Over draken en anderen

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Dit is wel even een werktitel en even zeggen dat die nogal bedrieglijk is. Het hoofdthema is dan ook niet echt draken, maar jaaa. Misschien wordt het later wel duidelijk. Ik ben bang dat ik wel constant van de ene naar de andere tijd zal springen. Ik hoop dat ik dat niet al te veel zal doen, maar goed.
Voor de mensen die het deeltje van "oorlogsvuur" hebben gelezen, ik was eigenlijk al bezig met de derde versie, maar ben daar dan weer mee gestopt. Dit is eigenlijk een soort van prequel, met misschien al dan niet bekende personages. Het verhaal speel zich iets van vierhonderd jaar eerder af (dit zijn plusminus 1600 bladschijnsels), in de tijdsperiode van 363 Pèi Verrô; 20 en vroeger en later. Maak daar maar iets zinnigs van. ;p
Ik zal niet al te grote delen posten, denk ik, maar ja. xd Ik zal ook wel weer eens zien hoe ver ik hiermee kom.
(P.S. Geef maar zoveel mogelijk opmerkingen zodat ik kan leren. :sweet )
___
OVER DRAKEN EN ANDEREN
hoofdstuk 1(a)
De hand, gekleed in een zwarte handschoen, liet de veer met zwierige bewegingen over het vel perkament glijden. De letters, veelal figuren gevormd uit lijnen en punten, vormden muzikale verzen. Na iedere klank stond een stip en op het einde van elke strofe een verticale streep. Het schrift vorderde van links naar rechts en van boven naar beneden. Ter onderbreking van het patroon, werd de pen teruggebracht naar de pot bruinzwarte inkt, staande op het groene gras, nog vochtig door de ochtenddauw. Daarin werd de veer gedoopt. Nadat ze de donkere smurrie verliet, werd ze erboven nog even in de lucht gehouden, opdat de vallende druppels terug naar hun bron gebracht zouden worden. Op deze manier vielen ze niet op het witte vel, zodat deze, op het complexe handschrift na, onbevlekt bleef.
Een briesje, dat woei over de zuidelijke vlakte, liet het perkament wapperen. De schrijver haalde zijn schrijfgerei van het blad, en plaatste dit terug in de inktpot. Ook het zwarte haar van de man trilde zacht, maar aangezien het rechtovereind geholpen werd door een overdosis hars, behield het de pose waarin het geacht werd te blijven. Drie groene ogen schitterden op het gezicht van de man, maar de rest van zijn voorkant lag gehuld in schaduwen, omdat achter hem de zon vanachter het oostelijke gebergte tevoorschijn kwam. Voor die bergen waren de vormen van dieren en andere, intelligente levensvormen te onderscheiden.
De aandacht van de poëet verliet het dichten. Zijn drietal kijkers richten zich naar het noordwesten. Ook daar waren bergen, naar het oosten veranderend in een heuvelland en uiteindelijk in vlaktes, zelden onderbroken door verscheidene bossen. Terwijl hij zijn blik daarheen gericht hield, tilde hij met zijn rechterhand het porseleinen potje met de veer en inkt op en legde hij het perkament dat hij in zijn linkerhand hield op de zwarte, lederen tas die aan zijn linkerkant lag. Daar zette hij toen hetgeen hij in zijn ander grijporgaan hield op, zodat het niet weggeblazen zou worden.
De man wriemelde met zijn voeten; hij zat in kleermakerszit en dit verhinderde in kleine mate de doorstroming van zijn bloed. Hij plaatste zijn handen op zijn knieën en boog ietwat voorover, zijn blik nog steeds gefixeerd op die ene plek.
‘Krrè-lò-kre,’ zong hij, waarna hij zijn vel perkament vanonder het inktpotje trok, zonder dit te laten bewegen. Hij nam de pen in zijn rechterhand en schreef drie verzen. Op elk vers stond een lettergreep van dat woord.
Alsof dit het bevel was waarop hij had gewacht, steeg een schim op vanuit de westelijke bergen. Het was een gigantisch wezen; zijn lichaam met kop en staart was ongeveer tien meter lang. De spanwijdte van zijn vleugels was dubbel zo groot. Het vloog cirkelend boven de bergtoppen en vertrok toen naar het zuidoosten. De schrijver volgde het wezen geïntrigeerd met zijn ogen. Het bewoog zijn vleugels praktisch niet. Af en toe sloeg het ze de lucht in om wind op te vangen, maar het zweefde vooral voorwaarts.
