen. Hij keek naar hem en zag dat ze naar hem terugkeken, soms lachten, dingen tegen hem zeiden of naar hem riepen, maar ze praatten niet zo duidelijk als Janet en hij kon ze niet verstaan. Het deed hem weer denken aan de eerste dag dat hij hier geweest was, toen de twee mannetjes iets tegen hem gezegd hadden zonder dat ze waren blijven staan om met hem te communiceren. Net als toen liep hij ook nu maar door, wat ongemakkelijk door de vele mensen om hem heen, maar tegelijkertijd geïntrigeerd door de gekleurde lichten en geluiden uit de gebouwen naast hem en de vormen van de auto’s die voorbij reden. Van Janet was tot zover nog geen spoor te bekennen.
Trög liep door, langs de mensen en de auto’s heen, kijken naar de mannetjes en vrouwtjes die hij passeerde en zoekend naar Janet. Hij wist niet waar hij heen moest, er was zo veel om hem heen, maar gelukkig was de straat nog steeds één recht pad richting het noorden, dus hij gokte er maar op dat dat de juiste richting zou zijn. Tenminste, zo was het tot Trög aan het einde van de straat kwam, want toen werd de straat ineens heel ingewikkeld. Er kwamen van allerlei kanten andere straten bij elkaar, er reden auto’s naar het leek kriskras door elkaar en overal branden lichtten aan palen in de lucht. Het was rustiger hier, stiller, maar druk op een andere manier: er reden auto’s af en aan hier en daar zag hij tussen de rijdende en stoppende auto’s mensen staan. Toen hij beter keek, zag hij dat het allemaal vrouwtjes waren. Hij voelde iets van herkenning toen hij zag dat ze er allemaal een beetje hetzelfde aanhadden als Janet wanneer ze de jurk aanhad, met gekleurde lippen, hoge schoenen en blote benen.
Trög bleef staan, even, zodat hij goed de tijd had om om zich heen te kijken. Hij keek met zijn frons naar de vrouwen en zocht naar Janet, in de hoop dat ze hier ergens tussen zou staan, bij de andere vrouwtjes die zo op haar leken. Eerst dacht hij dat hij het mis had, maar net toen hij verder wilde lopen, herkende hij aan de andere kant van de straat een bos donker haar boven een jurk die hem maar al te bekend voorkwam. Het was Janet.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Trög keek ernaar en hij fronste zijn wenkbrauw nog wat meer, in een poging te kijken of hij het wel echt goed zag. Dat was, zo, concludeerde hij. Het was Janet echt. Ze stond verderop, langs, de stoep, en stond half met haar rug naar hem toegedraaid, maar hij herkende haar aan de contouren van haar gezicht. Wat ze precies aan het doen was, was hem niet helemaal duidelijk: er stond een auto bij haar en ze stond voorover geleund naar het raam, met haar benen bij de enkels gekruist en haar armen op de deur geleund. Aan de manier waarop haar gezicht bewoog, zag hij dat ze praatte met iemand in de auto.
Trög hief in een soort automatisme zijn hand naar haar op, zoals zij altijd deed als ze wegging of terugkwam, maar toen hij zich realiseerde dat ze hem nog niet in het oog had, liet hij zijn hand weer zakken. Blij dat hij haar gevonden had, liep hij naar haar toe. Hij vergat daarbij echter even dat Janet hem had geleerd dat de auto’s niet voor hem stopten en hij schrok dus toen hij van de stoep afstapte en één van de auto’s luid toeterde toen hij langs hem heen vloog.