De man zuchtte toen de draak ergens ver van hem verwijderd landde. Het beest, dat slechts een groene schim voor de horizon vormde, hief zijn kop op om een geur op te vangen en al snel liep het in westelijke richting naar een figuur, dat waarschijnlijk een soort vee was. De poëet knikte bevestigend en pende wat op zijn blad perkament.
Hij sloot de inktpot en plaatste alles terug in zijn schoudertas. Het blad had hij voorzichtig opgerold en een deel ervan stak boven de randen van de tas uit. De man sprong recht, zodat zijn groene broek met wijde broekspijpen wapperde. Het lint van de leren zak hing hij om zijn linkerschouder.
Hij spurtte met een rechte rug in de richting van de draak. Met zijn linkerhand hield hij zijn tas vast, terwijl de hand van zijn op en neer bewegende rechterarm geopend was. Sneller dan menig man rende hij. Het leek alsof zijn voeten de grond niet raakten en hij kon vliegen, zoals het wezen dat hij tegemoet kwam. Zijn ogen blonken van de opwinding om de draak te zien. Zijn volle lippen krulden omhoog en vormden een enthousiaste glimlach.
_______
Even wat uitspraakadvies: een dubbele r is een rollende r, terwijl de enkele vanuit de keel komt; enkele "e"s zijn altijd sjwas; de "ò" spreek je heel kort uit; de "o" is eigenlijk een langgerekte "ò", en de "ô" is dan "oo"; hetzelfde geld voor "à, a, â" (en feitelijk ook voor de "è, e, ae", maar ja, maar dat klinkt dan als è, u, ee). Het is moeilijk om de tekens van de Yaemoï om te zette naar ons alfabet; maar de uitspraak ligt dicht bij de Duitse; ae/ä = ee; s = z; ss/sc = s; z = ds. Wel opletten de "û" is nog steeds "uu" en de s'en voor t's, p's... worden niet uitgesproken als "sh". In het Oostelijk dialect wordt de dubbele 's' wel uitgesproken als "sch". Vandaar dat ik het eigenlijk als "sc" schrijf. De "y" kun je in de taal van de Yaemoï verlengen, maar het geld niet als klank; hij wordt uitgesproken als "j", zelfs in de meest onmogelijke situaties als "fryl" (oostlijke dialect spreekt dit uit als "frgl"). Dit is een klankloos woord, wat behoorlijk speciaal is een taal die zijn schrift op de klanken baseert. (hun geschriften schrijven alles aan elkaar in hoeverre dat kan met hun runentaaltje, met de uitzondering van klanken; "na iedere klank stond een stip". Dit systeem werk niet zoals bij ons. Sys-teem bijvoorbeeld zou je als ras-echte Yaemo moeten splitsen als "Sy-stee-m", waarbij de "m" dan wegvalt.
Genoeg daarover. :D
Laatst gewijzigd door Demon op 30 nov 2013 15:17, 2 keer totaal gewijzigd.
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

De manier waarop je beschrijft hoe hij schrijft vind ik prachtig. Ik ben benieuwd naar het vervolg. :)
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk dat je weer een verhaal begint (maar ik hoop dat je deze afschrijft (A) ) En je hebt het begin mooi beschreven.

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Ja, ik heb intenties om het af te werken. xd Maar iets beloven overstijgt mijn gaven.
Het volgende kleine stukje... Bedankt zeg voor de commentaren. :$ Ik ben eigenlijk wel een tijdje bezig geweest met dat eerste stukje, om de juiste woorden te zoeken. xd
Hoofdstuk 1(b)
Hij had nauwelijks een tiende van de weg afgelegd toen de draak het luchtruim opnieuw betrad. Een krachtige slag van diens vleugels bracht hem algauw honderd meter verder en liet de achtervolger ontgoocheld stilstaan. Diens gezicht vertrok en hij bewerkte de grond woest met zijn rechtervoet. Grassprieten en aarde vlogen de lucht in en bevuilden de tas met het perkament, en zijn groene broek en blouse. Waar hij gestampt had, was een kale, zwarte plek omringd door het groene gras. Toen stond hij stil, beet zacht op zijn tong en legde zijn hand op zijn derde oog. Hij fluisterde het woord ‘Zânye’ en draaide zich om, omdat hij niet wilde zien hoe zijn kans om een draak te bestuderen vervloog.
Het was duidelijk dat de man van een langere pauze afzag, aangezien hij zuidwaarts aan een behoorlijk snel tempo bleef wandelen. Ongeduldig keek hij heen en weer. Zijn ogen blonken van nieuwsgierigheid, hoewel er zich in de harde blik ook wat weerzin verschool. Enkele kleurrijke loopvogels scheerden in tegengestelde richting over zijn hoofd. De drieoog keerde zijn hoofd verwensend om naar de gevederde langpoten.
Toen zijn gezicht weer in de richting van het gaan keek, merkte hij op dat hij één van de Zânyegehuchten genaderd was. Zijn mond bracht een zucht van zowel blijdschap als ontsteltenis voort. De stad was als een soort vlek op de groene vlakte; de scherpe, dikke stokken die dienst deden als wal omringden een oppervlakte, die willekeurig gekozen leek. Overal waren er onlogische bochten en hoeken. In het midden daarvan stonden krotten die huizen genoemd werden. Deze vormden een wirwar van straatjes en steegjes, waarvan de wegen onbewerkt waren en dus uit niets anders dan groen gras en aarde bestonden. De gebouwen waren gemaakt uit allerlei takken en planken van zwart hout en leken volledig op hun plaats tussen de zwarte, onstabiele wal. De “poort” die de man naderde, was slechts een gat in de stadsmuur.
Toen hij binnentrad, verschenen er uit de deuropeningen zonder deur verscheidene, lelijke, behaarde gezichten. De meeste neuzen waren zo groot als vishaken en de vettige huiden waren bedekt met haar en acne, alsof zelfverzorging onder de bewoners onbestaande was.
Het waren vooral vrouwen, al dan niet met een baard of snor, die de man vanuit de deuropening aankeken. Toen één van hen haar hand tegen de zijkant van de opening plaatse, begon het hout onder haar hand te verschuiven. Wat als enige steun gold, helde voorover, zodat het zware dak viel. Het bedelfde de vrouw. Ze volgde de beweging en viel met haar gezicht naar voren op de grond. Een hoofd en een hand staken vanonder de puinhoop uit. Er klonk een droog gekraak, ofwel afkomstig van de beenderen van de vrouw, of van het hout. Niet in staat vanonder de puinhoop te komen, wriemelde ze, smeekbeden jammerend.
Eergevoel redde haar. De baardloze vreemdeling, gekleed in prachtige zijde, sprong haar te hulp; hij liep naar haar toe, knielde en tilde de platen die haar bedekten op. Slepend met haar benen kroop ze tot aan de voeten van de man. Ze zorgde er wel voor dat geen enkel lichaamsdeel zich meer onder het huis bevond. De benen van de Zânyevrouw waren onnatuurlijk geplooid en hadden tijdens het kruipen een bloedspoor op het gras achtergelaten; uit haar rechterscheen stak een bot naar boven, ongeveer tot de knie reikend. Toch huilde ze niet. De enige uitdrukkingen op haar gezicht waren angst en onderdanigheid.
De man liet het hout met een plof vallen en wandelde weer weg. Toen de andere vrouwen beseften dat hij haar geen hulp meer zou bieden, renden er een aantal naar haar toe; één enkeling, echter, liep naar de vreemdeling. Ze had een reusachtige, haakvormige neus. Haar lippen waren dik en gesprongen. De fletse, bruine oogkleur paste bij het krullende, bruine haar. Ze was veel te mager.
‘Yaemo?’ vroeg ze schuchter, hoewel de vraag eerder bedoeld was om ‘s Yaemos aandacht te trekken. ‘Je bent rechtvaardig.’
‘Dat zijn wij,’ luidde zijn antwoord, met een lage, zangerige stem. ‘De Yaemoï, bedoel ik.’
Ze knikte als een leerling die moeite deed om iets te begrijpen en keek hem gespannen aan, terwijl hij terugstaarde, met zijn derde oog trots boven de neusbrug. ‘Wat is je naam?’
Het klonk bruut in het Zânyedialect en hoewel de man ongenoegen uitstraalde, toonde hij ook begrip. ‘Misië. Niet echt een naam voor Yaemoï, wel?’