Trög zette een stap terug achteruit en keek de auto even na, maar toen richtte hij zich weer op Janet. Hij zag dat het geluid van de auto ook haar aandacht getrokken had en het duurde niet lang voor ze hem zag staan. Toen ze elkaar in het oog kregen, stak Trög zijn hand op en wuifde ermee zoals hij haar dat ook altijd zag doen.
Janet leek echter niet zo blij hem te zien. Er verscheen een uitdrukking op haar gezicht die hij niet begreep en ze kwam overeind van de auto waar ze op geleund had. Ze draaide zich om, keek om zich heen en liep toen door de passerende auto’s heen naar hem toe.
‘Trög,’ zei ze toen hem bij hem aankwam, en ze pakte hem bij zijn arm en begon hem weg te voeren van de drukke weg. ‘Wat doe je hier? Je moet hier niet komen, je moet onder de brug blijven als je alleen bent. Als de mensen je zien, kom je in de problemen.’ Ze hield hem stevig bij zijn arm vast en voerde hem met zich mee, haastig langs de weg lopend. ‘Kom, ik breng je terug. Het wordt toch niets meer vanavond. Het spijt me, Trög, maar we hebben geen eten meer vandaag. Ik zal het morgen ergens anders proberen.’
Trög begreep in eerste instantie niet wat ze zei, maar later, eenmaal bij de brug, werd dat vanzelf duidelijk. Toen hij haar terug naar hun vaste slaapplek had gevolgd en Janet zich zoals gewoonlijk omkleedde, kwam er deze nacht nergens eten of de groene briefjes die ze normaal bij zich had vandaan. Janet zag dat hij dat opmerkte en ze ging tegenover hem op haar kleedje zitten.
‘Sorry, Trög,’ zei ze weer. ‘Het was een slechte nacht, vannacht, veel te veel vrouwen. Ik heb niets verdiend, dus we kunnen niets kopen. Hier, ik heb nog een laatste broodje, als jij een halve neemt en ik, ga ik morgen een plek zoeken waar het wat drukker is. Hier, neem maar.’ En ze scheurde de helft van het laatste broodje uit haar tas af en gaf het aan hem. Trög pakte het aan, Janet scheurde dat van haar in kleine stukjes en toen begonnen ze zwijgend te eten. Trög keek naar Janet terwijl ze at en hij zag dat ze er met haar gedachten niet bij was: ze staarde voor zich uit terwijl ze op haar broodje kauwde en leek nauwelijks te merken dat hij haar was. Trög besloot haar maar met rust te laten en concentreerde zich op zijn broodje. Hij at het helemaal op, maar veel was het niet en hij had geen verzadigd gevoel toen hij klaar was. Ook het drinken dat Janet hem gaf, vulde zijn buik niet echt meer. Voor hem was het echter niet het ergste, bleek, daar hij het gewend was om niet veel te eten, want toen ze later onder de brug lagen om te gaan slapen, hoorde hij een vreemd gerommel, niet ver bij zich vandaan. Eerst dacht dat hij dat het iets in het water was, maar gaandeweg drong het tot hem door dat dat niet zo was. Pas na een tijdje, realiseerde hij zich dat het Janets maag was.
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
NeleVanHol
Balpen
Balpen
Berichten: 213
Lid geworden op: 03 mei 2012 10:27