De vrouw schudde haar hoofd en bestudeerde hem bedachtzaam. Hij verschafte haar een blik op zijn stralend witte tanden door haar met een korte grijns af te wimpelen. Daarna keerde Misië haar de rug toe en vervolgde zijn tocht.
Laatst gewijzigd door Demon op 27 sep 2013 22:46, 1 keer totaal gewijzigd.
Invictus
Potlood
Potlood
Berichten: 78
Lid geworden op: 01 aug 2013 11:27

Een waardig vervolg voor het eerste deel. Wat ik ietwat mis is een algemene indruk van het dorp waar hij zich in bevindt voor hij dat dorp binnengaat. Ik weet niet goed hoe ik dit moet verwoorden, maar op deze manier kan ik me niet echt een beeld vormen van het dorp dat je voor ogen hebt. Misschien zou het kunnen helpen als je wat meer omgevingselementen toevoegt (bv. of het dorp omgeven wordt door een vlakte, of er een weg is naar het dorp, of er een bron is, etc.). Momenteel heb ik ook nog niet de indruk dat het hoofdpersonage al een doel heeft en dat je probeert om je wereld te introduceren, klopt dat? Of is hij wel degelijk de draak aan het volgen? Schrijf snel verder ;)
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Op dat moment volgde hij de draak. xd Maar dat was het enige wat die draak ermee te maken heeft. Ik had inderdaad wel het idee dat ik het dorp niet zo heel goed had beschreven. o: Ik zal me er eerst een mee bezig houden vooraleer ik vervolg (oké, ik heb al meer dan dit hoor, maar voor ik het vervolg post. xd)
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Apart volkje wat je daar tot leven geroepen hebt, met huizen die instorten en vrouwen met baarden.

Leuk vervolg, ga zo door :)
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Ik heb hoofdstuk één, b bijgewerkt. En bedankt voor de commentaren. :D Alles zal (ooit) wel duidelijk worden neem ik aan. xd Het volgend deeltje zal wel binnenkort gepost worden, maar ik zal eerst alles nog eens nalezen en desnoods wat aanpassen, of al dan niet toevoegen.
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Ik twijfel of alles nu goed uitgewerkt is. Maar ja, hier is het volgende stukje:

Hoofdstuk 1(c)

Hij slenterde door de straten van het dorp. Hij zag nauwelijks mannen, hoewel de personen waarvan hij dacht dat ze vrouwen waren in zijn cultuur als mannen door het leven konden gaan. Praktisch alle huizen bestonden uit Wirtraishout, hard en donker hout dat soms steviger was dan de zwaarden van de mens. Het woord ‘ironie’ zweefde door Misiës hoofd, toen hij de krakkemikkige bouwwerken bekeek; de planken en stokken waren simpelweg in de grond geboord en daarop lagen dan weer planken van hetzelfde hout.
Hoe meer hij vorderde, hoe erger het werd. In het centrum stonden de huizen zo dicht op elkaar dat ze één gigantisch complex leken te vormen. Naakte Zânyezà lagen ongegeneerd op straat – of juist wel gegeneerd, maar te zwak om het te laten merken. Enkele harig vrouwen drongen zich aan Misië op en boden hem hun diensten aan, waarschijnlijk in de hoop dat hij één van hen of allen tot zijn vrouw zou nemen. Het leek hen niet te kunnen schelen dat hij een Yaemo was. Hij duwde ze vol walging van zich af en versnelde zijn pas. Nergens leek een paleis te staan, hoewel hij uit werken van andere schrijvers had geleerd dat de Ooglozen een koning hadden die ze de ‘Valì’ noemden; als er al een palts zou zijn, was het net zo’n krot als de rest.
Misië bereikte een grote open plek met in het midden een soort poel. Het water was enorm vervuild en leek eerder op een abstract, duister gat, omringd door gras. Enkele Zânyezà zaten rondom de poel, een kom vullend. De Yaemo liep op één van hen af. Het was een vreemd genoeg kale Zânyevrouw, met bruine ogen. Ze leek bangelijk veel op een elf.
‘Wat is deze poel?’ vroeg Misië, hoewel hij dat wel kon raden. ‘Het is vreemd zo’n grote, praktisch natuurlijke wateroppervlakte midden in een stad of dorp aan te treffen.’
De vrouw keek als het ware vernederd weg. Haar donkere wangen hadden een roze kleur gekregen. ‘Dit is de drink- en baadpoel, heer Yaemo.’