Ik was dit verhaal even uit het oog verloren maar nu ben ik weer mee. Leuk verhaal nog steeds! Ik heb wel wat medelijden met Janet!
Hopelijk komen we wat meer over haar achtergrond en geschiedenis te weten.

Even een opmerking over het stukje van 4 september: er ontbreken enkele woorden. Bijvoorbeeld: ' Ze maakten liepen en lachten en ... '
Moet dat 'ze maakten plezier, liepen en lachten en...' zijn?
Gebruikersavatar
Jeetje
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1078
Lid geworden op: 12 okt 2006 13:08
Locatie: Nederland

Dank je Nele, leuk dat je nog meeleest! Ivm tijdgebrek kan ik het niet dubbel (of zesdubbel zoals normaal in mijn geval) checken voor ik het post, dus hopelijk vergeef je het me! :)

___________________


3.

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Gedeelte onderzoeksdocumentatie subject BT, fragment uit origineel script voor de voice-over van de televisiereportage De tien vreemdste fenomenen van de afgelopen eeuw.
Aflevering drie, getiteld De opkomst en ondergang van ‘s werelds laatste Scandinavische bergtrol
Subonderwerp: eerste collectieve waarneming

‘Na de eerste waarneming van de trol Trög, door twee jongemannen uit Skevståd, werd er een tijd niets van de trol vernomen. Antecedentenonderzoek wijst uit dat er bijna een maand lang nergens gesproken werd over waarnemingen een trol-achtig wezen. Zowel in telefoongesprekken, internetverkeer als andere correspondentie en communicatie in privé-sfeer, is over een periode van vijfentwintig dagen geen enkele maal een trefwoord dat naar de bergtrol zou kunnen verwijzen aangetroffen. Net zo plotseling als hij verschenen was, leek hij ook weer verdwenen te zijn.
Tot er na die vijfentwintig dagen plotseling een boost lijkt te voorvallen. Plotseling lijken er overal verwijzingen naar de bergtrol op te duiken, elkaar rap opvolgend na de nacht van zeven mei. De eerste is een telefoongesprek van twee feestgangers, waarvan één zich uitlaat over het vreemde uiterlijk van een passerende man, die zich in een verkleedoutfit gehuld lijkt te hebben. Gesproken wordt van een man in gewone kleren, maar met een ongewoon grote neus, grote, puntige oren en dreadlocks tot op zijn middel (Gerard, zeven mei, red.). De tweede is een e-mailcorrespondentie tussen een groep mensen waarin verwezen wordt naar ‘(…) die ene plek waar we toen die goblin tegenkwamen (…)(Harrison, tien mei, red.)’ en in een andere naar ‘(…) de orc die volgens mij deel uitmaakte van die opening van die nieuwe club (…)(Kartist, acht mei, red.)’. Ook een toevallige passant bij het Kritskruispunt, bekend als de rosse buurt, gaf later, toen de wereld lucht begon te krijgen van het lijkende bestaan van de trol, aan Trög waarschijnlijk gezien te hebben.

“Ik reed langs, daar, puur toevallig, en ik was net de weg aan het vragen aan een vrouw daar toen er getoeterd werd. We keken om en zagen verderop, aan de andere kant van de stoep, een man staan met een grote haakneus, ongewoon lang haar dat weggeschoren was boven zijn grote oren en donkere ogen. De vrouw aan wie ik de weg had gevraagd, liep naar hem toe en voerde hem mee. Ik dacht toen nog dat het een man was die niet helemaal goed bij zijn hoofd was, die ze in bescherming nam. Wie denkt er nou op zo’n moment dat die vent echt een trol is en niet zomaar een vent met een masker? Daar ga je toch niet vanuit?”

Later bleek dat de vrouw waar de getuige op doelde de kunstenares Janet Diamond was, die in de tijd dat zij met Trög omging op straat leefde. Ondanks dat bekend is dat Diamond lange tijd vertoefde in de prostitutie, is nooit duidelijk geworden wat haar relatie met de trol precies geweest is. Ook in Trögs gloriedagen koos zij ervoor zichzelf op de achtergrond te houden. In één van de weinige interviews uit de tijd, zegt Diamond de trol ‘gevonden te hebben bij toeval’ en ‘het geluk had een maatje te vinden dat niet op haar neerkeek en goed gezelschap was’. Volgens omstanders zag Diamond het als haar persoonlijke falen dat Trögs bekendheid tot zijn aftakeling leidde. Naar het schijnt heeft zij tot op de dag van haar dood het gevoel gehad dat zij haar vriend tekort geschoten was in haar pogingen hem tegen de buitenwereld te beschermen.’