Misië ging op zijn hurken zitten, verbaasd over de uitspraak en de beleefdheid van haar woorden. ‘Schaam je je om te drinken van hetzelfde water, waarin je baadt?’
Ze bleef zijn blik ontwijken en antwoordde nagenoeg niet. Ze zei stotterend en twijfelend ‘ik’, maar leek geen ander woord te kunnen produceren.
‘Ons watergebruik is gebaseerd op hetzelfde principe,’ legde Misië uit. Hoewel ook hij een aangeboren – of aangeleerde – haat jegens de Ooglozen koesterde, voelde hij medelijden en de drang om haar gerust te stellen. ‘De Rivier grenst aan onze stad, zoals onder velen wel bekend moet zijn. Dit wil dus zeggen dat de marginale buurten zich vlak bij de enige waterbron bevinden. Zij wassen er hun kledij en lijf in. De stroming van het water werkt misschien als natuurlijke filter, maar dat wil niet zeggen dat de vloeistof werkelijk schoon is. Begrijp je?’
De Zânyevrouw knikte, maar zei verder niets.
‘Natuurlijk wordt het in onze aangelegde leiding nogmaals gefilterd,’ vervolgde hij, als het ware om de reputatie van de Yaemoï te zuiveren. ‘Je moet je niet schamen zoiets te doen. Iedereen doet het, hoewel zij zelf meestal niet degenen zijn die het water als badplaats benutten. Er zullen altijd dieren of voorwerpen zijn die het water op één of andere manier vervuilen.’
Terwijl Misië aan het vertellen was, was er een rumoer opgestegen uit één van de straatjes. Rammelende maliën, knarsend leer en lachbuien weergalmden door het gehucht. Het waren mannenstemmen, hoewel Misië praktisch enkel vrouwen was tegengekomen. Zich afvragend wie en wat het waren, keek hij in de richting van het geluid. De Zânyevrouw volgde geschrokken zijn blik.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Het is al weer een tijdje geleden dat ik het vorige stuk gelezen heb, maar de vrouwen die in deze stad wonen, waren de ooglozen, toch? Dan kan die vrouw waarmee Misië sprak hem toch niet zien?

De stad heb je goed omschreven! Kreeg een goede indruk hoe vervallen het moet zijn :)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Even zeggen dat de ooglozen wel ogen hebben, maar geen derde oog, zoals wel het geval is bij de Yaemoï. De naamgeving komt dan ook vanuit hun taal. "Zânye" betekent natuurlijk wel "zonder oog", maar het woord "Ye" richt zich echt wel op het derde oog; de andere ogen zullen ze eerder "Ot" (mv. "Otò") noemen. xd Alsof ik het over iets echts heb? Ik heb nauwelijks woorden in hun taal.
Sorry voor de lange tussenperiode, by the way. Jullie zijn alles vast al vergeten. xd
____
hoofdstuk 1(d)
‘M’n vangst was toch ’t grootste, Ibà,’ blafte een grommende stem, die boven de anderen uitkwam. Enkele schaduwen doemden in de verte tussen de krotten op en werden naar gelang de tijd en zo ook hun afgelegde afstand vorderde zichtbaarder. ‘Zuk groot konijn, heb ‘k van mijn leven nie gezien.’
De Zânye naast Misië sprong geschrokken recht, toen de voorste figuur naderde, pratend met een kompaan. Deze had haar echter al opgemerkt en liep op haar en de Yaemo af. Hij had zoals de meesten donkerbruin haar, vol klitten, maar in tegenstelling tot diezelfde groep droeg hij als één van de weinigen een ijzeren maliënkolder. ‘’k Had gehoord dat ‘r hier een verdraaide Yaemo was. Geldt de Verdeling nie meer misschien en dan schendt je mijn eer nog ‘n keer door te praten met m’n vrouw!’
Misië fronste onaangedaan door de woeste stem zijn middel- en rechterwenkbrauw. ‘Ik dacht dat harig hier in de smaak viel,’ merkte hij op. ‘Wat moet je trouwens met een elf, Zânye?’
De Zânye, die aannemelijk de Valì was, aangezien hij zijn minderen aansprak met ‘Ibà’, keek geschrokken om zich heen. ‘Dat daar is geen elf. Ik… dacht dat Yaemo meer slim waren.’ Hij richtte zich tot de vrouw. ‘Kom hier, Ibà!’
Misië grijnsde. ‘Het is vreemd hier een elfenvrouw te zien; ik dacht dat elfen vrij afgezonderd leefden.’ Hij wierp een blik op de vrouw, maar zij ontweek die worp.
Overmand door woede en al dan niet vernedering of wanhoop stortte de koning zich op de Yaemo, maar deze sprong met een elegant gebaar opzij. Helaas steunden zijn jachtmakkers hem in het gevecht. Misië trok snel een dolk uit het foedraal dat eerder verborgen had gezeten onder zijn laaghangende blouse. Enkele vrouwen liepen op de mannen, al dan niet de hunne, af. De poëet herkende de vrouw die met hem, nadat hij de andere Zânye vanonder het puin gehaald had, had gesproken. Behendig sneed hij de slagader in de hals van enkele aanvallenden door. Een tegenstander die een kortzwaard droeg, probeerde Misië te steken. De aanvallers leken niet meer te houden en begonnen ook op de vrouwen met knuppels en andere gereedschappen in te slaan. Maar toen drie van de vrouwen werden gedood staakten de aanvallers de strijd. Misië, die in het nauw gedreven was, keek opgelucht. Hij had twee Zânye gedood, eentje was aan het leegbloeden en drie anderen waren licht gewond. Zelf had hij een wond in zijn rechterzij opgelopen.
‘Ga!’ schreeuwde de Valì, die een hand tegen de oppervlakkige wond op zijn voorhoofd hield, afkomstig door een slag van één van de jagers. In zijn andere hield hij een knuppel waarmee hij beschuldigend naar de Yaemo wees. Zijn dofblauwe ogen schitterden woedend. ‘Ga en keer niet terug!’
Misië stak zijn ponjaard terug in de schede en begon aan een snel tempo en moet grote stappen weg te benen. Zijn gezicht vertrok en hij deed duidelijk zijn best om niet al te veel te trekkebenen. Tijdens het lopen passeerde hij de drie lijken van de onschuldige omstanders die begrepen hadden dat de Yaemo geen dreiging vormde. Ettelijke meters van het gehucht verwijderd, ging hij op de grond zitten en haalde zijn schrijfgerei weer uit; hij noteerde wat hij daar had gezien.
Toen hij eenmaal klaar was met zijn herinnering neer te pennen, keek hij nog eens om naar de omwalling van het kamp. Hij stond op en vertrok in zuidelijke richting. Bij iedere stap vertrok zijn gezicht bijna onmerkbaar; ook de spieren in zijn dij en zij spanden zich op het onregelmatige ritme op.
De zon stond hoog aan de hemel en Mîsië voelde zijn maag samentrekken, terwijl zijn darmen knorden. Hij zuchtte en haalde een in groene bladeren gewikkeld iets uit. Het was even lang als zijn onderarm en zo dik als zijn vuist. Vanonder het papier steeg een aangename honinggeur op. Hij wikkelde het uit en onthulde zo een bruin honingbrood, waarvan hij een stuk afbrak. De rest plaatste hij terug in zijn zak en hij nuttigde de maaltijd tijdens het wandelen. Het brood was hard geworden, omdat het een lange tijd onaangeroerd was gebleven. Het was lekker en zoet, maar de smaak was zwak en het kauwen verging Misië moeilijk.
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Het leest lekker weg en da is belangrijk voor een verhaal. Ik kan me weinig voorstellen van de drie oog nog. Misschien dat je hem iets duidelijker kan omschrijven. Het dorp zag ik wel heel duidelijk voor me. Alleen snal ik niet waar het ineens vandaan kwam. Ben wel zeer benieuwd maar meer
Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor
Kattie
Potlood
Potlood
Berichten: 90
Lid geworden op: 28 aug 2012 16:49

Helaas begreep ik niks van je introductie (over in welke tijd het zich afspeelt en zo), maar ik heb net je eerste deel gelezen (en ga de rest lezen zodra ik daar meer tijd voor heb) en vind je schrijfstijl echt prachtig! Heel mooi uitgewerkt allemaal. Ik hou altijd wel van verhalen met draken en dat soort dingen (zeker met de nieuwe Hobbit-film in aantocht ben ik weer helemaal in de stemming voor draken) dus ik hoop dat je verhaal er toch nog veel op in zal gaan :)
Fire, walk with me.
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”