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _


De volgende dag had Trög het idee dat het niet zo goed ging met Janet. Ze sliep langer dan normaal en ze was stil, gedurende de dag. Ze bleef de hele tijd dat het licht was onder de brug, verstopt onder haar kleedje. Dat deed ze wel vaker, gezien ze al een tijd niet meer met haar tekenblok wegging, maar nu was ze zichzelf niet. Ze was stil en haar gezicht was lichter dan normaal. Ze praatte niet zoveel tegen hem als normaal en soms zakte ze een beetje weg, dan gingen haar ogen dicht en bewoog ze een hele tijd niet, alsof ze weer en beetje sliep. Iets binnenin Trög vertelde hem dat het niet goed was en hij vroeg zich af of het kwam omdat ze honger had. Ze hadden niet veel eten gehad de laatste tijd en schijnbaar kon Janets lichaam daar minder goed tegen dan het zijne. Regelmatig hoorde hij haar maag rommelen en als ze bewoog maakte ze een zwakke indruk. Hij maakte een keer aanstalten onder de brug vandaan te komen om eten te zoeken, want dat had hij vroeger immers ook altijd goed gekund, maar Janet hield hem dan iedere keer tegen.
‘Blijf hier, Trög,’ zei ze. ‘Het is niet veilig voor je als het licht is. Blijf maar hier, het komt wel goed. Vanavond zal ik zorgen dat we weer iets te eten hebben.’
Het leek haar kracht te kosten dat te zeggen en dus deed Trög maar wat ze zei. Hij wilde haar niet van streek maken als ze al zo zwak was. Hij bleef dus bij haar en hielp haar zo nu en dan wat te drinken, want ze leek soms niet genoeg kracht te hebben haar fles omhoog te brengen en hem vast te houden. Janet bedankte hem dan en meestal zakte ze daarna weer weg.
Zo brachten ze de dag door, tot de zon weer achter de hemel begon te zakken. Meestal ging Janet weg als het helemaal donker werd, maar nu sliep ze tegen de tijd dat de sterren aan de hemel verschenen. Trög wilde haar niet wakker maken, dus hij wachtte maar terwijl hij af en toe naar haar en af en toe naar de sterrenhemel keek om veranderingen aan beide dingen in de gaten te houden.
Later werd Janet echter uit zichzelf wakker. Haar gezicht had een lichte kleur en het leek of haar ogen een beetje dichter bleven dan normaal als ze wakker was. Toen ze echter met haar ogen knipperde en om zich heen keek, veranderde dat echter: haar blik viel op de donkere hemel voorbij de brug en gelijk leek ze klaarwakker.
‘O, shit,’ zei ze terwijl ze snel overeind begon te komen. ‘Ik wist niet dat het al zo laat was. O, het moet al voorbij middernacht zijn. Waarom heb ik je niet gevraagd me wakker te maken?’
Trög keek hoe ze overeind kwam en in haar tas begon te rommelen. Ze wankelde een beetje en Trög bedacht net dat hij haar misschien vast moest houden, maar het lukte haar overeind te blijven. Hij bleef een beetje half om half tegenover haar zitten en keek naar haar terwijl ze haar jurk aantrok. Ze trok haar broek er onderuit, pakte iets uit haar tas en begon ermee door haar haar te strijken, zodat het gladder werd.
‘Ik ben snel terug, Trög,’ zei ze. ‘Het is gevaarlijk na een bepaalde tijd, dus ik probeer het zo kort mogelijk te houden. Ik ben eigenlijk al te laat.’ Ze gooide het ding dat ze voor haar haar had gebruikt weer terug in de tas en pakte het buisje waarmee ze haar lippen rood maakte.
‘Jij moet hier blijven, Trög,’ zei ze terwijl ze haar lippen kleurde. ‘Je kunt niet meer in je eentje naar buiten, zoals gisteren. Blijf gewoon hier en wacht op me, dan kom ik straks eten brengen.’ Ze deed het buisje terug in haar tas, wreef even met haar lippen over elkaar en keek hem toen aan. Haar ogen gleden over zijn gezicht en ze legde een koude hand op zijn arm.
‘Beloof me dat je hier blijft,’ zei ze. ‘Wat er ook gebeurd, hoe lang ik ook wegblijf, kom me niet zoeken. Ik weet waar je bent, dus ik kom vanzelf weer terug. Oké?’
Trög begreep haar maar half, maar in combinatie met wat er gisteren was gebeurd en enkele van de woorden die ze gebruikte, maakte hij eruit op dat ze wilde dat hij onder de brug bleef. Aan de manier waarop ze het vroeg, wilde ze dat blijkbaar ook heel erg graag. Hij knikte dus en ging om te demonstreren dat hij het begrepen had weer op de grond zitten, met zijn rug tegen de stenen wand die overliep in de brug.
Janet keek nog even naar hem, maar toen hij zo bleef zitten, knikte ze. Ze pakte haar hoge schoenen en trok ze aan.
‘Oké,’ zei ze. ‘Niet weggaan. Ik ben zo snel mogelijk terug.’
En Trög keek hoe ze, wankelend op haar hoge schoenen, naar de rand van de brug liep. Ze pakte zich vast aan de stenen en hees zich moeizaam omhoog. Hij hoorde haar schoenen een paar keer wegschieten, maar het lukte haar boven te komen. Te verdween uit zijn zicht even, en hij hoorde haar schoenen een tijdje op de straat tikken alvorens ze weer in zijn zicht verscheen. Hij zag haar lopen, over de straat die hij gisteren ook gevolgd had, in een wat langzaam, onregelmatig tempo. Ze kwam bij de bocht waar ze normaal linksaf ging, maar nu deed ze dat niet. Ze liep nog een stuk rechtdoor en ging toen rechtsaf alvorens ze uit het zicht verdween
Afbeelding
~: Geen loopvogel maar een sloopvogel :~
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”